HET VERHAAL VAN MEYER SCHWENCKE
Eisenhower haalt herinneringen op
ert zijn relaties met ,,Het Parool
Hier is de waarheid uit de mond
van iemand, die niets te
verzwijgen heeft
„De sluier" wordt
opgelicht
Zaterdag 4 December 1948
3
ff
(Van een bijzondere m'edewt- er)
DE laatste weken circuleren in
7de Nederlandse dagbladpers
verhalen over leidende figuren
van „Het Parool", die van allerlei
lelijke dingen en boze oogmerken
v/orden beschuldigd. Meestal heb-
ben deze verhalen als basis de
brochure van de heer Lunshof
„Als dieven in den nacht". Een
van de jongste verschijnselen op
dit gebied is een artikel, dat werd
opgenomen ln „De Arnhemsche
Courant", de „Haagsche Courant".
„De Nederlander", het „Utrechtsch
Nieuwsblad", „De Zwolsche Cou
rant en Tubantia", het „Nieuws
blad van het Noorden"; tevoren
hadden het „Algemeen Dagblad"
en het „Rotterdamsch Nieuws
blad" beschouwingen van soortge
lijke strekking in druk gegeven.
Deze artikelen tooien zich met
een masker van fatsoen. In wer
kelijkheid is het de vuilste jour
nalistiek, die tot dusver in Neder
land werd bedreven. Deze artike
len zijn ook laf en huichelachtig.
Men beschuldigt op arglistige
wijze, men suggereert ongerech
tigheden en vraagt dan hovaardig
cm een gerechtelijk onderzoek.
Bij voorbeeld zo: „Wij blijven er
buiten of hetgeen de heer Luns
hof schreef waar is of niet. Dit be
hoort de bevoegde rechter te
doen. Doch wel willen wij enige
lelten releveren, die o.i. behoren
te worden gepubliceerd." En dan
komen er een reeks „feiten".
Of men schrijft: „Er ls veel ge
schreven over de affaire Meyer
Schwencke, over Het Parool. Er
zijn talrijke beschuldigingen geuit,
waar of verzonnen. Het wordt
thans tijd. dat deze onverkwikke
lijke zaak eindelijk uit de doeken
wordt gedaan. Dat de schuldigen
worden gestraft, de onverdiend
geblameerden gezuiverd."
Stel U eens in de plaats van de
aldus aangevallenen. Een of an
dere nijdas suggereert, dat U ge
stolen hebt en zegt dan tegen een
derde: „Het wordt tijd, dat de
rechter eens onderzoekt, of hij
geen dief is." Volmaakt de omge
keerde wereld.
Deze artikelen vormen ook typi
sche staaltjes van gebrek aan
persfatsoen. Als men zijn lezers
werkelijk de waarheid wilde ver
tellen, kon men die gemakkelijk te
weten komen. Men behoefde dan
namelijk slechts naar die waar
heid te Informeren. Men zou de
betrokkenen kunnen vragen: wat
is Uw lezing van deze of gene
kwestie. Dan kon men zijn lezers
eerlijk voorlichten. Dat ls niet ge
beurd. Men w 1 1 dus blijkbaar
geen eerlijke voorlichting geven,
men w 11 de juiste toedracht ook
niet weten. Men wil alleen maar
vuilspuiten en men doet dat op
dezelfde wijze, waarop de commu
nisten dat in „De Waarheid"
plachten te doen gedurende de
verkiezingen.
De uitersten schijnen elkaar
tóch te raken. Heel die campagne
tegen Het Parool, de Paroolbladen
en hun leidende personen wordt
gevoerd met de middelen, die de
nazi's gedurende de bezetting en
die de communisten thans toepas
sen. Men geeft maar één lezing
(toen de Duitse, nu de kwetsende);
toen mocht men niet, thans wil
men niet zelfstandig onderzoeken.
Zoals men in de bezetting de ge
allieerden van alles en nog wat
betichtte en elke publicatie van
ae zijde der geallieerden verbo
den was. zo beticht men nu land
genoten van alles en nog wat en
geeft zijn lezers niet de andere,
de juiste kant van de zaak. Een
onthullend verschijnsel is ook, dat
men smeekt om venclaringen van
Duitsers of die van rechercheurs
koopt; in de bezetting geloofde
een goed Nederlander principieel
nooit wat een Duitser verklaarde.
