meer welvaart Van karrespoor tot autoweg.... Naar beter wonen Totale wijziging in de sociale verhoudingen Op Booden Dinsdag NAAR OEN HAAG Romantiek verdween uit de werkplaatsen En de boer, hij ploegde voort Uitbreiding post-, telegraaf- en Mooiere paarden vettere koeien Arbeiders gingen zich organiseren Ons land heeft prachtige kanalen en prima spoorwegen 1 HET ALGEMEEN KIESRECHT'' I voor Mannen en Vrouwen! Zaterdag 28 Augustus 1948 9 I N de eerste helft van de negentiende eeuw was er in ons land 1 nog niet wat men thans ..groot-industrie" pleegt te noemen. De meeste fabrikanten waren nog „kleine baasjes", die geholpen werden door hun zoons (niet zelden ook door hun vrouw en hun dochters) en verder slechts een gering aantal arbeiders in dienst hadden. Men was er tevreden mee als men een goed bestaan in zijn zaak had en streefde nog niet naar geweldige winsten. Ne derland leefde nog in het vroegkapitalistische stadium. f") MSTREEKS 1870 kwam er ver- andering. In die tüd begon ook de snelle industrialisering, van Duitsland, dat juist de oorlog tegen Frankrijk gewonnen had. Hoewel ons land aanvankelijk het tempo van de Oostelijke buren niet kon bij houden, ontwikkelde zich ook hier tegen het eind der vorige eeuw de industriële revolutie en daarmee het moderne kapitalisme. Rationalisatie, mechanisatie, concentratie van be drijven, drukken van de kostprijs, verhogen van de winst, het een zat vast aan het ander. Het grootbe drijf kwam op, Stork, Philips, Jur- gens, om maar een paar namen te noemen. De fabriekssteden groeiden, de trek van het platteland naar de stad, ook gestimuleerd door de agra rische crisis van de negentiger ja ren, was er een gevolg van. Neder land ontwikkelde zich in vrij snel tempo van landbouwstaat tot industriestaat. En in de industrie steden wortelde zich de arbeiders beweging. Het volgende staatje van de aan tallen arbeiders, werkzaam in de landbouw en in de industrie kan deze ontwikkeling illustreren: jaar 1849 1920 1930 Industrie 350 000 1.028.155 1.235.912 landb. 322.000 622.514 639.039 Men ziet hoe de verhouding zich ten gunste van de industrie wijzigt. Een beroepstelling in het jaar 1918 wees uit, dat van de honderd perso nen, die in Nederland een beroep uitoefenden, er 39 in de industrie werkzaam waren, 20 in de landbouw en 23 in handel en verkeer. Representatief is de metaalnij verheid. In deze industrie waren in 1889 61.605 arbeiders werk zaam. in 1899 106.767. in 1909 195.892. In de machinefabrieken werkten in 1889 1346 arbeiders, in 1909 al 16.946. En het aantal ar beiders in de rijwielfabrieken steeg in dezelfde tien jaar van 13 tot 4273. En nu moet men daarbij tevens in het oog houden, dat door de me chanisatie van de bedrijven de pro ductie per arbeider met geweldige sprongen toenam. Een voorbeeld is de uitvinding van Owens flessen ma chine in 1905, die ook in ons land de mechanisatie van een deel der glasblazerij bracht. Een glasblazer kon met twee helpers per uur dertig flessen blazen, de machine maakte er met zes man bediening in dezelf de tijd duizend Schaduwzijden Slechts vluchtig kunnen wij hier wijzen op de veranderingen, die de mechanisatie in de arbeidsverhou dingen bracht. Vroeger was de ar beider een ambachtsman, die een werkstuk schiep. Nu staat hij heel vaak in een enorme fabriekshal aan de