Zo wij slechts in de Sint gelóófden.. St. Nicolaas Weg van de cacaoboon naar chocolade leidt door vele machines Toen ons land groot werd ontstonden de buitenplaatsen aan de Vecht Onder hoogspanning werd gewerkt aan de Decern ber-voorraad WAS IN DE VIERDE EEUW BISSCHOP VAN MYRA (Van onze speciale verslaggever) IN de afgelopen weken hebben Nederlandse chocoladefabrieken onder hoogspanning moeten werken om aan de vraag, die vooral In December uitermate groot Is, te kunnen voldoen. Daartoe verwerkten zij duizenden balen cacaobonen, een belangrijk kwantum van het toegemeten rantsoen, dat nog lang niet toereikend is om aan leder de gevraagde hoeveelheid chocolade te kunnen leveren. Doch dit vraagstuk valt buiten het bestek van dit verhaal, dat wij zouden willen noemen: „De weg van cacaoboon tot chocoladeletter." Dit laatste, omdat wjj b(j het bezoek aan een der fabrieken, ondanks de bedrijvigheid die er heerste, zo duidelijk werden herinnerd aan die eerste week in de volgende maand, die moeilijk kan worden gedacht zonder letters, sigaren of beesten van chocola DAMA„ na HET ROOSTEREN vallen de JDOH0II 1110 C G1I0CI boven in een wijde bak om af te koelen, vóór zij tussen de eerste bruikbaar walsen zullen 'worden verbrijzeld. Cacaobonen zij doen in de ver te denken aan amandelen zijn maar niet zo een-twee-drie geschikt voor de bereiding van chocolade. Dat blijkt pas, als zij na een eerste, oppervlakkige keuring een „tocht" door de sorteermachine hebben ge maakt om te worden gezuiverd en gescheiden. Immers, deze machine de naam zegt- het al slurpt de bonen op, borstelt ze schoon en zui vert ze van afval en, met behulp van magneten, van stukjes ijzer, die in vrijwel iedere partij voorkomen. Na deze grondige behandeling val len de bonen dan uiteindelijk ge scheiden van misvormde of te grote exemplaren, stof, afval en ijzerdeel tjes, in naast de machine geschoven bakken Op dit reinigingsproces volgt het roosteren in een ronde, metalen bol, die in een gasoven op de juiste temperatuur wordt gebracht en an derhalf uur lang ook wordt gehou den. Een uiterst precies werkje, dat oplettendheid vergt, omdat zelfs een geringe temperatuursverhoging de hele partij waardeloos kan ma ken. Blijkt uit steekproeven, dat de bonen voldoende gebrand zijn, dan worden zij in een wijde, open bak gestort en afgekoeld. Dan staat nog slechts één bewerking op het eerste deel van het programma: het bre ken tussen een reeks zware walsen, die de bonen onder hoge druk ver brijzelen. Door dit persen komt warmte vrij, die de cacaoboter doet smelten, waardoor tenslotte aan de achterzijde van de machine een stroperig-vloeibare chocolade wordt opgevangen. Dit eindproduct kan dienen voor de vervaardiging van poeder en van bijvoorbeeld repen, letters en bon bons. Wil men poeder maken, dan is het noodzakelijk dat nog meer cacaoboter wordt uitgeperst. Door dit persen ontstaan koeken met een vetgehalte van 22 procent, cue in molens worden gewreven en gema len. Voor de bereiding van repen, letters en bonbons ondergaat de vloeibare chocolade nog enkele an dere bewerkingen. Zij wordt daar toe eerst gemengd met poedersui ker en zo nodig voor melkchoco- la met melkpoeder. Een speciaal geconstrueerde machine roert deze grondstoffen door elkaar, zó, dat na verloop van ongeveer een uur zich een soort „deeg" vormt, dat opnieuw tussen walsen wordt geleid, nadat nog een kleine hoeveelheid cacao boter aan het mengsel is toege voegd Dit walsen kan men bij de bereiding van chocolade niet weg denken, omdat de kwaliteit stijgt, naarmate meer is gewalst, In een verwarmde bak, waarin een mechanisme een constante golf beweging opwekt, wordt de choco lade tenslotte gesmolten en uren lang geklopt, tot zij geschikt is om in de vormen te worden gegoten. Deze vormen letters, repen en bonbons! lopen over een band, die heen en weer beweegt, om door het schudden de lucht, die zich eventueel in de chocolade mocht bevinden, te doen verdwijnen. Bo vendien bereiken de artikelen over deze band nog de koelmachine, die het eindproduct op die temperatuur brengt, die verpakken en verzen den mogelijk maakt De bereiding van chocolade, zoals wij die in nevenstaand artikel be schrijven, konden wij op de voet" volgen in de Utrechtse fabriek van de Centrale Verbruikscoöperaties (HAKA). waar de chocolade wordt bereid ten behoeve van de bij deze organisatie aangesloten winkels. In het gehele land zijn ongeveer 1100 van deze winkels gevestigd, zij zijn het eigendom van de 300 plaatselijke verbruikscoöperaties. Kort gezegd heeft de coöperatie als doel de pro ductie in te stellen op de behoefte van de verbruiker, in dit geval op dat der aangesloten leden, die in direct zich eigenaars kunnen noemen van de winkels cn bedrijven en vla hun afgevaardigde in de algemene vergadering der Centrale Verbruiks coöperaties ook invloed kan uitoefe nen op de gang van zaken in deze winkels en bedrijven, welke laatste gevestigd zijn in Utrecht, Rotterdam, Hengelo, Gouda en Valkenswaard. Een nieuwe job voor Barbarina Hans Borrebach. de bekende illustra tor van Jeugdboeken, schreef „Een nieuwe Job voor Barbarina". een boek met als ondertitel „een roman van le vensblijheid. levensdurf en liefde voor oudere meisjes" Hij illustreerde het, maakte het. bandontwerp en de stof omslag. En de uitgeverij Boon-Ruygrok N.V. Haarlem heeft het keurig uitge geven. Het verhaal Is handig geschreven en munt uit door"" grote vlotheid van stJjl, maar het is tegelijk wat onwaarschijn lijk, vlak en verstoken van dieper ge voel, Dit wordt gecompenseerd als men wil door veel avontuur, tot zelfs in het buitenland toe; maar de Jeugdige leze ressen die, zij het Instinctief, iets méér vragen zl.cn er toch doorheen. Dit is althans onze ervaring. Toen de twijfel ging rijzen A LTIJD had ik een oprecht ver- trouwen in Sint Nicolaas ge had. Zijn knecht boezemde mij meer ontzag in dan de kolenman die toch ook een 'beetje griezelig toas met zijn zwart bestoven ge zicht, waar blinkend zijn tanden instonden als hij lachte. Totdat ik op het kritieke ogenblik in mijn le ven kwam, dat je die liedjes bij de schoorsteen en dat schoen-klaar zetten eigenlijk een beetje mal be gint te vinden. Mijn moeder had me mee geno men vaar de stad. De Sint zou ko men. Hij kwam inderdaad in een mooi rijtuig met bepluimde paar den. Twee Pieten strooiden niet, maar gooiden met pepernoten. )k weet nog hoe die keiharde nootjes op mijn kaalgeknipt bolletje kwa men. Ik kon aan die smijterij geen aardigheid vinden doch kroop, even nootbelustigd als de andere kinderen, grabbelend over de straat. Echt gelukkig, met de be- modderde nootjes in mijn hand ge klemd, ging ik met moeder op huis aan. Hoefgetrappel en belgerinkel klonk uit een zijstraat op. Om de hoek verscheen een nieuwe Sinter klaas met drie Pieten bij zich. Deze Sint dacht ik is 'zeker rijker dan de vorige. Er kwam een onver woestbare twijfel in mij op. Thuis zette ik met tegenzin een schoen klaar en zong vals mijn loflied aan de goed hêiligman van de 5e De cember. 's Morgens zo tussen slui mer en ontwaken hoorde ik moe der tegen mijn broer zeggen; