HET VERHAAL VAN MEYER SCHWENCKE Eisenhower haalt herinneringen op ert zijn relaties met ,,Het Parool Hier is de waarheid uit de mond van iemand, die niets te verzwijgen heeft „De sluier" wordt opgelicht Zaterdag 4 December 1948 3 ff (Van een bijzondere m'edewt- er) DE laatste weken circuleren in 7de Nederlandse dagbladpers verhalen over leidende figuren van „Het Parool", die van allerlei lelijke dingen en boze oogmerken v/orden beschuldigd. Meestal heb- ben deze verhalen als basis de brochure van de heer Lunshof „Als dieven in den nacht". Een van de jongste verschijnselen op dit gebied is een artikel, dat werd opgenomen ln „De Arnhemsche Courant", de „Haagsche Courant". „De Nederlander", het „Utrechtsch Nieuwsblad", „De Zwolsche Cou rant en Tubantia", het „Nieuws blad van het Noorden"; tevoren hadden het „Algemeen Dagblad" en het „Rotterdamsch Nieuws blad" beschouwingen van soortge lijke strekking in druk gegeven. Deze artikelen tooien zich met een masker van fatsoen. In wer kelijkheid is het de vuilste jour nalistiek, die tot dusver in Neder land werd bedreven. Deze artike len zijn ook laf en huichelachtig. Men beschuldigt op arglistige wijze, men suggereert ongerech tigheden en vraagt dan hovaardig cm een gerechtelijk onderzoek. Bij voorbeeld zo: „Wij blijven er buiten of hetgeen de heer Luns hof schreef waar is of niet. Dit be hoort de bevoegde rechter te doen. Doch wel willen wij enige lelten releveren, die o.i. behoren te worden gepubliceerd." En dan komen er een reeks „feiten". Of men schrijft: „Er ls veel ge schreven over de affaire Meyer Schwencke, over Het Parool. Er zijn talrijke beschuldigingen geuit, waar of verzonnen. Het wordt thans tijd. dat deze onverkwikke lijke zaak eindelijk uit de doeken wordt gedaan. Dat de schuldigen worden gestraft, de onverdiend geblameerden gezuiverd." Stel U eens in de plaats van de aldus aangevallenen. Een of an dere nijdas suggereert, dat U ge stolen hebt en zegt dan tegen een derde: „Het wordt tijd, dat de rechter eens onderzoekt, of hij geen dief is." Volmaakt de omge keerde wereld. Deze artikelen vormen ook typi sche staaltjes van gebrek aan persfatsoen. Als men zijn lezers werkelijk de waarheid wilde ver tellen, kon men die gemakkelijk te weten komen. Men behoefde dan namelijk slechts naar die waar heid te Informeren. Men zou de betrokkenen kunnen vragen: wat is Uw lezing van deze of gene kwestie. Dan kon men zijn lezers eerlijk voorlichten. Dat ls niet ge beurd. Men w 1 1 dus blijkbaar geen eerlijke voorlichting geven, men w 11 de juiste toedracht ook niet weten. Men wil alleen maar vuilspuiten en men doet dat op dezelfde wijze, waarop de commu nisten dat in „De Waarheid" plachten te doen gedurende de verkiezingen. De uitersten schijnen elkaar tóch te raken. Heel die campagne tegen Het Parool, de Paroolbladen en hun leidende personen wordt gevoerd met de middelen, die de nazi's gedurende de bezetting en die de communisten thans toepas sen. Men geeft maar één lezing (toen de Duitse, nu de kwetsende); toen mocht men niet, thans wil men niet zelfstandig onderzoeken. Zoals men in de bezetting de ge allieerden van alles en nog wat betichtte en elke publicatie van ae zijde der geallieerden verbo den was. zo beticht men nu land genoten van alles en nog wat en geeft zijn lezers niet de andere, de juiste kant van de zaak. Een onthullend verschijnsel is ook, dat men smeekt om venclaringen van Duitsers of die van rechercheurs koopt; in de bezetting geloofde een goed Nederlander principieel nooit wat een Duitser verklaarde. Nu v/orden Duitse verklaringen tot evangelische waarheden ver heven. 