1
A UF BEFEHL
D
,,M'
„Hollanders eten op straat
rauwe haring
Een onopgesmukt maar spannend verhaal van een n
heldhaftige verzetsactie, die zich op Vrijdag
15 September 1944 in Utrecht afspeelde:
Vrijdag 17 September 1948
i
ZJEB je posten uitgezet?"
„Ja. Aan de overkant, in de
school. Ze zullen direct rapporte
ren als er wat aan de hand is."
Wat zat er in het huis?"
„Wist ik dat maar. Ik heb iemand
naar die vent toegestuurd om pre
cieze inlichtingen. Hij was over z'n
zenuwen."
„Hoeveel man zit er?"
„Vijf. Landwachters. En dan die
ene die niet meer uit de voeten
kon. Arme kerel."
„Cor! Telefoon!"
Cor rende weg. Kwam twee mi
nuten later terug. Hij was lijk
bleek..
„Verdomme", zei hij. Hij gebruik
te niet vaak krachttermen. Maar nu
herhaalde hij dat woord en hij
veegde met z'n mouw over zijn ge
zicht.
„Hoe staat 't er mee, Cor?"
Hij keek me aan. ,,'t Is erger dan
ik dacht, Ben. Lijsten met namen
en adressen."
„Hoeveel?"
„Tussen de twee en de vier en
twintig honderd, 't Is wel verke
ken. Maar we moeten er op af."
ER op af. Zonder plan? Zonder
hoop? Het leek me een dwa
ze onderneming. Maar de tijd
drong. Er moest een tegenzet ko
men voor de boel daar weg was.
Als de paperassen er tenminste op
dit moment nog waren. Want er
was een ruime tijd verlopen tussen
de „overval" van de Duitse offi
cieren op het huis aan de Kanaal-
weg en het betrekken van de uit
kijkpost aan de overzijde door on
ze mannen. Een ruime tijd, die op
het conto stond van te laat waar
schuwen en van tegenstrijdige be
richten. Wat er in die tijd was
voorgevallen kon niemand weten.
Maar het ergste kon reeds gebeurd
zijn.
We bespraken de situatie en ik
boog me over het krabbeltje dat
Cor maakte met een potlood. De
vier K.P.-ploegen, die in Utrecht
waren samengetrokken, waren hier
present, in de garage van Van
Veen, die diende voor contactpunt
en wapenbergplaats. Voor de mees
ten waren de meeste gezichten
nieuw een dergelijke vergade
ring was er nog niet geweest. De
leden van deze vier ploegen, bijna
allen jonge kerels, voelden meer
dan zij precies wisten, wat er op
het spel stond en zij deden hun
best om de anderen niet te laten
merken wat er in hun omging. Zij
wachtten op hun orders en voor
hen stond één ding slechts vast: dat
zij die uit zouden voeren, hoe zij
ook mochten luiden.
HEt krabbeltje bracht wel een
verduidelijking van de situ
atie, maar weinig perspectief. De
aardewerkfabriek waar de overval
had plaats! gevonden, toen enige
leiders van de O.D. daar vergader
den, lag met de voorzijde naar de
kant van het kanaal naar Jut-
phaas, met de achterzijde naar een
volkomen open terrein, zodat de
mogelijkheid om, van welke kant
ook, ongezien te naderen, gelijk nul
was. Aan de overkant van het wa
ter zaten volgens onze inlichtingen
een paar mitrailleurposten van de
Duitsers. Eveneens was er een
Duitse bezetting in de Jonger ius-
fabrieken die niet ver daarvandaan
lagen en ook de andere kant van
het gebouw werd bestreken door
Duitse wapenen. In het woonhuis
van de fabriek zelf zouden we te
maken krijgen met vijf landwach
ters op z'n minst, want de mo
gelijkheid was groot, dat er reeds
een paar mannetjes van de S.D.
zaten te wachten op een kennis
making met mensen van onze
soort. Bovendien liepen we de
kans, voor niets te komen. De re
gisters konden reeds weggevoerd
zijn.
Daar stond tegenover wel,
daar stond het einde van alles wat
in Utrecht illegaal was, tegenover.
„Doen?" zei Cor. Het klonk niet
als een vraag, maar als een con
clusie.
„Doen" bevestigde ik.