lopende band om een klein on derdeel van een werkstuk te helpen maken. De arbeidsvreugde, de trots op het eigen werk. is er in het al gemeen niet op vooruit gegaan. De Intimiteit van het werk is ook ge heel zoek geraakt in deze tijd van gigantische afmetingen en fabelach tige getallen. Maar een lichtzijde is, dat vele grote bedrijven zelf het no dige tegenwicht geven door ontwik keling en ontspanning in eigen ge bouwen en op eigen sportterreinen. En trouwens, het moderne leven met zijn vele mogelijkheden, biedt het tegenwicht nog op tal van ande re gebieden. Electriciteit Het eind van de negentiende eeuw bracht ook de opkomst van de elec triciteit, niet alleen als leverancier van kracht, maar ook van licht. In 1880 vervaardigde Edison zijn eerste bruikbare gloeilamp, in 1892 begon Philips in Nederland lampen te ver vaardigen en als aardige bijzonder heid kan er bij vermeld worden, dat de eerste afnemer de Stearine- kaarsenfabrick te Gouda was, die er vijftig bestelde. Ieder kan zich nog het gaslicht en de gloeikousjes her inneren. Pas omstreeks 1918 begon het electrisch licht de grote steden te veroveren en ondanks de ge weldige activiteit der provinciale electriciteits-centrales js het in bepaalde delen van het platteland zelfs nu nog niet doorgedrongen. (Er is een stroomnet in ons land van meer dan 50.000 km.) Rotterdam kreeg in 1895 een Ge meentelijk Electriclteitsbedrijf. het eerste in het land, nadat de gemeen te Amsterdam in 1870 de stadsrei niging in eigen exploitatie had ge nomen. Op 1 Januari 1900 kwam de Amsterdamse tram in gemeente- exploitatie. Het overgaan van particuliere naar overheidsexploitatie van kracht-, telefoon-, vervoersbedrfl- ven etc. zou een hoofdstuk op zich zelf vormen. Wij zullen dit hoofstuk niet schrijven, maar geven nog eni ge cijfers, een greep slechts, die de ontwikkeling van de industrie en de groei van enkele industriesteden il lustreren. Het aantal arbeiders be droeg: Jaar 1900 1938 Papierindustrie 7.000 22.800 drukkerijen 11.177 26.300 metaal 90.223 250.000 zuivel 5.478 24.100 steenkool 2.484 34.000 En als typische bijzonderheid moge gelden, dat er in 1899 5402 kappers waren en in 1938 niet min der dan 23.700. Enkele bevolkingscijfers 1900 Nederland 5.104.137 Heerlen Eindhoven Velsen Hengelo Enschede Tilburg 6.312 21.524 10.763 14.718 34 954 40.628 1939 8.728569 50.552 111.179 47.470 39 962 90.289 95.141 Do Limburgse münen leverden in 1895 130.000 ton steenkool, in 1937 veertien millioen ton, dat is honderd maal zoveel. De zoutindustrie te Boekelo levert momenteel per laar 40 millioen kg. zout voor binnen lands gebruik en kan daarbij drie maal zo veel voor de export produ ceren. Mede in verband met de ontwik keling der industrie nam ook het aantal personen, werkzaam in han del en verkeer verhoudingsgewijze toe. Van elke Tionderd Nederlanders, die 'n beroep uitoefenden, waren er in Zo ziet het er uit in een modern bedrijf Montage-hal van Werkspoor telefoonverkeer (in millwenen) 1898 Binnenl. Buitenl. Brieven 247.1 23.1 Telegrammen 2.7 2.3 Tel. gesprekken 0.33 0.002 1938 1947 Binnenl. Buitenl. Binnenl. Buitenl. 