4 Waar gaat het die bladen dan eigenlijk om? Wat schuilt er ach ter hun campagnes? \A7lL men die vraag beantwoor- den, dan moet men eerst weten uit welke hoek de wind v/aaitl De meeste van bovenge noemde kranten zijn in qle oorlog doorverschenen; sommige zijn na de bevrijding een poosje gestaakt geweest, maar nu zijn ze er weer. Aan die bladen zitten vaak men sen, die een ültsluiting hebben ge had en verdiend. Aan een ervan zit zelfs nu nog een hoofdredac teur, die bij tribunaaluitspraak van de kiesrechten is uitgesloten. Deze bladen en deze lieden nu kunnen het nog maar altijd niet verkroppen, dat er ook nog bla den verschijnen, die uit de ver zetsbeweging zijn voortgekomen. Die gewezen verzetsbladen zijn hun een voortdurende ergernis, want zij herinneren hen elke dag weer aan hun zonden uit de be zetting. Die ergernis moet weg, die herinnering moet weg, die verzetsmensen moeten weg de oude* kranten alléén moeten de markt beheersen. En de Nederlan ders, die zich de zonden van de cude bladen wél herinneren en deswege de voorkeur geven aan de ex-illegale kranten, zij moeten van hun dagblad beroofd worden. De in de aanhef genoemde kranten zijn merendeels kranten zonder overtuiging, gelijk trouv/ens in de bezetting is gebleken. De ex-ille gale kranten hebben wel een overtuiging, zoals ook in de bezet ting ls gebleken. Ook om die reden wil men de ex-illegale kran- ten weg hebben. De lastercam pagnes dienen om dit doel te be reiken. Een fatsoenlijk Nederlan der trapt daar niet in, maar de vuilspultertjes redeneren: „Je kunt nooit weten." Dat zit er dus achter die cam pagnes. Wij noemden ze huichelachtig. Neem eens zo'n zaak Meyer Schwencke. Dat ls het geval van (Van een bijzondere medewerker) WAT is er waar van de beweringen, dat ..Het Parool" nauwe relaties heeft gehad met de collaborateur Meyer Schwencke; hoe zijn. als U deze vraag bevestigend beantwoordt, die relaties geweest en wat is er waar van de beweringen, dat de mensen van Het Parool moeite hebben gedaan, resp. doen om Meyer Schwencke te onttrekken aan de justitiële organen? Deze vragen, actueel geworden door de publicaties in een aantal Nederlandse dagbladen, hebben we voorgelegd aan de heer W. van Norden. directeur van ..Het Parool te Amster dam. die in; de "bezettingstijd in de topleiding, van Het Parool heeft gezeten en dus geacht kan worden op de hoogte te zijn van alles wat er gedurende de bezetting en na de bevrijding bij Het Parool is gebeurd. Ik zal Uw vragen graag beantwoorden, zegt de heer Van Norden. Maar eerst een wedervraag. Is het niet in strijd met het goede fatsoen om, zoals verschillende bladen gedaan hebben, aller lei beweringen te publiceren, zonder zich eerst van de juistheid daarvan te vergewissen? Waarom heeft geen enkele van de kran ten, die over deze zaken hebben geschreven, de beleefdheid gehad even te informeren? Ik zou hen met genoegen hebben ingelicht. Als ik nu die verhalen in dagbladen lees, krijg ik een vieze smaak in mijn mond. Ik krijg de indruk, dat het hen er niet om te doen was hun lezers voor te lichten, maar hun lezers op te zetten. ALLERLEI lieden permitteren zich om aan ex-illegalen de vraag te stellen: „Waarom leeft ge nog, als ge verzetsstrijder geweest zijt, waarom zijt ge niet gefusil leerd? Daar moet wel een heel duistere reden voor zijn!" En de al dus bejegende stelt zich wel eens de wedervraag: „Waarom heb ik me eigenlijk voor de Nederlandse zaak beijverd?" De heer Lunshof stelt het eigenlijk zo: alle dode ille galen