HET aanvalsplan werd niet bui
tengewoon gecompliceerd. Ook
Henk was er voor, om het eerst
met list te proberen. Geweld zou
hier tot het laatste moeten worden
uitgesteld, want een schot kon naar
menselijke berekening alleen een
bloedbad inluiden. We behoefden
elkander niet te vertellen, dat de
kans, dat er niet geschoten zou be
hoeven te worden, eigenlijk uitge
sloten was. Maar dan toch, om bin
nen te komen, was de list nummer
één.
Cor bekeek de namaak-Duitse
papieren, die ik hem liet zien: van
Henk, een sinds jaar en dag ongel
dige S.D.-legitimatie, van mij een
wit papiertje met duistere strek
king, waaruit blijken kon dat ik
tot een zekere O.K.H. behoorde. Er
lag een aarzeling in zij'n houding
toen hij ze ons teruggaf en ik las
van zijn lippen de woorden: ik ga
mee.
„Jij blijft hier, Cor," zei ik. Ik
wilde er aan toevoegen: „Er moet
toch iemand zijn om te zien wat
hij van de brokken straks bijelkaar
kan vegen", maar ik slikte die
woorden in en vroeg hem om twee
van zijn beste mannen voor ons.
Ze werden aan ons voorgesteld: Jo,
als chauffeur, Leen, die potsierlijk-
krijgshaftig probeerde te doen in
het Landwachterspakje waarin hij
voor ons de slaafse lakei zou spe
len. De stengun die op zijn buik
bengelde leek een beetje tegen te
stribbelen bij deze voorstelling.
Cor sprak de anderen toe, ter
wijl wij met z'n vieren overlegden.
Alles Werd op één kaart gezet. On
geveer vijf en twintig man zwerm
den eerst uit om langs verschil
lende richtingen op de fiets zich
naar de Kanaalweg te begeven.
Daar zouden zij verspreid blijven
totdat de auto, waarin wij met ons
vieren, arriveerde. Daarop moesten
„de troepen" zich samen trekken
om direct wanneer een schot klonk
of gevaar van buiten af dreigde, in
te kunnen grijpen. Veel meer viel
er niet te bespreken.
Die twintig minuten wachten in
de garage, voor we er met de wa
gen van door konden, werden de
zwaarste minuten van dit karwei
tje. Daar waren we het later alle
vier over eens.
Het was een opluchting toen ein
delijk de motor startte en de deu
ren van de garage openzwaaiden.
We waren er binnen de vijf minu
ten. Ik had een droge keel en een
zeer koud gevoel in de hartstreek.
WE zijn er hier, geloof ik. Ja,
Jo, het klopt draai het
pleintje maar op."
Jo stopte voor de deur van het
kleine woonhuis en we stapten uit.
De chauffeur bleef in de wagen
de zwaarste taak, dit wachten. Er
was geen mens te bekennen, maar
toen we de oprit op kwamen had
den we een landwachter uit de tuin
hard naar de achterkant van het
huis zien lopen. We waren dus al
aangekondigd. Ik belde en. voor de
galm weerklonken was, gaf ik ren
tweede ruk aan de belknop. Op
hetzelfde moment draaide ik me
om en ik kon een glimlach niet
weerhouden. De lopen van drie ka
rabijnen kwamen voorzichtig, cen
timeter na centimeter, om de hoek
van de muur heen en toen ze ver
genoeg uitstaken volgden, centime
ter voor centimeter drie baardige
tronies onder Landwachtkepi's. Het
geheel was zo komisch-sinister, dat
het een geslaagde scène had kun
nen zijn in een ouderwetse Wild-
Westfilm. Ik stapte op de tronies
af met een air van „Koest beestje,
't is de baas maar" en Henk en
Leen volgden me op de hielen.
Terwijl ik mijn portefeuille trok
begon ik te spreken, te „schnalzen"
liever gezegd op een zo hoog mo
gelijke t.oon. „Sicherheitsdienst.
wo ist der Gefangene?" Tege
lijk klapte ik m'n portefeuille weer
dicht, want het papiertje dat er in
lag was niet geschikt om al tegoed
bestudeerd te worden door een
paar Landwachtersogen. Henk
hield echter zijn verlopen S.D.-
legitimatie uitnodigend voor zich
uit en de heren voor ons richtten
zich wat op om het te bestuderen,
de vinger nog aan de trekker van
hun spuiten, waarvan de uiteinden
nog onplezierig dicht in de buurt
van onze body's waren. Ik liet hen
echter geen tijd om het ding te
spellen en herhaalde mijn vraag
tot de grootste, die verreweg ook
de gemeenste boeventronie bezat.
