De schilderkunst handhaafde een hoog peil Een groot verleden en een veelbelovende toekomst Totale ommekeer in de sociale verhoudingen c Na de Haagse School weer aandacht voor vorm en experiment Meer sameniverking tussen arbeider en werkgever Zaterdag 4 September IS'18 5 Nederlands cabaret gedurende 50 jaren Zelfportret van Dick Keteen jong gestorvene, die in z\jn werk met behoud der innerlijke bezieling een uiterste verfijning bracht. WIJ schrijven anno 1900. Parijs houdt een wereldten toonstelling één van de vele waar ook de Nederlandse schilder kunst vertegenwoordigd is. De be langrijkste inzending is die van Jozef Israëls, waar in 't bizonder zijn laatste werken een geweldige opgang maken. De gehele kunst zinnige wereld buigt zich. zoals 't heet, voor het genie van de Mees ter, die door menigeen wordt ver geleken met Rembrandt. Nóg 50 jaar later, is de eerbied voor Israëls algemeen, maar men is toch wel gaan beseffen, dat hij tot de universele grootheid, de tragische menselijkheid van een Rembrandt niet reikt. In datzelfde jaar is de omstreeks '80 begonnen bloei van de Haagse School, waartoe ook Israëls gere kend wordt voorbij. Het mondiaal succes van de Marissen en Mauve gaat verder, vooral in de Ver. Sta ten blijft de vraag naar hun kunst groot, maar artistiek heeft deze stroming haar werk verricht. Wat de impressionnisten in Frankrijk deden, haddon zij en niet te ver geten ook Weissenbruch voor ons land gedaan. Zij waren „un oeil, rien qu' un oeil". Zij hielden de ogen wijd open, al mochten zij hoogstens de oogleden wat knijpen, om de schijn der wereld groter en eenvoudiger te maken. In 1900 is het accent al verlegd naar Amsterdam. Werden de Am sterdamse impressionnisten met Breitner aan 't hoofd aanvankelijk als een nabloei van de Haagse School bekeken, de laatste tijd heeft men meer begrip gekregen voor hun eigen zelfstandige karak ter. Voorzover ze de verraderlijke „betume" als bindstof gebruikten, zijn er met de schilderijen van de Haagse School vreemde processen aan de gang. Huib Luns heeft 't eens treffend uitgedrukt: „de schil ders dwongen de verf als materie tot prestaties boven haar kracht en de verf heeft zich gewroken." Ge barsten en plaatselijk vergeeld, waar met olie werd uitgehaald, staan nu ook J. Maris' genre schil derijen gedeeltelijk ontluisterd. Van deze ontluistering zullen de water verftekeningen, die de Haagse School produceerde geen last gehad hebben. In een savante combinatie van dekkende gouache en door schijnende lak, in een herhaalde bewerking van opbrengen en af wassen wordt dit aquarelleren in de hand van de Hollandse colorist een nieuwe techniek, die de kunst wereld verovert." Nieuwe ideeën. Omstreeks 1900 heeft, zoals ge zegd, het impressionnisme zijn écla tante tijd gehad. Nieuwe ideeen breken baan, die van allerlei rich ting komen opzetten. Vooral de decoratief-monumentale inzichten en die der symbolisten worden hier te lande met talent verdedigd, practisch en theoretisch. Men den- ke slechts aan Derkinderen, Toorop komen met onze studies en jullie zult je omkeren in je graf." De olievliezen, die ovar de schilder kunst lagen, worden weggevaagd, de paletten gezuiverd. De acade mische studies worden omgedraaid en op de achterkant nieuwe ideeën geschilderd in een nieuwe taal. De schilders zelf spreken van runen schrift en van hieroglyphenschrift. maar voor het publiek wordt 't er niet gemakkelijker op. Als waar is, wat men wel eens zegt, dat 90% van het publiek volslagen vreem deling is in 't domein der kunst en alleen ontvankelijk voor de „oog- bedrieglijke imitatie," dan voelt dit publiek zich bij de expression- nisten in een gekkenhuis. Bergense School. En bij de cubisten is 't niet zo heel veel beter. Voor Westelijk Holland