SINTERKLAASVERHAAL
MIJN MOOISTE SINTERKLAAS
Poging tot een novelle over het Leven van
de slaven der journalistiek
„O, kom eens kijken
Wat grootvader zijn tcleinkinders
vertelde
ER was een? een kleine verslag
gever. die werkte aan een zeer
grote krant. De kleinheid van de
verslaggever kwam niet zozeer lot
uiting in zijn lichaamslengte, die
eerder middelmatig was. als wel in
de schuwheid van zijn blik. de
scheefheid van zijn hakken, de weg-
blaasbaarheid van zijn maandsalaris
en de ongeregelde toestand van de
paardenharen in zijn revers, waar
van de HBS -meisjes, die hij soms
bedeesdelijk een eindje naar huis
bracht, groot ongerief ondervonden.
De grootheid van de courant ma
nifesteerde zich in alles: in de mo
numentaliteit van het gebouw, tn de
veelheid der liften, die erin op en
neer gonsden, in het geratel van
ganse telefoonbatterijen, in het ge-
zoef van de buizenpost, in het ge
raas van de geweldige rotatiepersen
en van een geweldige hoofdredac
teur.
Op de avond van de vierde De
cember ontbood deze gigant de klei
ne verslaggever, liet hem tien minu
ten lang op de mat roosteren, rolde
met zijn kinnen en sprak, terwijl hij
speelde met het platina montuur
van zijn bril:
„Kokkejan heeft de griep. Nou doe
jij het Sinterklaasverhaal. Ander
halve kolom."
Onder het recalcitrante paarden
haar voelde de schuchtere zijn hart
een keer overslaan en vervolgens
wegzinken tot de onbelangrijkheid
Van een aardappel, die, bij het
rooien vergeten, op een doorweekte
akker ligt te vergaan in de ongast
vrije nevels van een vroege Decem
beravond. Hij was geen man voor
groot werk, en wist dat. Zijn talen
ten leenden zich beter voor kleine,
maar verfijnde journalistieke ca
meeën: een keukenbrand, geblust
met 'n slang op de waterleiding,
werd onder zijn handen tot beknopt,
maar ontroerend drama, zijn fijn ge
ciseleerde beschouwingen over uit
gegleden paarden en gedeukte spat
borden bezorgden de gemengde ru
briek van zijn blad een litteraire
faam, die in schrille disharmonie
was met het symbolisch salaris, dat
hij beurde. Een Sinterklaasverhaal
lag echter volkomen buiten zijn
krachtveld.
Sidderend van narigheid beklom
hij de vele trappen van het huis,
waar hij een zolderkamer bewoonde
van het operette-achtige type, dat
door vorige-eeuwse Duitse "senti-
menteel-humoristische schilders ge-
inaugureerd is: een dorre kachel,
een wankele morsige tafel met
troosteloos eetgerei, een. slonzig bed
en overal pannetjes om het lekken
de dak te bestrijden. De kleine trap
valspecialist hield zijn jas aan,
dronk met 'n lege maag zijn laatste
grondje cognac op, ging aan tafel
zitten en begon te schrijven:
,,'t Was op de avond van de vijfde
December. Vrolijk knapperde het
haardvuur en deed zijn rosse gloed
spelen over de opgetogen gezichten
van een uitbundige groep feestvier
ders, die
Hier hield hij op. gromde als een
oude hond, spoog tegen, de kachel
en schrapte alles door. Hij begon
opnieuw:
,,'t Was op een mooie winternacht
in Barcelona. „Weet je, wat we
doen Piet?" sprak Sint Nlcolaas,
terwijl hij voor een cierlijk barok
spiegeltje zijn baard soigneerde
IN de woeste uitval, waarmee zijn
potlood deze regels op hun beurt
doorhaalde, maakte een grote
scheur in het papier. Dat trof hem
zeer smartelijk, want het was een
goed, houtvrij cahier, dat hij als
jongen op de catechisatie gebruikt
om economische redenen geheel
schoongestuft had en nu al sinds
jaar en dag, schrijvend en stuffend,
telkens weer benutte voor zijn jour
nalistieke concepten, zodat op iedere
bladzijde reeds honderdtallen bin
nenbranden in palimpsesto aanwezig
waren.
