Zo wij slechts in de Sint gelóófden..
St. Nicolaas
Weg van de cacaoboon naar chocolade
leidt door vele machines
Toen ons land groot werd ontstonden
de buitenplaatsen aan de Vecht
Onder hoogspanning werd gewerkt
aan de Decern ber-voorraad
WAS IN DE VIERDE EEUW
BISSCHOP VAN MYRA
(Van onze speciale verslaggever)
IN de afgelopen weken hebben Nederlandse chocoladefabrieken onder
hoogspanning moeten werken om aan de vraag, die vooral In December
uitermate groot Is, te kunnen voldoen. Daartoe verwerkten zij duizenden
balen cacaobonen, een belangrijk kwantum van het toegemeten rantsoen,
dat nog lang niet toereikend is om aan leder de gevraagde hoeveelheid
chocolade te kunnen leveren. Doch dit vraagstuk valt buiten het bestek
van dit verhaal, dat wij zouden willen noemen: „De weg van cacaoboon
tot chocoladeletter." Dit laatste, omdat wjj b(j het bezoek aan een der
fabrieken, ondanks de bedrijvigheid die er heerste, zo duidelijk werden
herinnerd aan die eerste week in de volgende maand, die moeilijk kan
worden gedacht zonder letters, sigaren of beesten van chocola
DAMA„ na HET ROOSTEREN vallen de
JDOH0II 1110 C G1I0CI boven in een wijde bak om af te
koelen, vóór zij tussen de eerste
bruikbaar walsen zullen 'worden verbrijzeld.
Cacaobonen zij doen in de ver
te denken aan amandelen zijn
maar niet zo een-twee-drie geschikt
voor de bereiding van chocolade.
Dat blijkt pas, als zij na een eerste,
oppervlakkige keuring een „tocht"
door de sorteermachine hebben ge
maakt om te worden gezuiverd en
gescheiden. Immers, deze machine
de naam zegt- het al slurpt de
bonen op, borstelt ze schoon en zui
vert ze van afval en, met behulp
van magneten, van stukjes ijzer, die
in vrijwel iedere partij voorkomen.
Na deze grondige behandeling val
len de bonen dan uiteindelijk ge
scheiden van misvormde of te grote
exemplaren, stof, afval en ijzerdeel
tjes, in naast de machine geschoven
bakken
Op dit reinigingsproces volgt het
roosteren in een ronde, metalen bol,
die in een gasoven op de juiste
temperatuur wordt gebracht en an
derhalf uur lang ook wordt gehou
den. Een uiterst precies werkje, dat
oplettendheid vergt, omdat zelfs
een geringe temperatuursverhoging
de hele partij waardeloos kan ma
ken. Blijkt uit steekproeven, dat de
bonen voldoende gebrand zijn, dan
worden zij in een wijde, open bak
gestort en afgekoeld. Dan staat nog
slechts één bewerking op het eerste
deel van het programma: het bre
ken tussen een reeks zware walsen,
die de bonen onder hoge druk ver
brijzelen. Door dit persen komt
warmte vrij, die de cacaoboter doet
smelten, waardoor tenslotte aan de
achterzijde van de machine een
stroperig-vloeibare chocolade wordt
opgevangen.
Dit eindproduct kan dienen voor de
vervaardiging van poeder en van
bijvoorbeeld repen, letters en bon
bons. Wil men poeder maken, dan
is het noodzakelijk dat nog meer
cacaoboter wordt uitgeperst. Door
dit persen ontstaan koeken met een
vetgehalte van 22 procent, cue in
molens worden gewreven en gema
len. Voor de bereiding van repen,
letters en bonbons ondergaat de
vloeibare chocolade nog enkele an
dere bewerkingen. Zij wordt daar
toe eerst gemengd met poedersui
ker en zo nodig voor melkchoco-
la met melkpoeder. Een speciaal
geconstrueerde machine roert deze
grondstoffen door elkaar, zó, dat na
verloop van ongeveer een uur zich
een soort „deeg" vormt, dat opnieuw
tussen walsen wordt geleid, nadat
nog een kleine hoeveelheid cacao
boter aan het mengsel is toege
voegd Dit walsen kan men bij de
bereiding van chocolade niet weg
denken, omdat de kwaliteit stijgt,
naarmate meer is gewalst,
In een verwarmde bak, waarin
een mechanisme een constante golf
beweging opwekt, wordt de choco
lade tenslotte gesmolten en uren
lang geklopt, tot zij geschikt is om
in de vormen te worden gegoten.
