meer welvaart
Van karrespoor tot autoweg....
Naar beter
wonen
Totale wijziging in de
sociale verhoudingen
Op Booden Dinsdag
NAAR OEN HAAG
Romantiek verdween uit
de werkplaatsen
En de boer, hij
ploegde voort
Uitbreiding post-, telegraaf- en
Mooiere paarden
vettere koeien
Arbeiders gingen
zich organiseren
Ons land heeft prachtige kanalen
en prima spoorwegen
1 HET ALGEMEEN KIESRECHT''
I voor Mannen en Vrouwen!
Zaterdag 28 Augustus 1948
9
I N de eerste helft van de negentiende eeuw was er in ons land
1 nog niet wat men thans ..groot-industrie" pleegt te noemen.
De meeste fabrikanten waren nog „kleine baasjes", die geholpen
werden door hun zoons (niet zelden ook door hun vrouw en hun
dochters) en verder slechts een gering aantal arbeiders in dienst
hadden. Men was er tevreden mee als men een goed bestaan in
zijn zaak had en streefde nog niet naar geweldige winsten. Ne
derland leefde nog in het vroegkapitalistische stadium.
f") MSTREEKS 1870 kwam er ver-
andering. In die tüd begon ook
de snelle industrialisering, van
Duitsland, dat juist de oorlog tegen
Frankrijk gewonnen had. Hoewel
ons land aanvankelijk het tempo
van de Oostelijke buren niet kon bij
houden, ontwikkelde zich ook hier
tegen het eind der vorige eeuw de
industriële revolutie en daarmee het
moderne kapitalisme. Rationalisatie,
mechanisatie, concentratie van be
drijven, drukken van de kostprijs,
verhogen van de winst, het een zat
vast aan het ander. Het grootbe
drijf kwam op, Stork, Philips, Jur-
gens, om maar een paar namen te
noemen. De fabriekssteden groeiden,
de trek van het platteland naar de
stad, ook gestimuleerd door de agra
rische crisis van de negentiger ja
ren, was er een gevolg van. Neder
land ontwikkelde zich in vrij snel
tempo van landbouwstaat tot
industriestaat. En in de industrie
steden wortelde zich de arbeiders
beweging.
Het volgende staatje van de aan
tallen arbeiders, werkzaam in de
landbouw en in de industrie kan
deze ontwikkeling illustreren:
jaar 1849 1920 1930
Industrie 350 000 1.028.155 1.235.912
landb. 322.000 622.514 639.039
Men ziet hoe de verhouding zich
ten gunste van de industrie wijzigt.
Een beroepstelling in het jaar 1918
wees uit, dat van de honderd perso
nen, die in Nederland een beroep
uitoefenden, er 39 in de industrie
werkzaam waren, 20 in de landbouw
en 23 in handel en verkeer.
Representatief is de metaalnij
verheid. In deze industrie waren
in 1889 61.605 arbeiders werk
zaam. in 1899 106.767. in 1909
195.892. In de machinefabrieken
werkten in 1889 1346 arbeiders, in
1909 al 16.946. En het aantal ar
beiders in de rijwielfabrieken
steeg in dezelfde tien jaar van 13
tot 4273.
En nu moet men daarbij tevens
in het oog houden, dat door de me
chanisatie van de bedrijven de pro
ductie per arbeider met geweldige
sprongen toenam. Een voorbeeld is
de uitvinding van Owens flessen ma
chine in 1905, die ook in ons land
de mechanisatie van een deel der
glasblazerij bracht. Een glasblazer
kon met twee helpers per uur dertig
flessen blazen, de machine maakte
er met zes man bediening in dezelf
de tijd duizend
Schaduwzijden
Slechts vluchtig kunnen wij hier
wijzen op de veranderingen, die de
mechanisatie in de arbeidsverhou
dingen bracht. Vroeger was de ar
beider een ambachtsman, die een
werkstuk schiep. Nu staat hij heel
vaak in een enorme fabriekshal aan
de lopende band om een klein on
derdeel van een werkstuk te helpen
maken. De arbeidsvreugde, de trots
op het eigen werk. is er in het al
gemeen niet op vooruit gegaan. De
Intimiteit van het werk is ook ge
heel zoek geraakt in deze tijd van
gigantische afmetingen en fabelach
tige getallen. Maar een lichtzijde is,
dat vele grote bedrijven zelf het no
dige tegenwicht geven door ontwik
keling en ontspanning in eigen ge
bouwen en op eigen sportterreinen.
