1 A UF BEFEHL D ,,M' „Hollanders eten op straat rauwe haring Een onopgesmukt maar spannend verhaal van een n heldhaftige verzetsactie, die zich op Vrijdag 15 September 1944 in Utrecht afspeelde: Vrijdag 17 September 1948 i ZJEB je posten uitgezet?" „Ja. Aan de overkant, in de school. Ze zullen direct rapporte ren als er wat aan de hand is." Wat zat er in het huis?" „Wist ik dat maar. Ik heb iemand naar die vent toegestuurd om pre cieze inlichtingen. Hij was over z'n zenuwen." „Hoeveel man zit er?" „Vijf. Landwachters. En dan die ene die niet meer uit de voeten kon. Arme kerel." „Cor! Telefoon!" Cor rende weg. Kwam twee mi nuten later terug. Hij was lijk bleek.. „Verdomme", zei hij. Hij gebruik te niet vaak krachttermen. Maar nu herhaalde hij dat woord en hij veegde met z'n mouw over zijn ge zicht. „Hoe staat 't er mee, Cor?" Hij keek me aan. ,,'t Is erger dan ik dacht, Ben. Lijsten met namen en adressen." „Hoeveel?" „Tussen de twee en de vier en twintig honderd, 't Is wel verke ken. Maar we moeten er op af." ER op af. Zonder plan? Zonder hoop? Het leek me een dwa ze onderneming. Maar de tijd drong. Er moest een tegenzet ko men voor de boel daar weg was. Als de paperassen er tenminste op dit moment nog waren. Want er was een ruime tijd verlopen tussen de „overval" van de Duitse offi cieren op het huis aan de Kanaal- weg en het betrekken van de uit kijkpost aan de overzijde door on ze mannen. Een ruime tijd, die op het conto stond van te laat waar schuwen en van tegenstrijdige be richten. Wat er in die tijd was voorgevallen kon niemand weten. Maar het ergste kon reeds gebeurd zijn. We bespraken de situatie en ik boog me over het krabbeltje dat Cor maakte met een potlood. De vier K.P.-ploegen, die in Utrecht waren samengetrokken, waren hier present, in de garage van Van Veen, die diende voor contactpunt en wapenbergplaats. Voor de mees ten waren de meeste gezichten nieuw een dergelijke vergade ring was er nog niet geweest. De leden van deze vier ploegen, bijna allen jonge kerels, voelden meer dan zij precies wisten, wat er op het spel stond en zij deden hun best om de anderen niet te laten merken wat er in hun omging. Zij wachtten op hun orders en voor hen stond één ding slechts vast: dat zij die uit zouden voeren, hoe zij ook mochten luiden. HEt krabbeltje bracht wel een verduidelijking van de situ atie, maar weinig perspectief. De aardewerkfabriek waar de overval had plaats! gevonden, toen enige leiders van de O.D. daar vergader den, lag met de voorzijde naar de kant van het kanaal naar Jut- phaas, met de achterzijde naar een volkomen open terrein, zodat de mogelijkheid om, van welke kant ook, ongezien te naderen, gelijk nul was. Aan de overkant van het wa ter zaten volgens onze inlichtingen een paar mitrailleurposten van de Duitsers. Eveneens was er een Duitse bezetting in de Jonger ius- fabrieken die niet ver daarvandaan lagen en ook de andere kant van het gebouw werd bestreken door Duitse wapenen. In het woonhuis van de fabriek zelf zouden we te maken krijgen met vijf landwach ters op z'n minst, want de mo gelijkheid was groot, dat er reeds een paar mannetjes van de S.D. zaten te wachten op een kennis making met mensen van onze soort. Bovendien liepen we de kans, voor niets te komen. De re gisters konden reeds weggevoerd zijn. Daar stond tegenover wel, daar stond het einde van alles wat in Utrecht illegaal was, tegenover. „Doen?" zei Cor. Het klonk niet als een vraag, maar als een con clusie. „Doen" bevestigde ik. HET aanvalsplan werd niet bui tengewoon gecompliceerd. Ook Henk was er voor, om het eerst met list te proberen. Geweld zou hier tot het laatste moeten worden uitgesteld, want een schot kon naar menselijke berekening alleen een bloedbad inluiden. We behoefden elkander niet te vertellen, dat de kans, dat er niet geschoten zou be hoeven te worden, eigenlijk uitge sloten was. Maar dan toch, om bin nen te komen, was de list nummer één. Cor bekeek de namaak-Duitse papieren, die ik hem liet zien: van Henk, een sinds jaar en dag ongel dige S.D.