Deze vormen letters, repen en
bonbons! lopen over een band,
die heen en weer beweegt, om door
het schudden de lucht, die zich
eventueel in de chocolade mocht
bevinden, te doen verdwijnen. Bo
vendien bereiken de artikelen over
deze band nog de koelmachine, die
het eindproduct op die temperatuur
brengt, die verpakken en verzen
den mogelijk maakt
De bereiding van chocolade, zoals
wij die in nevenstaand artikel be
schrijven, konden wij op de voet"
volgen in de Utrechtse fabriek van
de Centrale Verbruikscoöperaties
(HAKA). waar de chocolade wordt
bereid ten behoeve van de bij deze
organisatie aangesloten winkels. In
het gehele land zijn ongeveer 1100
van deze winkels gevestigd, zij zijn
het eigendom van de 300 plaatselijke
verbruikscoöperaties. Kort gezegd
heeft de coöperatie als doel de pro
ductie in te stellen op de behoefte
van de verbruiker, in dit geval op
dat der aangesloten leden, die in
direct zich eigenaars kunnen noemen
van de winkels cn bedrijven en vla
hun afgevaardigde in de algemene
vergadering der Centrale Verbruiks
coöperaties ook invloed kan uitoefe
nen op de gang van zaken in deze
winkels en bedrijven, welke laatste
gevestigd zijn in Utrecht, Rotterdam,
Hengelo, Gouda en Valkenswaard.
Een nieuwe job voor
Barbarina
Hans Borrebach. de bekende illustra
tor van Jeugdboeken, schreef „Een
nieuwe Job voor Barbarina". een boek
met als ondertitel „een roman van le
vensblijheid. levensdurf en liefde voor
oudere meisjes" Hij illustreerde het,
maakte het. bandontwerp en de stof
omslag. En de uitgeverij Boon-Ruygrok
N.V. Haarlem heeft het keurig uitge
geven.
Het verhaal Is handig geschreven en
munt uit door"" grote vlotheid van stJjl,
maar het is tegelijk wat onwaarschijn
lijk, vlak en verstoken van dieper ge
voel, Dit wordt gecompenseerd als men
wil door veel avontuur, tot zelfs in het
buitenland toe; maar de Jeugdige leze
ressen die, zij het Instinctief, iets méér
vragen zl.cn er toch doorheen. Dit is
althans onze ervaring.
Toen de twijfel ging
rijzen
A LTIJD had ik een oprecht ver-
trouwen in Sint Nicolaas ge
had. Zijn knecht boezemde mij
meer ontzag in dan de kolenman
die toch ook een 'beetje griezelig
toas met zijn zwart bestoven ge
zicht, waar blinkend zijn tanden
instonden als hij lachte. Totdat ik
op het kritieke ogenblik in mijn le
ven kwam, dat je die liedjes bij de
schoorsteen en dat schoen-klaar
zetten eigenlijk een beetje mal be
gint te vinden.
Mijn moeder had me mee geno
men vaar de stad. De Sint zou ko
men. Hij kwam inderdaad in een
mooi rijtuig met bepluimde paar
den. Twee Pieten strooiden niet,
maar gooiden met pepernoten. )k
weet nog hoe die keiharde nootjes
op mijn kaalgeknipt bolletje kwa
men. Ik kon aan die smijterij geen
aardigheid vinden doch kroop,
even nootbelustigd als de andere
kinderen, grabbelend over de
straat. Echt gelukkig, met de be-
modderde nootjes in mijn hand ge
klemd, ging ik met moeder op huis
aan.
Hoefgetrappel en belgerinkel
klonk uit een zijstraat op. Om de
hoek verscheen een nieuwe Sinter
klaas met drie Pieten bij zich. Deze
Sint dacht ik is 'zeker rijker
dan de vorige. Er kwam een onver
woestbare twijfel in mij op. Thuis
zette ik met tegenzin een schoen
klaar en zong vals mijn loflied aan
de goed hêiligman van de 5e De
cember. 's Morgens zo tussen slui
mer en ontwaken hoorde ik moe
der tegen mijn broer zeggen; Toe
Piet ga jij nu even naar De Bruijn
en haal een reep kwatta voor de
schoen van je broertje".