Nu v/orden Duitse verklaringen
tot evangelische waarheden ver
heven.
4 Waar gaat het die bladen dan
eigenlijk om? Wat schuilt er ach
ter hun campagnes?
\A7lL men die vraag beantwoor-
den, dan moet men eerst
weten uit welke hoek de wind
v/aaitl De meeste van bovenge
noemde kranten zijn in qle oorlog
doorverschenen; sommige zijn na
de bevrijding een poosje gestaakt
geweest, maar nu zijn ze er weer.
Aan die bladen zitten vaak men
sen, die een ültsluiting hebben ge
had en verdiend. Aan een ervan
zit zelfs nu nog een hoofdredac
teur, die bij tribunaaluitspraak
van de kiesrechten is uitgesloten.
Deze bladen en deze lieden nu
kunnen het nog maar altijd niet
verkroppen, dat er ook nog bla
den verschijnen, die uit de ver
zetsbeweging zijn voortgekomen.
Die gewezen verzetsbladen zijn
hun een voortdurende ergernis,
want zij herinneren hen elke dag
weer aan hun zonden uit de be
zetting. Die ergernis moet weg,
die herinnering moet weg, die
verzetsmensen moeten weg de
oude* kranten alléén moeten de
markt beheersen. En de Nederlan
ders, die zich de zonden van de
cude bladen wél herinneren en
deswege de voorkeur geven aan
de ex-illegale kranten, zij moeten
van hun dagblad beroofd worden.
De in de aanhef genoemde kranten
zijn merendeels kranten zonder
overtuiging, gelijk trouv/ens in de
bezetting is gebleken. De ex-ille
gale kranten hebben wel een
overtuiging, zoals ook in de bezet
ting ls gebleken. Ook om die
reden wil men de ex-illegale kran-
ten weg hebben. De lastercam
pagnes dienen om dit doel te be
reiken. Een fatsoenlijk Nederlan
der trapt daar niet in, maar de
vuilspultertjes redeneren: „Je kunt
nooit weten."
Dat zit er dus achter die cam
pagnes.
Wij noemden ze huichelachtig.
Neem eens zo'n zaak Meyer
Schwencke. Dat ls het geval van
(Van een bijzondere medewerker)
WAT is er waar van de beweringen, dat ..Het Parool" nauwe relaties heeft gehad
met de collaborateur Meyer Schwencke; hoe zijn. als U deze vraag bevestigend
beantwoordt, die relaties geweest en wat is er waar van de beweringen, dat de mensen van
Het Parool moeite hebben gedaan, resp. doen om Meyer Schwencke te onttrekken aan de
justitiële organen?
Deze vragen, actueel geworden door de publicaties in een aantal Nederlandse dagbladen,
hebben we voorgelegd aan de heer W. van Norden. directeur van ..Het Parool te Amster
dam. die in; de "bezettingstijd in de topleiding, van Het Parool heeft gezeten en dus geacht
kan worden op de hoogte te zijn van alles wat er gedurende de bezetting en na de bevrijding
bij Het Parool is gebeurd.
Ik zal Uw vragen graag beantwoorden, zegt de heer Van
Norden. Maar eerst een wedervraag. Is het niet in strijd met het
goede fatsoen om, zoals verschillende bladen gedaan hebben, aller
lei beweringen te publiceren, zonder zich eerst van de juistheid
daarvan te vergewissen? Waarom heeft geen enkele van de kran
ten, die over deze zaken hebben geschreven, de beleefdheid gehad
even te informeren? Ik zou hen met genoegen hebben ingelicht.
Als ik nu die verhalen in dagbladen lees, krijg ik een vieze smaak
in mijn mond. Ik krijg de indruk, dat het hen er niet om te doen
was hun lezers voor te lichten, maar hun lezers op te zetten.
ALLERLEI lieden permitteren
zich om aan ex-illegalen de
vraag te stellen: „Waarom leeft ge
nog, als ge verzetsstrijder geweest
zijt, waarom zijt ge niet gefusil
leerd? Daar moet wel een heel
duistere reden voor zijn!" En de al
dus bejegende stelt zich wel eens
de wedervraag: „Waarom heb ik
me eigenlijk voor de Nederlandse
zaak beijverd?" De heer Lunshof
stelt het eigenlijk zo: alle dode ille
galen zijn helden, alle levende ille
galen zijn schurken, waarschijnlijk
alleen maar omdat ze nog leven.