-legitimatie, van mij een wit papiertje met duistere strek king, waaruit blijken kon dat ik tot een zekere O.K.H. behoorde. Er lag een aarzeling in zij'n houding toen hij ze ons teruggaf en ik las van zijn lippen de woorden: ik ga mee. „Jij blijft hier, Cor," zei ik. Ik wilde er aan toevoegen: „Er moet toch iemand zijn om te zien wat hij van de brokken straks bijelkaar kan vegen", maar ik slikte die woorden in en vroeg hem om twee van zijn beste mannen voor ons. Ze werden aan ons voorgesteld: Jo, als chauffeur, Leen, die potsierlijk- krijgshaftig probeerde te doen in het Landwachterspakje waarin hij voor ons de slaafse lakei zou spe len. De stengun die op zijn buik bengelde leek een beetje tegen te stribbelen bij deze voorstelling. Cor sprak de anderen toe, ter wijl wij met z'n vieren overlegden. Alles Werd op één kaart gezet. On geveer vijf en twintig man zwerm den eerst uit om langs verschil lende richtingen op de fiets zich naar de Kanaalweg te begeven. Daar zouden zij verspreid blijven totdat de auto, waarin wij met ons vieren, arriveerde. Daarop moesten „de troepen" zich samen trekken om direct wanneer een schot klonk of gevaar van buiten af dreigde, in te kunnen grijpen. Veel meer viel er niet te bespreken. Die twintig minuten wachten in de garage, voor we er met de wa gen van door konden, werden de zwaarste minuten van dit karwei tje. Daar waren we het later alle vier over eens. Het was een opluchting toen ein delijk de motor startte en de deu ren van de garage openzwaaiden. We waren er binnen de vijf minu ten. Ik had een droge keel en een zeer koud gevoel in de hartstreek. WE zijn er hier, geloof ik. Ja, Jo, het klopt draai het pleintje maar op." Jo stopte voor de deur van het kleine woonhuis en we stapten uit. De chauffeur bleef in de wagen de zwaarste taak, dit wachten. Er was geen mens te bekennen, maar toen we de oprit op kwamen had den we een landwachter uit de tuin hard naar de achterkant van het huis zien lopen. We waren dus al aangekondigd. Ik belde en. voor de galm weerklonken was, gaf ik ren tweede ruk aan de belknop. Op hetzelfde moment draaide ik me om en ik kon een glimlach niet weerhouden. De lopen van drie ka rabijnen kwamen voorzichtig, cen timeter na centimeter, om de hoek van de muur heen en toen ze ver genoeg uitstaken volgden, centime ter voor centimeter drie baardige tronies onder Landwachtkepi's. Het geheel was zo komisch-sinister, dat het een geslaagde scène had kun nen zijn in een ouderwetse Wild- Westfilm. Ik stapte op de tronies af met een air van „Koest beestje, 't is de baas maar" en Henk en Leen volgden me op de hielen. Terwijl ik mijn portefeuille trok begon ik te spreken, te „schnalzen" liever gezegd op een zo hoog mo gelijke t.oon. „Sicherheitsdienst. wo ist der Gefangene?" Tege lijk klapte ik m'n portefeuille weer dicht, want het papiertje dat er in lag was niet geschikt om al tegoed bestudeerd te worden door een paar Landwachtersogen. Henk hield echter zijn verlopen S.D.- legitimatie uitnodigend voor zich uit en de heren voor ons richtten zich wat op om het te bestuderen, de vinger nog aan de trekker van hun spuiten, waarvan de uiteinden nog onplezierig dicht in de buurt van onze body's waren. Ik liet hen echter geen tijd om het ding te spellen en herhaalde mijn vraag tot de grootste, die verreweg ook de gemeenste boeventronie bezat. „Er ist drinnen, Herr Inspektor', zei de man terwijl hij zijn karabijn liet zakken en met één oog nog scheelde naar de S.D.