komt de vernieuwing in hoofdzaak uit het Zuiden. Cézanne is Allah en Le Fauconnier is zijn profeet. Het zijn vooral schilders i de buurt van Bergen, Schoorl er Groet, waar reeds tijdens de eersr oorlog de nieuwe gedachten als manna uit de hemel worden opge vangen. Cézanne heeft gesproken van het „platte vlak, met kleuren bedekt," die in een zekere samen stelling zijn opgebracht. Voor hem zijn' alle organische vormen tot be paalde mathematische grondvor men te herleiden. Cubisme wordt 't wachtwoord. Ook de Japanse houtsnede leert wat er langs de weg der constructie is te bereiken. De naam „Bergense School" komt in zwang. De invloed van deze richting strekt zich over heel Nederland uit. Formules blijven wat onbeholpen, maar Piet v. d. Wijn- gaerdt heeft het eens aldus gezegd: „Streven naar oerkracht, gesteund door vereenvoudiging, overleg, klaarheid, gepaard aan een hoge uitdrukking der kleur." Zowel de expressionnisten. die vooral hevigheid in de uitdrukking zoeken als de cubisten, verstevi gers van de vorm, leggen gaande weg hun dogmatische eenzijdig heid af. Onmiddellijke aanraking met de natuur kunnen geen van beiden missen. Zo wordt uit de hoek der expressionnisten gezegd: „de ezels kunnen weer stevig geplant in de klei. Er wordt geschilderd alla prima, a bout portant. een beetje vlug en fel. Thuis schilderen is vissen in een aquarium." Maar ja dat aquarium lokt óók.Zijn er niet de aanbidders van de nieuwe zakelijkheid, die het „platte vlak" weer doorbreken en de buitenwereld met de objec tiviteit van een fotografische lens pogen te benaderen? Zij schijnen van een ansicht meer te leren dan van de natuur zelf, klei of niet. Zelfs komt in Holland, land bij uit stek van realisten en Kleinmalerei het neo-plastische evangelie op, dat nabootsing van de.,toevallige ver schijning finaal verwerpt en op voorbeeld van Picasso (maar ook buiten hem) zich in geometrische Een Amsterdams stadsgezicht van Breitner, de man die het impression nisme tegen het eind van de vorige eeuw verdiepte en dramatischer élan gaf. en Roland Holst. De bouw van Berlage"s beurs ook het begin van onze nieuwe bouw- en beeld houwkunst toont aan, welke mogelijkheden er voor de gebonden kunsten zijn, als zij zich onder schikken of aanpassen aan de ar chitectuur. De glorie van de Haag se School wordt ietwat smalend af gedaan met 't woord „schilderij kunst". Als Roland Holst directeur wordt van de Rijks-Academie, groot geworden onder Allebé, de merkwaardigste kunstpaedagoog, die Holland gehad heeft, schijnt het pleit voor de monumentale richting gewonnen, maar men behoeft slechts de namen te noemen van Joep Nicolas en Charles Eyck niet voor niets Limburgers, die al tijd een eigen groep zijn gebleven, maar die intussen veel invloed hebben! om te beseffen, dat de gesmade schilderijkunst, door de voordeur naar buiten geworpen, v/eer door een achterraam naar binnen klimt. Men zie hun glaze nierskunst om te weten wat wij be doelen Na 1900 beginnen andere invloe den zich te laten gelden. Wij den ken aan Van Gogh, aan de Japanse houtsnede, en tenslotte aan Cézan ne. De Duitsers zijn, meen ik. de eersten geweest die de consequen ties van wat Van Gogh wilde, vol ledig hebben aanvaard. Het ex- pressionnisme „een springvloed van levens- en kunstvernieuwing" dringt vooral uit het Oosten op en heeft het eerst van al vat op de Groningers, die altijd openstonden voor wat onze Oosterburen aan nieuws en goeds (ja - zo was 't vroeger wel) hadden te brengen. „1918 wat is er toch voor lichtends in die jaren," aldus een der beste Groningers, Johan Dijk stra. „Daar staan we. aan het be gin van de kunst, zonder remmen, tomeloos en mateloos. O, bijziend impressionnistisch brillenras van 1900, wij zullen aan jullie graven vlakverdeling vermeit. Hoe sterie ler hoe mooier. Ook is er de rich ting van hen, die bij een uiterste aan exacte weergeving, bij een strikt volgen van het perspectief, in het bijeenbrengen van dingen, die tot dusver niet bijeenhoorden, in onverwachte belichting etc. pro beren een stemming op te roepen van beklemming en hallucinatie Door de werkelijkheid heen tot een „andere werkelijkheid". Met meer fantastische middelen en steunend op het on- en onderbewuste, zou het „sur-realisme," dat in ons land slechts weinig ingang vindt, iets soortgelijks pogen te bereiken. Rijk aan contrasten. Al zijn de tegenstellingen wat afgeslepen en de richtingen en „ismen" niet zo duidelijk meer te onderkennen, het is een feit, dat de Nederlandse schilderwereld rijk genoeg is aan variaties en contras ten. In het Europees concert draagt onze schilderkunst met ere haar steentje bij. Namen, die de ganse wereld verblinden mogen wij niet bezitten ik weiger aan te nemen dat Han van Meegeren een genie was, al „verblindt" hij de massa wij behoeven ons voor onze pres taties geenszins te schamen. Eerder past het ons deemoedig te zijn wat betreft de belangstelling, die wij aan onze schilderkunst ge ven. Gelukkig is de overheid gaan beseffen dat ook de kunst rege ringszaak is, maar economisch ge zien staat de kunstenaar er niet erg florissant voor. Wij staan weer op de drempel van een crisis, die welhaast even ernstig is als die van 1930. Er zijn tal van factoren die hier samenvallen, en die wij niet alle in de hand hebben. Steeds meer gelukkig wordt de noodzaak gevoeld om de kloof tussen de mo derne kunst en het publiek te ver kleinen. Voor zover opvoeding en onderwijs te dezen iets vermogen zal de uiterste inspanning hierop gericht dienen te zijn. C. A. S. ÏN de laatste halve eeuw zijn een groot aantal sociale maatrege len genomen, die de levenspositie der grote massa enorm hebben ver beterd. Het arbeidsloon, dat des tijds nauwelijks voor de honger bewaarde, wérd zeer sterk ver hoogd. Aan de exploitatie van mensen, gevolg van een buitenspo rig lange arbeidstijd, werd een ein de gemaakt. De krotten, waarin vele arbeiders vroeger huisden, werden opgeruimd en vervangen door behoorlijke woningen. In al lerlei gebeurtenissen als ziekte, on geval, ouderdom, invaliditeit, werk loosheid, e.d„ waarin de arbeider destijds aan de honger was prijs gegeven of de hand bij de bedeling moest ophouden, is thans door de sociale verzekering, voorzien. Is aldus een totale ommekeer in de sociale toestanden ingetreden, niet minder belangrijk is het na te gaan, welke veranderingen zich in de sociale opvattingen van werkge vers en arbeiders hebben voltrok ken. Over dit onderwerp zou heel wat te zeggen zijn. Ik wil volstaan met aan te geven hoe de mentali teit van arbeider en werkgever op dit ogenblik veel meer gericht is op samenwerking dan vroeger. Wat zijn daarvan de oorzaken? rar. dr. A. A. v. RHIJN AAN arbeiderszijde moet hier in de eerste plaats worden ge noemd, dat de leer van de klassen strijd meer en meer werd verlaten. Over de vraag wat precies onder de leer van de klassenstrijd wordt verstaan, heerst heel wat misver stand. De klassenstrijdleer verkon digt niet, dat er dikwijls verschil van mening is tussen werkgevers en arbeiders en dat daaruit con flicten kunnen ontstaan. Neen, zij gaat verder. Zij gaat er van uit, dat er op belangrijke punten altijd en onvermijdelijk meningsverschillen tussen werkgevers en arbeiders moeten bestaan en dat het conflict dus het normale verschijnsel is. De leer van de klassenstrijd is niet los te maken van het historisch mate rialisme. Zonder dit historisch mate rialisme hangt de klassenstnjdsleer in de lucht. Dit historisch materia lisme nu verkondigt, dat de econo mische verhoudingen, waarin