zijn helden, alle levende ille galen zijn schurken, waarschijnlijk alleen maar omdat ze nog leven. Jegens hen is alles geoorloofd, de smerigste insinuaties, de felste vuil spuiterij. Men plengt hete tranen bij de graven van de gevallenen, men houdt pathetische redevoerin gen en men schrijft liefelijke stuk jesover de doden. Jegens hen, die er het leven hebben afgebracht, gedraagt men zich in een deel der pers en in brochures, alsof het schurftige honden zijn. Neem eens een zinnetje uit de brochure van Lunshof: „Er is wei nig illegaals aan Het Parool". Alle mensen, zonder uitzondering, die in de leiding van Het Parool zitten, hebben er ook in de bezetting aan gewerkt. Mr. van Heuven Goedhart heeft per bakfiets illegale kranten bezorgd, (Lunshof ook?), ikzelf heb kranten gevouwen, geëxpedieerd, matrijzen rondgesjouwd en derge lijk werk hebben we allemaal ge daan; het eenvoudigste werk heb ben we verricht, doodgewoon met onze handen; we hebben meren deels gevangen gezeten, we zijn vervolgd, op het hoofd van mr. van Heuven Goedhart is een prijs gezet door de Duitsers, Frans Goedhart kon zich niet op straat vertonen, omdat hij daar gepakt zou worden; we zijn allemaal opgejaagd als hon den en nu.nu tracht men eigen lijk precies hetzelfde te bereiken. Het antivoord rooi bij dc SD. Wat de derde vraac betreft: wij hebben ons Integendeel veel moeite gegeven om te zorgen, dat zijn zaak wel door de bevoeg de instanties behandeld werd. Dat dit tot dusver niet is geschied, ls stellig niet onze schuld. Maar laat ik U het verhaal van de aanvang af vertellen. Meyer Schwencke (Schwencke is dc naam van zijn moeder) is een broer van drs. J. Meyer, een van de topmensen van Het Parool in de bezettingstijd en thans lid van het stichtingsbestuur. Er zijn veel fa milies in Nederland, waarin het voorkwam, dat broeders in tegen overgestelde kampen stonden, zelfs verscheiden vooraanstaande fami lies. Dat is dus niets bijzonders. Zo was het ook hier: drs. Meyer deed van het begin der bezetting af ille gaal werk, evenals ik; zijn broer was fout. Contact bestond er vrij wel niet tussen de broers. Ik heb M. S. pas veel later leren kennen. Ons illegaal werk bestond aan vankelijk uit het werk, dat in stu denten- en kunstenaarskringen werd verricht: manifesten tegen de Kultuurkamer, vermenigvuldigen en verspreiden van illegale bladen, e.d. Daarnaast was drs. Meyer betrok ken bij een organisatie tot het over brengen van mensen en berichten via Brussel en Parijs naar Zwitser land. Hij moest daarvoor veel rei zen, om mensen te vergezellen, con tacten te leggen, e.d. Voorts werden Meyer en ik steeds dieper betrok ken in de werkzaamheden voor Het Parool. Voor deze organisaties waren uiteraard allerlei papieren nodig, want men kon nu eenmaal niet al tijd en zeker niet in het buitenland, met valse papieren reizen. Een sollicitatie Noordam, anti waren en ik moet ook zeggen, dat M. S. niets wist van de bedoelingen, waarmede wij de heer Noordam in dat bedrijf pro beerden te krijgen. Wij beschouw den M. S. immers als volkomen fout en hadden toen geen enkele relatie met hem. In zijn nieuwe functie kon de heer Noordam de beschikking krijgen over allerlei documen ten, die voor onze organisatie van belang waren: om een voorbeeld te noemen: een Duit se dlcnsttelefoongids (zeer ge heim) waaruit de gehele struc tuur van het Duitse bezettings leger in ons land kon worden opgemaakt; passen en stem pels. waarop men zich door al lerlei Duitse controles kon be wegen. e.d. Dat hierdoor ons illegale werk buitengewoon werd bevorderd is