-legitimatie die nu langzaam werd opgeborgen. „Hast du schön welche Papiere gefunden?" „Papiere?" zei de man en zijn ogen werden groter, bij de gedachte aan de prachtige vondst: „Javvohl Herr Inspektor, sehr viele Papiere haben wir gefunden." Een vriend gevangen. Te-t gelijk met hem heeft de gj vijand beslag gelegd op' uitermate belangrijke be scheiden. Man en materiaal g moeten worden bevrijd, g Hoe? Desnoods ten kostq van bloedige offers. Maar J het lukte zonder geweld met list, kalmte en on-1 verschrokkenheid, in en- kele minuten. Minuten van _j de uiterste spanning, die I J als jaren zo zwaar wogen, fl DUIZENDEN gedachten schoten door me heen, terwijl ik naar £i de keuken beende. Een zeer krach- gj tige gedachte die telkens probeerde q op te duiken maar die ik telkens ;;;,j weer weg trachtte te duwen, om- dat zij te veel emotie met zich meebracht, was „Wat een bof dat H de S.D. niet hier op ons zat te wachten." 't Was waar, als ze nu kwamen, hadden wij het eerste woord. Maar ik mocht nog niet in een overwinningsroes komen. We hadden het hoogstens nog maar voor vijftig procent gewonnen, Je kon de hele situatie nog niet over zien, wat er als de volgende stap moest komen wist ik nog niet. Ik stond voor de gevangene. Er v/as geen mens in de buurt.... ik wel kon opbergen. Plotseling draai- boog me naar hcm toe en fluister de hij zich naar me om. Zijn stem „>t Zit rustig. Hou je goed, wat was hees en onderdanig. ..Herr In- cr 00k „beurt". De man begreep spektor.... wir haben auch noch direct. Hij keek me aan met een einige Lebensmittel gefunden. Butler und Kase .und Eier und noch 'was Auch Zigarren dürfen wir die für uns behalten.. Der Oberleutnant der hier soeben war hat schon gesagt, es war gut. paar ogen, die ik mijn leven lang niet meer vergeet. Buitenik was bijna in de lach geschoten. Voor Leen hoefde ik niet bezorgd te zijn, merkte ik. Hij zat op de rand van de regen- jes in het dikke gezicht, dat er uit zag alsof het van geolied leer was, glommen bij de vererende op dracht. Natuurlijk, illegalen ze kenden komen. En ze zouden een warme ontvangst krijgen! Ik duwde de gevangene voor mo uit en snauwde naar onze land- wachter-lijfgardist, die meesterlijk zijn rol speelde van doen of je ge hoorzaam bent maar duidelijk la ten voelen dat je maling hebt aan iedereen en je superieuren in het bijzonder. Hij voelde de mentali teit van zijn collega blijkbaar uit stekend aan of zou er een diepere zin schuilen in het gezeg de. dat de kleren de man maken? Ik liet aan Henk de achterhoede en de paperassen over, zonder naar hem te kijken. Wij hadden zelfs geen blik van verstandhouding no dig om elkaar te begrijpen. Nog een paar meter maar, alleen de keu ken door, dan waren we tenmin ste weer buiten, kon bij elke voor komende situatie het initiatief in onze handen blijven. Miseen van die vijf kerels, tot nog toe had hi] er het zwijgen toe gedaan, deed plotseling zijn mond open. Of hij de papieren van de heren nog even mocht zien. Hij had al eens meer zo-iets aan de hand gehad, ziet u.... Ik stond stil en draaide me om. Mijn hand gleed naar de linkerbinnenzak van mijn colbert^ jasje, onder mijn regenjas. Ik zag schuin naast me een wijsvinger Vier jaar geleden, op de vijftiende September 1944, werd de illegaliteit in Utrecht opgeschrikt door het bericht, dat het hoofdkwartier van de O.D. door Duitsers ivos overvallen, 't Bleek later niet het hoofdkwartier van de O.D. geweest te zijn en velen schrokken