„Er ist drinnen, Herr Inspektor',
zei de man terwijl hij zijn karabijn
liet zakken en met één oog nog
scheelde naar de S.D.-legitimatie
die nu langzaam werd opgeborgen.
„Hast du schön welche Papiere
gefunden?" „Papiere?" zei de man
en zijn ogen werden groter, bij de
gedachte aan de prachtige vondst:
„Javvohl Herr Inspektor, sehr viele
Papiere haben wir gefunden."
Een vriend gevangen. Te-t
gelijk met hem heeft de gj
vijand beslag gelegd op'
uitermate belangrijke be
scheiden. Man en materiaal g
moeten worden bevrijd, g
Hoe? Desnoods ten kostq
van bloedige offers. Maar
J het lukte zonder geweld
met list, kalmte en on-1
verschrokkenheid, in en-
kele minuten. Minuten van
_j de uiterste spanning, die I
J als jaren zo zwaar wogen, fl
DUIZENDEN gedachten schoten
door me heen, terwijl ik naar
£i de keuken beende. Een zeer krach-
gj tige gedachte die telkens probeerde
q op te duiken maar die ik telkens
;;;,j weer weg trachtte te duwen, om-
dat zij te veel emotie met zich
meebracht, was „Wat een bof dat
H de S.D. niet hier op ons zat te
wachten." 't Was waar, als ze nu
kwamen, hadden wij het eerste
woord. Maar ik mocht nog niet in
een overwinningsroes komen. We
hadden het hoogstens nog maar
voor vijftig procent gewonnen, Je
kon de hele situatie nog niet over
zien, wat er als de volgende stap
moest komen wist ik nog niet.
Ik stond voor de gevangene. Er
v/as geen mens in de buurt.... ik
wel kon opbergen. Plotseling draai- boog me naar hcm toe en fluister
de hij zich naar me om. Zijn stem „>t Zit rustig. Hou je goed, wat
was hees en onderdanig. ..Herr In- cr 00k „beurt". De man begreep
spektor.... wir haben auch noch direct. Hij keek me aan met een
einige Lebensmittel gefunden.
Butler und Kase .und Eier
und noch 'was Auch Zigarren
dürfen wir die für uns behalten..
Der Oberleutnant der hier soeben
war hat schon gesagt, es war gut.
paar ogen, die ik mijn leven lang
niet meer vergeet.
Buitenik was bijna in de
lach geschoten. Voor Leen hoefde
ik niet bezorgd te zijn, merkte ik.
Hij zat op de rand van de regen-
jes in het dikke gezicht, dat er uit
zag alsof het van geolied leer was,
glommen bij de vererende op
dracht. Natuurlijk, illegalen ze
kenden komen. En ze zouden een
warme ontvangst krijgen!
Ik duwde de gevangene voor mo
uit en snauwde naar onze land-
wachter-lijfgardist, die meesterlijk
zijn rol speelde van doen of je ge
hoorzaam bent maar duidelijk la
ten voelen dat je maling hebt aan
iedereen en je superieuren in het
bijzonder. Hij voelde de mentali
teit van zijn collega blijkbaar uit
stekend aan of zou er een
diepere zin schuilen in het gezeg
de. dat de kleren de man maken?
Ik liet aan Henk de achterhoede
en de paperassen over, zonder naar
hem te kijken. Wij hadden zelfs
geen blik van verstandhouding no
dig om elkaar te begrijpen. Nog een
paar meter maar, alleen de keu
ken door, dan waren we tenmin
ste weer buiten, kon bij elke voor
komende situatie het initiatief in
onze handen blijven. Miseen
van die vijf kerels, tot nog toe had
hi] er het zwijgen toe gedaan, deed
plotseling zijn mond open. Of hij
de papieren van de heren nog
even mocht zien. Hij had al eens
meer zo-iets aan de hand gehad,
ziet u.... Ik stond stil en draaide
me om. Mijn hand gleed naar de
linkerbinnenzak van mijn colbert^
jasje, onder mijn regenjas. Ik zag
schuin naast me een wijsvinger
Vier jaar geleden, op de vijftiende September 1944, werd de
illegaliteit in Utrecht opgeschrikt door het bericht, dat het
hoofdkwartier van de O.D. door Duitsers ivos overvallen, 't
Bleek later niet het hoofdkwartier van de O.D. geweest te zijn
en velen schrokken ook pas, toen het gevaar ai weer voorbij
u'as. Maar wanneer de slag, die de heren op het punt stonden
te slaan, geslagen ii'as, en zij hadden er hun hand maar
voor toe te knijpen dan zou cr van illegaal werkend Utrecht
niet veel meer overgebleven zijn. Want de namen van de 2400
onderduikers die de stad telde stonden op de lijsten, die de
Landwacht reeds triomphantclijk in een tas geborgen had, mét
een opgave van de belangrijke illegale knooppunten en een
paar plannetjes voor na de oorlog. i
Wanneer de heren met het groene jasje en de zwarte broek
wat minder in de wolken geweest waren over hun eigen voor-
treflijkhcid, dan dan was er een zware dag geweest voor
Utrecht. Maar ze waren in de wolken. En daarom gaven ze
alles maar aan een paar K P.-ers. Op verzoek. Of liever
auf Befehtl
stehe. Es ist sehr Rut, dass du aar-
auf Acht eegeben hast. Danke
schön."