duidelijk. Nog eens, dit ging buiten M. S. om. zoals er ln zijn bedrijf veel illegale dingen buiten hem om gebeurden. Evenwel, de zaak liep fout. Er zat in de organisatie een spion van Giskes, de beruchte van Poppel, die werkte onder de naam van Mees ters. In October 1942 werd de ge hele organisatie opgerold; Noordam werd gearresteerd in Parijs, drs. Meyer op weg naar Brussel, ik in mijn woning in Den Haag, ofschoon ik met die organisatie lang niet zo veel te maken had als de anderen. In mijn woning werd toen ook al veel werk voor Het Parool verricht, vouwen, adresseren, verzenden, etc; de eind-redactie werd gevoerd het huis van drs. Meyer. In een week zijn toen in Nederland en Bel gië een twintig mensen gearres teerd, o.a. ook de heer Slotemaker (van de K.L.M.) Nunes Vaz, Klaas Voute uit Utrecht; de heer Waren- dorf kon, naar wij later hoorden, ontvluchten. Mijn ervaringen in de gevange nis te Scheveningen en bij de tal rijke verhoren vormen een apart verhaal, dat ik nu niet zal vertellen. Contact met M.S. En nu het antwoord op Uw vra gen. Inderdaad, van medio 1943 tot aan het einde der bezetting heeft Het Parool relaties gehad met Meyer Schwencke; hij is in die tijd opgetreden als spion voor Het Pa- een man, die van lang voor de oorlog tot midden in de bezetting fout was, en toen illegaal werk is gaan doen tegen de Duitsers. Zo wel over de eerste periode als over de tweede zal de rechter oor delen. Hoe dat oordeel uitvalt is ons onverschillig. MAAR nu is het wel merk waardig, dat de heer Luns hof en zijn volgelingen zoveel ru moer maken rondom deze man. Want als bi) hem het goede tegen het kwade wordt afgewogen zal dat dezelfde procedure zijn, die door de perszuivering bij alle journalisten Is toegepast. Die Jour nalisten van de dagbladen, welke bleven verschijnen gedurende de bezetting, hebben vaak een hele boel foute dingen in hun kranten gezet, maar zij beroepen er zich tegenover de persrechter op, dat ze niet anders konden en: dat ze toch ook zoveel illegaal werk hadden verricht. Daarmede hield de perszuivering terecht reke ning. Welnu, datzelfde moet ook bij Meyer Schwencke gebeuren. Waarom dan zoveel rumoer rondom Meyer Schwencke? Hij deed in het groot wat zij in het klein deden en.... waarop zij zo trots zijn. Het is afkeurenswaar dig, dat Meyer Schwencke zich na de bevrijding aan de rechter heeft pogen te onttrekken, maar er zijn veel figuren die voor de rechter hoorden, in de B.S. gekro pen; geen haan, die er naar kraait, zomin als iemand zich druk maakt over die hoofdredac teur, die zelf niet stemmen mag en toch politieke voorlichting geeft. Om die man gaat het dan ook helemaal niet. Het gaat er de ge noemde oude kranten alleen om hoe zij een andere groep kranten en een groep verzetsmensen ver dacht kunnen maken. Daarom spreekt men van een „Parol- spiel", dat alleen in de verhitte verbeelding van enige warhoof den bestaat. Daarom schendt men leder persfatsoen, daarom roddelt en lastert men. We willen onze lezers de waar heid over Meyer Schwencke niet onthouden en zullen daarom iets ever hem vertellen. Voor het ove rige heeft het geen zin ln te gaan op allerlei fantasterijen en roddel praatjes. Onze lezers weten nu wat er achter die verhaaltjes schuilt: een kwaad geweten en nijdasserige concurrentie. Deze papieren werden op de Ver enigde Grafische Bedrijven ge maakt. Toen we hoorden, dat Meyer Schwencke voor zijn Ver enigde Grafische Bedrijven een di rectie-secretaris zocht, hebben we een van onze medewerkers, de heer Noordam, die door de oorlog buiten betrekking