De reep heb ik met een huichel
achtig „hè, wat leuk van de Sint"
uit mijn schoen genomen maar
de pret was er af!
Paulus van Tarsen
Bij de uitgever J N. Voorhoeve te
Den Haag is een boekje verschenen
„Paulus van Tarsen als heilssoldaat"
door P. W. Cohen. Het is een fris, goed
leesbaar boekje, dat het levensverhaal
van de apostel behandelt en telkens
vergelijkingen maakt met het L'cger
des Heils. Hets ls met élan geschreven.
Van oudsher in een roep van heiligheid
HEEL vroeger 'zeiden we geen
Sinterklaas, maar Sint her
Claes, omdat het de gewoonte was
tussen Sint en de naam van de hei
lige het woordje heer in te voegen.
En dat bewijst, hoe oud de viering
van Sint her Claes in ons land al
Oude oorkonden bewaren er de
herinnering aan. In de stadsreke
ning van Dordrecht uit het jaar
1360 staat al aangetekend, dat „die
scolers voer het oorlof op St. her
Niclaesdag" (dat de schoolkinderen
voor hun vacantie op Sinterklaas)
een extraatje kregen om feest te
vieren.
Het bekende liedje:
Sinterklaas je bisschop
Zet je hoge mutsje op
Trek je beste tabberd an".
luidt in zijn oorspronkelijke
spelling:
Sinterclaes biscop
Settie hoge mutse op".
En dan dateert het van voor de
tijd der Hervorming, toen ons land
waarschijnlijk nog geen sinaasap
pelen kende, zodat de appeltjes van
oranje, waarvan de kinderen te
genwoordig in hetzelfde liedje zin
gen, er pas na de tachtigjarige oor
log, dus anderhalve eeuw later, bij
gekomen zijn.
Als in vroeger eeuwen op de
Dam in Amsterdam de Sinterklaas-
markt werd gehouden, was er tot
middernacht een feest van belang.
De varenslui zwierven door de
straten van de ene herberg naar de
andere, terwijl ze zongen:
„Wij zulten ons scheepken wel
stieren
Al over de wilde zee
Al op Sinterklaasmaniere
Zo gaat er ons zoetelief mee".
In 1522 speelt'en de Utrechtse
stadsmuzikanten op de avond voor
Sinterklaas toepasselijke liedjes en
op de feestdag zelf kregen de zes
misdienaars elk een paar nieuwe
schoenen, die blijkens de oude re
keningen vier en een halve stuiver
per paar hebben gekost. De sticht-
se vroedschap gaf dan „halvestui-
versweggen voor het Claesfeets"
present een soort krentenbrood.
Reeds in de 17e eeuw bakte men
in ons land ter gelegenheid van de
zesde December „Sinterklaasbrood"
varensgasten droegen dikwijls klei
ne „Claesbroodjes" bij zich, die zij
bij stormen in zee wierpen om de
gunst van Sint-Nicolaas te winnen.
Wie was dan de heilige eigenlijk.
De bisschop van Myra
"M" ICOLAAS werd op het einde
van de derde eeuw geboren als
zoon in een rijk gezin. Hij was
zacht van karakter, leerde graag en
een oom van moeders zijde, die
aartsbisschop van Myra was, zorg
de ervoor, dat de knaap werd op
geleid tot geestelijke. Kort nadat
hij tot priester gewijd was, verloor
hij, tijdens een pestepidemie, die
zijn geboortestad Patara teisterde,
zijn ouders. Dit bracht hem er toe
zich geheel terug te trekken uit de
wereld, maar al spoedig voelde hij,
dat het klooster voor hem niet de
meest aangewezen plaats was. Hij
keerde terug onder de mensen om
een zo goed mogelijk gebruik te
maken van de rijkdommen, hem
door zijn ouders nagelaten. Zijn
weldadigheid, gepaard aan een zeer
sobere levenswijze bracht hem in
een roep van heiligheid en zijn be
noeming tot aartsbisschop van
Myra, als opvolger van zijn oom,
werd met grote vreugde begroet.