Jegens hen is alles geoorloofd, de
smerigste insinuaties, de felste vuil
spuiterij. Men plengt hete tranen
bij de graven van de gevallenen,
men houdt pathetische redevoerin
gen en men schrijft liefelijke stuk
jesover de doden. Jegens hen,
die er het leven hebben afgebracht,
gedraagt men zich in een deel der
pers en in brochures, alsof het
schurftige honden zijn.
Neem eens een zinnetje uit de
brochure van Lunshof: „Er is wei
nig illegaals aan Het Parool". Alle
mensen, zonder uitzondering, die in
de leiding van Het Parool zitten,
hebben er ook in de bezetting aan
gewerkt. Mr. van Heuven Goedhart
heeft per bakfiets illegale kranten
bezorgd, (Lunshof ook?), ikzelf heb
kranten gevouwen, geëxpedieerd,
matrijzen rondgesjouwd en derge
lijk werk hebben we allemaal ge
daan; het eenvoudigste werk heb
ben we verricht, doodgewoon met
onze handen; we hebben meren
deels gevangen gezeten, we zijn
vervolgd, op het hoofd van mr. van
Heuven Goedhart is een prijs gezet
door de Duitsers, Frans Goedhart
kon zich niet op straat vertonen,
omdat hij daar gepakt zou worden;
we zijn allemaal opgejaagd als hon
den en nu.nu tracht men eigen
lijk precies hetzelfde te bereiken.
Het antivoord
rooi bij dc SD. Wat de derde vraac
betreft: wij hebben ons Integendeel
veel moeite gegeven om te zorgen,
dat zijn zaak wel door de bevoeg
de instanties behandeld werd. Dat
dit tot dusver niet is geschied, ls
stellig niet onze schuld.
Maar laat ik U het verhaal van
de aanvang af vertellen.
Meyer Schwencke (Schwencke
is dc naam van zijn moeder) is een
broer van drs. J. Meyer, een van de
topmensen van Het Parool in de
bezettingstijd en thans lid van het
stichtingsbestuur. Er zijn veel fa
milies in Nederland, waarin het
voorkwam, dat broeders in tegen
overgestelde kampen stonden, zelfs
verscheiden vooraanstaande fami
lies. Dat is dus niets bijzonders. Zo
was het ook hier: drs. Meyer deed
van het begin der bezetting af ille
gaal werk, evenals ik; zijn broer
was fout. Contact bestond er vrij
wel niet tussen de broers. Ik heb
M. S. pas veel later leren kennen.
Ons illegaal werk bestond aan
vankelijk uit het werk, dat in stu
denten- en kunstenaarskringen
werd verricht: manifesten tegen de
Kultuurkamer, vermenigvuldigen en
verspreiden van illegale bladen, e.d.
Daarnaast was drs. Meyer betrok
ken bij een organisatie tot het over
brengen van mensen en berichten
via Brussel en Parijs naar Zwitser
land. Hij moest daarvoor veel rei
zen, om mensen te vergezellen, con
tacten te leggen, e.d. Voorts werden
Meyer en ik steeds dieper betrok
ken in de werkzaamheden voor Het
Parool.
Voor deze organisaties waren
uiteraard allerlei papieren nodig,
want men kon nu eenmaal niet al
tijd en zeker niet in het buitenland,
met valse papieren reizen.
Een sollicitatie
Noordam, anti waren en ik moet
ook zeggen, dat M. S. niets wist van
de bedoelingen, waarmede wij de
heer Noordam in dat bedrijf pro
beerden te krijgen. Wij beschouw
den M. S. immers als volkomen fout
en hadden toen geen enkele relatie
met hem.
In zijn nieuwe functie kon de
heer Noordam de beschikking
krijgen over allerlei documen
ten, die voor onze organisatie
van belang waren: om een
voorbeeld te noemen: een Duit
se dlcnsttelefoongids (zeer ge
heim) waaruit de gehele struc
tuur van het Duitse bezettings
leger in ons land kon worden
opgemaakt; passen en stem
pels. waarop men zich door al
lerlei Duitse controles kon be
wegen. e.d. Dat hierdoor ons
illegale werk buitengewoon
werd bevorderd is duidelijk.