was geraakt, geadvi seerd om te solliciteren en, aange zien M. S. en Noordam elkaar van vroeger kenden, werd hij benoemd. Ik moet daarbij met nadruk zeggen, dat M. S. wist, dat het merendeel van zijn personeel, ook de heer Toen. ik vrij kwam hoorde ik, dat Meyer Schwencke door de SD was gehoord, omdat een deel van ons illegale werk buiten zijn medewe ten op zijn bedrijf en door zijn me dewerkers was verricht. Ik ben hem toen gaan opzoeken om te vragen of hij beschikte over inlichtingen, waarom ik wel vrij was en Meyer en Noordam niet. Bij die gesprek ken bleek me, dat hij al niet meer zo goed was met de moffen als vroe ger; al voor mijn arrestatie in 1942 had hij moeilijkheden gehad; zijn bedrijven waren hem afgenomen en hij was zich gaan vestigen in Eefde bij Gorssel, op een kwekerij- bedrijf, dat hij gekocht had van de opbrengst der liquidatie zijner be drijven. De redenen waarom M. S. genoeg had van de Duitsers en zijn eigen collaboratie doen niet ter zake; hij zeide er genoeg van te hebben en wilde rustig op zijn kwekerijtje blijven zitten wachten tot de oorlog afgelopen was. Wel zeide hij be wondering te hebben voor hetgeen de illegalen deden en hij was ook onder de indruk van onze ervarin gen in de gevangenis. Na enig heen en weer praten bleek wel, dat hij bereid was iets voor de Nederlandse zaak te (joen. Ik heb hem daarop gezegd: ,.Je hebt een schandelijk ver leden en bent voor iedere goe de Nederlander onaanvaard baar: straks moet je voor de rechter komen en diens uit spraak zal niet mis zijn. Als Je tegenover je pikzwarte verle den Iets wits wilt stellen, ga je gang. maar weet bij voorbaat dat Je naar onze mening onder alle omstandigheden voor de rechter moet komen en dat die dan zwart en wit tegenover el kaar moet afwegen. Kun je bij al je foute relaties in Den Haag dingen te weten komen, die voor ons van belang zijn, wU willen ze graag hebben." Aanvankelijk wilde M. S. dit niet. Het was, vooral voor hem, le vensgevaarlijk. Tenslotte is hij het toch gaan doen. Hij heeft weer re laties aangeknoopt met Helmut Schmidt, die bij de S.D. de afdeling Hetzschriftcn behandelde. Deze man, die geheel door M. S. is inge sponnen, gaf zonder te weten uiter aard waar zijn inlichtingen terecht kwamen, aan M. S. inlichtingen, die voor alle illegale bladen van groot belang waren. Zijn rapporten kwamen alleen bij mij en ik heb die doorgegeven aan de anderen, die ze nodig hadden. Dit contact is tot het einde van de oorlog blijven bestaan, maar het heeft steeds over mij gelopen. Zijn broer heeft er weinig of niets mee te maken ge had, mr. van Heuven Goedhart heeft hem gedurende en na de be zetting zelfs nooit gesproken. Het Parool heeft dus niets, hoe genaamd niets te maken met het geen M. S. gedaan heeft vóór het ogenblik, waarop wij met hem ln contact kwamen en hij ons inlich tingen ls gaan geven. Het stand punt van Het Parool is onveran derd. dat zijn zaak door de bevoeg de instanties moet worden behan deld en dat daarbij 's mans daden, slechte en goede, objectief moeten worden bekeken en dat, naar ge lang daarvan, het vonnis moet uit vallen. „Nu spreekt de heer Lunshof van een „Parol-Spiel", hetgeen dan zou moeten betekenen, dat hij zowel voor de illegaliteit als voor de Duit sers werkte. Zou hij niet bij de S.D. informaties over Het Parool hebben verstrekt?" De heer Van Norden schudt het hoofd: Dat Parol-Spiel bestaat alleen in de verhitte verbeelding van de heer Lunshof e.d. Geduren de de bezetting kon M. S. geen dubbele rol spelen, omdat hij tot Dolle Dinsdag niets wist, met