Dat de bisschop van Myra schuts
patroon van de zeelieden werd,
dankt hij aan een legende, waarin
hij een schip dat onder de kust van
Klein-Azië door een storm werd
geteisterd zou hebben bijgestaan,
nadat de bemanning eerst tever
geefs een aantal heiligen had aan
geroepen. Door zijn wonderbaarlij
ke redding van het hongerlijdende
Myra werd hij bovendien be
schermheilige van kooplieden en
handelsteden.
Op 6 December 352 overleed deze
aartsbisschop en zijh stoffelijk
overschot werd bijgezet in de kerk
te Myra, waar het bleef rusten tot
1089. De legende had echter zijn
naam verspreid en in dit jaar reis
den enige rijke Venetianen naar
Myra, om het stoffel ijk overschot
van de heilige naar Italië over te
brengen. Want Myra was in 1036
door de Turken veroverd en de
stad werd verwoest.
In Bari aan de Adriatische Zee
werd terstond een basiliek ge
bouwd en onder een altaarstombe,
versierd met een zilveren beeld van
de heilige in bisschoppelijk ornaat,
werd Sint Nicolaas opnieuw ^ier
aarde besteld.
Het graf is tijdens de laatste
oorlog nog gebombardeerd maar
schijnt ongeschonden uit de strijd
te zijn gekomen. Het is te begrij
pen dat er in tal van zeesteden al
taren, kapellen en kerken ter ere
van St. Nicolaas werden gebouwd.
Zo was ook de Oude of St. Nico-
laaskerk in Amsterdam aan hem
gewjjd. In dit bedehuis stond zijn
beeltenis, geheel van zilver, vijf en
twintig pond zwaar. Het heeft er
slechts een halve eeuw gestaan,
want in 1587 besloot men om de
„zilveren Claes" te smélten en er
noodmunten van te maken.
Legenden
EN waar men komt treft men
zijn beeltenis. In de Vaticaan
se bibliotheek bevindt zich op een
miniatuur zijn oudste portret, maar
ook de beroemde moskee te Stam
boel, de Aya Sophia, bewaart zijn
beeld in een mozaïek. Er zijn on
telbare legenden om de figuur van
Sint-Nicolaas geweven. De meest
bekende legenden zijn die van de
drie ter dood gebrachte jongens,
die door de tussenkomst van Sint
Nicolaas het leven'herkregen en de
schenking van de drie beurzen met
goudstukken (of gouden ballen)
aan de arme ridderdochters die
daardoor konden huwen. Van
eerstgenoemd verhaal .vindt men
een getrouwe afbeelding in de ge
velsteen boven de Incassobank op
de Dam te Amsterdam, terwijl
laatstgenoemde legende het onder
werp werd van talloze kunstuitin
gen.
EEN van de schoonste streken
in de provincie Utrecht is het
landschap langs de Vecht, de
stroom, die zich als een guirlande
door een arcadische omgeving
slingert en in zijn waterrijke bos
schages en monumentale buitenhui
zen weerspiegelt. Maar de Vecht is
ook in andere opzichten een waar
devolle spiegel: hij weerkaatst het
leven van vier eeuwen, en wie er
oog voor heeft, kan uit wat in het
gebied tussen Utrecht en Muiden
te zien is, afleiden, hoe de mens in
De Gouden Eeuw was en op welke
wijze zich maatschappelijke en
culturele ontwikkelingen voltrok
ken. Daarbij bestaan bovendien
nog tal van historische, genealogi
sche, en architectonische opmerke
lijkheden, die het meer dan waard
zijn, dat zij gekend worden door
wie belang stelt in zijn eigen land.
Het is daarom een verdienste, dat
de Uitgeversmaatschappij „De
Tijdstroom" te Lochem, door de
uitgave van een nieuw deel. haar
Monumentenreeks heeft vervolgd
met „De buitenplaatsen aan de
Vecht', een lijvig en overvloedig
geïllustreèrd boek, dat geschreven
werd door dr. R. v. Luttervelt.
Hoewel de buitenplaatsen langs
de Vecht geen geringe rol hebben
gespeeld in de vaderlandse ge
schiedenis, bezit men weinig of
geen archivale gegevens over dit
stuk Nederlandse cultuurhistorie.