Na deze teleurstellingen werd zijn
brein steeds leger en zijn pogen
steeds krampachtiger. Achtereen
volgens trachtte hij een Sint Nico-
laas-idylle te doen opbloeien op de
Cannebière in Marseille, in een Si-
ciliaans roverhoofdkwartier, in een
Kashba van Algiers, op de Queen
Mary, in Broadway en in de bij
keuken van Stalin, maar het beant
woordde niet aan de hoge eisen, die
hij aan zijn proza gewoon was te
stellen. Hij vond in drie flessen nog
drie grondjes cognac en probeerde
de Sinterklaas-chantas in verband
te brengen met het leven en stre
ven van diepzee-vissen, met een
expeditie in het Amazone-gebied,
met het onderwijs van Fries aan de
H.B.S. te Maastricht. Maar hij moest
zelf erkennen, dat het alles wat ge
wrongen bleef; met een tragisch ge
baar wierp hij zijn zeven en dertig
projecten, tot een groezelige bal ge
knepen, in een hoek; dronk, op han
den en voeten rondkruipend, het re
genwater uit alle lekpannetjes en
viel aan de voet van zijn slonzig
bed in een benauwde slaap.
Vrijwel op tijd werd hij de vol
gende morgen wakker. Opnieuw
dronk hij uit de pannetjes, die zich
inmiddels weer gevuld hadden, wan
kelde door de kille straten naar zijn
krant, klopte bij de hoofdredacteur
aan en trachtte te redden, wat niet
meer te redden viel. Hij werd op
staande' voet ontslagen. Doelloos
door de stad dwalend zag hij een
Zwarte Piet op het punt om in volle
statie achter zijn Meester aan een
warenhuis binnen te treden, strui
kelen en ten' val komen. Zijn ge
oefend oog taxeerde het op een
knie-fractuur. Aarzelend sloop hij
het warenhuisbinnenenbood zich bij
de in grote verlegenheid verkerende
afdelingschef aan als Piet-rempla-
cant. Hij werd aangenomen en vol
deed zo goed. dat hij, na hel beëin
digen der campagne, benoemd werd
tot rolluik-op-en-neer-haler in tij
delijke „huis-dienst".
Toen hij op een avond verdiept
was in zijn rolluiken, kwam de pre
sident-commissaris van het concern
toevallig voorbij en vroeg hem,
ten. die het „Zie ginds komt de
stoomboot" speelden in Lvdi-
sche toonzetting. Tydens raads
zitting moest de stakker pepernoten
strooien. Hij werd gek en sprong
uit zijn kantoor, dat op de twaalfde
verdieping gelegen was. Zijn kanten
onderkleed bleet echter haken aan
het balcon van de negende etage en
hij kwam omstreeks de zesde tot
stilstand. Nu kreeg zijn gewezen
slachtoffer toch meelij en huurde
een villaatje ergens buiten voor
hem en twee potige verpleegsters.
Als hij hem zo nu en dan opzoekt,
leek de stumper vry gelukkig. Hij
dacht blijkbaar een schimmel te
zijn. hinnikte dankbaar en likte zijn
handen
De kleine verslaggever werd wak
ker doordat de wekker stuipachtig
afliep en doordat regendruppels op
viel aan de voet van zijn slonzig bed ln een benauwde slaap
waarom hij feilloos glad geschoren
was. De gedeclasseerde verslaggever
openbaarde aarzelend en hakkelend
het merk van zijn scheercrème en
werd tot chef-machinist benoemd
Daarna was zijn carrière even dui
zelingwekkend als solide en toen
enkele jaren later de president
commissaris het glanzend hoofd
voorgoed te ruste legde, verwonder
de zich niemand, dat hij- gekozen
werd om de hoge functie over te
nemen. Na enkele maanden stond
hij aan het hoofd van een trust, die
alle warenhuizen van het ganse
land beheerste. Op zoek naar ver
dere investeringsmogelijkheden deed
hij Ajn oog vallen op.het couran
ten bedrijf, dat hem eens zo smade
lijk uitgestoten had. Hij kocht het
zaakje op en superieur was de
wraak, die hij zich veroorloofde op
zijn gewezen hoofdredacteur.