de illegale Parool-organisatie niets te maken had en de daarin werkende mensen niet kende. Adressen heeft hij niet van ons gekregen. En toen hij in de verwarrende dagen na de spoorwegstaking wel verscheidene mensen leerde kennen, heeft hij van hen nimmer iemand verraden. Wel hebben zijn inlichtingen er herhaalde malen toe geleid, dat ar restaties voorkomen konden wor den en dat bij het tweede Parool proces een groot aantal mensen voor de doodstraf gevrijwaard kon den worden. Ook gaf hij, na Dolle Dinsdag, veelvuldig inlichtingen over de ligging van SD-kwartierent van V 1-afschietplaatsen, van mili taire stellingen, e.d. wat ook tot enige bombardementen door de RAF heeft geleid. De luchtbrug naar Berlijn werkt twee kanten uit: de vliegtuigen die voedsel en brandstof naar de geblokkeerde stad vervoeren, ivorden ook gebruikt om zieke en ondervoede kinderen uit dc stad te brengen. Ter verbetering van de voedselsituatie worden ook vrouwen, wier mannen buiten Berlijn werkzaam zijn, uit de stad geëvacueerd. Op insinuaties aangaande een Parool-spiel kan ik dus alleen maar zeggen, dat dit voor 100?® onmoge lijk was. M. S. kreeg concrete vra gen te beantwoorden, waarvoor hij bij de Duitsers inlichtingen moest verkrijgen; hij kwam met inlichtin gen, die voor ons nieuw waren en die bij onderzoek juist bleken. Gwlurcnde de periode van ons contact met hem is niemand aan verraad, dat aan zijn toedoen te wijten zou kunnen zijn, ten offer gevallen. Wie zo iets beweert, moet het bewijzen, anders is hij een las teraar. De zaak M.S. Nu komt de vraag, waarom M. S na de bevrijding niet terstond is ge vangen genomen en zijn zaak nog niet is behandeld. Ons standpunt was, zoals ik zeide, dat de bevoeg de instanties zijn zaak moesten on derzoeken. Voor onze kranten na de bevrijding wilden wij niets met hem te maken hebben; wel waren en zijn wij nog steeds bereid om te getuigen wat hij voor de ver zetsbeweging had gedaan. Wij hebben dan ook nog voor de bevrijding aan Jhr. Bosch van Ro senthal, die toen te Zutfen een lei dende figuur was in het verzet, la ten weten, dat M. S. voor arresta tie in aanmerking kwam, omdat hij fout was geweest, maar dat er aan deze persoon ook andere, illegale kanten, zaten, die we toen niet konden vertellen; wij voelden er niets voor deze man het slachtoffer te laten worden van een bijltjes dag, zonder dat eerst zwart en wit tegen elkaar waren afgewogen. Als de bijl moest vallen kon het na on derzoek altijd nog. De bevrijding kwam evenwel met stukjes en brokjes. In de steden, in het oosten van ons land b.v. die be vrijd werden, kwamen Parool-kran ten. In strijd met de afspraak is M. S. zich daarmee gaan bemoeien. Hij heeft zelfs aanvankelijk gepro- MEN zegt, dat de benoeming van Eisenhower tot algemeen opperbevelhebber van de geallieerdg troepen in Europa in de eerste plaats geschiedde om zijn tact om met mensen om te gaan, in de tweede plaats pas om zijn militaire gaven. In het boek Crusade in Europe" (Kruistocht in Europa), dat dezer dagen gelijktijdig in New York en in Londen van de persen is gekomen, noemt hij in ieder geval de namen van drie militaire leiders, met wie de samenwerking vaak heel moeilijk was. Het zijn de Amerikaan George Patton, de Fransman Charles de Gaulle en de Engelsman Bernard Law Mont gomery. Medestrijders en rivalen. Boven: maarschalk Montgomery, links: George Patton, onder: Charles de Gaulle George Patton, was een dyna misch man, die helaas ook rijkelijk de ondeugden van deze kwaliteit bezat. In de omgang met zijn min deren was hjj een driftig en