Toch is dr. Van Luttervelt's werk
uitgedijd tot een goed-gedocumen-
teerde beschouwing. De enige
„breedsprakige" gids in het land
van lusthoven en kastelen was tot
dusverre „De Zegepralende Vecht",
een fraai-uitgegeven plaatwerk,
dat" in 1719 bij Andries de Leth te
Amsterdam is verschenen, ver
lucht met een keur van afbeeldin
gen, die Daniel Stroopendaal heeft
getekend, en van wiens werk dr.
Van Luttervelt op ruime schaal
gebruik heeft gemaakt. Zijn boek
bevat nu niet minder dan 102 re
productie op kunstdrukpapier, die
de lezer een uitnemende indruk
geven van wat en hoè „de Vecht"
eens was.
Om het karakter van de Vecht
streek te begrijpen, moet men de
beweegreden van de aanleg der
buitenplaatsen kennen en in een
zijner hoofdstukken gaat de schrij
ver daartoe terug tot het einde
van de Graven-tijd, toen het nog
gebruikelijk was, dat stedelingen,
binnen de beschermende wallen,
hun moes- en kruidentuinen had
den, en zelfs binnen de stadsmu-
,.Waffen für Amerika"
De eerste band van „W affen für
A m e r i k a" van Llon Feuchtwariger
(uitg. „Querido", Amsterdam) ls een in
teressant boek. De schrijver moet een
eerbiedwaardige boeveelheid materiaal
verzameld hebben, voordat hij kon be
ginnen met de compositie. En nu is het
Jammer, dat hij zich bij dat laatste
niet geheel heelt kunnen losmaken van
zijn bronnen, waardoor de lezer niet
zelf het bedrijf der mensen aanschouwt,
maar a.h.w. aan het handje wordt mee
gevoerd door de schrijver, die hem alles
vertelt, wat hij weet. Dat, maakt het
lezen minder spannend de lezer is
meer passief dan actief bij het verhaal
betrokken wat te betreuren ls. want
we vinden hier in een goed geschre
ven verhaal een schat van Interessante
gegevens over de tijd van de Ameri
kaanse vrijheidsoorlog en vele vooraan
staande personen, die daarin een rol
spelen. J. B.
ren vee hielden. Met het toenemen
der welvaart in de Noordelijke
Nederlanden begon men echter
grotere huizen te bouwen, terwijl
het bovendien in de mode kwam,
siertuinen bij de woning aan le
leggen. De regelmatige bevolkings
aanwas eiste daarnaast meer en
meer grond voor het zetten van al
lerlei gebouwen en hoe kan dit an
ders gebeuren, dan ten koste van
de tuinen? 't Gevolg was dan ook,
dat men zijn tuinen en lusthoven
elders moest aanleggen, eerst aan
de oevers van de Amstel doch
daarna aan de Vecht. Men trof
lar.es de Vecht vrijwel uitsluitend
rijke Amsterdamse kooplieden aan,
de crème de la crème van dé
middenstand, naast wie slechts
enkele adellijke families werden
gevonden op de kastelen Oudaen,
Gunterstein, Nijenrodes, Cronen-
burgh, Nederhorst, Boelestein, Huis
ter Meer en Zuilen, die, gebouwd
met strategische bedoelingen, se
dert eeuwen aan dezelfde geslach
ten toebehoorden. Bij hen was dus
sprake van traditie, in tegenstel
ling tot de kooplieden, wier volko
men gebrek aan piëteit een voort
durende wisseling van eigenaren
en bewoners der buitenplaatsen
ten gevolge had. Uit de namenlijst
blijkt, dat ook enkele Utrechtse ge
slachten buitenhuizen aan de
Vecht bezaten, want bekende fa
milies als Van Mollem van Zijde
balen, Van Ewijck van den Engh,
en Themaat worden genoemd.
De buitenverblijven, die aanvan
kelijk alleen maai- uit een tuin met
een eenvoudig nachtverblijf voor
enkele personen bestonden, wer
den reeds in het begin van de 17e
eeuw uitgebreid tot de „heerlijk
heden" die ook thans nog de
Vechtoevers sieren. Men liet zich
bij de aanleg klaarblijkelijk leiden
door buitenlandse voorbeelden,
waarvan dr. Van L. o.a. noemt de
stadsvilla's bij Rome. de verblijven
in de Seinevlakte bij Parijs, en de
lusthoven in Kent en in de
Tbeemsvlakte.