een groep leeft, beslissend zijn voor de vraag hoe de groep denkt over recht, zedelijkheid, en andere ideo logische waarden. De werkgever en de arbeider leven in geheel ver schillende economische verhoudin gen. Hun opvattingen b.v. over de vraag wat recht is. moeten dus te genover elkaar staan. Van een ob jectief recht, dat boven allen staat en dat zowel werkgevers als arbei ders bindt, is op deze wijze geen sprake. Men-begrijpt wel. dat deze weten schappelijke theorieën de gewone arbeider niet scherp voor de geest hebben gestaan. Wat hij er uit op pikte was, dat de werkgever zijn natuurlijke vijand was en dat hij tegen de werkgever moest strijden, totdat hij de beslissende overwin ning had behaald. Vandaar dat het streven om tot samenwerking met de werkgever te komen door de ar beiders met wantrouwen werd ont vangen. Grote groepen stonden daardoor lange tijd onsympathiek tegenover het instituut der collec tieve arbeidsovereenkomst, waar door de arbeider in een bepaalde rechtsverhouding tot de werkgever werd gebracht. Slechts geleidelijk is deze tegenzin overwonnen en de collectieve arbeidsovereenkomst algemeen aanvaard. Dit is mede veroorzaakt doordat de klassen strijdleer aan invloed verloor. Aan zedelijke waarden werd gelukkig weer een hogere en zelfstandige betekenis toegekend. Het N.V.V. heeft dit kort geleden ook uitdruk kelijk erkend door als algemeen richtsnoer voor zijn arbeid vast te stellen de normen van naastenlief de, gerechtigheid, waarheid, ver antwoordelijkheid en eerbiediging van de menselijke persoonlijkheid. Daarmede was de bodem van de klassenstrijd uitdrukkelijk verla ten. De R.K. en de Christelijke vakbeweging hebben zich steeds afwijzend tegenover de klassen strijdleer gesteld. Deze gewichtige verandering in de sociale opvattingen aan de zijde der arbeiders betekent natuurlijk niet, dat men geen conflicten meer met de werkgevers verwacht. Wan neer alle andere middelen tot het verkrijgen van recht zijn uitgeput, kan een strijd noodzakelijk zijn. Maar de verandering betekent wel, dat het doel in de eerste plaats is gericht op de samenwerking en niet op de strijd. AAN werkgeverszijde heeft zich 1 in deze halve eeuw eveneens een gunstige verandering voltrok ken. Vroeger stonden de werkge vers veelal op het „baas in eigen huis" standpunt. Daarmede werd bedoeld, dat de arbeider blindelings had te aanvaarden wat de werkge ver geliefde te decreteren. De werk gever was de dictator en de arbei der slechts de gehoorzame dienaar. Wilde hij de vastgestelde arbeids voorwaarden niet aanvaarden, dan moest hij maar een plaats elders zoeken. Bovendien duldde de werkgever veelal geen enkele in menging „van buiten". Hij had al leen met zijn eigen mensen te ma ken. Het optreden der vakorgani satie werd als een dergeliike in menging „van buiten" beschouwd. Vandaar dat de vakorganisatie veelal niet werd erkend. Verzoeken om met de vakorganisatie te spre ken, werden niet of afwijzend be antwoord. Slechts geleidelijk heeft de vakorganisatie vaste voet weten te verkrijgen. Thans is deze strijd in ons land reeds geruime tijd ge leden volstreden. Verschillende factoren hebben deze gunstige ont wikkeling beïnvloed. Ook onder de werkgevers begon nen de ogen meer open te gaan voor de sociale misstanden, waar van de arbeiders het slachtoffer waren. Ook zag men hoeveel goeds de vakbeweging bewerkte op het terrein van drankbestrijding, ont wikkeling en discipline. Begrepen werd, dat daarom verandering niet mocht uitblijven. Voorts werd in de vakorganisatie meer en meer het orgaan gezien, waardoor over een gehele bedrijfstak tot betere arbeidsverhoudingen zou kunnen worden gekomen. De meer vooruit strevende werkgevers, die verbete ringen aanbrachten, behoefden dan in