onbe heerst, onder zijn gelijken en meerderen een weinig inschikke lijk man. Een incident op Sicilië kostte hem bijna zijn carrière. Ten on rechte beweerde hij van een Ame rikaans soldaat in een hospitaal, dat hij ziekte simuleerde om aan het front te ontkomen. Patton wond zich op en sloeg de soldaat in het gelaat. Slechts met de groot ste moeite gelukte het dit incident te sluiten. Ware Hat niet gebeurd, dan zou Patton de kans hebben ge mist als eerste de Rijn bij Rema- gen te overschrijden over een brug, die de Duitsers verzuimden op te blazen. De tweede lastpost voor Eisen hower was generaal De Gaulle. Deze stelde op de vooravond van de invasie de eis, dat hij door de geallieerden erkend zou worden als de enige en uitsluitende ge zagsdrager van Frankrijk. Roose velt wilde daar niet aan, en het v/as aan Eisenhower de lange tem peramentvolle Fransman tot beda ren te brengen. De derde polemische figuur was maarschalk Montgomery, die vol gens dit boek, tot twee keer toe heeft getracht Eisenhower te ver dringen en zich op te werpen tot algemeen aanvoerder van alle Britten en Amerikanen. Een zeer scherpe wending nam dit conflict na de aanval van Van Rundstedt in de Ardennen in December 1944. TT IGENLIJK was er nog een vierde, en dat was, altijd nog volgens Eisenhower, de Britse oor logsleider Winston Churchill. De militaire leiders waren overeenge komen, dat de Westelijke gealli eerden op militair technische gronden niet zouden doorstoten naar Berlijn. Churchill, die de spannirig met de Sowjet-Unie wel licht voorzag, wenste dat wel. Hij wilde daartoe de Britse troepen, die in Noord-Duitsland opereerden snel laten doorstoten. Volgens Eisenhower zou Churchill daarbij een fiasco hebben geleden, daar de Russen de stad reeds op 50 kilo meter waren genaderd en gereed stonden voor de laatste overweldi gende actie. Churchill „zag niets" in dc operatie „Overlord" waar mede de geallieerde landing op de Franse Westkusten in code werd aangeduid. Het was zijn stellige overtuiging, dat de invasie van het vasteland van Europa met meer succes kon worc^gn uitgevoerd vanuit de Balkan, dan vanuit het Westen. Hij was ervan vervuld, dat de Middellandse Zee het voor naamste militaire schouwspel van Europa zou opleveren, en liet niet af zich te verzetten tegen de zwa re bombardementen van de Duitse verbindingen in Frankrijk, België en Nederland. Lang heeft generaal Eisenho wer zich gehouden buiten de vaak opgewonden discussies, die lopen tussen de politieke en militaire lei ders in de Tweede Wereldoorlog. In „Crusade in Europe" verbrak hij zijn zwijgen echter op een wij ze, die/zeker reacties zal oproepen. beerd cr een leidende rol in te spe len. Toen ook het westen bevrijd was- en dc Parool-mensen uit het Oosten bij ons kwamen, in gezel schap van M. S. heb ik deze gezegd, dat hij zich overeenkomstig dc af spraak bij de P.O.D. moest melden, dat hij zich met Het Parool niet mocht bemoeien, ik heb hem zelfs de toegang tot de Parool-bureaux in Amsterdam ontzegd, al heb ik wel daarna persoonlijk contact met hem gehouden. Het is jammer, dat hij zich niet aan de afspraak heeft gehouden; dat de Parool-mensen in het oosten van zijn diensten hebben gebruik gemaakt is te begrijpen, want zij kenden hem niet, behalve dan als Hofstra. die, toen het contact tus sen oost en west verbroken was, op eigen gelegenheid allerlei dingen was gaan doen. Hij zal geprobeerd hebben zijn creditsaldo zo groot mogelijk tc maken, in de hoop daar door zijn debetsaldo tc doen verge ten. En dat iemand, van wie het publick alleen maar