Behalve vacantie-oord waren de
buitenverblijven een belangrijk
beleggingsobject voor de enorme
winsten der kooplieden, want de
bij het huis behorende boerderijen,
bouwland en weidegronden brach
ten veel op en hun producten wer
den in Üe stad steeds meer ge
vraagd. De weelderige verfraaiing
van „het huys" kwam later uit de
zelfde beleggingsnoodzaak voort,
aangezien, toen de winsten zich
bleven opstapelen, en er geen nieu
we grond meer te koop was, het
„te-veel-aan-geld" benut werd
voor het aanschaffen van luxe en
comfort. Daarom dateren „de kos
telijke tuinen met de rijkversierde
paviljoens en de kolossale inrij-
hekken" uit het laatst der 17e
eeuw. Toen echter, na het midden
van de 18e eeuw, de economische
kracht van de Republiek begon af
te nemen, vonden weinig verbou
wingen meer plaats
Behalve vermaak en geldbeleg
ging was nog een derde aanlei
ding. een huis aan de Vecht te be
zitten: „de politieke kans", want
de wonderlijke bestuursinrichting
van Het Sticht opende voor de
Hollandse regenten aanlokkelijke
perspectieven op politieke amb
ten.
Over de politieke mogelijkheden,
alsmede over de Utrechtse Ridder
schap geeft „De buitenplaatsen
aan de Vecht" tal van interessante
bijzonderheden. Veel aandacht
wordt in dit boek besteed aan de
Vechtstreek in oorlogstijd en dan
niet te vergeten aan de ka
rakteristiek van de afzonderlijke
buitenplaatsen, die door dr. Van
Luttervelt vrijwel alle tot in de
kleinste bijzonderheden worden
behandeld.
„De buitenplaatsen aan de Vecht"
is behalve gids voor een van
Utrechts schoonste streken, tevens
een lezenswaardig boek geworden,
waarin het leven van onze voor
ouders mede door vele litteraire
citaten en een schat van afbeeldin
gen uit de 17e, 18e en 19e eeuw
voor ons, mensen va de 20e eeuw,
opbloeit tot een verrassende wer
kelijkheid.
Vechtvlieteen der vroegste stads
huizen aan de Vecht, dat daarvan
dan ook alle kenmerken vertoonde.
Omstreeks 1730 iverd het buiten
verbouwd; men verlegde de voor
deur naar de zijde van de straat
weg en brachtnaar Franse smaak,
ornamentwerk aan in de gevel. De
nog steeds bestaande hekken van
dit buiten zijn 'n prachtig voorbeeld
van achttien de-eeuw se smeedkunst.
'"POEN de boot aan een van Spanje's ha-
A vens aanlegde, kwam daar een nieuwe
passagier aan boord; een oud man, gekleed
in een pak van ouderwetse snit. Een neger
jongetje volgde hem. Niet veel mensen had
den erg in die twee, misschien alleen maar
ik en de dame met wie ik mijn hut moest
delen en met wie ik dus ook op dek vaak
gesprekjes voerde om de verveling te ver
drijven gedurende de tocht over een oceaan
die alle dagen eender was en naar alle kan
ten zelf zijn horizon schiep. „Wat een mooie
oude man", zei mijn reisgenote. Hij had in
derdaad een mooi gezicht, getooid met een
buitengewoon weelderige witte baard. En hij
bewoog zich heel behoedzaam alsof hij zijn
oude broze lichaam wel moest ontzien. Toen
hij langs ons kwam knikte hij ons toe met
een grootvaderlijke goedheid. En daarna daal
de hij tastend behoedzaam, toch met grote
waardigheid, de trap af naar zijn hut. Het
negerjongetje, dat zijn koffer droeg, liep ge
zichten te trekken om ons aan het lachen te
krijgen. Misschien verveelde hij zich wel, in
dienst bij zo'n oud'man. Ik zei tegen mijn
reisgenote: „Het lijkt de Heilige van Myra
wel, met zijn knecht." Ze vroeg: „Wie was
dat dan?" Ik antwoordde: „Sinterklaas". Laat
me niet vergeten te vertellen dat we inder
daad even lachten, om het negerjongetje ple
zier te doen. We hadden bovendien zo uit
sluitend gelet op de nieuwe passagiers dat
we niet gemerkt hadden wat er terzelfder tijd
achter onze rug gebeurde. Er werd een paard
ingescheept, een prachtige schimmel, die in
een krat aan een hijskraan in het ruim te
recht kwam. Als we dat gezien hadden, zou
onze speurtocht om ons vermoeden te beves
tigen overbodig geweest zijn. Want wat deden
we? Door nieuwsgierigheid gedreven verlieten
we onze dekstoelen en volgden we de oude
man met zijn negerknecht. We zagen hen
nog juist verdwijnen in de hut die voor hen
gereserveerd was. En wat we vervolgens
deden, eist wel een behoorlijke verklaring.