Toen deze abject en met bibbe
rende kin en wangen om zijn ont
slag kwam smeken, weigerde hij
neerbuigend. Hij verbood hem ech
ter zich tijdens de bureau-uren an
ders te vertonen dan gekleed in
Sinterklaaspak, stool, staf en mijter
compleet en wanneer de stakker
zich op een belangrijke persconfe
rentie te vertonen had, mocht hij
daar niet anders heengaan, dan ge
zeten op een schimmel.
Naar gala-premières moest hij
zich laten vervoeren in een ver
gulde draagstoel, die op de schou
ders van twaalf Pieten rustte.
Vooraf ging dan nog een blaasorkest,
bestaande uit een dozijn andere Pie-
zijn hand vielen. Dat klopte, want
waar zijn hand was, hoorde een
pannetje tc staan. Zonder te ontbij
ten verliet hij. nog klam na zijn
nachtmerrie, de zolderwoning en
liep door de stad met een déjè-vu-
gevoel. Zijn hart sloeg rustig en hij
voelde in zich een luciditeit, zoals
alleen een zware kater en volslagen
wanhoop kunnen veroorzaken. Bij
het gebouw van zijn krant gekomen,
merkte hij niet hoe een taxi stil
hield, waaruit een ziekelijke ge
stalte kroop. Pas in de lift ontdekte
hij, dat Kokkejan tegenover hem
stond, met rode griepneus en flauw-
staandé waterogen, bleek en ellen
dig. Met een valse grijns vol brood
nijd, die het meest-onhcilspellende
deel van zijn voos tandvlees ont
blootte. toonde hij een bundel papie
ren en sprak: „Je dacht zeker, dat
je me voor kon zijn met je lamme
Sinterklaasstuk! Niks er van. Daar
zorg ik voor. Zo ziek als een hond
ben ik, maar hier is het, kant en
klaar, twee kolom. Waar blijf je
nou?"
Die vijfde December bracht de
kleine verslaggever door in de ver-
heVcn gemoedsstemming van een
middeleeuwse monnik, die zich vre-
-dig uitleeft in het schilderen van
zijn mooiste miniatuur. In delicate
streken penseelde hij een verfijnd
essay over een omvergereden ver-
keerspaal.
En zelden beschreef hij het ver
lies van een portefeuille met in
houd met zo'n diep medeleven als
toen.
Radar-installatie
voldeed de Sint
toch niet
CINTERKLAAS stond perplex,
toen Zwarte Piet op die bewuste
avond de mooie schimmel voorge
leidde voor een nieuwe avondlijke
patrouilietocht over de daken. Piet
grijnsde breed. „Ja baas, dat nou
het toveroog zijn, waarmee kapi
tein van ons schip in donker
kijken! Nou ik niet" in schoorsteen,
maar baassie in donker kijken en
alles zien van de mensen!"
Toen Sint van zijn verbazing be
komen was, bekeek hij eens nader,
wat zijn loze knechtje had uitge
voerd. Daar had die zwartkop een
complete radarinstallatie op het
paard .gezet, stevig met riemen
vastgesjord voor het zadel! De be
ruchte roe van Sinterklaas zat nu
opzij vastgemaakt en in plaats vatt
de mooie krul zat een geheimzinnig
ronddraaiende zender boven op de
top.
Wanneer U mocht denken, dat
Sinterklaas een vreselijk ouderwet
se man is, wars van alle nieuwig
heden, dan heeft U het mis. Hij had
bijvoorbeeld allang in een jeep in
plaats van op een paard rondgere
den, ware het niet dat de handigste
aller voertuigen toch nog niet han
dig genoeg was voor de halsbre
kende toeren op de dakentochten.
De Sint aarzelde ook nu weer geen
moment, klom in het zadel en de
schimmel, het vertrouwd gewicht
op zijn rug voelend, galoppeerde er
hinnekend van door.
Wie die avond naar de daken
had gekeken, zou gezien hebben
hoe dan hier, dan daar een won
derlijk silhouet zich aftekende
tegen het bleke maneschijnsel. In
plaats van het oude beeld, een bis
schop hoog en fier te paard met de
gekrulde staf in de hand, zou hij
een Sinterklaas hebben gezien,
voorover leunend over een kastje
en naast her de roe, waarop een
vreemdsoortig ding als maar rond
draaide. De Sint met het toveroog
was op patrouille! Gefascineerd,
beide handen geklemd om de don
kere koker op het kastje, keek hij
onafgebroken naar de beelden die
zich over het fluoriserende scherm
voortbewogen. Hij zag de mensen,
al die mensenkinderen, die zich on
bespied waanden en dus deden zoals
ze werkelijk waren
Het was een ietwat verfomfaaide
Sinterklaas, met verwarde baard
en de mijter voorövergezakt op het
hoofd, die laat op de avond terug
keerde. Lange tijd keek hij pein
zend naar de stapels geschenken
opgetast in zijn magazijn, alsof hij
dacht: Wat moet ik in vredesnaam
daarmee? Plotseling streek hij zijn
baard glad en zette de mijter weer
stevig recht op het hoofd. Als een
herborene wendde hij zich tot zijn
knecht met het korte bevel: „Doe
dat ding van m'n paard af en breng
het waar je het vandaan gehaald
hebt, Piet!"
De volgende avond, onder de
goedkeurende blikken van zijn
meester deponeerde Piet de pakjes
in schoorsteen na schoorsteen. Hoog
en fier, met de gekrulde staf in de
hand, zat de bisschop te paard, een
Sinterklaas, die weet al eeuwen
weet dat wie goed doet, goed
ontmoet en daarmee het kwade
overwint
JULLIE vragen mij naar mijn
mooiste Sinterklaas? Als je ge
steld bent op een verhaal, dat
helemaal niet sensationeel verloopt
goed, dan wil ik jullie wel even
nuchterweg vertellen wat in mijn
herinnering mijn mooiste Sinter
klaas is gebleven.
Hoe oud zal ik geweest zijn?,
ik denk 'n jaar of zeven, want jul
lie tante Doortje, mijn zusje, was
vijf; dat zij vijf was, weet ik nog
heel goed.
Op de middag van de 5de De
cember voeld^i jullie tante Door
tje, die toen nog maar vijf jaar
was, en ik ons toch wel een beetje
opgewonden, want al was het in de
laatste weken in huis allemaal an
ders geweest dan gewoonlijk, om-
dat onze moeder, jullie overgroot
moeder, in het ziekenhuis lag met
ons nieuwe broertje, Ook had
den we, net als de vorige jaren, bij
de schoorsteen gezongen maar,
zonder moeder, had ik het niet
„echt" gevonden.
Op ieder verlanglijstje, klein of
groot, had gestaan: „Voor Doortje
alstublieft een poppenwagentje en
voor mij, Evert-Jan, alstublieft een
autotje met een garagetje, met
echte deurtjes, die open en dicht
kunnen." Wij hadden gedacht: „als
(Illustraties Aftel Ouerbeeke)
De Heerlijke tijd is aangebroken,
St. Nicolaas is in het land
PIETER, Pieter!
Oh, het leven was moeilijk,
vond Sint Nicolaas, zeer moeilijk.
Het wilde niet zo best meer met
de benen en van het bukken kreeg
hij last. Die knechten van tegen
woordig waren ook niet meer je
dat. Nu stond zijn tabak weer niet
op de goede plaats en Pieter, waar
was Pieter?