1.102 125 1.400 152 1.7 3.7 4 3.03 55.6 2.5 124 1.2 1889 16 in deze beroepen werkzaam, in 1900 18 en in 1930 21 (dat is het hoogste cjjfer na Engeland). De op bloei van Amsterdam als handels- en van Rotterdam als havenstad staat daarmee in nauw verband. In- en uitvoer Het zich snel industrialiserende Nederland begon pas in 1890 in enigszins belangrijke mate te ex porteren en daarmee aan de wo- reldhuishouding deel te nemen. Na de industrie gingen ook de land bouw en veeteelt zich op afzet naar het buitenland specialiseren en onze snel opkomende scheepvaart (en in verband daarmee de scheepsbouw) bewees daarbij belangrijke diensten. In dit verband mogen wij be denken, dat een halve eeuw gele leden een groot deel onzer koop- vaardy-vloot nog uit zeilschepen bestond en dat juist toen de ver- beterdo stoomschepen de zeil schepen in vrij snel tempo begor- Zo werkte, een halve eeuw geleden, de sigarenmaker thuis. En de kin deren hielpen dikwijls Alleen de baby in de wieg hielp nog niet. nen te verdringen. Nu zijn er althans op tee practisch geen zeil-koopvaardiischepen meer en zijn er naast de stoomschepen ook veel motorschepen gekomen. Enige kenmerkende cijfers betref fende onze im- en export over de hier behandelende periode zpn de volgende: In 1897 werd voor 1.706 mil lioen gulden in- en voor 1.179 millioen gulden uitgevoerd. Voor 1913 bedroegen deze cijfers resp. f 3 918 millioen en f 3.083 millioen. Interessant is ook het volgende lijstje: Jaar: Invoer: Uitvoer: 1919 10 848 000 ton 2.727.400 ton 1929 30.988.900 ton 16.301.200 ton 1934 24.305.800 ton 12.708.100 ton 1946 11.763.800 ton 3.919.100 ton 1917 16.547.000 ton 5.843.000 ton Conjunctuurcrisis en structuurcrisis Het zou te ver voeren de ontwik keling van de industrie en van het kapitalisme in Nederland vorder na te gaan Dat deze ontwikkeling wel vaart in ons land heeft gebracht, staat vast. hoewel deze zeker in be paalde perloden een schijnwelvaart was. De conjunctuurcrisissen, die het kapitalisme tn ons land heeft opgeleverd, dc perioden van malaise en werkloosheid, ztfn ieder bekend. In verband daarmee is men zelfs van een structuurcrisis gaan spre ken. Of het kapitalisme in zijn oude vorm heeft afgedaan en door iets anders, b.v'. het socialisme, vervan gen zal worden, is de grote vraag, di§ de geesten vooral in deze na oorlogse jaren bezig houdt. HOEWEL in de afgelopen halvê eeuw vooral de industrie tot ontwikkeling is gekomen en deze dus het eerst onze aandacht vraagt, wil dat niet zeggen, dat onze oude bestaansbronnen geheel zijn opge droogd. Integendeel. Ook de land bouw en veeteelt onderging een belangrijke ontwikkeling, vooral door de toepassing van de resulta ten der wetenschap. Het land bouwonderwijs, met Wageningen als top (1200 studenten) nam een hoge vlucht en de consulenten en voorlichtingsdiensten droegen er veel toe bij de landbouwers, vee telers, fruitkwekers enz. tot toe passing der moderne methoden te brengen. Als voorbeeld van voor uitgang moge gelden, dat in 1393 het gemiddelde vetgehalte der melk van het stamboekvee 3,10% bedroeg en in 1946 3,88%, dat be tekent, bij een gelijke hoeveelheid melk, een verhoging van de boter- productie met 25%. In 1880 kwam van 1 ha gemiddeld 21,2 mud tarwe, in 1925 37.1 mud- De aardappeloogst per hectare bedroeg in 1880 112 mud en in 1925 253 mud. Iets van de ontwikkeling der veestapel vertellen de volgende cijfers: Jaar Paarden 274.039 322 152 345 623 Runderen 1.574 570 2 817 314 2 277.105 Varkens 647.287 1 616 389 949.852 Pluimvee 3 606 502 33 826 075 3 188 196 Op het ogenblik heeft Neder land 900.000 ha bouwland. 