ACHTER mijn rug gebeurde er
niets. Het vertrouwen was
dus hersteld: de heren waren er
voor de tweede keer ingetippeld.
De clandestiene telefoonlijn, die na
de overval van de Duitse officieren
natuurlijk door onze centrale uit
geschakeld werd, had de situatie
gered. We gingen naar buiten, in
optocht, als ware broeders en plot
seling schoot de komische gedachte
door mijn hoofd, dat het toch jam
mer was dat ik naderhand nooit
meer uit zou kunnen maken wie er
op dit ogenblik van ons groepje
meer voldaan en tevreden was: de
Landwachters, die blijkbaar rots
vast overtuigd waren van een be
loning of een promotie na deze
schitterende beurt, wij met ons
drieën die per slot van rekening
ook niet ontevreden konden zijn
over de gang van zaken tot op dit
moment óf onze gevangene, die als
een gebroken man vooruit liep,
recht op de vrijheid af en er mis
schien aan dacht dat het kwartier-
Ik knikte. „Richtig.die Dinge put, de benen wijd uit, in een hou-
kannst du ja haben". ding alsof hij de baron zelf was.
„Danke sehr, Herr Inspektor". Naast hem zat een echte Land-
Hij salueerde er voor. Ik zag op wachter, een boerenknuppel met
dat moment het gezicht van Henk piekhaar. Blijkbaar zat de
cn ik wist dat hij dacht: Schooiers pseudo op te hakken over zijn
....denken aan vreten en zuipen loopbaan als beschermer, want de
en daarbinnen wacht
zijn dood.
iemand op
recht. Wel, erg &vrolijk zag hij er f:R.' correct en de gele knuppel deed
- - nor hom clnfioc nn 111 f f vo Cl
IE iemand stond in de keuken,
met zijn rug tegen de aan-
niet uit. Het was hem aan te zien,
dat het gespuis het hem niet bij
zonder gemakkelijk gemaakt had.
gele luisterde met kennelijk
respect.
„Was machst du, Kerl!" riep ik
met een stentorstem. Leen vloog
ogenblikkelijk in de houding, keu-
het hem stijfjes en verbluft
Maar hij vergat zijn mond dieft te
doen en inplaats van zijn hakken
Er was weinig aan te doen, hij zou wezen 3e neuzen van zijn kistjes
nog even verder in de zure appel
moeten bijten.
naar elkaar. Ik kanonneerde ver
der: Wat, voor de duivel, ze daar
met elkander zaten te kletsen, ter-
Ik stapte op hem af, bracht mijn wijl er een gevangene bewaakt
gezicht vlak bij het zijne en bcgor» moest worden! Leen zweeg eerbie-
het Duits te schreeuwen. Ik clig en voorbeeldig, de knuppel
trok er eenzo gemeen mogelijk begon te stotteren van emotie.
„Maul halten! En vooruit, naar
binnen.neem die kerel mee".
snuit bij. „Waar zijn de anderen?
Wie zijn het? Zeg op, Schuft,
Schweinhund", enz. Alles wat ik
aan scheldwoorden kon bedenken
wilde ik bij elkaar hebben, maar
een van de heren Landwachters, ik onze gevangene tegen de muur
een vent met een opvallende na- drukte. Allen present. De leider
viksneus in een kinloos gezicht, van de Landwachtbende was Iets
trok me aan mijn mouw. Hij had van een der paperassen in 't Duits
gelijk, want ik zou m'n scheldarse- aan het vertalen voor Henk, die
WE stonden even later in de
achterkamer, ik telde terwijl
met een hautain gezicht luisterde
en af en toe knikte. Bijna automa
tisch speelde ik de comedie verder.