Nog eens, dit ging buiten M. S.
om. zoals er ln zijn bedrijf veel
illegale dingen buiten hem om
gebeurden.
Evenwel, de zaak liep fout. Er
zat in de organisatie een spion van
Giskes, de beruchte van Poppel, die
werkte onder de naam van Mees
ters. In October 1942 werd de ge
hele organisatie opgerold; Noordam
werd gearresteerd in Parijs, drs.
Meyer op weg naar Brussel, ik in
mijn woning in Den Haag, ofschoon
ik met die organisatie lang niet zo
veel te maken had als de anderen.
In mijn woning werd toen ook al
veel werk voor Het Parool verricht,
vouwen, adresseren, verzenden, etc;
de eind-redactie werd gevoerd
het huis van drs. Meyer. In een
week zijn toen in Nederland en Bel
gië een twintig mensen gearres
teerd, o.a. ook de heer Slotemaker
(van de K.L.M.) Nunes Vaz, Klaas
Voute uit Utrecht; de heer Waren-
dorf kon, naar wij later hoorden,
ontvluchten.
Mijn ervaringen in de gevange
nis te Scheveningen en bij de tal
rijke verhoren vormen een apart
verhaal, dat ik nu niet zal vertellen.
Contact met M.S.
En nu het antwoord op Uw vra
gen. Inderdaad, van medio 1943 tot
aan het einde der bezetting heeft
Het Parool relaties gehad met
Meyer Schwencke; hij is in die tijd
opgetreden als spion voor Het Pa-
een man, die van lang voor de
oorlog tot midden in de bezetting
fout was, en toen illegaal werk is
gaan doen tegen de Duitsers. Zo
wel over de eerste periode als
over de tweede zal de rechter oor
delen. Hoe dat oordeel uitvalt is
ons onverschillig.
MAAR nu is het wel merk
waardig, dat de heer Luns
hof en zijn volgelingen zoveel ru
moer maken rondom deze man.
Want als bi) hem het goede tegen
het kwade wordt afgewogen zal
dat dezelfde procedure zijn, die
door de perszuivering bij alle
journalisten Is toegepast. Die Jour
nalisten van de dagbladen, welke
bleven verschijnen gedurende de
bezetting, hebben vaak een hele
boel foute dingen in hun kranten
gezet, maar zij beroepen er zich
tegenover de persrechter op, dat
ze niet anders konden en: dat ze
toch ook zoveel illegaal werk
hadden verricht. Daarmede hield
de perszuivering terecht reke
ning. Welnu, datzelfde moet ook
bij Meyer Schwencke gebeuren.
Waarom dan zoveel rumoer
rondom Meyer Schwencke? Hij
deed in het groot wat zij in het
klein deden en.... waarop zij zo
trots zijn. Het is afkeurenswaar
dig, dat Meyer Schwencke zich na
de bevrijding aan de rechter
heeft pogen te onttrekken, maar
er zijn veel figuren die voor de
rechter hoorden, in de B.S. gekro
pen; geen haan, die er naar
kraait, zomin als iemand zich
druk maakt over die hoofdredac
teur, die zelf niet stemmen mag en
toch politieke voorlichting geeft.
Om die man gaat het dan ook
helemaal niet. Het gaat er de ge
noemde oude kranten alleen om
hoe zij een andere groep kranten
en een groep verzetsmensen ver
dacht kunnen maken. Daarom
spreekt men van een „Parol-
spiel", dat alleen in de verhitte
verbeelding van enige warhoof
den bestaat. Daarom schendt men
leder persfatsoen, daarom roddelt
en lastert men.
We willen onze lezers de waar
heid over Meyer Schwencke niet
onthouden en zullen daarom iets
ever hem vertellen. Voor het ove
rige heeft het geen zin ln te gaan
op allerlei fantasterijen en roddel
praatjes.
Onze lezers weten nu wat er
achter die verhaaltjes schuilt: een
kwaad geweten en nijdasserige
concurrentie.
Deze papieren werden op de Ver
enigde Grafische Bedrijven ge
maakt. Toen we hoorden, dat
Meyer Schwencke voor zijn Ver
enigde Grafische Bedrijven een di
rectie-secretaris zocht, hebben we
een van onze medewerkers, de heer
Noordam, die door de oorlog buiten
betrekking was geraakt, geadvi
seerd om te solliciteren en, aange
zien M. S. en Noordam elkaar van
vroeger kenden, werd hij benoemd.
