SINTERKLAASVERHAAL MIJN MOOISTE SINTERKLAAS Poging tot een novelle over het Leven van de slaven der journalistiek „O, kom eens kijken Wat grootvader zijn tcleinkinders vertelde ER was een? een kleine verslag gever. die werkte aan een zeer grote krant. De kleinheid van de verslaggever kwam niet zozeer lot uiting in zijn lichaamslengte, die eerder middelmatig was. als wel in de schuwheid van zijn blik. de scheefheid van zijn hakken, de weg- blaasbaarheid van zijn maandsalaris en de ongeregelde toestand van de paardenharen in zijn revers, waar van de HBS -meisjes, die hij soms bedeesdelijk een eindje naar huis bracht, groot ongerief ondervonden. De grootheid van de courant ma nifesteerde zich in alles: in de mo numentaliteit van het gebouw, tn de veelheid der liften, die erin op en neer gonsden, in het geratel van ganse telefoonbatterijen, in het ge- zoef van de buizenpost, in het ge raas van de geweldige rotatiepersen en van een geweldige hoofdredac teur. Op de avond van de vierde De cember ontbood deze gigant de klei ne verslaggever, liet hem tien minu ten lang op de mat roosteren, rolde met zijn kinnen en sprak, terwijl hij speelde met het platina montuur van zijn bril: „Kokkejan heeft de griep. Nou doe jij het Sinterklaasverhaal. Ander halve kolom." Onder het recalcitrante paarden haar voelde de schuchtere zijn hart een keer overslaan en vervolgens wegzinken tot de onbelangrijkheid Van een aardappel, die, bij het rooien vergeten, op een doorweekte akker ligt te vergaan in de ongast vrije nevels van een vroege Decem beravond. Hij was geen man voor groot werk, en wist dat. Zijn talen ten leenden zich beter voor kleine, maar verfijnde journalistieke ca meeën: een keukenbrand, geblust met 'n slang op de waterleiding, werd onder zijn handen tot beknopt, maar ontroerend drama, zijn fijn ge ciseleerde beschouwingen over uit gegleden paarden en gedeukte spat borden bezorgden de gemengde ru briek van zijn blad een litteraire faam, die in schrille disharmonie was met het symbolisch salaris, dat hij beurde. Een Sinterklaasverhaal lag echter volkomen buiten zijn krachtveld. Sidderend van narigheid beklom hij de vele trappen van het huis, waar hij een zolderkamer bewoonde van het operette-achtige type, dat door vorige-eeuwse Duitse "senti- menteel-humoristische schilders ge- inaugureerd is: een dorre kachel, een wankele morsige tafel met troosteloos eetgerei, een. slonzig bed en overal pannetjes om het lekken de dak te bestrijden. De kleine trap valspecialist hield zijn jas aan, dronk met 'n lege maag zijn laatste grondje cognac op, ging aan tafel zitten en begon te schrijven: ,,'t Was op de avond van de vijfde December. Vrolijk knapperde het haardvuur en deed zijn rosse gloed spelen over de opgetogen gezichten van een uitbundige groep feestvier ders, die Hier hield hij op. gromde als een oude hond, spoog tegen, de kachel en schrapte alles door. Hij begon opnieuw: ,,'t Was op een mooie winternacht in Barcelona. „Weet je, wat we doen Piet?" sprak Sint Nlcolaas, terwijl hij voor een cierlijk barok spiegeltje zijn baard soigneerde IN de woeste uitval, waarmee zijn potlood deze regels op hun beurt doorhaalde, maakte een grote scheur in het papier. Dat trof hem zeer smartelijk, want het was een goed, houtvrij cahier, dat hij als jongen op de catechisatie gebruikt om economische redenen geheel schoongestuft had en nu al sinds jaar en dag, schrijvend en stuffend, telkens weer benutte voor zijn jour nalistieke concepten, zodat op iedere bladzijde reeds honderdtallen bin nenbranden in palimpsesto aanwezig waren. Na deze teleurstellingen werd zijn brein steeds leger en zijn pogen steeds krampachtiger. Achtereen volgens trachtte hij een Sint Nico- laas-idylle te doen opbloeien op de Cannebière in Marseille, in