de concurrentiestrijd niet de du pe te worden van de slechte ar beidsvoorwaarden. die sociaal ach terlijke collega's bleven toepassen. Naast deze meer zedelijke overwe gingen heeft zeker ook wel een rol gespeeld het feit, dat vele werkge vers er de voorkeur aan gaven zich bij het onvermijdelijke neer te leg gen en daarom de invloed der vak organisatie te aanvaarden. Men maakte dus van de nood een deugd. Maar in al deze gevallen beteken den de veranderde opvattingen der werkgevers een openen van de weg naar samenwerking met de arbei ders. Dat de sociale opvattingen zich aldus hebben gewijzigd, heeft vér strekkende gunstige gevolgen ge had. Plannen als de publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie, de onder nemingsraden, de uitvoering der werkloosheidsverzekering door be drijfsverenigingen, e.d. welke thans bij de Volksvertegenwoordiging in behandeling zijn, werden daardoor mogelijk. Moge in de komende halve eeuw 'n juiste geestesgesteld heid van werkgevers en arbeiders het welslagen van al deze plannen bevorderen WANNEER ik U iets ga vertellen over de geschiedenis van het Nederlands Cabaret, dan trek ik een scheidingslijn tussen variété en écht cabaret, een scheidingslijn die eer In principe dan In de praktijk bestaat. Want twee der markantste vertegenwoordigers van het ware cabaret: Speenhoff Sr. In zijn jeugdjaren en Louis Davids In zijn rijpe tijd, behaalden hun grootste triomphen in variété-programma's, waar ze zich omringd zagen van jongleurs, koorddansers en gedresseerde olifanten. Het principiële verschil zit hem dóarln dat de échte cabaretier een man Is die wat te zéggen heeft en .zijn chansons schrijft uit inner lijke noodzaak, onverschillig hoe het grote publick daar op reageren zal, terwijl de variété-humorist een gezellige, „vlotte Jongen" Is die de „massa" geeft waar zjj om vraagt. Ik geef aan géén van belden de voorkeur. Er is véél voor nodig om een puntig chanson te kunnen schrijven, maar onderschat U als-'t-u-bcHcft óók niet een man als Lou Bandy, die, na dertig jaar de mensen te hebben laten lachen, nog steeds de populairste man van Nederland is en dllc jongeren om zijn vinger windt! De eerste conferencier Ook Nap de la Mar trad nog eens met prachtige Cabaret-voorstellin gen op de voorgrond waarbij hij zijn uitzonderlijk begaafde dochter Fien voor het eerst in het brand punt van de belangstelling plaatste. Bovendien trad hier voor het eerst de Variété-komiek Louis Davids als Cabaretier op, teza men met een Engels vrouwtje: Margie Morris. Dat Is het be gin geweest van een lange en succesvolle carrière. Maar dat échte Cabaret dan, werd tegen het eiydc der vorige eeuw in ons land geïntroduceerd (het werd geboren in de artisten- kioegen van Montmartre) door de Amsterdamse dichter-zanger Edou- ard Jacobs. Deze Jacobs was een eigenaardig voordrager: zijn genre J was Frans, maar wat hij schreef en zong daar was „geen woord Frans bij"! In een ontstellend-rea- listische taal bezong hij de levens van gevallen meisjes en haar be talende en betaalde vrienden, on geveer in de stijl van de beroemde Parijse Chansonnier Aristide Bru- ant. Hij deinsde voor geen enkel woord terug en wanneer U in het bezit mocht geraken van zijn zeldzame bundel „In het leven", raad ik U dringend deze niet te laten slingereneen dergelijke nonchalance zou U een stuk van uw reputatie kunnen kosten! Nachtsocicteit Jacobs trad op in „de Habs", een zogenaamde nachtsociëteit aan de Quellijnstraat te Amsterdam. Het heette dat men lid moest zijn om toegelaten te worden, maar ieder een die vlot was met flappen van vijf-en-twintig kwam er even ge makkelijk binnen als men tegen woordig in dergelijke Clubs (lees „nachtkroegen") binnenkomt. Zodra er voldoende gasten aanwezig waren, plantte