ook pas, toen het gevaar ai weer voorbij u'as. Maar wanneer de slag, die de heren op het punt stonden te slaan, geslagen ii'as, en zij hadden er hun hand maar voor toe te knijpen dan zou cr van illegaal werkend Utrecht niet veel meer overgebleven zijn. Want de namen van de 2400 onderduikers die de stad telde stonden op de lijsten, die de Landwacht reeds triomphantclijk in een tas geborgen had, mét een opgave van de belangrijke illegale knooppunten en een paar plannetjes voor na de oorlog. i Wanneer de heren met het groene jasje en de zwarte broek wat minder in de wolken geweest waren over hun eigen voor- treflijkhcid, dan dan was er een zware dag geweest voor Utrecht. Maar ze waren in de wolken. En daarom gaven ze alles maar aan een paar K P.-ers. Op verzoek. Of liever auf Befehtl stehe. Es ist sehr Rut, dass du aar- auf Acht eegeben hast. Danke schön." ACHTER mijn rug gebeurde er niets. Het vertrouwen was dus hersteld: de heren waren er voor de tweede keer ingetippeld. De clandestiene telefoonlijn, die na de overval van de Duitse officieren natuurlijk door onze centrale uit geschakeld werd, had de situatie gered. We gingen naar buiten, in optocht, als ware broeders en plot seling schoot de komische gedachte door mijn hoofd, dat het toch jam mer was dat ik naderhand nooit meer uit zou kunnen maken wie er op dit ogenblik van ons groepje meer voldaan en tevreden was: de Landwachters, die blijkbaar rots vast overtuigd waren van een be loning of een promotie na deze schitterende beurt, wij met ons drieën die per slot van rekening ook niet ontevreden konden zijn over de gang van zaken tot op dit moment óf onze gevangene, die als een gebroken man vooruit liep, recht op de vrijheid af en er mis schien aan dacht dat het kwartier- Ik knikte. „Richtig.die Dinge put, de benen wijd uit, in een hou- kannst du ja haben". ding alsof hij de baron zelf was. „Danke sehr, Herr Inspektor". Naast hem zat een echte Land- Hij salueerde er voor. Ik zag op wachter, een boerenknuppel met dat moment het gezicht van Henk piekhaar. Blijkbaar zat de cn ik wist dat hij dacht: Schooiers pseudo op te hakken over zijn ....denken aan vreten en zuipen loopbaan als beschermer, want de en daarbinnen wacht zijn dood. iemand op recht. Wel, erg &vrolijk zag hij er f:R.' correct en de gele knuppel deed - - nor hom clnfioc nn 111 f f vo Cl IE iemand stond in de keuken, met zijn rug tegen de aan- niet uit. Het was hem aan te zien, dat het gespuis het hem niet bij zonder gemakkelijk gemaakt had. gele luisterde met kennelijk respect. „Was machst du, Kerl!" riep ik met een stentorstem. Leen vloog ogenblikkelijk in de houding, keu- het hem stijfjes en verbluft Maar hij vergat zijn mond dieft te doen en inplaats van zijn hakken Er was weinig aan te doen, hij zou wezen 3e neuzen van zijn kistjes nog even verder in de zure appel moeten bijten. naar elkaar. Ik kanonneerde ver der: Wat, voor de duivel, ze daar met elkander zaten te kletsen, ter- Ik stapte op hem af, bracht mijn wijl er een gevangene bewaakt gezicht vlak bij het zijne en bcgor» moest worden! Leen zweeg eerbie- het Duits te schreeuwen. Ik clig en voorbeeldig, de knuppel trok er eenzo gemeen mogelijk begon te stotteren van emotie. „Maul halten! En vooruit, naar binnen.neem die kerel mee". snuit bij. „Waar zijn de anderen? Wie zijn het? Zeg op, Schuft, Schweinhund", enz. Alles wat ik aan scheldwoorden kon bedenken wilde ik bij elkaar hebben, maar een van de heren Landwachters, ik onze gevangene tegen de muur een vent met een opvallende na- drukte. Allen present. De leider viksneus in een kinloos gezicht, van de Landwachtbende was Iets trok me aan mijn mouw. Hij