een Si- ciliaans roverhoofdkwartier, in een Kashba van Algiers, op de Queen Mary, in Broadway en in de bij keuken van Stalin, maar het beant woordde niet aan de hoge eisen, die hij aan zijn proza gewoon was te stellen. Hij vond in drie flessen nog drie grondjes cognac en probeerde de Sinterklaas-chantas in verband te brengen met het leven en stre ven van diepzee-vissen, met een expeditie in het Amazone-gebied, met het onderwijs van Fries aan de H.B.S. te Maastricht. Maar hij moest zelf erkennen, dat het alles wat ge wrongen bleef; met een tragisch ge baar wierp hij zijn zeven en dertig projecten, tot een groezelige bal ge knepen, in een hoek; dronk, op han den en voeten rondkruipend, het re genwater uit alle lekpannetjes en viel aan de voet van zijn slonzig bed in een benauwde slaap. Vrijwel op tijd werd hij de vol gende morgen wakker. Opnieuw dronk hij uit de pannetjes, die zich inmiddels weer gevuld hadden, wan kelde door de kille straten naar zijn krant, klopte bij de hoofdredacteur aan en trachtte te redden, wat niet meer te redden viel. Hij werd op staande' voet ontslagen. Doelloos door de stad dwalend zag hij een Zwarte Piet op het punt om in volle statie achter zijn Meester aan een warenhuis binnen te treden, strui kelen en ten' val komen. Zijn ge oefend oog taxeerde het op een knie-fractuur. Aarzelend sloop hij het warenhuisbinnenenbood zich bij de in grote verlegenheid verkerende afdelingschef aan als Piet-rempla- cant. Hij werd aangenomen en vol deed zo goed. dat hij, na hel beëin digen der campagne, benoemd werd tot rolluik-op-en-neer-haler in tij delijke „huis-dienst". Toen hij op een avond verdiept was in zijn rolluiken, kwam de pre sident-commissaris van het concern toevallig voorbij en vroeg hem, ten. die het „Zie ginds komt de stoomboot" speelden in Lvdi- sche toonzetting. Tydens raads zitting moest de stakker pepernoten strooien. Hij werd gek en sprong uit zijn kantoor, dat op de twaalfde verdieping gelegen was. Zijn kanten onderkleed bleet echter haken aan het balcon van de negende etage en hij kwam omstreeks de zesde tot stilstand. Nu kreeg zijn gewezen slachtoffer toch meelij en huurde een villaatje ergens buiten voor hem en twee potige verpleegsters. Als hij hem zo nu en dan opzoekt, leek de stumper vry gelukkig. Hij dacht blijkbaar een schimmel te zijn. hinnikte dankbaar en likte zijn handen De kleine verslaggever werd wak ker doordat de wekker stuipachtig afliep en doordat regendruppels op viel aan de voet van zijn slonzig bed ln een benauwde slaap waarom hij feilloos glad geschoren was. De gedeclasseerde verslaggever openbaarde aarzelend en hakkelend het merk van zijn scheercrème en werd tot chef-machinist benoemd Daarna was zijn carrière even dui zelingwekkend als solide en toen enkele jaren later de president commissaris het glanzend hoofd voorgoed te ruste legde, verwonder de zich niemand, dat hij- gekozen werd om de hoge functie over te nemen. Na enkele maanden stond hij aan het hoofd van een trust, die alle warenhuizen van het ganse land beheerste. Op zoek naar ver dere investeringsmogelijkheden deed hij Ajn oog vallen op.het couran ten bedrijf, dat hem eens zo smade lijk uitgestoten had. Hij kocht het zaakje op en superieur was de wraak, die hij zich veroorloofde op zijn gewezen hoofdredacteur. Toen deze abject en met bibbe rende kin en wangen om zijn ont slag kwam smeken, weigerde hij neerbuigend. Hij verbood hem ech ter zich tijdens de bureau-uren an ders te vertonen dan gekleed in Sinterklaaspak, stool, staf en mijter compleet en wanneer de stakker zich op een belangrijke persconfe rentie te vertonen had, mocht hij daar niet anders heengaan, dan ge zeten op een schimmel. Naar gala-premières moest hij zich laten vervoeren in een ver gulde draagstoel, die op