de zwarte kant kende, er niet zo op gebrand was direct na de bevrijding gearresteerd te worden, wie die wel eens heeft gehoord van dc behandeling in som mige kampen, zal dat niet begrij pen? Met Het Parool had hij dus na het bovengenoemde gesprek niets meer te maken. Hij is het waar schijnlijk toen op allerlei andere gebieden gaan zoeken, wellicht ook bij het B.N.V. Wij kregen er pas weer iets mee tc maken, toen een deel van de Nederlandse pers, dio het bestaan van Het Parool niet verkroppen kan en trachtte de ille gale bladen eeiï hak te zetten, al lerlei wilde verhalen over hem ging publiceren. Toen hebben wij er op aan gedrongen, dat zijn zaak snel behandeld zou worden en toen heeft M. S. zich ln gezelschap van zUn broer bij de P.O.D. in Wassenaar gemeld. Daar achtte men geen gronden aanwezig om hem in arrest te hou den; wel moest hij zich voortdurend melden cn zijn broer bleef er ga rant voor, dat hij altijd bereikbaar zou zijn. Maandenlang is M. S. al dus weck .aan week naar de P.R.A. gegaan en na het verhoor weer weggezonden. Toen de verhoren bijna teneinde waren is hij, ook door persoonlijke omstandigheden, zenuwziek geworden. Een zenuw arts, dr. van Bork te Zutfen, over woog zijn opneming; zijn broer waarschuwde de R>R A.. dat M. S. niet komen zou cn die is hem toen wezen halen. De psychiater van do P.R.A. in Den Haag, dr. Wuite, was eveneens van oordeel, dat hij psy chiatrisch behandeld moest worden. Na een tijd in een inrichting in Den Haag verpleegd te zijn is hij door de P.R.A. overgebracht naar een inrichting in Woensel. Ook daar verklaarden de medici, dr. Mooy, dr. Tichelaar en dr. de Regt, dat hij zenuwziek was. Mag men de verhalen geloven, dan zouden al dïe officiële psychia ters door Het Parool zijn omge kocht. Heus zenuwziek TOEN GENERAAL EISENHOWER in de nazomer van 1945 ons land een officieel bezoek bracht, reisde h\j met de trein, die voor dien persoonlijk bezit was van Herman Goering. Het interview, dat Eisenhower een aantal Nederlandse journalisten toestond in deze trein tussen Utrecht en Den Haag (zie de fotovond plaats in de bibliotheek die in een der wagons was ondergebracht Maar het wordt nog mooier. Mr, Zaaier was van oordeel, dat men in Franeker beter zou kunnen beoor delen of M. S. nu werkelijk zenuw ziek was dan wel simuleerde. In do artsen van de inrichting te Frane ker had hij meer vertrouwen dan in die van elders. Dus werd M. S. naar Franeker overgebracht. Maar ook deze zenuwartsen, de doktoren Van Andel, Bramson en Vcrwey, in wie mr. Zaaier dus het volste ver trouwen stelt, hebben erkend, dat hij heus zenuwziek is. Tenslotte is er tussen mr. Zaaier en Franeker, dat zich op medische gronden tegen het verhoor verzette omgekocht zal men wel beweren een com promis gesloten, volgens hetwelk M. S. gedurende enige tijd in Sche veningen verhoord kon worden. Daarna werd hij weer naar Fra neker gezonden. Dat is dus het verhaal van Meyer Schwencke. U ziet, dat cr niets geheimzinnigs aan is, dat er geen sprake is van talrijke vragen rond hem, niet van een Parool- spiel of wat ook. Er is feitelijk al leen maar sprake van een man, die foute en goede dingen heeft gedaan en zich in de woelige maanden na de bevrijding, in strijd met de af spraak. aan de justitie heeft willen onttrekken, hetgeen tenslotte on zerzijds is verijdeld; cn omdat'een groep mensen en bladen Het Parool haten, blijven zij, tegen beter weten in, voortgaan er een gewel dige affaire, compleet met verraad en al, van tc fabriceren."

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 3