En trouwens, het moderne leven
met zijn vele mogelijkheden, biedt
het tegenwicht nog op tal van ande
re gebieden.
Electriciteit
Het eind van de negentiende eeuw
bracht ook de opkomst van de elec
triciteit, niet alleen als leverancier
van kracht, maar ook van licht. In
1880 vervaardigde Edison zijn eerste
bruikbare gloeilamp, in 1892 begon
Philips in Nederland lampen te ver
vaardigen en als aardige bijzonder
heid kan er bij vermeld worden, dat
de eerste afnemer de Stearine-
kaarsenfabrick te Gouda was, die er
vijftig bestelde. Ieder kan zich nog
het gaslicht en de gloeikousjes her
inneren. Pas omstreeks 1918 begon
het electrisch licht de grote steden
te veroveren en ondanks de ge
weldige activiteit der provinciale
electriciteits-centrales js het in
bepaalde delen van het platteland
zelfs nu nog niet doorgedrongen.
(Er is een stroomnet in ons land
van meer dan 50.000 km.)
Rotterdam kreeg in 1895 een Ge
meentelijk Electriclteitsbedrijf. het
eerste in het land, nadat de gemeen
te Amsterdam in 1870 de stadsrei
niging in eigen exploitatie had ge
nomen. Op 1 Januari 1900 kwam de
Amsterdamse tram in gemeente-
exploitatie.
Het overgaan van particuliere
naar overheidsexploitatie van
kracht-, telefoon-, vervoersbedrfl-
ven etc. zou een hoofdstuk op zich
zelf vormen. Wij zullen dit hoofstuk
niet schrijven, maar geven nog eni
ge cijfers, een greep slechts, die de
ontwikkeling van de industrie en de
groei van enkele industriesteden il
lustreren. Het aantal arbeiders be
droeg:
Jaar 1900 1938
Papierindustrie 7.000 22.800
drukkerijen 11.177 26.300
metaal 90.223 250.000
zuivel 5.478 24.100
steenkool 2.484 34.000
En als typische bijzonderheid
moge gelden, dat er in 1899 5402
kappers waren en in 1938 niet min
der dan 23.700.
Enkele bevolkingscijfers
1900
Nederland 5.104.137
Heerlen
Eindhoven
Velsen
Hengelo
Enschede
Tilburg
6.312
21.524
10.763
14.718
34 954
40.628
1939
8.728569
50.552
111.179
47.470
39 962
90.289
95.141
Do Limburgse münen leverden in
1895 130.000 ton steenkool, in 1937
veertien millioen ton, dat is honderd
maal zoveel. De zoutindustrie te
Boekelo levert momenteel per laar
40 millioen kg. zout voor binnen
lands gebruik en kan daarbij drie
maal zo veel voor de export produ
ceren.
Mede in verband met de ontwik
keling der industrie nam ook het
aantal personen, werkzaam in han
del en verkeer verhoudingsgewijze
toe. Van elke Tionderd Nederlanders,
die 'n beroep uitoefenden, waren er in
Zo ziet het er uit in een modern bedrijf
Montage-hal van Werkspoor
telefoonverkeer (in millwenen)
1898
Binnenl. Buitenl.
Brieven 247.1 23.1
Telegrammen 2.7 2.3
Tel. gesprekken 0.33 0.002
1938 1947
Binnenl. Buitenl. Binnenl. Buitenl.
1.102 125 1.400 152
1.7 3.7 4 3.03
55.6 2.5 124 1.2
1889 16 in deze beroepen werkzaam,
in 1900 18 en in 1930 21 (dat is het
hoogste cjjfer na Engeland). De op
bloei van Amsterdam als handels-
en van Rotterdam als havenstad
staat daarmee in nauw verband.