had van een der paperassen in 't Duits gelijk, want ik zou m'n scheldarse- aan het vertalen voor Henk, die WE stonden even later in de achterkamer, ik telde terwijl met een hautain gezicht luisterde en af en toe knikte. Bijna automa tisch speelde ik de comedie verder. Ik had gezien, dat, zoals we nu stonden, door elkander, het onmo gelijk was om met één roffel van de sten onze tegenstanders op te ruimen. Het eerste schot zou voor naai straks harder nodig hebben „Lassen Sie, Herr Inspektor das kommt ja doch noch .Sehen Sie mal was wir entdeckt haben". Ik volgde de man die de voorka mer binnen ging en om zijn han den vrij te hebben, zijn karabijn dwars over de armleuningen van ruimen, net eerste scno, zou vuu een stoel legde. Met grote stappen ons *W>. h.et twcede wellicht ook verdween hij in de aangrenzende j;an de rest 20uJ" 1 aS" achterkamer, waarvan de schuil- J?en J"?01] heren had deuren openstonden. H,j pakte een den, behalve de karabijnen, die actctas, een grote, fonkelnieuwe waardeloos waren, hun pisto- actetas van bruin leer. Die puilde uit van de paperassen. De kerel jankte bijna van vreugde. Hij viel over zijn woorden in zijn enthou- siasme om ons uit te leggen hoe- viseerde een „verhoor". Mijn lin- veel de buit die ze hadden gemaakt, wel waard was. „Honderden lijsten met adressen en stukken over ons, wat ze straks willen uitvoeren De Kanaalweg, het terrein waar het drama zich afspeelde. Het we melde er van Duitsers, W.A.-lieden en landwachters. Daar in 't woon huis rechts op de voorgrond, naast de aardewerkfabriek, zat de vriend gevangendaar lagen de papieren die moesten ivordegered De eerbiedige toon van zijn stem en de kans die ik plotseling zag de papieren lagen voor het grij pen, het was een kwestie van over donderen en snel zijn! deden een stalen veer in me losspringen. Ik gaf de kerel een kei-harde klap op zijn schouder en schreeuwde: „Das hast du fabelhaft gemacht! Wir hóben jetzt diese Hunde!" 't Was kennelijk voor de eerste keer in zijn diensttijd, dat de arme drommel zo'n pluim kreeg van een van zfjn superieuren. Hij straalde over zijn hele gezicht en ook de andere twee lieten nu al hun re serve varen. „Kommen Sie mal mit, Herr Inspektor" Ze gingen ons over het grintpad voor, drie slungelige knapen. De man die me aansprak met Herr Inspektor en klaarblijkelijk de lei ding had over dit groepje, wuifde met zijn hand naar nog zo'n exem plaar dat even verder op stond, dat alles O.K. was en hij zijn spuit len. Ik voelde dat er behoefte was aan een nieuwe scène, wilden we niet op dood spoor komen, en ik impro- kerhand kwam met een harde klap op de kaak van de man voor mij. Hij vertrok geen spier van zijn ge zicht, knipperde zelfs niet met de ogen terwijl ik hem zo hard moge lijk in zijn oren schreeuwde: „Die Nahmen der andren! Sprechen Schwein!" Het is verwonderlijk, hoe slaan en schreeuwen in som mige omstandigheden de snelheid van het denken kunnen bevorde ren. Ik verbaasde me er over terwijl ik sloeg, terwijl ik schreeuwde. Met elke klap kwam er een duidelijker inzicht, hoe uit deze affaire te raken zonder kleer scheuren en bij elke schreeuw groeide mijn overwicht, mijn ze kerheid alle eventualiteiten te overzien. Achter mijn rug hoordo ik hoe Leen stond te gnuiven tegen de peenharige, alsof hij getraind was in het bijwonen van ranselpar tijen. Ik sloeg werkelijk hard; deels uit angst dat het anders niet echt genoeg zou lijken, deels waar schijnlijk ook om mijn zenuwen af te reageren en tijd te winnen om na te denken. Het slachtoffer, een al wat oudere man, hield zich uit stekend. Soms oppnde hij de mond om iets te zeggen of te schreeu- Even len noorden van de