Ik had gezien, dat, zoals we nu
stonden, door elkander, het onmo
gelijk was om met één roffel van
de sten onze tegenstanders op te
ruimen. Het eerste schot zou voor
naai straks harder nodig hebben
„Lassen Sie, Herr Inspektor
das kommt ja doch noch .Sehen
Sie mal was wir entdeckt haben".
Ik volgde de man die de voorka
mer binnen ging en om zijn han
den vrij te hebben, zijn karabijn
dwars over de armleuningen van ruimen, net eerste scno, zou vuu
een stoel legde. Met grote stappen ons *W>. h.et twcede wellicht ook
verdween hij in de aangrenzende j;an de rest 20uJ" 1 aS"
achterkamer, waarvan de schuil- J?en J"?01] heren had
deuren openstonden. H,j pakte een den, behalve de karabijnen, die
actctas, een grote, fonkelnieuwe waardeloos waren, hun pisto-
actetas van bruin leer. Die puilde
uit van de paperassen. De kerel
jankte bijna van vreugde. Hij viel
over zijn woorden in zijn enthou-
siasme om ons uit te leggen hoe- viseerde een „verhoor". Mijn lin-
veel de buit die ze hadden gemaakt,
wel waard was. „Honderden lijsten
met adressen en stukken over
ons, wat ze straks willen uitvoeren
De Kanaalweg, het terrein waar
het drama zich afspeelde. Het we
melde er van Duitsers, W.A.-lieden
en landwachters. Daar in 't woon
huis rechts op de voorgrond, naast
de aardewerkfabriek, zat de vriend
gevangendaar lagen de papieren
die moesten ivordegered
De eerbiedige toon van zijn stem
en de kans die ik plotseling zag
de papieren lagen voor het grij
pen, het was een kwestie van over
donderen en snel zijn! deden
een stalen veer in me losspringen.
Ik gaf de kerel een kei-harde klap
op zijn schouder en schreeuwde:
„Das hast du fabelhaft gemacht!
Wir hóben jetzt diese Hunde!"
't Was kennelijk voor de eerste
keer in zijn diensttijd, dat de arme
drommel zo'n pluim kreeg van een
van zfjn superieuren. Hij straalde
over zijn hele gezicht en ook de
andere twee lieten nu al hun re
serve varen. „Kommen Sie mal
mit, Herr Inspektor"
Ze gingen ons over het grintpad
voor, drie slungelige knapen. De
man die me aansprak met Herr
Inspektor en klaarblijkelijk de lei
ding had over dit groepje, wuifde
met zijn hand naar nog zo'n exem
plaar dat even verder op stond, dat
alles O.K. was en hij zijn spuit
len.
Ik voelde dat er behoefte was aan
een nieuwe scène, wilden we niet
op dood spoor komen, en ik impro-
kerhand kwam met een harde klap
op de kaak van de man voor mij.
Hij vertrok geen spier van zijn ge
zicht, knipperde zelfs niet met de
ogen terwijl ik hem zo hard moge
lijk in zijn oren schreeuwde: „Die
Nahmen der andren! Sprechen
Schwein!" Het is verwonderlijk,
hoe slaan en schreeuwen in som
mige omstandigheden de snelheid
van het denken kunnen bevorde
ren. Ik verbaasde me er over
terwijl ik sloeg, terwijl ik
schreeuwde. Met elke klap kwam
er een duidelijker inzicht, hoe uit
deze affaire te raken zonder kleer
scheuren en bij elke schreeuw
groeide mijn overwicht, mijn ze
kerheid alle eventualiteiten te
overzien. Achter mijn rug hoordo
ik hoe Leen stond te gnuiven tegen
de peenharige, alsof hij getraind
was in het bijwonen van ranselpar
tijen. Ik sloeg werkelijk hard; deels
uit angst dat het anders niet echt
genoeg zou lijken, deels waar
schijnlijk ook om mijn zenuwen af
te reageren en tijd te winnen om
na te denken. Het slachtoffer, een
al wat oudere man, hield zich uit
stekend. Soms oppnde hij de mond
om iets te zeggen of te schreeu-
Even len noorden van de plaats
van handeling, lagen als een felle
bedreiging, de werkplaatsen van
Jongerius een Duitse vesting vol
met soldaten, geweren en mitrail-
leicrs. Als 't op geweld was uitge
draaid, wat zou er dan van dat
troepje verzetsmannen zijn over
gebleven?