Ik moet daarbij met nadruk zeggen,
dat M. S. wist, dat het merendeel
van zijn personeel, ook de heer
Toen. ik vrij kwam hoorde ik, dat
Meyer Schwencke door de SD was
gehoord, omdat een deel van ons
illegale werk buiten zijn medewe
ten op zijn bedrijf en door zijn me
dewerkers was verricht. Ik ben hem
toen gaan opzoeken om te vragen
of hij beschikte over inlichtingen,
waarom ik wel vrij was en Meyer
en Noordam niet. Bij die gesprek
ken bleek me, dat hij al niet meer zo
goed was met de moffen als vroe
ger; al voor mijn arrestatie in 1942
had hij moeilijkheden gehad; zijn
bedrijven waren hem afgenomen
en hij was zich gaan vestigen in
Eefde bij Gorssel, op een kwekerij-
bedrijf, dat hij gekocht had van de
opbrengst der liquidatie zijner be
drijven.
De redenen waarom M. S. genoeg
had van de Duitsers en zijn eigen
collaboratie doen niet ter zake; hij
zeide er genoeg van te hebben en
wilde rustig op zijn kwekerijtje
blijven zitten wachten tot de oorlog
afgelopen was. Wel zeide hij be
wondering te hebben voor hetgeen
de illegalen deden en hij was ook
onder de indruk van onze ervarin
gen in de gevangenis.
Na enig heen en weer praten
bleek wel, dat hij bereid was iets
voor de Nederlandse zaak te (joen.
Ik heb hem daarop gezegd:
,.Je hebt een schandelijk ver
leden en bent voor iedere goe
de Nederlander onaanvaard
baar: straks moet je voor de
rechter komen en diens uit
spraak zal niet mis zijn. Als Je
tegenover je pikzwarte verle
den Iets wits wilt stellen, ga je
gang. maar weet bij voorbaat
dat Je naar onze mening onder
alle omstandigheden voor de
rechter moet komen en dat die
dan zwart en wit tegenover el
kaar moet afwegen. Kun je bij
al je foute relaties in Den Haag
dingen te weten komen, die
voor ons van belang zijn, wU
willen ze graag hebben."
Aanvankelijk wilde M. S. dit
niet. Het was, vooral voor hem, le
vensgevaarlijk. Tenslotte is hij het
toch gaan doen. Hij heeft weer re
laties aangeknoopt met Helmut
Schmidt, die bij de S.D. de afdeling
Hetzschriftcn behandelde. Deze
man, die geheel door M. S. is inge
sponnen, gaf zonder te weten uiter
aard waar zijn inlichtingen terecht
kwamen, aan M. S. inlichtingen,
die voor alle illegale bladen van
groot belang waren. Zijn rapporten
kwamen alleen bij mij en ik heb
die doorgegeven aan de anderen,
die ze nodig hadden. Dit contact is
tot het einde van de oorlog blijven
bestaan, maar het heeft steeds over
mij gelopen. Zijn broer heeft er
weinig of niets mee te maken ge
had, mr. van Heuven Goedhart
heeft hem gedurende en na de be
zetting zelfs nooit gesproken.
Het Parool heeft dus niets, hoe
genaamd niets te maken met het
geen M. S. gedaan heeft vóór het
ogenblik, waarop wij met hem ln
contact kwamen en hij ons inlich
tingen ls gaan geven. Het stand
punt van Het Parool is onveran
derd. dat zijn zaak door de bevoeg
de instanties moet worden behan
deld en dat daarbij 's mans daden,
slechte en goede, objectief moeten
worden bekeken en dat, naar ge
lang daarvan, het vonnis moet uit
vallen.
„Nu spreekt de heer Lunshof van
een „Parol-Spiel", hetgeen dan zou
moeten betekenen, dat hij zowel
voor de illegaliteit als voor de Duit
sers werkte. Zou hij niet bij de S.D.
informaties over Het Parool hebben
verstrekt?"