hij zich voor de piano (hij stónd er voor) en beet hij zijn klan tjes de rauwste waarheden in het gezicht. Vervolgens ging hij, zoals toen gebruikelijk was, met een geldbakje rond, maar wee wie er niet minstens guldens inwierp: hij kreeg meteen de gehele bak mét in houd naar 't hoofd geslingerd! Toen in het begin dezer eeuw de politie-maatregelen tegen dit soort gelegenheden verscherpt werden, evacueerde hij naar de Variété, waar hij een heel wat netter réper toire ten gehore bracht, hoewel hij tot het laatst toe een vlijmscherp satyricus bleef. Kort voor de eer ste Wereldoorlog maakte hij een reis door wat toen nog Ned. Indie heette, waar hij vooral schatten verdiende met z.g. „Heren-avon den", die volgden op zijn'gewone voorstellingen en waarbij hij zijn liedjes uit de Pijp-jarcn nog eens voordroeg. Hij overleed in Decem- notabel mij onder het napraten in fluistert: „Meneer De Haas, kent U geen enkel liedje van Jacobs?" En dan komen nostalgieke verha len los over een studentenjeugd die in Amsterdam werd doorge bracht Sensationeel debuut Van veel algemener betekenis was de reeds gememoreerde dich ter-zanger J. H. Speenhoff. Deze fabrikantenzoon uit Krimpen aan de Lek had reeds een veelbewogen leven achter zich (hij werkte o.a. enige jaren als kunstschilder sa men met de toén nog weinig be kende Kees van Dongen) toen hij als nauwelijk dertigjarige zijn de buut maakte tijdens een door enige journalisten (Johan de Meester, M. J. Brusse en Top Naeff) georgani seerde kleinkunst-middag in de oude Rotterdamse Tivoli-Schouw- burg. Dit debuut was weinig minder dan sensationeel! Speenhoff was Cabaretier in de mecst-orthodoxo zin van het woord: dichter, compo nist, voordrager, tekenaar, scherp chroniqueur van actuele gebeurte nissen en een vent met een hart dat klopte voor de armen en mis- deeldcn. Nauwelijks stond hij op de planken of de directeuren be gonnen om hem te vechten. Hij was werkelijk in één dag beroemd! Vrij spoedig na zijn start leiddo hij tezamen met de grote komiek Nap de la Mar „Het Vrije Too- neel", een ensemble dat vooral met de parodie „Zijn Edelachtbare" volle zalen trok, maar het sobere genre van Speenhoff en de zwieri ge komediantenstijl van Nap liepen tezéer uiteen om deze combinatie blijvend te doen zijn. Meer op zijn plaats was Speen hoff, toen hij rondom 1914 samen werkte met een groepje toneelspe lers (o.a. Else Mauhs en Cor van der Lugt Melsert), die zijn eigen optreden omlijstten met de opvoe ring van de zéer-spitse Woorden spelen welke hij in die tijd schreef. Met optreden van dat zomer-en- semble kan het beste vergeleken worden met de Kleinkunst-voor- stellingen welke nu o.a. Wim Kan geeft, waarbij chansons .afgewis seld worden met kleine toneel schetsen, en in deze zin is ook zijn optreden als toneel-leider baan brekend geweest. Op het Neder landse chanson was zijn invloed van enorme betekenis en het Ca baret in ons land heeft élles aan hem te danken. JEAN—LOUIS PISUISSE, onze grootste voordrager op klein- kunstgebied. ber 1915. School heeft hij niet ge maakt, zijn genre leende zich daar niet toe immers, in wélke open bare gelegenheden hadden zijn beste liedjes gezongen mógen wor den? maar hij is minder verge ten dan U misschien vermoedt. Want nog vaak geschiedt het dat, na afloop van een Nutsavond in de Provincie, één of andere dorps- Een tweede kunstenaar, die even als Speenhoff van beslissend be lang is geweest, was Jean-Louis Pisuissc. Deze ex-journalist, dio zijn toneel-carrière met een grap begon (de befaamde reis als straat zanger met de zo-vreemd geëindig de Max Blokzijl) was de grootsto voordrager die we op kleinkunst- gebied bezeten hebben. Daarbij was nij onze oerste conférencier, de eer ste man die met een toelichtende kwinkslag