Zeker weer aan 't oefenen op het
dak. Dat die jongen daar nu zoveel
moeite mee had! Dat konden de
knechten van vroeger in een paar
dagen. Deze Pieter was nu al twee
weken in dienst en nog glibberde
hij telkens naar beneden. Och, ver
der was hij heel aardig, gewillig en
zo. Maar ja, hoe is het met die jon
gens, als je ze nodig hebt, zijn ze
juist niet te vinden.
Pieter, Pieter!
Maar het huis bleef stil. En de
tabak bleef weg. Sint zakte in een
stoel. De problemen des levens
stormden op hem aan. En hij kon
er niet tegen op.
a
PIETER, Pieter!
Het is grijs, mompelde hij be
droefd. Er moet iets met de vent
gebeurd zijn. Het zal ervan moeten
komen, dat ik eens bo.ven ga kijken.
Vermoeid besteeg hij de trap.
't Is net of ik een dagje
ouder begin te worden, bedacht
hij onderweg. Mijn hart begint ook
al moeilijk te doen. Hij ging naar
het raam, keek alle kanten uit:
Hé, geen Piet!
Merkwaardig, merkwaardig.
Wat moet ik beginnen zonder Piet?
Zonder deze Piet, want het was
een heel aardige jongen. Zou hij
het huis uitgegaan zijn, verdwaald
misschien? Komaan, ik moet iets
doen. En beneden gekomen wist
hij meteen wat.
gaat er altijd wel in. Geen dank!
Dag Sint Nicolaas.
Ziezo, nu de radio aan, stoel
cr bij, verse pijp Ach, geen ta
bak. Nu ja, wie weet hoe gauw de
schelm terug zou zijn. Aha, daar
was het al! En de stem uit de luid
spreker schalde:
Hier volgt een S.O.S.-bericht.
Het bericht werd opgegeven door
de Sint Nicolaas, wonende Zanca-
dastraat 2. De Zwarte Piet van
deze Sint Nicolaas wordt verzocht,
zich onmiddellijk naar huis te be
geven, daar zijn baas ernstig on
gerust is. Het bericht is onderte
kend door de Sint Nicolaas uit de
Zancadastraat.
Netjes, zeer netjes, nu zal hij
zeker spoedig komen.
En al na tien minuten ging de
bel. Energiek spoedde de Sint zich
naar de deur. Maar neen, 't waren
maar jongens, die Sinterklaasje
speelden en zo hun voetbalkaartjes
by elkaar bedelden.
Misplaatste grap, meende Sint
.ernstig en hij ging weer zitten om
op Pieter te wachten.
Hé, v/eer een bel. Hij was al
bijna bij de deur toen het tot hem
doordrong, dat het de telefoon was.
Natuurlijk, dacht hij mild,
hij belt op om me gerust te stel
len. Zie je wel, altijd wel gezegd:
't Is een aardige jongen.
Maar 't was Piet niet. 't Was
hoofdcommissaris Sabelbijter.
Met Sabelbijter. Is het heer-
schap er al? Dacht ik wel.
Die jeugd tóch van tegenwoordig.
Weet niet wat plicht is. Maar u
krijgt hem terug. Zorg ik voor. Of
ik dat kan? My'n politiemannen
kunnen alles.
Nog even bleef de Sint met de
hoorn in de hand staan. Toen
legde hij hem bedremmeld neer.
gereed
stond een tientonstruck
voor allemaal.
Het had enige voeten in de aar
de, eer deze drieënveertig beweeg- posten,
lijke kereltjes deskundig waren
opgeladen maar ook daarin waren
de mannen van Sabelbijter zeer
bedreven. De rit ging met nogal
wat luidruchtigheid gepaard maar
al na anderhalf uur drukte Sabel-
Ik dank u wel voor al uw
moeite. Jammer, 't was allemaal
voor niets.
U denkt toch niet, dat ik het
erbij laat zitten? Voor ons was dit
nog maar een kleinigheid. Ik móet
die knaap hebben. Ik laat de gren
zen afzetten en de havens bewa
ken. Ik laat alle treinen doorzoe
ken en desnoods moet de hele
staatspolitie maar in het geweer
komen. Maar hij ontglipt me niet!