In- en uitvoer
Het zich snel industrialiserende
Nederland begon pas in 1890 in
enigszins belangrijke mate te ex
porteren en daarmee aan de wo-
reldhuishouding deel te nemen. Na
de industrie gingen ook de land
bouw en veeteelt zich op afzet naar
het buitenland specialiseren en onze
snel opkomende scheepvaart (en in
verband daarmee de scheepsbouw)
bewees daarbij belangrijke diensten.
In dit verband mogen wij be
denken, dat een halve eeuw gele
leden een groot deel onzer koop-
vaardy-vloot nog uit zeilschepen
bestond en dat juist toen de ver-
beterdo stoomschepen de zeil
schepen in vrij snel tempo begor-
Zo werkte, een halve eeuw geleden,
de sigarenmaker thuis. En de kin
deren hielpen dikwijls Alleen de
baby in de wieg hielp nog niet.
nen te verdringen. Nu zijn er
althans op tee practisch geen
zeil-koopvaardiischepen meer en
zijn er naast de stoomschepen
ook veel motorschepen gekomen.
Enige kenmerkende cijfers betref
fende onze im- en export over de
hier behandelende periode zpn de
volgende:
In 1897 werd voor 1.706 mil
lioen gulden in- en voor 1.179
millioen gulden uitgevoerd. Voor
1913 bedroegen deze cijfers resp.
f 3 918 millioen en f 3.083 millioen.
Interessant is ook het volgende
lijstje:
Jaar: Invoer: Uitvoer:
1919 10 848 000 ton 2.727.400 ton
1929 30.988.900 ton 16.301.200 ton
1934 24.305.800 ton 12.708.100 ton
1946 11.763.800 ton 3.919.100 ton
1917 16.547.000 ton 5.843.000 ton
Conjunctuurcrisis en
structuurcrisis
Het zou te ver voeren de ontwik
keling van de industrie en van het
kapitalisme in Nederland vorder na
te gaan Dat deze ontwikkeling wel
vaart in ons land heeft gebracht,
staat vast. hoewel deze zeker in be
paalde perloden een schijnwelvaart
was. De conjunctuurcrisissen, die
het kapitalisme tn ons land heeft
opgeleverd, dc perioden van malaise
en werkloosheid, ztfn ieder bekend.
In verband daarmee is men zelfs
van een structuurcrisis gaan spre
ken. Of het kapitalisme in zijn oude
vorm heeft afgedaan en door iets
anders, b.v'. het socialisme, vervan
gen zal worden, is de grote vraag,
di§ de geesten vooral in deze na
oorlogse jaren bezig houdt.
HOEWEL in de afgelopen halvê
eeuw vooral de industrie tot
ontwikkeling is gekomen en deze
dus het eerst onze aandacht vraagt,
wil dat niet zeggen, dat onze oude
bestaansbronnen geheel zijn opge
droogd. Integendeel. Ook de land
bouw en veeteelt onderging een
belangrijke ontwikkeling, vooral
door de toepassing van de resulta
ten der wetenschap. Het land
bouwonderwijs, met Wageningen
als top (1200 studenten) nam een
hoge vlucht en de consulenten en
voorlichtingsdiensten droegen er
veel toe bij de landbouwers, vee
telers, fruitkwekers enz. tot toe
passing der moderne methoden te
brengen. Als voorbeeld van voor
uitgang moge gelden, dat in 1393
het gemiddelde vetgehalte der
melk van het stamboekvee 3,10%
bedroeg en in 1946 3,88%, dat be
tekent, bij een gelijke hoeveelheid
melk, een verhoging van de boter-
productie met 25%. In 1880
kwam van 1 ha gemiddeld 21,2
mud tarwe, in 1925 37.1 mud- De
aardappeloogst per hectare bedroeg
in 1880 112 mud en in 1925 253
mud. Iets van de ontwikkeling der
veestapel vertellen de volgende
cijfers:
Jaar
Paarden 274.039 322 152 345 623
Runderen 1.574 570 2 817 314 2 277.105
Varkens 647.287 1 616 389 949.852
Pluimvee 3 606 502 33 826 075 3 188 196
Op het ogenblik heeft Neder
land 900.000 ha bouwland. 1.300.000
ha. grasland. De voor fruitteelt ge
bruikte oppervlakte bedroeg in
1898 18.189 ha en in 1946 57.083
ha. De oppervlakte fruitteelt onder
glas was in 1898 83 ha, waarvan
67 ha druiven. De landbouw levert
jaarlijks 250 millioen gulden op. de
veeteelt 660 millioen. de tuinbouw
130 millioen en de bosbouw zeven
millioen.