Eerlijk gezégd hadden mijn reisgenote en ik
niet bijzonder veel contact met elkaar. Ik
vond haar nogal op een afstand en daardoor
hadden zich onze gesprekjes steeds alleen
maar bepaald tot algemeenheden en rod
delpraatjes over de medepassagiers. Was ze
nu maar iets vertrouwelijker tegen mij over
zichzelf geworden, dan hadden we als mens
tegenover mens over de dingen kunnen pra
ten die ons wérkelijk bezighielden. Maar nu,
juist doordat we eikaars gezelschap niet zin
vol en nuttig konden maken, vervielen we
tot gemeenplaatsen, roddelpraatjes en
kwajemeidenstreken. Want wat deden we
t^en? We leunden met het hoofd tegen de
kajuitdeur, waarachter zich die vreemde pas
sagiers bevonden en we luisterden het vol
gende gesprek af:Vergeet niet, mijn jon
gen, dat we incognito reizen. Neen, Sint.
NOEM me geen Sint. maar meneer. Ja,
meneer. Trek geen gezichten, want al
doe je dat achter mijn rug, ik weet het.
Maar meneer, wat mag ik dan eigenlijk nog
wel doen? Alles, mijn jongen, maar ze mo
gen niet merken dat jij de bekende zwarte
Piet bent, want dan weten ze ook wie ik ben.
Waarom wilt u dat altijd geheimhouden,
alleen om geen dank voor uw goede gaven te
hoeven ontvangen? Zo was het vroeger,
maar nu wil ik dat omdat de mensen niet
meer kinderlijk zijn, niet meer in wonderen
willen of kunnen geloven. Ze zouden niet eens v
meer in mij geloven, al zou ik in levende
lijve voor hen staan. Op mijn verjaardag den
ken ze ook nauwelijks meer aan mij, maar
ze grijpen die dag alleen aan om een feest
te hebben, een fuif, precies zoals ze die hou
den als ze zelf jarig zijn. De verjaardag van
een Heilige wordt nog maar zelden met goede
smaak, met de juiste bedoeling gevierd. Want
mijn verjaardag dient, dat weet je wel, om
alle mensen nog eens onbevangen kinderen
te doen zijn. Eén keer per jaar. Maar kunnen
ze dat? Merk je daar veel van? Luister, zo
is de wereldBoven hun hoofden klonk
jazzmuziek en het driftige voetgeschuifel van
dansende mensen. Zwarte Piet toonde niet
veel gevoel voor wat de Sint had gezegd, en
dat was verdrietig. Wij, die luistervinkje
speelden, hoorden hem dansen en springen op
de vrolijke rhythmische klanken die tot ons
doordrongen. Maar door die muziek konden
wij nu tevens de conversatie niet meer volgen
en we liepen naar boven. Die Sint is uit de
tijd, zei ik. Mijn reisgenote deed alsof ze die
opmerking niet hoorde. Maar 's avonds,
toen ik in mijn kooi lag en zij in de hare
boven me, zei ze plotseling: „Luister eens, je
had vanmiddag ongelijk. Er zijn heus nog wel
mensen die de Sint elk jaar zouden willen
verwachten met dezelfde angstige vreugde in
hun hart als toen ze kind waren." Haar
stem had ernstig geklonken. Toen stak ik het
hoofd buiten rnijn kooi en keek naar boven:
„Hoor j ij tot die mensen?" Ze zei alleen
maar „Ik herinner me nog zoveel mooie ver
rassingen uit mijn jeugd. Wat was ik op Sin
terklaas-avond altijd een gelukkig kind. Maar
nu ben ik geen kind meer en er is veel ver
anderd." Ik vroeg zachtjes: „Wat dan?"