plaats van handeling, lagen als een felle bedreiging, de werkplaatsen van Jongerius een Duitse vesting vol met soldaten, geweren en mitrail- leicrs. Als 't op geweld was uitge draaid, wat zou er dan van dat troepje verzetsmannen zijn over gebleven? van Leen voorzichtig om de trek ker van de sten schuiven. Henk zocht eveneens in zijn jaszak. Mijn vingers gleden over het leer van de portefeuille en het gladde en kou de metaal van mijn kleine 6,35. Ik stond op het punt de laatste te kie zen. Ik zag de hand van de Land- wachter die me de vraag gesteld had naar zijn heup gaan.... Op dat moment zei een stem achter me iets over de telefoon. Met de hand nog in mijn zak draaide ik me half om. „Was? Zerstört? Keine Ver- bindung mehr? Wie ist das denn mög.Mijn hand koos en kwam achteloos met mijn portefeuille te voorschijn, die ik zonder er naar te kijken voor de ogen van de man voor mij open en weer even non chalant dicht klapte. Henk had zijn S.D.-papier getrokken, hield het rustig voor zich uit. Ik deed, of er me plotseling een licht op ging en draaide mij helemaal om naar de man achter ons. ,Ach só.... wenn du zuerst mal ver- suchtest so war alles normaal, wenn du nachher anrufen wolltest, so war plötzlich keine Verbindung mehr daIch glaube, ich ver- tje dat de heren Landwachters juist voor wij kwamen hem nog te leven hadden gegeven omdat hij zijn mond niet open deed, wel haast verstreken moest zijn. We naderden het tuinhek. Ik duwde onze eigen Landwachter in nig op moest letten, dat die kerel daar op het laatste moment niet de be nen zou nemen. Het was meer als een grapje bedoeld, maar een van zijn echte collega's, die van opzij aan kwam slenteren dacht dat ik me werkelijk ongerust maakte en zei smalend: Hij heit geen schijn van kans, Herr Inspektor. As-'t-ie de kuite probeert te neme, schiet ik 'n dwars door z'n flikker. We waren bij de auto. Ik keek verrast op er stonden twee on bekende heren in lichte regenjas sen op onze weg. S.D.? Te vragen had weinig zin. Meteen schieten? Ze keken ons aan en gingen een stap terug om ons door te laten. We duwden de gevangene naar binnen. Ik had mijn blaffer te voorschijn gehaald en hield de loop tegen zijn rug. Toen we op het punt stonden te starten, wrong de commandant van de Land- wachtgroep zijn leren snuit door het geopend portierraampje naar binnen cn vroeg in zulk rad Duits, dat ik hem eerst niet begreep, of we even zijn chef die met een troep Landwachters van veertig man aan de overkant of even ver derop klaar stond om uit te ruk ken en assistentie te verlenen bij de huiszoeking, wilden waarschu wen dat het niet door behoefde te gaan. Ik beloofde, dat we even aan zouden rijden. Belofte maakt schuld, zegt men. Maar we deden het toch maar niet. Het was, of we plotseling merkten dat wc haast hadden. Even verder op zagen we een paar van onze mensen. Henk zag zijn jongere broer Wout. Hij stak zijn hoofd naar buiten. „Klaar", schreeuwde hij. „Wout, waarschuw de anderen, 't Is voor mekaar, inrukken!" Inrukkenhet klonk nog zó in de S.D.-Landwachtersstijl dat wc plotseling allemaal hard-op lachten. Ik ving nog een glimp op van het hoogst-verbaasde gezicht van Wout, die keek of wc gek wa ren. We waren het op dat moment misschien ook, wc bulderden van de lach, we stompten elkaar cn schreeuwden van alles. „Heb je die tas bij je?!" ik schrok midden in een lachbui. „Wat dacht je", schreeuwde Henk terug, „ik zit er boven op!" Waarachtig, hij zót er boven op. NOG een rit door de stad, het „normale" risico. We kwamen behouden aan op het binnenplaats je met privé-garage. De goede vrouw des huizes, die op een bal konnetje stond, viel er van schrik bijna af