Bos is er nog 220.000 ha in ons
land. nadat in de oorlogsjaren
30.000 ha door de bezetter is ge
kapt. Woeste grond was er in 1898
nog 600.000 ha, dat was 20% van
onze bodem. In 1940 bleek daarvan
(door Nederlandse Heide Mij o.a.)
230.000 ha ontgonnen te zijn. Bij
deze „landaanwinning" door ont
ginning kan men ook die door
drooglegging rekenen. De droog
legging der Zuiderzee, waartoe in
1928 besloten werd, moet ons
220.000 ha cultuurgrond opleveren;
70 000 ha is tot -nog toe droogge
legd, in Wieringermeer- en Noord
oost-polder.
In 1898 stond*het er met de paar-
denfokkerjj in Nederland droevig
voor. Hoe anders is dit thans. Het
fraaie, zwarte Friese paard, dat
een halve eeuw geleden verloren
dreigde te gaan. is thans weer door
een flink aantal uitmuntende exem
plaren vertegenwoordigd. Twee ras
sen kregen de overhand, het zware
trekpaard van het Belgische type
en het warmblqedlandbouwpaard
van Gronings-Oldenburger type.
Beide rassen kunnen zich than3
meten met het beste wat er op dit
gebied in de wereld bestaat.
De drie Nederlandse runderras
sen. het zwartbonte Fries-Holland
se. het roodbonte Maas-Rfjn-IJsel-
vee en het Groninger blaarkopvee
werden scherp gescheiden en door
zuivere teelt verder verbeterd.
Bij de varkensfokkerU beperkte
de Nederlandse boer zich meer en
meer tot twee rassen, het grote
Yorkshire- en het veredeld landvar-
ken. Bij de schapenfokkerij ver
overde één ras. het Texelse, vrijwel
het gehele terrein. In de nutpluim-
veehouderii Is de witte leghorn
steeds meer gaan overheersen.
Katoentjes en wolletjes
Een enorme ontwikkeling, zowel
technisch als naar de omvang,
maakte ook de textielindustrie door
die omstreeks 1939 meer dan hon
derdduizend arbeiders werk gaf.
Aetherklanken
Na de eerste Wereldoorlog kwam
in Nederland een nieuwe industrie
op, de grote radioindustrie, die bij
het begin van de tweede wereld
oorlog de grootste industrie op dit
gebied ter wereld was.
Bevolkingsaan was
In 1849 bedroeg het aantal
Nederlanders 3.056.879, in 1899:
5.104.137 en in 1939: 8.829.408.
In de laatste helft der 19e eeuw
bedroeg de toeneming der be
volking 40.944 per jaar, in de
eerste veertig jaar der 20e eeuw
bedroeg zij 93.132. Sedert het
einde van de tweede wereldoor
log is het geboorte-overschot
zelfs tot ongeveer 200.000 per
jaar gestegen, doch dit is een
abnormaal cijfer, dat spoedig
sterk zal dalen.
TOEN Koningin Wilhelmina in
1898 haar eerste Troonrede
uitsprak, kondigde zij daarin een
aantal wetsontwerpen aan. Het
eerste betrof de Woningwet, iie in
1901 tot stand kwam. Deze wet
moest er komen omdat de woning
toestand in ons land erbarmelijk
was, zowel uit moreel, hygiënisch
als economisch oogpunt. Een tel
ling had b.v. uitgewezen, dat alleen
in Amsterdam 20.000 mensen in
kelders woonden, die meestal min
der dan 1.70 m. hoog waren. Ook
elders was de toestand treurig, m
Drente woonden velen in plaggen
hutten. Aan de sanitaire voorzie
ning ontbrak alles. Een behoorlijke
W.C. (waterspoeling was onbe
kend) was een luxe. gemeenschap
pelijke privaten voor een aantal
gezinnen waren een normaal ver
schijnsel.
In 1899 waren er in Nederland
1 088.736 woningen, waarvan 28%
slechts één vertrek en 30% slechts
twee vertrekken had.
Met de woningwet begon in Ne
derland een vruchtbare sociale po
litiek op het terrein der volkshuis
vesting. In de periode 190219-^0
werden 45.000 huizen onbewoon
baar verklaard, hele buurten wer
den afgebroken en nieuw opge
bouwd. Alleen de woningbouwver
enigingen bouwden, in samenwer
king met de gemeenten, in deze
periode 200.000 huizen.
In 1930 bleek het aantal wonin
gen, dat in 1899 1.088.736 bedroeg,
tot 1.885.567 te zijn gestegen.
Terwijl in die tijd het aantal een
kamerwoningen met 168.000 terug
liep, nam het aantal woningen met
vier of meer vertrekken met
910 000 toe.
De oorlog van 1940 brak een pe
riode van gestage ontwikkeling af.
3 „La femme chic" ging zich in f
1 het begin van deze eeuw met de I
auto bemoeien; toen was het
pleit gewonnen
DE regeringsperiode van Ko
ningin Wilhelmina wordt ge
kenmerkt door ingrijpende veran
deringen in de sociale verhoudin
gen in ons land. In dit tijdvak valt
ae opkomst en ontwikkeling der
vakbeweging, de totstandkoming
van vrijwel de gehele sociale wet
geving en het in het leven roepen
der collectieve arbeidsovereenkom
sten.
In 1898 was er nog geen leer
plicht, die kwam pas in 1900, maar
de arbeid voor beneden-twaalfjari
gen was reeds geruime tijd verbo
den. Maar op hun twaalfde jaar
gingen de meeste kinderen toch on
middellijk „bij een baas", meestal
„in de fabriek."
De normale werktijd was 12
uur per dag, de lonen voor ge
schoolde volwassen arbeiders
op het platteland bedroegen zes
gulden, die in de stad twaalf
tot vijftien gulden per week.
Uitkeringen bij werkloosheid,
bij ziekte of ongeval bestonden
er niet. Een arbeider, die daar
door getroffen werd, was op
de liefdadigheid aangewezen.
Wel waf er al enige arbeiders-
Ecu plaatje uit het begin dezer
eeuw. Nog steeds zijn dergelijke
straten en huizen niet verdwenen
Na de bevrijding bleek, dat van de
2.203 827 in Mei 1940 aanwezige
woningen er 82.651'. zijn ver
woest. 38.684 zwaar beschadigd en
388.299 licht beschadigd. Het tekort
aan woningen, ontstaan door ver
nielingen en stilstand der produc
tie, wordt thans op 340.000 ge_
raamd. Onze voor-oorlogse wo
ningproductie bedroeg, bij ruime
aanwezigheid van materiaal, 40 a
50.000 per jaar. Aangenomen wordt,
dat het ongeveer tien jaar zal du
ren vóór de thans heersende wo
ningnood in ons land zal zijn op
geheven.
Net der K.L.M. is
100.000 km.
T~} E voortschrijdende industrlallsc-
ring mankte modernisering vnn
het verkccrsnct noodzakelijk. Tot
ver in de negentiende eeuw verkeer
den de eerste wegen van ons land in
een erbarmelijke toestand en dik
wijls voerde or van dc ene naar de
andere stad niet veel meer dan een
karrespoor. Toen dc automobiel zijn
intrede deed, is dat in snel tempo
gaan veranderen
In 1918 reden er in ons helo
land nog maar 11.000 personen- en
vrachtauto's, nog geheel on-gc-
stroomlijnd. In 1928 waren er al
110 000 automobielen en in 19.18
150.000, waarvan er 50.000 vracht
auto s waren. Als men daarbij be
denkt. dat er in dat jaar 4.000.000
fietsen waren iu Nederland, be
grijpt men dat de tijd van het kar
respoor volkomen verleden tijd
was geworden.