de schou ders van twaalf Pieten rustte. Vooraf ging dan nog een blaasorkest, bestaande uit een dozijn andere Pie- zijn hand vielen. Dat klopte, want waar zijn hand was, hoorde een pannetje tc staan. Zonder te ontbij ten verliet hij. nog klam na zijn nachtmerrie, de zolderwoning en liep door de stad met een déjè-vu- gevoel. Zijn hart sloeg rustig en hij voelde in zich een luciditeit, zoals alleen een zware kater en volslagen wanhoop kunnen veroorzaken. Bij het gebouw van zijn krant gekomen, merkte hij niet hoe een taxi stil hield, waaruit een ziekelijke ge stalte kroop. Pas in de lift ontdekte hij, dat Kokkejan tegenover hem stond, met rode griepneus en flauw- staandé waterogen, bleek en ellen dig. Met een valse grijns vol brood nijd, die het meest-onhcilspellende deel van zijn voos tandvlees ont blootte. toonde hij een bundel papie ren en sprak: „Je dacht zeker, dat je me voor kon zijn met je lamme Sinterklaasstuk! Niks er van. Daar zorg ik voor. Zo ziek als een hond ben ik, maar hier is het, kant en klaar, twee kolom. Waar blijf je nou?" Die vijfde December bracht de kleine verslaggever door in de ver- heVcn gemoedsstemming van een middeleeuwse monnik, die zich vre- -dig uitleeft in het schilderen van zijn mooiste miniatuur. In delicate streken penseelde hij een verfijnd essay over een omvergereden ver- keerspaal. En zelden beschreef hij het ver lies van een portefeuille met in houd met zo'n diep medeleven als toen. Radar-installatie voldeed de Sint toch niet CINTERKLAAS stond perplex, toen Zwarte Piet op die bewuste avond de mooie schimmel voorge leidde voor een nieuwe avondlijke patrouilietocht over de daken. Piet grijnsde breed. „Ja baas, dat nou het toveroog zijn, waarmee kapi tein van ons schip in donker kijken! Nou ik niet" in schoorsteen, maar baassie in donker kijken en alles zien van de mensen!" Toen Sint van zijn verbazing be komen was, bekeek hij eens nader, wat zijn loze knechtje had uitge voerd. Daar had die zwartkop een complete radarinstallatie op het paard .gezet, stevig met riemen vastgesjord voor het zadel! De be ruchte roe van Sinterklaas zat nu opzij vastgemaakt en in plaats vatt de mooie krul zat een geheimzinnig ronddraaiende zender boven op de top. Wanneer U mocht denken, dat Sinterklaas een vreselijk ouderwet se man is, wars van alle nieuwig heden, dan heeft U het mis. Hij had bijvoorbeeld allang in een jeep in plaats van op een paard rondgere den, ware het niet dat de handigste aller voertuigen toch nog niet han dig genoeg was voor de halsbre kende toeren op de dakentochten. De Sint aarzelde ook nu weer geen moment, klom in het zadel en de schimmel, het vertrouwd gewicht op zijn rug voelend, galoppeerde er hinnekend van door. Wie die avond naar de daken had gekeken, zou gezien hebben hoe dan hier, dan daar een won derlijk silhouet zich aftekende tegen het bleke maneschijnsel. In plaats van het oude beeld, een bis schop hoog en fier te paard met de gekrulde staf in de hand, zou hij een Sinterklaas hebben gezien, voorover leunend over een kastje en naast her de roe, waarop een vreemdsoortig ding als maar rond draaide. De Sint met het toveroog was op patrouille! Gefascineerd, beide handen geklemd om de don kere koker op het kastje, keek hij onafgebroken naar de beelden die zich over het fluoriserende scherm voortbewogen. Hij zag de mensen, al die mensenkinderen, die zich on bespied waanden en dus deden zoals ze werkelijk waren Het was een ietwat verfomfaaide Sinterklaas, met verwarde baard en de mijter voorövergezakt op het hoofd, die laat op de avond terug keerde. Lange tijd keek hij pein zend naar de stapels geschenken opgetast in zijn magazijn, alsof hij dacht: Wat moet ik in vredesnaam daarmee? Plotseling streek hij zijn baard glad en zette de mijter weer stevig