Ze zei: „Ik heb zoveel mensen die me lief
waren verloren, ik sta helemaal alleen op
de wereld en zeker in Europa waar ik op
nieuw beginnen moet." Ik wist in welke
stad van Holland ze een nieuwe werkkring
zou krijgen. „Waarom zeg je me zoiets nu pas,"
vroeg ik, „heel die lange reis heb je over je
zelf gezwegen". Daarop zei ze: „Ik praat nooit
over mezelf; alleen tegen de feestdagen kan
ik dat weieens niet laten, dan word ik dus een
beetje sentimenteel". „Dat is niet senti
menteel," zei ikDe volgende dag zocht ik
een cadeautje dat ik oorspronkelijk voor een
van mijn zusters had bestemd uit mijn koffer
en bracht dat naar Sinterklaas. In Holland
zou ik daar wel wat voor in de plaats kopen.
Ik klopte op de deur van zijn kajuit en ging
naar binnen. Hij zat aan zijn tafel en schreef
namen in een groot boek. .Gisteren", begon ik,
„heb ik al ontdekt wie u was; ik heb namelijk
aan uw deur staan luisteren". Hij knikte wel
willend, die goede Sint, terwijl hij een broos
bezwerend gebaartje maakte in de richting
van zwarte Piet die wou opspringen om de
zak en de gard tevoorschijn te halen. „Het is
natuurlijk niet netjes," zei de Sint, „maar nu
wilt u "dat natuurlijk goed maken." Graag,"
zei ik, „hier hebt u een naam en een adres en
hier het cadeautje dat ik er in uw naam, be
zorgd zou willen zien, kan dat?" „Natuurlijk,
voor zulke werkjes kom ik toch juist," ant
woordde hij en keek me dankbaar aan, „ik zal
dat pakje door de schoorsteen laten vallen in
de nacht van vier op vijf December".
Zwarte Piet trok een lelijk éezicht tegen me
en keek daarna steels naar zak en gard die in
een hoek van de kajuit stonden.
EN hier is dan wat er in die Hollandse stad
gebeurde. Op de avond van vier December
scheen de maan door de bomen. Het was stil
buiten, daar iedereen binnen vol spanning
wachtte op wat er wel door de schoorsteen
zou komen rollen als verrassing van de Sint.
Maar op de daken was het lang niet zo stil.
Daar klonk hoefgetrappel. Over de daken ga
loppeerde een mooie schimmel met slarike
poten en een sierlijk gebogen hals. De Sint,
nu niet meer in zijn pakje van ouderwetse
snit, maar in vol ornaat, wit, rood en goud
(dat zat natuurlijk eerst in die koffer) en met
de .bisschopstaf in zijn hand, zat op de rug
van het wonderdier. Een wonderdier, want zie,
platte daken, schuine daken, niets vormde een
belemmering. Het galoppeerde rustig en sier
lijk over dakspitsen en over de diepe ravijnen
die door de dwarsstraten gevormd werden;
het galoppeerde zoals je alleen maar zou den
ken dat dat in sprookjes kan. Vóór de Sint
hing over de rug van het wonderdier een soort
dubbele fietstas, zoals die wel over bagage
dragers liggen, een tas aan weerskanten bers
tensvol met pakjes. Bij veel schoorstenen werd
even halt gehouden om er een pakje in te
laten vallen. Denk niet dat dat nu in het vuur
van haard of kachel terechtkwam, o neen, een
Heilige weet zo'n fout wel te vermijden
En daar zag ik hem toen ook mijn pakje in de
betreffende schoorsteen werpen. Ik staarde zo
nadrukkelijk omhoog dat de Sint dat voelde
en naar beneden keek. Hij wuifde naar me en
ik meende zelfs de glans van een glimlach te
onderscheiden in het maanlicht. Als hij luid
had kunnen roepen (maar daar is hij te oud
voor, denk je in, hij is zowat veertienhonderd
jaar), dan zou hij geroepen hebben: Je ziet,
ik vind mijn mensen wel die nog wel eens
graag kind willen zijn! Hij was dus weer
vol vertrouwen in ons,, mensen. Hij had zwarte
Piet daarom ook met zak en gard in het hotel
gelaten. Ik wuifde enthousiast terug en liep
toen hard naar huis om te kijken of ik die
avond ook nog bij de kinderen mocht behoren
en een verrassing voor mijn kacheltje vinden.