De heer Van Norden schudt het
hoofd: Dat Parol-Spiel bestaat
alleen in de verhitte verbeelding
van de heer Lunshof e.d. Geduren
de de bezetting kon M. S. geen
dubbele rol spelen, omdat hij tot
Dolle Dinsdag niets wist, met de
illegale Parool-organisatie niets te
maken had en de daarin werkende
mensen niet kende. Adressen heeft
hij niet van ons gekregen. En toen
hij in de verwarrende dagen na de
spoorwegstaking wel verscheidene
mensen leerde kennen, heeft hij
van hen nimmer iemand verraden.
Wel hebben zijn inlichtingen er
herhaalde malen toe geleid, dat ar
restaties voorkomen konden wor
den en dat bij het tweede Parool
proces een groot aantal mensen
voor de doodstraf gevrijwaard kon
den worden. Ook gaf hij, na Dolle
Dinsdag, veelvuldig inlichtingen
over de ligging van SD-kwartierent
van V 1-afschietplaatsen, van mili
taire stellingen, e.d. wat ook tot
enige bombardementen door de
RAF heeft geleid.
De luchtbrug naar Berlijn werkt twee kanten uit: de vliegtuigen die
voedsel en brandstof naar de geblokkeerde stad vervoeren, ivorden ook
gebruikt om zieke en ondervoede kinderen uit dc stad te brengen. Ter
verbetering van de voedselsituatie worden ook vrouwen, wier mannen
buiten Berlijn werkzaam zijn, uit de stad geëvacueerd.
Op insinuaties aangaande een
Parool-spiel kan ik dus alleen maar
zeggen, dat dit voor 100?® onmoge
lijk was. M. S. kreeg concrete vra
gen te beantwoorden, waarvoor hij
bij de Duitsers inlichtingen moest
verkrijgen; hij kwam met inlichtin
gen, die voor ons nieuw waren en
die bij onderzoek juist bleken.
Gwlurcnde de periode van ons
contact met hem is niemand aan
verraad, dat aan zijn toedoen te
wijten zou kunnen zijn, ten offer
gevallen. Wie zo iets beweert, moet
het bewijzen, anders is hij een las
teraar.
De zaak M.S.
Nu komt de vraag, waarom M. S
na de bevrijding niet terstond is ge
vangen genomen en zijn zaak nog
niet is behandeld. Ons standpunt
was, zoals ik zeide, dat de bevoeg
de instanties zijn zaak moesten on
derzoeken. Voor onze kranten na de
bevrijding wilden wij niets met
hem te maken hebben; wel waren
en zijn wij nog steeds bereid
om te getuigen wat hij voor de ver
zetsbeweging had gedaan.
Wij hebben dan ook nog voor de
bevrijding aan Jhr. Bosch van Ro
senthal, die toen te Zutfen een lei
dende figuur was in het verzet, la
ten weten, dat M. S. voor arresta
tie in aanmerking kwam, omdat hij
fout was geweest, maar dat er aan
deze persoon ook andere, illegale
kanten, zaten, die we toen niet
konden vertellen; wij voelden er
niets voor deze man het slachtoffer
te laten worden van een bijltjes
dag, zonder dat eerst zwart en wit
tegen elkaar waren afgewogen. Als
de bijl moest vallen kon het na on
derzoek altijd nog.
De bevrijding kwam evenwel met
stukjes en brokjes. In de steden, in
het oosten van ons land b.v. die be
vrijd werden, kwamen Parool-kran
ten. In strijd met de afspraak is
M. S. zich daarmee gaan bemoeien.
Hij heeft zelfs aanvankelijk gepro-
MEN zegt, dat de benoeming van Eisenhower tot algemeen
opperbevelhebber van de geallieerdg troepen in Europa
in de eerste plaats geschiedde om zijn tact om met mensen om
te gaan, in de tweede plaats pas om zijn militaire gaven. In
het boek Crusade in Europe" (Kruistocht in Europa), dat
dezer dagen gelijktijdig in New York en in Londen van de
persen is gekomen, noemt hij in ieder geval de namen van drie
militaire leiders, met wie de samenwerking vaak heel moeilijk
was. Het zijn de Amerikaan George Patton, de Fransman
Charles de Gaulle en de Engelsman Bernard Law Mont
gomery.
Medestrijders en
rivalen. Boven:
maarschalk
Montgomery,
links: George
Patton, onder:
Charles de
Gaulle
George Patton, was een dyna
misch man, die helaas ook rijkelijk
de ondeugden van deze kwaliteit
bezat. In de omgang met zijn min
deren was hjj een driftig en onbe
heerst, onder zijn gelijken en
meerderen een weinig inschikke
lijk man.