recht op het hoofd. Als een herborene wendde hij zich tot zijn knecht met het korte bevel: „Doe dat ding van m'n paard af en breng het waar je het vandaan gehaald hebt, Piet!" De volgende avond, onder de goedkeurende blikken van zijn meester deponeerde Piet de pakjes in schoorsteen na schoorsteen. Hoog en fier, met de gekrulde staf in de hand, zat de bisschop te paard, een Sinterklaas, die weet al eeuwen weet dat wie goed doet, goed ontmoet en daarmee het kwade overwint JULLIE vragen mij naar mijn mooiste Sinterklaas? Als je ge steld bent op een verhaal, dat helemaal niet sensationeel verloopt goed, dan wil ik jullie wel even nuchterweg vertellen wat in mijn herinnering mijn mooiste Sinter klaas is gebleven. Hoe oud zal ik geweest zijn?, ik denk 'n jaar of zeven, want jul lie tante Doortje, mijn zusje, was vijf; dat zij vijf was, weet ik nog heel goed. Op de middag van de 5de De cember voeld^i jullie tante Door tje, die toen nog maar vijf jaar was, en ik ons toch wel een beetje opgewonden, want al was het in de laatste weken in huis allemaal an ders geweest dan gewoonlijk, om- dat onze moeder, jullie overgroot moeder, in het ziekenhuis lag met ons nieuwe broertje, Ook had den we, net als de vorige jaren, bij de schoorsteen gezongen maar, zonder moeder, had ik het niet „echt" gevonden. Op ieder verlanglijstje, klein of groot, had gestaan: „Voor Doortje alstublieft een poppenwagentje en voor mij, Evert-Jan, alstublieft een autotje met een garagetje, met echte deurtjes, die open en dicht kunnen." Wij hadden gedacht: „als (Illustraties Aftel Ouerbeeke) De Heerlijke tijd is aangebroken, St. Nicolaas is in het land PIETER, Pieter! Oh, het leven was moeilijk, vond Sint Nicolaas, zeer moeilijk. Het wilde niet zo best meer met de benen en van het bukken kreeg hij last. Die knechten van tegen woordig waren ook niet meer je dat. Nu stond zijn tabak weer niet op de goede plaats en Pieter, waar was Pieter? Zeker weer aan 't oefenen op het dak. Dat die jongen daar nu zoveel moeite mee had! Dat konden de knechten van vroeger in een paar dagen. Deze Pieter was nu al twee weken in dienst en nog glibberde hij telkens naar beneden. Och, ver der was hij heel aardig, gewillig en zo. Maar ja, hoe is het met die jon gens, als je ze nodig hebt, zijn ze juist niet te vinden. Pieter, Pieter! Maar het huis bleef stil. En de tabak bleef weg. Sint zakte in een stoel. De problemen des levens stormden op hem aan. En hij kon er niet tegen op. a PIETER, Pieter! Het is grijs, mompelde hij be droefd. Er moet iets met de vent gebeurd zijn. Het zal ervan moeten komen, dat ik eens bo.ven ga kijken. Vermoeid besteeg hij de trap. 't Is net of ik een dagje ouder begin te worden, bedacht hij onderweg. Mijn hart begint ook al moeilijk te doen. Hij ging naar het raam, keek alle kanten uit: Hé, geen Piet! Merkwaardig, merkwaardig. Wat moet ik beginnen zonder Piet? Zonder deze Piet, want het was een heel aardige jongen. Zou hij het huis uitgegaan zijn, verdwaald misschien? Komaan, ik moet iets doen. En beneden gekomen wist hij meteen wat. gaat er altijd wel in. Geen dank! Dag Sint Nicolaas. Ziezo, nu de radio aan, stoel cr bij, verse pijp Ach, geen ta bak. Nu ja, wie weet hoe gauw de schelm terug zou zijn. Aha, daar was het al! En de stem uit de luid spreker schalde: Hier volgt een S.O.S.-bericht. Het bericht werd opgegeven door de Sint Nicolaas, wonende Zanca- dastraat 2. De Zwarte Piet van deze Sint Nicolaas wordt verzocht, zich onmiddellijk naar huis te be geven, daar zijn baas ernstig on gerust is. Het bericht is onderte kend door de Sint Nicolaas uit de Zancadastraat. Netjes, zeer netjes, nu zal hij zeker spoedig komen. En al na tien minuten ging de bel. Energiek spoedde de Sint zich naar de deur. Maar neen, 't waren maar jongens, die Sinterklaasje speelden en zo hun voetbalkaartjes by elkaar bedelden. Misplaatste grap, meende Sint .ernstig en hij ging weer zitten om op Pieter te wachten. Hé, v/eer een bel. Hij was al bijna bij de deur toen het tot hem doordrong, dat het de telefoon was. Natuurlijk, dacht hij mild, hij belt op om me gerust te stel len. Zie je wel, altijd wel gezegd: 't Is een aardige jongen. Maar 't was Piet niet. 't Was hoofdcommissaris Sabelbijter. Met Sabelbijter. Is het heer- schap er al? Dacht ik wel. Die jeugd tóch van tegenwoordig. Weet niet wat plicht is. Maar u krijgt hem terug. Zorg ik voor. Of ik dat kan? My'n politiemannen kunnen alles. Nog even bleef de Sint met de hoorn in de hand staan. Toen legde hij hem bedremmeld neer. gereed stond een tientonstruck voor allemaal. Het had enige voeten in de aar de, eer deze drieënveertig beweeg- posten, lijke kereltjes deskundig waren opgeladen maar ook daarin waren de mannen van Sabelbijter zeer bedreven. De rit ging met nogal wat luidruchtigheid gepaard maar al na anderhalf uur drukte Sabel- Ik dank u wel voor al uw moeite. Jammer, 't was allemaal voor niets. U denkt toch niet, dat ik het erbij laat zitten? Voor ons was dit nog maar een kleinigheid. Ik móet die knaap hebben. Ik laat de gren zen afzetten en de havens bewa ken. Ik laat alle treinen doorzoe ken en desnoods moet de hele staatspolitie maar in het geweer komen. Maar hij ontglipt me niet! Nijdig reed Sabelbijter naar zijn bureau. En binnen de tien minu ien rinkelden de telefoons en ra telden de telexen. In heel Spanje werd op de politiebureaux groot alarm geslagen. De stations kregen bewaking en speciale patrouilles betrokken op de vliegvelden hun SINT zat te soezen in zijn stoel. Wat een emoties, wat een emoties! Die Pieter toch. Dat hij zo iets een oude man aan kon bijter in de Zancadastraat op de doen. En hij leek nog wel zo ge- bel.- De deur ging open en alle Zwarte Pieten stommelden het huis binnen. Stilte, brieste Sabelbijter en toen was het natuurlijk stil. Nu, eerwaarde, u zoekt hem maar uit. Keus genoeg zou ik zeg gen. Ja, ziet u, zei Sint Nicolaas schroomvallig, ik moet u zeggen, dit overrompelt mij. Het gaat me trouwens niet om zomaar een Piet. Ik wil mijn eigen Piet! U kunt toch wel kijken of hij er bij is? Ja, ja, dat moest dan maar. En Sint ging alle neuzen na, maar zijn willig! Hé, hoorde hij wat? Net of cr boven iemand liep. Kon toch niet? Hij was vanavond nog boven ge weest. Hoor, daar was het weer. Oh wee, daar wist hij het al. Hij had natuurlijk het raam open la ten staan. Het moest wel eer. in breker wezen. Ook dat nog. Beverig belde hij Sabelbijter op. Ben zó bij u, zei die en dat was zo Sint hoorde hoe hij zijn bevelen uitdeelde: Twee man aan de overkant, twee man in de tuin, vier man op het dak, vier man bij de deur en hij met vier man naar binnen. De rest van het po- Piet, zijn eigen Pieter, was er niet litiecorps was op zoek naar Piet. bij. Waar zit ie? Ingerukt dan allemaal, beet Ik dacht dat ik boven wat Sabelbijter de gichelende Pieten hoorde, fluisterde Sint. Ik ben toe en die verdwenen prompt naar vanavond boven geweest en het buiten. kan zijn dat ik het raam Vrijwilligers voor, zei Sabel bijter stram. Stoer stapten ze alle vier naar voren. Pablo, trek je laarzen uit. Jij gaat naar boven. Je maakt nog geen licht. Pablo ging. Beneden steeg de spanning. Weer dat gestommel. Daar was Pablo al, met een ge zicht of hij een spook had gezien. En? Iiik zzzag twtwtwee oooogen gligliglinsteren. Aha, zei Sabelbijter. Ik krijg die dieven wel! Hij trok zijn revolver, deed zijn zaklantaarn aan, ging naar de trap, zond een felle lichtbundel naar boven. En boven aan de trap, in dat felle licht, stond Piet, onze eigen Pieter, zijn slaperige ogen uit te wrijven. Heeft u soms