toen ze een Landwachter uit zag stappen. Maar ze herkende hem gelukkig juist bijtijds om haar positieven cn haar evenwicht te kunnen bewaren. Hier stond een telefoon. Ik draaide het nummer van garage Van Veen en kreeg Lange Cor aan de lijn. Cor, hier Ben. Opdracht uitge voerd, alles O.K. Wat??? Heb je het klaar ge speeld? Mooi!! Wat heb je met die Landwachters gedaan? Ze zitten er nog. Zitten ze er nog? Heb je hun wapens? Nee. Die hebben ze nog. Ik snap je niet. Hebben jullie niet geschóten? Ik lachte. „Ik zoek je vanmid dag wel op om 't je te vertellen, maar we gaan eerst naar onze vrouwen. Alles zit rustig." Ik hoorde iemand naast me lachen. Het was onze gevangene. „Excuseer dat ik zo hard geslagen heb", zei ik. „Maar ik had er alle machtig veel pleizier in. Deed 't zeer?" „Ik ben nog nooit zo heerlijk ge aaid", zei onze vriend. Hij gaf me de hand. WIE waren toch die kerels in die regenjassen die buiten stonden te loeren toen we weer in de auto stapten?" vroeg ik aan Leen en Henk. „Ze zagen er uit als een paar van de S.D., maar ze zeiden geen boe of ba." „Wat een wonder", kreeg ik ten antwoord, ,,'t Waren een paar van onze eigen mensen!" AAR weet je nou wat 't mooiste is van de hele bak", zei Cor toen Henk en ik hem het verhaal in geuren cn kleuren hadden verteld. „Die lui, die Duit se officieren die die „overval" de den, moesten daar helemaal niet op de Kanaalweg zijn, maar op het Kanaalplein. Ze stapten alleen maar uit bij het nummer dat ze hebben moesten.als de mensen die in de voorkamer zaten niet meteen waren opgesprongen cn weggehold, op één na, dan was er niets gebeurd.'' „Laten we blij zijn dat die ene tenminste z'n positieven bij elkaar hield", zei Henk peinzend. als de Tommy's de oorlog gewon- ^wvw _00_.. nen hebben". Ik knikte en Henk Wen, maar voor hij geluid gaf sloot zweeg. (Hij voelde zich niet sterk hij hem weer alsóf hij zich bc- genoeg in het Duits om er een dacht Ik voelde plotseling, dat woord aan te wagen en moest dus Henk, die rechts achter mij stond, aldoor zwijgen, wat hem zijn niet gemakkelijker maakte.) rol Ik nog steeds in „gesprek" met de commandant, het benauwd kreeg. dacht er over na hoe het nu ver- Hij schraapte z'n keel, alsof hij der moest. Hier waren drie Land- naar cen woord zocht ik staak- wachters, twee man van ons. Bui- te mijn bokspartij en keerde ten, ergens, zwierf de rest. Ik om. Tegelijk keek de lange Land- moest alles hierheen halen en als wachter me aan. Ik pakte hem bij het kon, onze vriend in de keuken een mouw en trok hem terzijde. De geruststellen. Dan.... de kans af- kerel grijnsde en balde zijn rech- wachten en de hele troep hier tervuist, terwijl hij schuins naar de neerknallen. Binnen kon er zelfs gevangene loensde. Ik weerde hem met de sten zonder te groot risico haastig afdeze os zou met geschoten worden. één klap de man bewusteloos ge- Ik draaide me om en lièp weer slagen hebben, terug. Henk was het wel toever- „Was denkst du", zei ik, min- trouwd de twee heren daar zo lang zaam en vals, „weiss der Kerl „aan de praat" te houden. Ik ken- wirklich nicht view, oder.." „Ach de hem er goed genoeg voor om te Herr Inspektor" grinnikte de goril- weten, dat hij geen steek zou laten la, „die vent weet toch van alles vallen.daarvoor had hij al te veel afLaat mij maar eens even..." achter de rug. Minder gerust was „Schon gut", wuifde ik met mijn ik op Leen, die ik per slot van re- hand. „Werden ihn schon klein kening riiet kende. Hij had een kriegenIk deed of ik nadacht machtig wapen in de hand en ik en plotseling tot een besluit kwam wist dat het verleidelijk is om zo- „Wir nehmen ihn mit" zei ik, „und iets meteen te gebruiken als het er- auch die Papiere eh aber, gens mis dreigt te gaan. Te vroeg Jungens, passen Sie auf. Es kann schieten kon even funest zijn als hier noch 'was vorgehen, verstan te laat. Hem moest ik direct bij den?" Ik keek de gorilla recht in me hebben. z'n stoppelbaard. De venijnige oog- ..De voornaamste indruk, die ik mee teruggebracht heb uit Neder land is die van de eerbied die de kleine naties in West-Europa voor Engeland koesteren. De mensen met wie ik sprak, prominente Neder landse politici en ook vertegenwoordigers van een half dozijn andere democratische staten, spraken met bewondering over de wijze, waarop a-i Engelsen hun economische moeilijkheden het hoofd bieden. Bevin beschouwen zij als de moderne belichaming van de geest van John Buil." Aldus ongeveer schrijft A. J. Cummings in de News Chronicle. Interessant zijn ook zijn volgende opmerkingen: Vóór en tijdens de inhuldiging van koningin Juliana zetten de Hollanders al hun zorgen aan de kant. Ik heb nog nooit ergens een volksfeest gezien dat zo lang duur de en zo vrolijk v/as. Nu lopen ze weer in het gareel van alledag. Ze werken hard, zijn angstwekkend netjes, vriendelijk, goedgehu meurd en hebben gemiddeld een goed begrip van politiek. De industrie en de landbouw herstellen zich gestadig. De pogin gen om de eindjes aan elkaar te knopen, gaan gepaard met dezelf de moeilijkheden die wij in Groot- Brittannië kennen. De Nederlan ders v/orden het zwaarst bena deeld door het totale verlies van de handel met Duitsland, die voor de oorlog veertig procent van het na tionale inkomen bedroeg. Zij zijn goed gekleed, niet slecht gevoed en het trof mij vooral, dat de kinde ren er zo goed en zo gelukkig uit zagen. Wat een contrast met de duizenden Nederlandse kinderen die ik in het laatst van de oorlog in Engeland heb gezien! Het geboortecijfer blijft stijgen. Erood is nog steeds gerantsoeneerd, maar er is genoeg voor ieder, melk is bonvrij, maar de tabak helaas niet. De valuta is stabiel, de zwar te markt beperkt. Een journalist van de an dere kant van de Oceaan zag in Amsterdam de mensen op straat rauwe haring eten. Hier door gesterkt in zijn overtui ging, dat het er in Nederland niet te best voorstaat, schreef hij aan zijn krant: „De Hol landers komen om van de hon ger". (Eerlijk gezegd vind ik het ook een onsmakelijke ge woonte). Eerst verwachtte men te veel van de Marshall hulp. Maar vastbera den regeringsvoorlichting heeft de gouden droom verstoord en de Ne derlanders duidelijk gemaakt, dat zij het van hun eigen harde wer- Engels journalist over ons land Het is interessant en ook nut. tig, van tijd tot tUd eens tc vernemen, wat cn hoe buiten landers van ons land denken. A. J. Cummings, de ervaren commentator van de News Chronicle, is de vorige week te ruggekeerd van een bezoek aan ons land. Achter zijn Londense schrijftafel heeft hij zijn in drukken neergelegd in een ar tikel, waarvan Wij hierbij cen uittreksel geven. .y ken moeten hebben, willen zij hun voorspoed terugwinnen. Iedereen houdt van de nieuwe koningin en men verwacht veel van haar. Zij heeft een fijn profiel en een voorkomen van distinctie. Zij is, evenals haar moeder, wel opgevoed en goed geinformcerd. Nog een laatste woord over Am sterdam: het verkeer is er ver schrikkelijk gevaarlijk. Ik ben er verscheidene keren ternauwernood aan de dood ontsnapt. „Het is hier bijna even beroerd als in Los An geles", zei ik tegen een Amster dammer. „Dat is niet waar", zei hij, met het air van iemand die houder is van een wisselbeker. „Wij win nen het. Wij hebben het wereldre cord van drie dodelijke ongevallen per dag".

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 3