Een incident op Sicilië kostte
hem bijna zijn carrière. Ten on
rechte beweerde hij van een Ame
rikaans soldaat in een hospitaal,
dat hij ziekte simuleerde om aan
het front te ontkomen. Patton
wond zich op en sloeg de soldaat
in het gelaat. Slechts met de groot
ste moeite gelukte het dit incident
te sluiten. Ware Hat niet gebeurd,
dan zou Patton de kans hebben ge
mist als eerste de Rijn bij Rema-
gen te overschrijden over een brug,
die de Duitsers verzuimden op te
blazen.
De tweede lastpost voor Eisen
hower was generaal De Gaulle.
Deze stelde op de vooravond van
de invasie de eis, dat hij door de
geallieerden erkend zou worden
als de enige en uitsluitende ge
zagsdrager van Frankrijk. Roose
velt wilde daar niet aan, en het
v/as aan Eisenhower de lange tem
peramentvolle Fransman tot beda
ren te brengen.
De derde polemische figuur was
maarschalk Montgomery, die vol
gens dit boek, tot twee keer toe
heeft getracht Eisenhower te ver
dringen en zich op te werpen tot
algemeen aanvoerder van alle
Britten en Amerikanen. Een zeer
scherpe wending nam dit conflict
na de aanval van Van Rundstedt
in de Ardennen in December 1944.
TT IGENLIJK was er nog een
vierde, en dat was, altijd nog
volgens Eisenhower, de Britse oor
logsleider Winston Churchill. De
militaire leiders waren overeenge
komen, dat de Westelijke gealli
eerden op militair technische
gronden niet zouden doorstoten
naar Berlijn. Churchill, die de
spannirig met de Sowjet-Unie wel
licht voorzag, wenste dat wel. Hij
wilde daartoe de Britse troepen,
die in Noord-Duitsland opereerden
snel laten doorstoten. Volgens
Eisenhower zou Churchill daarbij
een fiasco hebben geleden, daar de
Russen de stad reeds op 50 kilo
meter waren genaderd en gereed
stonden voor de laatste overweldi
gende actie.
Churchill „zag niets" in dc
operatie „Overlord" waar
mede de geallieerde landing op de
Franse Westkusten in code werd
aangeduid. Het was zijn stellige
overtuiging, dat de invasie van het
vasteland van Europa met meer
succes kon worc^gn uitgevoerd
vanuit de Balkan, dan vanuit het
Westen. Hij was ervan vervuld,
dat de Middellandse Zee het voor
naamste militaire schouwspel van
Europa zou opleveren, en liet niet
af zich te verzetten tegen de zwa
re bombardementen van de Duitse
verbindingen in Frankrijk, België
en Nederland.
Lang heeft generaal Eisenho
wer zich gehouden buiten de vaak
opgewonden discussies, die lopen
tussen de politieke en militaire lei
ders in de Tweede Wereldoorlog.
In „Crusade in Europe" verbrak
hij zijn zwijgen echter op een wij
ze, die/zeker reacties zal oproepen.
beerd cr een leidende rol in te spe
len. Toen ook het westen bevrijd
was- en dc Parool-mensen uit het
Oosten bij ons kwamen, in gezel
schap van M. S. heb ik deze gezegd,
dat hij zich overeenkomstig dc af
spraak bij de P.O.D. moest melden,
dat hij zich met Het Parool niet
mocht bemoeien, ik heb hem zelfs
de toegang tot de Parool-bureaux
in Amsterdam ontzegd, al heb ik
wel daarna persoonlijk contact met
hem gehouden.
Het is jammer, dat hij zich niet
aan de afspraak heeft gehouden;
dat de Parool-mensen in het oosten
van zijn diensten hebben gebruik
gemaakt is te begrijpen, want zij
kenden hem niet, behalve dan als
Hofstra. die, toen het contact tus
sen oost en west verbroken was, op
eigen gelegenheid allerlei dingen
was gaan doen. Hij zal geprobeerd
hebben zijn creditsaldo zo groot
mogelijk tc maken, in de hoop daar
door zijn debetsaldo tc doen verge
ten. En dat iemand, van wie het
publick alleen maar de zwarte kant
kende, er niet zo op gebrand was
direct na de bevrijding gearresteerd
te worden, wie die wel eens heeft
gehoord van dc behandeling in som
mige kampen, zal dat niet begrij
pen?
Met Het Parool had hij dus na
het bovengenoemde gesprek niets
meer te maken. Hij is het waar
schijnlijk toen op allerlei andere
gebieden gaan zoeken, wellicht ook
bij het B.N.V. Wij kregen er pas
weer iets mee tc maken, toen een
deel van de Nederlandse pers, dio
het bestaan van Het Parool niet
verkroppen kan en trachtte de ille
gale bladen eeiï hak te zetten, al
lerlei wilde verhalen over hem
ging publiceren.
Toen hebben wij er op aan
gedrongen, dat zijn zaak snel
behandeld zou worden en toen
heeft M. S. zich ln gezelschap
van zUn broer bij de P.O.D. in
Wassenaar gemeld.
Daar achtte men geen gronden
aanwezig om hem in arrest te hou
den; wel moest hij zich voortdurend
melden cn zijn broer bleef er ga
rant voor, dat hij altijd bereikbaar
zou zijn. Maandenlang is M. S. al
dus weck .aan week naar de P.R.A.
gegaan en na het verhoor weer
weggezonden. Toen de verhoren
bijna teneinde waren is hij, ook
door persoonlijke omstandigheden,
zenuwziek geworden. Een zenuw
arts, dr. van Bork te Zutfen, over
woog zijn opneming; zijn broer
waarschuwde de R>R A.. dat M. S.
niet komen zou cn die is hem toen
wezen halen. De psychiater van do
P.R.A. in Den Haag, dr. Wuite, was
eveneens van oordeel, dat hij psy
chiatrisch behandeld moest worden.
Na een tijd in een inrichting in
Den Haag verpleegd te zijn is hij
door de P.R.A. overgebracht naar
een inrichting in Woensel. Ook
daar verklaarden de medici, dr.
Mooy, dr. Tichelaar en dr. de Regt,
dat hij zenuwziek was.
Mag men de verhalen geloven,
dan zouden al dïe officiële psychia
ters door Het Parool zijn omge
kocht.
Heus zenuwziek
TOEN GENERAAL EISENHOWER in de nazomer van 1945 ons
land een officieel bezoek bracht, reisde h\j met de trein, die voor
dien persoonlijk bezit was van Herman Goering. Het interview,
dat Eisenhower een aantal Nederlandse journalisten toestond in
deze trein tussen Utrecht en Den Haag (zie de fotovond plaats
in de bibliotheek die in een der wagons was ondergebracht
Maar het wordt nog mooier. Mr,
Zaaier was van oordeel, dat men in
Franeker beter zou kunnen beoor
delen of M. S. nu werkelijk zenuw
ziek was dan wel simuleerde. In do
artsen van de inrichting te Frane
ker had hij meer vertrouwen dan
in die van elders. Dus werd M. S.
naar Franeker overgebracht. Maar
ook deze zenuwartsen, de doktoren
Van Andel, Bramson en Vcrwey, in
wie mr. Zaaier dus het volste ver
trouwen stelt, hebben erkend, dat
hij heus zenuwziek is. Tenslotte is
er tussen mr. Zaaier en Franeker,
dat zich op medische gronden tegen
het verhoor verzette omgekocht
zal men wel beweren een com
promis gesloten, volgens hetwelk
M. S. gedurende enige tijd in Sche
veningen verhoord kon worden.
Daarna werd hij weer naar Fra
neker gezonden.
Dat is dus het verhaal van
Meyer Schwencke. U ziet, dat cr
niets geheimzinnigs aan is, dat er
geen sprake is van talrijke vragen
rond hem, niet van een Parool-
spiel of wat ook. Er is feitelijk al
leen maar sprake van een man, die
foute en goede dingen heeft gedaan
en zich in de woelige maanden na
de bevrijding, in strijd met de af
spraak. aan de justitie heeft willen
onttrekken, hetgeen tenslotte on
zerzijds is verijdeld; cn omdat'een
groep mensen en bladen Het Parool
haten, blijven zij, tegen beter
weten in, voortgaan er een gewel
dige affaire, compleet met verraad
en al, van tc fabriceren."