verband in overigens los-samenhangende programma's bracht. Hij beheerste vier talen en beschikte, behalve over vele kwa liteiten die hem tot een ster van Internationale grootte maakten, over een onfeilbare intuïtie bij het ontdekken van jongere talenten. Lang is de lijst van de jongeren wier pad hij effende. Om enkelen ervan te noemen: Paul Colin, Jen ny Guilliams, Tholen en van Lier, Herre de Vos en vooral de nu zo populaire romanschrijfster Willy Corsari, die haar carrière als zes tienjarig meisje bij „Swiep" begon als een voortreffelijk internatio naal Chansonnière en liedjesdich teres en -componiste. Pisuisse stierf in 1927 als slachtoffer van een uit zijn evenwicht geraakte medeminnaar. Om deze drie grootheden heen groepeerden zich in uiteenlopende genre's vele anderen: de boeren- dichter-zanger Jan van Riemsdijk, de Pierrotzanger Marcel Barger, de zanger van het Hollandse familie leven Clinge Doorenbos, de vertol ker van het Hollandse levenslied Henri Wallig, de dichteres-compo niste Manna de Wijs-Mouton en de man wiens werk tot op de huidige dag levend en actueel gebleven is: Dirk Witte, de volkomen-Holland- se-liedjesscheppcr. LOUIS DAVIDS jarenlang de verpersoonlijking van het Cabaret. Toen Pisuisse gestorven was en de ster van de oud-geworden Speen hoff begon te tanen, was Davids eigenlijk de enige die jarenlang het Cabaret bij ons verpersoonlijkte. Alex dc Haas schreef voor ons: een overzicht van dc ontwikke ling der kleinkunst" tijdens dc vijftig regeringsjaren van ko ningin Wilhelmina. Dc Haas hoeven wij bij onze lezers nau welijks te introduceren. Mis schien weet u niet, dat deze liedjeszanger-dichter zelf spoe dig jubileert. Binnenkort staat hi) 30 jaar op dc planken, een feit, dat gevierd zal worden in Tuschinski te Amsterdam op 25 September. VJ EDOUARD JACOBS, die in ons land het echte cabaret introduceerdel Chiel de Boer was toen nog maar in kleine kring bekend en veel anderen van werkelijke betekenis waren er niet. Dc jonge generatie Vlak voor en in de oorlog werd dat anders: een jonge generatie van zéér-begaafde Cabarct-artistcn werd geboren, zodat Nederland op het ogenblik weer een eigen Caba- WIM KAN, een van onze begaafde cabaretiers vindingrijk auteur is Willy van Hemert, die alleen maar op moet passen dat hij zijn talent niet aan té-veel-schrijverij opoffert. Toon Hermans is bezig zich als een ster van allereerste grootte te ontwik kelen (waarbij hij al een aardig eind op streek is!), Wim Kan ont popt zich de laatste jaren als een conférencier die nü al met de bes ten der wereld in één adem ge noemd mag worden en heeft bo vendien de steun van zijn rijk-ge talenteerde echtgenote Corry Vonk. Cor Ruys bewijst zijn veelzijdig heid als speel-zegger van de „Lied jes van Brammetje", Chiel de Boer brengt met zijn ensemble opmer kelijke dingen, terwijl Wim Sonne- veld in zijn laatste programma voor de zoveelste maal bewijst tot welke toppen ons vaderlands Caba ret in zijn beste momenten vermag te stijgen. Natuurlijk zijn er meer artisten op Cabaretgebied die wat beteke nen of betekenden: het is alleen de plaatsruimte die mij dwingt in vo gelvlucht-stijl te schrijven. Het verleden van ons nationale Cabaret is groot, het heden is vrij wel even belangrijk: ik maak me ook over de toekomst geen zorgen! WILLY CORSARI, die als chansonnière bij Pisuisse begon. ret rijk is dat voor het buitenland niet onderdoet en vrijwel op de zelfde hoogte staat als het Cabaret in de gloricjarcn van het verleden. Een zeer apart talent bezit bijvoor beeld Marthie Verdenius, die wel iswaar bij voorkeur aan de na vrante kant blijft, maar in haar persoonlijke stijl prachtige dingen schrijft en zegt. Een vruchtbaar en

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 5