naar me ge zocht?, vroeg hij. Toen zei Sir' Nicolaas alleen maar: Nu merk ik pas goed, dat ik oud wordt. En hij snikte. KEES OVERBEEKE. dat nu maar op ieder lijstje staat, komt er vast wel wat van!" Maar „echt", nee, dat was het niet. We hadden het aan de voorbereidingen gemerkt: moeder kon immers, we ken van tevoren al, zo leuk-plage rig ons aanzien, terwijl ze langs haar neus weg vertelde, dat ze de Sint al had ontmoet, en dat-ie naar ons cn onze lelijke kleine aanwen sels had geïnformeerd. Tante Anke was wel heel lief, en vader zei ook wel eens wat aardigs, maar 's avonds, als Doortje cn ik naar bed waren gebracht, dan was het toch maar geen moeder, die on3 van iedere traptree uit nog een „slaap-lekkcr" toeriep, Maar, toen kwam dan de dag van „Zie de maan schijnt door de bomen". We stonden samen voor het raam, Doortje en ik, je kon nooit weten, of Sinterklaas in een open rijtuig door de straat zou komen rijden, nietwaar? Tante Anke rifp ons weg: „Zeg jongens, gaan jullie 'ns even naar mevrouw van de overkant; ze heeft geloof ik iets voor Jullie"; DE mevrouw van had de straatdeur Hij snelde op de telefoon toe, belde de studio van de staatsom- NTUSSEN kregen alle politiebu- rnon r>r» on rfooH Tiin vprhaai -*■ reaux in Madrid een seintje. Alle agenten stroopten opgewekt alle roep op en deed zijn verhaal Wel, wel, zei de altijd mon tere radiostem. Nee, dat is pijn lijk. Ach, uw tabak ook al? Nou, voor u willen we dat wel doen. Ja, direct na de uitzending. Komt in orde! Ach nee, laat u maar zit- ten. Nou goed dan, een sigaartje straten af en verrichtten grondige huiszoekingen. Daar waren ze snel mee klaar, vanwege hun rijpe rou tine. Per auto werden de aldus ge vonden Zwarte Pieten naar het hoofdbureau gebracht en daar dc overkant voor ons openstaan; zelf ontving ze ons in haar leuke achterkamer: „Ha", zei ze, „die Door en die Evert-Jan van de overkant....: laat er nu van morgen namens Sinterklaas bij mij een klein pakje zijn bezorgd voor jullie. Doortje een leesboekje, ik een leesboekje; prentjes, die wij zelf konden kleuren „allebei een doosje zachte kleurkrijtjes we omhels den mevrouw van de overkant, cn zongen, iets gejaagder dan thuis, bij de schoorsteen het „Dankusinter- klaa-aasje!" Of we naar huis terug-mochten, om alles te laten zien? Ja, natuur lijk, waarom niet? Bij ons in de gang!, wat stond daar?: de staf van Sint Nicolaas! óóóhh, zou hij er al zijn? Doortje en ik stonden met schrik stil en we keken elkander aan, bijna teleur gesteldDaar had je tante An ke: „Gelukkig; zijn jullie daar? Ja, Sinterklaas is er al, maar hij zit even in het zijkamertje uit te bla zen. Ga 'm maar even goeiendag zeggen, en vraag 'm of hij met jullie wil meekomen naar de huis kamer". De deur van het zijkamer tje ging open, en daar stond de Sint, even mooi en groot als altijd „Waar is Zwarte Piet?", vroeg Doortje. „Die komt er vandaag niet aan te pas," antwoordde Sinterklaas met z'n diepe stem. Toen zei Sinterklaas zelf, terwijl hij de deur van de huiskamer lang zaam open deed: „Geloof me, kin- ders, zo'n mooie Sinterklaas heeft Sinterklaas zelf nog nooit beleefd; naderhand zullen jullie, nog beter dan nu, begrijpen waarom en waardoor" Oóóóóhhh!: Doortje en ik dans ten het uit, terwijl de tranen van geluk ons in de ogen sprongen, want: J in een grote stoel naast de haard zat Moeder, met het nieuwe broertje Pimmy jaja: jullie tegenwoordige dikke grote brom merige Ome Pim in haar armen; cn vader, waar was vader? Vader had Sinterklaas even uit geleide gedaan; dus hij kwam pas enkele tellen later binnen. Maar zijn stem leek wel die van Sinter klaas, toen hij zei: „Is dat een heerlijke Sinterklaas, of niet, jon gens?", net zo diep en net zo aan gedaan.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 11