De meeste goede Wegen in ons
land dateren echter pas van de laat
ste dertig Jaar. In 1927 kwam het
Rijkswcgcnplan. waaraan men thans
nog druk bezig is. en dat de bruggen
bouw oiïivat Het heeft ons tot nog
toe dc beschikking gegeven over
3000 km primaire (door het Rijk ver
zorgde». 4500 km secondaire (door
de provincie verzorgde» en 5000 km
tertiaire (door dc gemeente verzorg
de» wogen.
Door de automobiel Is na dc eerste
wereldoorlog het wegverkeer in ons
land naast het spoorwegverkeer en
het verkeer te water van groot be
lang geworden. Hoe snel dit auto
verkeer toenam, kan men nagaan als
men bedenkt, dat een verkeerstelling
in 1908 uitwees, dat over de weg
Amsterdam—Haarlem per dag 12
auto s passeerden. Nu daveren over
deze weg. een der drukste wegen
van ons land. dag en nacht de auto's.
Nu moet men niet denken, dat al
die auto's de oude vertrouwde Hol
landse waterwegen overbodig heb
ben gemaakt. Voor het vervoer van
vrachten komt de binnenscheep
vaart nog steeds op de eerste plaats,
want, vooral voor zware vrachten,
steenkool b.v is de waterweg nog
stoeds verreweg de goedkoopste. Ne
derland heeft alleen al 900 beurt-
vaartonderncmingen, die met 1900
schepen vaste diensten varen De ge
hele Nederlandse binnenvloot omvat
echter 19.000 schcpbn. Daarvan zijn
nog 22 zeilschepen en 35 heeft
zelf in het geheel geen beweeg
kracht. maar moet gesleept worden
(De Rijnaken b.v.). De belangrijke
binnenscheepvaart heeft een uitge
breid net van kanalen nodig In de
eerste helft van deze eeuw zijn tal
van nieuwe, moderne kanalen ge
graven (Twente—Rijnkanaal b v
Ook de verbindingen van Amster
dam en Rotterdam met dc zee wer
den geheel gemoderniseerd en in
TJmuiden werd in 1930 de grootste
sluis ter wereld aangelegd.
1 17 SEPTCWIÖCR
0«a aUe o«ofQa(TH«Ttk wbsMts
ora ts rftftttutrtertn *..ar daa hiektntix*
Op »ew ïtiBWinfl w Art
ownttiure pobtiekf wapen In ikn ktsucfutrijdl
organisatie, maar deze stond nog in
de kinderschoenen en wist nog
slechts zelden iets te bereiken. In
moderne vorm vonden de socialis
tisch georiënteerde arbeiders in
1906 hun organisatie in het N.V.V.
de Katholieke.i in 1908 in het R.K.
Vakbureau (later.R K. Werklieden
verbond en thans Katholieke Ar
beidersbeweging) en de Christelij-
ken in 1909 in het Christelijk Na
tionaal Vakverbond (C.N V
De volgende cijfers leren iets
over de groei van het ledental
Jaar N.V.V.
40.660
336.000
300.300
C.N.V.
6.590
115.000
119.000
R.K.W.V.
(K A.B
11.650
192.000
224.900
In 1933 waren nog 4900 arbeiders
in de inmiddels opgeheven neutrale
vakcentrale georganiseerd en 2800
in het eveneens niet meer bestaan
de syndicalistische vakverbond. De
in 1945 opgerichte E.V.C. had in
1947 169.400 leden. Hoewel zeer ve-
arbeiders" de weg naar de vak
bond hebben gevonden is het me
rendeel nog steeds ongeorganiseerd
Van dc arbeiders,, die wel georga
niseerd zijn, valt nog slechts een
deel onder een C.A.O.
In 1911 waren er 87 over
eenkomsten, geldend voor 1126
bedrijven en omvattend 23000
arbeiders. In 1940 waren die
getallen respectievelijk 1544,
69.700 en 351.500.
De strijd der vakbeweging heeft
zeer veel bijgedragen tot de tot
standkoming der sociale wetten,
hoewel deze ook voor een belang
rijk deel te danken zijn aan de ver
andering der sociale opvattingen in
het algemeen. Enkele van de voor
naamste sociale wetten zijn: de Ar
beidswet, de Veiligheidswet, de
Mijnwet, de Ongevallenwet, de In
validiteitswet. de Ziektewet, het
Werkloosheidsbesluit 'een wet is
er nog niet) en de wcL op de
C.A.O.
Als organen van samenwerking
tussen de organisaties van werk
gevers en werknemers zijn na de
laatste oorlog de Stichting van de
Arbeid en de Stichting van de
Landbouw in het leven geroepen.
In 1898 bezat Nederland 605
koopvaardijschepen, met 'n ge
zamenlijke inhoud van 855 293
M3. Daarvan waren 429 zeil
schepen (samen 249.919 A13) en
176 stoomschepen (samen
605.374 M3: hieruit ziet men,
dat de nieuwe schepen, de
stoomschepen, in het algemeen
veel groter waren).
In 1913 waren cr 400 zeilsche
pen (nog slecht s,l 13.763 M3 sa
men) en 387 stoomschepen
(1.832.244 M3).
In 1898 werden te Amsterdam
1868 schepen ingeklaard met
een laadvermogen van 1.557.365
ton. in Rotterdam 6373 schepen
met een laadvermogen van
5.715.393 ton. Voor 1913 waren
deze cijfers Amsterdam 2600
schepen. 3.170.936 ton: Rotter
dam 10.203 schepen, 12.785.861
Over derails
Ouder dan het verkeer op de weg
maar jonger dan het verkeer te wa
ter is het verkeer per spoor, dat zijn
opkomst had in do laatste helft der
negentiende eeuw en in onze eeuw
een hoge vlucht nam.
Bij een overeenkomst van 1890
werd aan de Staatsspoorwegen en de
Hollandse IJzeren Spoorweg Mij. de
exploitatie! der hoofdlijnen van het
Nederlandse spoorwegnet opgedra
gen Er ontstond een felle concur
rentiestrijd tussen beide maatschap
pijen. doch op 1 Januari 1917 kwam
een samenwerking, waardoor de ex
ploitatie veel economischer werd
Sinds 1920 had dc Staat de meer
derheid van het aandelenkapitaal,
doch op 1 Januari werden de S S.
en de H IJ S M geliquideerd en
werd de N.V Dc Nederlandse
Sr<»or\vegen gesticht, waarvan het
gehele aandelenkapitaal in handen
van de Staat kwam.
In het jaar 1898. toen Koningin
Wilhelmina de troon besteeg, ver
voerden de Spoorwegen 26 millioen
reizigers, in 1913 reeds 54 millioen.
Het goederenvervoer nam over deze
zelfde periode toe van 10 millioen
tot 20 millioen ton. In 1933 was het
aantal reizigers tot 80 millioen ge
stegen en in het oorlogsjaar 1943,*
toen een groot deel van het wegver
keer was uitgevallen, werd het re
cord van 232 millioen reizigers be
reikt In 1947 werden 174 millioen
reizigers vervoerd en 16 millioen
ton goederen Het aantal reizigers
kilometers on plaatskanrten steeg
van 750 millioen in 1898 jot 5228 mil
lioen in 1947. Het spoorwegnet is
thans ruim 3000 km groot en wordt
steeds verder geëlcctrificeerd.
Vóór vrijcontact
Tenslotte is er nog de K.L.M, de
dienaresse van onze jongste ver
keersweg. die door de lucht Op 7
October 1919 werd zij opgericht en
zij heeft zich. nadat op 17 Mei 1920
de eerste luchtvcrbinding. de lijn
AmsterdamLonden, geopend was.
ontwikkeld tot een der voornaamste
luchtvaart-ondernemingen ter we
reld. De K LM. vliegt thans op 42
landen ep heeft 12.000 personen in
dienst, dat is zes maal zo veel als in
1939, waaruit blijkt, dat er vooral na
de laatste oorlog een snelle ontwik
keling was Het gehele luchtnet der
K.L M. is thans 100.000 km lang. In
J 947 werden 317.874 passagiers ver
voerd.
Moderne schepen: De „Nieuw Amsterdammet de Willem Ruys" op de achtergrond