1.300.000 ha. grasland. De voor fruitteelt ge bruikte oppervlakte bedroeg in 1898 18.189 ha en in 1946 57.083 ha. De oppervlakte fruitteelt onder glas was in 1898 83 ha, waarvan 67 ha druiven. De landbouw levert jaarlijks 250 millioen gulden op. de veeteelt 660 millioen. de tuinbouw 130 millioen en de bosbouw zeven millioen. Bos is er nog 220.000 ha in ons land. nadat in de oorlogsjaren 30.000 ha door de bezetter is ge kapt. Woeste grond was er in 1898 nog 600.000 ha, dat was 20% van onze bodem. In 1940 bleek daarvan (door Nederlandse Heide Mij o.a.) 230.000 ha ontgonnen te zijn. Bij deze „landaanwinning" door ont ginning kan men ook die door drooglegging rekenen. De droog legging der Zuiderzee, waartoe in 1928 besloten werd, moet ons 220.000 ha cultuurgrond opleveren; 70 000 ha is tot -nog toe droogge legd, in Wieringermeer- en Noord oost-polder. In 1898 stond*het er met de paar- denfokkerjj in Nederland droevig voor. Hoe anders is dit thans. Het fraaie, zwarte Friese paard, dat een halve eeuw geleden verloren dreigde te gaan. is thans weer door een flink aantal uitmuntende exem plaren vertegenwoordigd. Twee ras sen kregen de overhand, het zware trekpaard van het Belgische type en het warmblqedlandbouwpaard van Gronings-Oldenburger type. Beide rassen kunnen zich than3 meten met het beste wat er op dit gebied in de wereld bestaat. De drie Nederlandse runderras sen. het zwartbonte Fries-Holland se. het roodbonte Maas-Rfjn-IJsel- vee en het Groninger blaarkopvee werden scherp gescheiden en door zuivere teelt verder verbeterd. Bij de varkensfokkerU beperkte de Nederlandse boer zich meer en meer tot twee rassen, het grote Yorkshire- en het veredeld landvar- ken. Bij de schapenfokkerij ver overde één ras. het Texelse, vrijwel het gehele terrein. In de nutpluim- veehouderii Is de witte leghorn steeds meer gaan overheersen. Katoentjes en wolletjes Een enorme ontwikkeling, zowel technisch als naar de omvang, maakte ook de textielindustrie door die omstreeks 1939 meer dan hon derdduizend arbeiders werk gaf. Aetherklanken Na de eerste Wereldoorlog kwam in Nederland een nieuwe industrie op, de grote radioindustrie, die bij het begin van de tweede wereld oorlog de grootste industrie op dit gebied ter wereld was. Bevolkingsaan was In 1849 bedroeg het aantal Nederlanders 3.056.879, in 1899: 5.104.137 en in 1939: 8.829.408. In de laatste helft der 19e eeuw bedroeg de toeneming der be volking 40.944 per jaar, in de eerste veertig jaar der 20e eeuw bedroeg zij 93.132. Sedert het einde van de tweede wereldoor log is het geboorte-overschot zelfs tot ongeveer 200.000 per jaar gestegen, doch dit is een abnormaal cijfer, dat spoedig sterk zal dalen. TOEN Koningin Wilhelmina in 1898 haar eerste Troonrede uitsprak, kondigde zij daarin een aantal wetsontwerpen aan. Het eerste betrof de Woningwet, iie in 1901 tot stand kwam. Deze wet moest er komen omdat de woning toestand in ons land erbarmelijk was, zowel uit moreel, hygiënisch als economisch oogpunt. Een tel ling had b.v. uitgewezen, dat alleen in Amsterdam 20.000 mensen in kelders woonden, die meestal min der dan 1.70 m. hoog waren. Ook elders was de toestand treurig, m Drente woonden velen in plaggen hutten. Aan de sanitaire voorzie ning ontbrak alles. Een behoorlijke W.C. (waterspoeling was onbe kend) was een luxe. gemeenschap pelijke privaten voor een aantal gezinnen waren een normaal ver schijnsel. In 1899 waren er in Nederland 1 088.736 woningen, waarvan 28% slechts één vertrek en 30% slechts twee vertrekken had. Met de woningwet begon in Ne derland een vruchtbare sociale po litiek op het terrein der volkshuis vesting. In de periode 190219-^0 werden 45.000 huizen onbewoon baar verklaard, hele buurten wer den afgebroken en nieuw opge bouwd. Alleen de woningbouwver enigingen bouwden, in samenwer king met de gemeenten, in deze periode 200.000 huizen. In 1930 bleek het aantal wonin gen, dat in 1899 1.088.736 bedroeg, tot 1.885.567 te zijn gestegen. Terwijl in die tijd het aantal een kamerwoningen met 168.000 terug liep, nam het aantal woningen met vier of meer vertrekken met 910 000 toe. De oorlog van 1940 brak een pe riode van gestage ontwikkeling af. 3 „La femme chic" ging zich in f 1 het begin van deze eeuw met de I auto bemoeien; toen was het pleit gewonnen DE regeringsperiode van Ko ningin Wilhelmina wordt ge kenmerkt door ingrijpende veran deringen in de sociale verhoudin gen in ons land. In dit tijdvak valt ae opkomst en ontwikkeling der vakbeweging, de totstandkoming van vrijwel de gehele sociale wet geving en het in het leven roepen der collectieve arbeidsovereenkom sten. In 1898 was er nog geen leer plicht, die kwam pas in 1900, maar de arbeid voor beneden-twaalfjari gen was reeds geruime tijd verbo den. Maar op hun twaalfde jaar gingen de meeste kinderen toch on middellijk „bij een baas", meestal „in de fabriek." De normale werktijd was 12 uur per dag, de lonen voor ge schoolde volwassen arbeiders op het platteland bedroegen zes gulden, die in de stad twaalf tot vijftien gulden per week. Uitkeringen bij werkloosheid, bij ziekte of ongeval bestonden er niet. Een arbeider, die daar door getroffen werd, was op de liefdadigheid aangewezen. Wel waf er al enige arbeiders- Ecu plaatje uit het begin dezer eeuw. Nog steeds zijn dergelijke straten en huizen niet verdwenen Na de bevrijding bleek, dat van de 2.203 827 in Mei 1940 aanwezige woningen er 82.651'. zijn ver woest. 38.684 zwaar beschadigd en 388.299 licht beschadigd. Het tekort aan woningen, ontstaan door ver nielingen en stilstand der produc tie, wordt thans op 340.000 ge_ raamd. Onze voor-oorlogse wo ningproductie bedroeg, bij ruime aanwezigheid van materiaal, 40 a 50.000 per jaar. Aangenomen wordt, dat het ongeveer tien jaar zal du ren vóór de thans heersende wo ningnood in ons land zal zijn op geheven. Net der K.L.M. is 100.000 km. T~} E voortschrijdende industrlallsc- ring mankte modernisering vnn het verkccrsnct noodzakelijk. Tot ver in de negentiende eeuw verkeer den de eerste wegen van ons land in een erbarmelijke toestand en dik wijls voerde or van dc ene naar de andere stad niet veel meer dan een karrespoor. Toen dc automobiel zijn intrede deed, is dat in snel tempo gaan veranderen In 1918 reden er in ons helo land nog maar 11.000 personen- en vrachtauto's, nog geheel on-gc- stroomlijnd. In 1928 waren er al 110 000 automobielen en in 19.18 150.000, waarvan er 50.000 vracht auto s waren. Als men daarbij be denkt. dat er in dat jaar 4.000.000 fietsen waren iu Nederland, be grijpt men dat de tijd van het kar respoor volkomen verleden tijd was geworden. De meeste goede Wegen in ons land dateren echter pas van de laat ste dertig Jaar. In 1927 kwam het Rijkswcgcnplan. waaraan men thans nog druk bezig is. en dat de bruggen bouw oiïivat Het heeft ons tot nog toe dc beschikking gegeven over 3000 km primaire (door het Rijk ver zorgde». 4500 km secondaire (door de provincie verzorgde» en 5000 km tertiaire (door dc gemeente verzorg de» wogen. Door de automobiel Is na dc eerste wereldoorlog het wegverkeer in ons land naast het spoorwegverkeer en het verkeer te water van groot be lang geworden. Hoe snel dit auto verkeer toenam, kan men nagaan als men bedenkt, dat een verkeerstelling in 1908 uitwees, dat over de weg Amsterdam—Haarlem per dag 12 auto s passeerden. Nu daveren over deze weg. een der drukste wegen van ons land. dag en nacht de auto's. Nu moet men niet denken, dat al die auto's de oude vertrouwde Hol landse waterwegen overbodig heb ben gemaakt. Voor het vervoer van vrachten komt de binnenscheep vaart nog steeds op de eerste plaats, want, vooral voor zware vrachten, steenkool b.v is de waterweg nog stoeds verreweg de goedkoopste. Ne derland heeft alleen al 900 beurt- vaartonderncmingen, die met 1900 schepen vaste diensten varen De ge hele Nederlandse binnenvloot omvat echter 19.000 schcpbn. Daarvan zijn nog 22 zeilschepen en 35 heeft zelf in het geheel geen beweeg kracht. maar moet gesleept worden (De Rijnaken b.v.). De belangrijke binnenscheepvaart heeft een uitge breid net van kanalen nodig In de eerste helft van deze eeuw zijn tal van nieuwe, moderne kanalen ge graven (Twente—Rijnkanaal b v Ook de verbindingen van Amster dam en Rotterdam met dc zee wer den geheel gemoderniseerd en in TJmuiden werd in 1930 de grootste sluis ter wereld aangelegd. 1 17 SEPTCWIÖCR 0«a aUe o«ofQa(TH«Ttk wbsMts ora ts rftftttutrtertn *..ar daa hiektntix* Op »ew ïtiBWinfl w Art ownttiure pobtiekf wapen In ikn ktsucfutrijdl organisatie, maar deze stond nog in de kinderschoenen en wist nog slechts zelden iets te bereiken. In moderne vorm vonden de socialis tisch georiënteerde arbeiders in 1906 hun organisatie in het N.V.V. de Katholieke.i in 1908 in het R.K. Vakbureau (later.R K. Werklieden verbond en thans Katholieke Ar beidersbeweging) en de Christelij- ken in 1909 in het Christelijk Na tionaal Vakverbond (C.N V De volgende cijfers leren iets over de groei van het ledental Jaar N.V.V. 40.660 336.000 300.300 C.N.V. 6.590 115.000 119.000 R.K.W.V. (K A.B 11.650 192.000 224.900 In 1933 waren nog 4900 arbeiders in de inmiddels opgeheven neutrale vakcentrale georganiseerd en 2800 in het eveneens niet meer bestaan de syndicalistische vakverbond. De in 1945 opgerichte E.V.C. had in 1947 169.400 leden. Hoewel zeer ve- arbeiders" de weg naar de vak bond hebben gevonden is het me rendeel nog steeds ongeorganiseerd Van dc arbeiders,, die wel georga niseerd zijn, valt nog slechts een deel onder een C.A.O. In 1911 waren er 87 over eenkomsten, geldend voor 1126 bedrijven en omvattend 23000 arbeiders. In 1940 waren die getallen respectievelijk 1544, 69.700 en 351.500. De strijd der vakbeweging heeft zeer veel bijgedragen tot de tot standkoming der sociale wetten, hoewel deze ook voor een belang rijk deel te danken zijn aan de ver andering der sociale opvattingen in het algemeen. Enkele van de voor naamste sociale wetten zijn: de Ar beidswet, de Veiligheidswet, de Mijnwet, de Ongevallenwet, de In validiteitswet. de Ziektewet, het Werkloosheidsbesluit 'een wet is er nog niet) en de wcL op de C.A.O. Als organen van samenwerking tussen de organisaties van werk gevers en werknemers zijn na de laatste oorlog de Stichting van de Arbeid en de Stichting van de Landbouw in het leven geroepen. In 1898 bezat Nederland 605 koopvaardijschepen, met 'n ge zamenlijke inhoud van 855 293 M3. Daarvan waren 429 zeil schepen (samen 249.919 A13) en 176 stoomschepen (samen 605.374 M3: hieruit ziet men, dat de nieuwe schepen, de stoomschepen, in het algemeen veel groter waren). In 1913 waren cr 400 zeilsche pen (nog slecht s,l 13.763 M3 sa men) en 387 stoomschepen (1.832.244 M3). In 1898 werden te Amsterdam 1868 schepen ingeklaard met een laadvermogen van 1.557.365 ton. in Rotterdam 6373 schepen met een laadvermogen van 5.715.393 ton. Voor 1913 waren deze cijfers Amsterdam 2600 schepen. 3.170.936 ton: Rotter dam 10.203 schepen, 12.785.861 Over derails Ouder dan het verkeer op de weg maar jonger dan het verkeer te wa ter is het verkeer per spoor, dat zijn opkomst had in do laatste helft der negentiende eeuw en in onze eeuw een hoge vlucht nam. Bij een overeenkomst van 1890 werd aan de Staatsspoorwegen en de Hollandse IJzeren Spoorweg Mij. de exploitatie! der hoofdlijnen van het Nederlandse spoorwegnet opgedra gen Er ontstond een felle concur rentiestrijd tussen beide maatschap pijen. doch op 1 Januari 1917 kwam een samenwerking, waardoor de ex ploitatie veel economischer werd Sinds 1920 had dc Staat de meer derheid van het aandelenkapitaal, doch op 1 Januari werden de S S. en de H IJ S M geliquideerd en werd de N.V Dc Nederlandse Sr<»or\vegen gesticht, waarvan het gehele aandelenkapitaal in handen van de Staat kwam. In het jaar 1898. toen Koningin Wilhelmina de troon besteeg, ver voerden de Spoorwegen 26 millioen reizigers, in 1913 reeds 54 millioen. Het goederenvervoer nam over deze zelfde periode toe van 10 millioen tot 20 millioen ton. In 1933 was het aantal reizigers tot 80 millioen ge stegen en in het oorlogsjaar 1943,* toen een groot deel van het wegver keer was uitgevallen, werd het re cord van 232 millioen reizigers be reikt In 1947 werden 174 millioen reizigers vervoerd en 16 millioen ton goederen Het aantal reizigers kilometers on plaatskanrten steeg van 750 millioen in 1898 jot 5228 mil lioen in 1947. Het spoorwegnet is thans ruim 3000 km groot en wordt steeds verder geëlcctrificeerd. Vóór vrijcontact Tenslotte is er nog de K.L.M, de dienaresse van onze jongste ver keersweg. die door de lucht Op 7 October 1919 werd zij opgericht en zij heeft zich. nadat op 17 Mei 1920 de eerste luchtvcrbinding. de lijn AmsterdamLonden, geopend was. ontwikkeld tot een der voornaamste luchtvaart-ondernemingen ter we reld. De K LM. vliegt thans op 42 landen ep heeft 12.000 personen in dienst, dat is zes maal zo veel als in 1939, waaruit blijkt, dat er vooral na de laatste oorlog een snelle ontwik keling was Het gehele luchtnet der K.L M. is thans 100.000 km lang. In J 947 werden 317.874 passagiers ver voerd. Moderne schepen: De „Nieuw Amsterdammet de Willem Ruys" op de achtergrond

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 9