van Leen voorzichtig om de trek
ker van de sten schuiven. Henk
zocht eveneens in zijn jaszak. Mijn
vingers gleden over het leer van de
portefeuille en het gladde en kou
de metaal van mijn kleine 6,35. Ik
stond op het punt de laatste te kie
zen. Ik zag de hand van de Land-
wachter die me de vraag gesteld
had naar zijn heup gaan.... Op
dat moment zei een stem achter me
iets over de telefoon. Met de hand
nog in mijn zak draaide ik me half
om. „Was? Zerstört? Keine Ver-
bindung mehr? Wie ist das denn
mög.Mijn hand koos en kwam
achteloos met mijn portefeuille te
voorschijn, die ik zonder er naar te
kijken voor de ogen van de man
voor mij open en weer even non
chalant dicht klapte. Henk had
zijn S.D.-papier getrokken, hield
het rustig voor zich uit. Ik deed,
of er me plotseling een licht op
ging en draaide mij helemaal om
naar de man achter ons. ,Ach
só.... wenn du zuerst mal ver-
suchtest so war alles normaal, wenn
du nachher anrufen wolltest, so
war plötzlich keine Verbindung
mehr daIch glaube, ich ver-
tje dat de heren Landwachters
juist voor wij kwamen hem nog te
leven hadden gegeven omdat hij
zijn mond niet open deed, wel
haast verstreken moest zijn.
We naderden het tuinhek. Ik
duwde onze eigen Landwachter in
nig
op moest letten, dat die kerel daar
op het laatste moment niet de be
nen zou nemen. Het was meer als
een grapje bedoeld, maar een van
zijn echte collega's, die van opzij
aan kwam slenteren dacht dat ik
me werkelijk ongerust maakte en
zei smalend: Hij heit geen schijn
van kans, Herr Inspektor. As-'t-ie
de kuite probeert te neme, schiet
ik 'n dwars door z'n flikker.
We waren bij de auto. Ik keek
verrast op er stonden twee on
bekende heren in lichte regenjas
sen op onze weg. S.D.? Te vragen
had weinig zin. Meteen schieten?
Ze keken ons aan en gingen een
stap terug om ons door te laten.
We duwden de gevangene naar
binnen. Ik had mijn blaffer te
voorschijn gehaald en hield de
loop tegen zijn rug. Toen we op
het punt stonden te starten, wrong
de commandant van de Land-
wachtgroep zijn leren snuit door
het geopend portierraampje naar
binnen cn vroeg in zulk rad Duits,
dat ik hem eerst niet begreep, of
we even zijn chef die met een
troep Landwachters van veertig
man aan de overkant of even ver
derop klaar stond om uit te ruk
ken en assistentie te verlenen bij
de huiszoeking, wilden waarschu
wen dat het niet door behoefde te
gaan. Ik beloofde, dat we even aan
zouden rijden.
Belofte maakt schuld, zegt men.
Maar we deden het toch maar niet.
Het was, of we plotseling merkten
dat wc haast hadden. Even verder
op zagen we een paar van onze
mensen. Henk zag zijn jongere
broer Wout. Hij stak zijn hoofd
naar buiten. „Klaar", schreeuwde
hij. „Wout, waarschuw de anderen,
't Is voor mekaar, inrukken!"
Inrukkenhet klonk nog zó
in de S.D.-Landwachtersstijl dat
wc plotseling allemaal hard-op
lachten. Ik ving nog een glimp op
van het hoogst-verbaasde gezicht
van Wout, die keek of wc gek wa
ren. We waren het op dat moment
misschien ook, wc bulderden van
de lach, we stompten elkaar cn
schreeuwden van alles. „Heb je die
tas bij je?!" ik schrok midden
in een lachbui. „Wat dacht je",
schreeuwde Henk terug, „ik zit er
boven op!"
Waarachtig, hij zót er boven op.
NOG een rit door de stad, het
„normale" risico. We kwamen
behouden aan op het binnenplaats
je met privé-garage. De goede
vrouw des huizes, die op een bal
konnetje stond, viel er van schrik
bijna af toen ze een Landwachter
uit zag stappen. Maar ze herkende
hem gelukkig juist bijtijds om
haar positieven cn haar evenwicht
te kunnen bewaren.
Hier stond een telefoon. Ik
draaide het nummer van garage
Van Veen en kreeg Lange Cor
aan de lijn.
Cor, hier Ben. Opdracht uitge
voerd, alles O.K.
Wat??? Heb je het klaar ge
speeld? Mooi!! Wat heb je met die
Landwachters gedaan?
Ze zitten er nog.
Zitten ze er nog? Heb je hun
wapens?
Nee. Die hebben ze nog.
Ik snap je niet. Hebben jullie
niet geschóten?
Ik lachte. „Ik zoek je vanmid
dag wel op om 't je te vertellen,
maar we gaan eerst naar onze
vrouwen. Alles zit rustig."
Ik hoorde iemand naast me
lachen. Het was onze gevangene.
„Excuseer dat ik zo hard geslagen
heb", zei ik. „Maar ik had er alle
machtig veel pleizier in. Deed 't
zeer?"
„Ik ben nog nooit zo heerlijk ge
aaid", zei onze vriend. Hij gaf me
de hand.
WIE waren toch die kerels in
die regenjassen die buiten
stonden te loeren toen we weer in
de auto stapten?" vroeg ik aan
Leen en Henk.
„Ze zagen er uit als een paar
van de S.D., maar ze zeiden geen
boe of ba."
„Wat een wonder", kreeg ik ten
antwoord, ,,'t Waren een paar van
onze eigen mensen!"
AAR weet je nou wat 't
mooiste is van de hele
bak", zei Cor toen Henk en ik hem
het verhaal in geuren cn kleuren
hadden verteld. „Die lui, die Duit
se officieren die die „overval" de
den, moesten daar helemaal niet
op de Kanaalweg zijn, maar op het
Kanaalplein. Ze stapten alleen
maar uit bij het nummer dat ze
hebben moesten.als de mensen
die in de voorkamer zaten niet
meteen waren opgesprongen cn
weggehold, op één na, dan was er
niets gebeurd.''
„Laten we blij zijn dat die ene
tenminste z'n positieven bij elkaar
hield", zei Henk peinzend.
als de Tommy's de oorlog gewon- ^wvw _00_..
nen hebben". Ik knikte en Henk Wen, maar voor hij geluid gaf sloot
zweeg. (Hij voelde zich niet sterk hij hem weer alsóf hij zich bc-
genoeg in het Duits om er een dacht Ik voelde plotseling, dat
woord aan te wagen en moest dus Henk, die rechts achter mij stond,
aldoor zwijgen, wat hem zijn
niet gemakkelijker maakte.)
rol
Ik
nog steeds in „gesprek" met de
commandant, het benauwd kreeg.
dacht er over na hoe het nu ver- Hij schraapte z'n keel, alsof hij
der moest. Hier waren drie Land- naar cen woord zocht ik staak-
wachters, twee man van ons. Bui- te mijn bokspartij en keerde
ten, ergens, zwierf de rest. Ik
om. Tegelijk keek de lange Land-
moest alles hierheen halen en als wachter me aan. Ik pakte hem bij
het kon, onze vriend in de keuken een mouw en trok hem terzijde. De
geruststellen. Dan.... de kans af- kerel grijnsde en balde zijn rech-
wachten en de hele troep hier tervuist, terwijl hij schuins naar de
neerknallen. Binnen kon er zelfs gevangene loensde. Ik weerde hem
met de sten zonder te groot risico haastig afdeze os zou met
geschoten worden. één klap de man bewusteloos ge-
Ik draaide me om en lièp weer slagen hebben,
terug. Henk was het wel toever- „Was denkst du", zei ik, min-
trouwd de twee heren daar zo lang zaam en vals, „weiss der Kerl
„aan de praat" te houden. Ik ken- wirklich nicht view, oder.." „Ach
de hem er goed genoeg voor om te Herr Inspektor" grinnikte de goril-
weten, dat hij geen steek zou laten la, „die vent weet toch van alles
vallen.daarvoor had hij al te veel afLaat mij maar eens even..."
achter de rug. Minder gerust was „Schon gut", wuifde ik met mijn
ik op Leen, die ik per slot van re- hand. „Werden ihn schon klein
kening riiet kende. Hij had een kriegenIk deed of ik nadacht
machtig wapen in de hand en ik en plotseling tot een besluit kwam
wist dat het verleidelijk is om zo- „Wir nehmen ihn mit" zei ik, „und
iets meteen te gebruiken als het er- auch die Papiere eh aber,
gens mis dreigt te gaan. Te vroeg Jungens, passen Sie auf. Es kann
schieten kon even funest zijn als hier noch 'was vorgehen, verstan
te laat. Hem moest ik direct bij den?" Ik keek de gorilla recht in
me hebben. z'n stoppelbaard. De venijnige oog-
..De voornaamste indruk, die ik mee teruggebracht heb uit Neder
land is die van de eerbied die de kleine naties in West-Europa voor
Engeland koesteren. De mensen met wie ik sprak, prominente Neder
landse politici en ook vertegenwoordigers van een half dozijn andere
democratische staten, spraken met bewondering over de wijze, waarop
a-i Engelsen hun economische moeilijkheden het hoofd bieden. Bevin
beschouwen zij als de moderne belichaming van de geest van John Buil."
Aldus ongeveer schrijft A. J. Cummings in de News Chronicle.
Interessant zijn ook zijn volgende opmerkingen:
Vóór en tijdens de inhuldiging
van koningin Juliana zetten de
Hollanders al hun zorgen aan de
kant. Ik heb nog nooit ergens een
volksfeest gezien dat zo lang duur
de en zo vrolijk v/as. Nu lopen ze
weer in het gareel van alledag. Ze
werken hard, zijn angstwekkend
netjes, vriendelijk, goedgehu
meurd en hebben gemiddeld een
goed begrip van politiek.
De industrie en de landbouw
herstellen zich gestadig. De pogin
gen om de eindjes aan elkaar te
knopen, gaan gepaard met dezelf
de moeilijkheden die wij in Groot-
Brittannië kennen. De Nederlan
ders v/orden het zwaarst bena
deeld door het totale verlies van de
handel met Duitsland, die voor de
oorlog veertig procent van het na
tionale inkomen bedroeg. Zij zijn
goed gekleed, niet slecht gevoed en
het trof mij vooral, dat de kinde
ren er zo goed en zo gelukkig uit
zagen. Wat een contrast met de
duizenden Nederlandse kinderen
die ik in het laatst van de oorlog
in Engeland heb gezien!
Het geboortecijfer blijft stijgen.
Erood is nog steeds gerantsoeneerd,
maar er is genoeg voor ieder, melk
is bonvrij, maar de tabak helaas
niet. De valuta is stabiel, de zwar
te markt beperkt.
Een journalist van de an
dere kant van de Oceaan zag
in Amsterdam de mensen op
straat rauwe haring eten. Hier
door gesterkt in zijn overtui
ging, dat het er in Nederland
niet te best voorstaat, schreef
hij aan zijn krant: „De Hol
landers komen om van de hon
ger". (Eerlijk gezegd vind ik
het ook een onsmakelijke ge
woonte).
Eerst verwachtte men te veel van
de Marshall hulp. Maar vastbera
den regeringsvoorlichting heeft de
gouden droom verstoord en de Ne
derlanders duidelijk gemaakt, dat
zij het van hun eigen harde wer-
Engels journalist
over ons land
Het is interessant en ook nut.
tig, van tijd tot tUd eens tc
vernemen, wat cn hoe buiten
landers van ons land denken.
A. J. Cummings, de ervaren
commentator van de News
Chronicle, is de vorige week te
ruggekeerd van een bezoek aan
ons land. Achter zijn Londense
schrijftafel heeft hij zijn in
drukken neergelegd in een ar
tikel, waarvan Wij hierbij cen
uittreksel geven.
.y
ken moeten hebben, willen zij hun
voorspoed terugwinnen.
Iedereen houdt van de nieuwe
koningin en men verwacht veel
van haar. Zij heeft een fijn profiel
en een voorkomen van distinctie.
Zij is, evenals haar moeder, wel
opgevoed en goed geinformcerd.
Nog een laatste woord over Am
sterdam: het verkeer is er ver
schrikkelijk gevaarlijk. Ik ben er
verscheidene keren ternauwernood
aan de dood ontsnapt. „Het is hier
bijna even beroerd als in Los An
geles", zei ik tegen een Amster
dammer. „Dat is niet waar", zei hij,
met het air van iemand die houder
is van een wisselbeker. „Wij win
nen het. Wij hebben het wereldre
cord van drie dodelijke ongevallen
per dag".