Nijdig reed Sabelbijter naar zijn
bureau. En binnen de tien minu
ien rinkelden de telefoons en ra
telden de telexen. In heel Spanje
werd op de politiebureaux groot
alarm geslagen. De stations kregen
bewaking en speciale patrouilles
betrokken op de vliegvelden hun
SINT zat te soezen in zijn stoel.
Wat een emoties, wat een
emoties! Die Pieter toch. Dat hij
zo iets een oude man aan kon
bijter in de Zancadastraat op de doen. En hij leek nog wel zo ge-
bel.- De deur ging open en alle
Zwarte Pieten stommelden het
huis binnen.
Stilte, brieste Sabelbijter en
toen was het natuurlijk stil.
Nu, eerwaarde, u zoekt hem
maar uit. Keus genoeg zou ik zeg
gen.
Ja, ziet u, zei Sint Nicolaas
schroomvallig, ik moet u zeggen,
dit overrompelt mij. Het gaat me
trouwens niet om zomaar een Piet.
Ik wil mijn eigen Piet!
U kunt toch wel kijken of hij
er bij is?
Ja, ja, dat moest dan maar. En
Sint ging alle neuzen na, maar zijn
willig!
Hé, hoorde hij wat? Net of cr
boven iemand liep. Kon toch niet?
Hij was vanavond nog boven ge
weest. Hoor, daar was het weer.
Oh wee, daar wist hij het al. Hij
had natuurlijk het raam open la
ten staan. Het moest wel eer. in
breker wezen. Ook dat nog.
Beverig belde hij Sabelbijter op.
Ben zó bij u, zei die en dat
was zo Sint hoorde hoe hij zijn
bevelen uitdeelde: Twee man aan
de overkant, twee man in de tuin,
vier man op het dak, vier man
bij de deur en hij met vier man
naar binnen. De rest van het po-
Piet, zijn eigen Pieter, was er niet litiecorps was op zoek naar Piet.
bij. Waar zit ie?
Ingerukt dan allemaal, beet Ik dacht dat ik boven wat
Sabelbijter de gichelende Pieten hoorde, fluisterde Sint. Ik ben
toe en die verdwenen prompt naar vanavond boven geweest en het
buiten.
kan zijn dat ik het raam
Vrijwilligers voor, zei Sabel
bijter stram.
Stoer stapten ze alle vier naar
voren.
Pablo, trek je laarzen uit. Jij
gaat naar boven. Je maakt nog
geen licht.
Pablo ging. Beneden steeg de
spanning. Weer dat gestommel.
Daar was Pablo al, met een ge
zicht of hij een spook had gezien.
En?
Iiik zzzag twtwtwee
oooogen gligliglinsteren.
Aha, zei Sabelbijter. Ik krijg
die dieven wel!
Hij trok zijn revolver, deed zijn
zaklantaarn aan, ging naar de
trap, zond een felle lichtbundel
naar boven.
En boven aan de trap, in dat
felle licht, stond Piet, onze eigen
Pieter, zijn slaperige ogen uit te
wrijven.
Heeft u soms naar me ge
zocht?, vroeg hij.
Toen zei Sir' Nicolaas alleen
maar:
Nu merk ik pas goed, dat ik
oud wordt. En hij snikte.
KEES OVERBEEKE.
dat nu maar op ieder lijstje staat,
komt er vast wel wat van!" Maar
„echt", nee, dat was het niet. We
hadden het aan de voorbereidingen
gemerkt: moeder kon immers, we
ken van tevoren al, zo leuk-plage
rig ons aanzien, terwijl ze langs
haar neus weg vertelde, dat ze de
Sint al had ontmoet, en dat-ie naar
ons cn onze lelijke kleine aanwen
sels had geïnformeerd. Tante Anke
was wel heel lief, en vader zei
ook wel eens wat aardigs, maar
's avonds, als Doortje cn ik naar
bed waren gebracht, dan was het
toch maar geen moeder, die on3
van iedere traptree uit nog een
„slaap-lekkcr" toeriep,
Maar, toen kwam dan de dag
van „Zie de maan schijnt door de
bomen". We stonden samen voor
het raam, Doortje en ik, je kon
nooit weten, of Sinterklaas in een
open rijtuig door de straat zou
komen rijden, nietwaar?
Tante Anke rifp ons weg: „Zeg
jongens, gaan jullie 'ns even naar
mevrouw van de overkant; ze heeft
geloof ik iets voor Jullie";
DE mevrouw van
had de straatdeur
Hij snelde op de telefoon toe,
belde de studio van de staatsom- NTUSSEN kregen alle politiebu-
rnon r>r» on rfooH Tiin vprhaai -*■ reaux in Madrid een seintje. Alle
agenten stroopten opgewekt alle
roep op en deed zijn verhaal
Wel, wel, zei de altijd mon
tere radiostem. Nee, dat is pijn
lijk. Ach, uw tabak ook al? Nou,
voor u willen we dat wel doen.
Ja, direct na de uitzending. Komt
in orde! Ach nee, laat u maar zit-
ten. Nou goed dan, een sigaartje
straten af en verrichtten grondige
huiszoekingen. Daar waren ze snel
mee klaar, vanwege hun rijpe rou
tine. Per auto werden de aldus ge
vonden Zwarte Pieten naar het
hoofdbureau gebracht en daar
dc overkant
voor ons
openstaan; zelf ontving ze ons in
haar leuke achterkamer: „Ha", zei
ze, „die Door en die Evert-Jan van
de overkant....: laat er nu van
morgen namens Sinterklaas bij mij
een klein pakje zijn bezorgd voor
jullie.
Doortje een leesboekje, ik een
leesboekje; prentjes, die wij zelf
konden kleuren „allebei een doosje
zachte kleurkrijtjes we omhels
den mevrouw van de overkant, cn
zongen, iets gejaagder dan thuis, bij
de schoorsteen het „Dankusinter-
klaa-aasje!"
Of we naar huis terug-mochten,
om alles te laten zien? Ja, natuur
lijk, waarom niet?
Bij ons in de gang!, wat stond
daar?: de staf van Sint Nicolaas!
óóóhh, zou hij er al zijn? Doortje
en ik stonden met schrik stil en we
keken elkander aan, bijna teleur
gesteldDaar had je tante An
ke: „Gelukkig; zijn jullie daar? Ja,
Sinterklaas is er al, maar hij zit
even in het zijkamertje uit te bla
zen. Ga 'm maar even goeiendag
zeggen, en vraag 'm of hij met
jullie wil meekomen naar de huis
kamer". De deur van het zijkamer
tje ging open, en daar stond de
Sint, even mooi en groot als altijd
„Waar is Zwarte Piet?", vroeg
Doortje.
„Die komt er vandaag niet aan
te pas," antwoordde Sinterklaas
met z'n diepe stem.
Toen zei Sinterklaas zelf, terwijl
hij de deur van de huiskamer lang
zaam open deed: „Geloof me, kin-
ders, zo'n mooie Sinterklaas heeft
Sinterklaas zelf nog nooit beleefd;
naderhand zullen jullie, nog beter
dan nu, begrijpen waarom en
waardoor"
Oóóóóhhh!: Doortje en ik dans
ten het uit, terwijl de tranen van
geluk ons in de ogen sprongen,
want: J
in een grote stoel naast de haard
zat Moeder, met het nieuwe
broertje Pimmy jaja: jullie
tegenwoordige dikke grote brom
merige Ome Pim in haar armen;
cn vader, waar was vader?
Vader had Sinterklaas even uit
geleide gedaan; dus hij kwam pas
enkele tellen later binnen. Maar
zijn stem leek wel die van Sinter
klaas, toen hij zei: „Is dat een
heerlijke Sinterklaas, of niet, jon
gens?", net zo diep en net zo aan
gedaan.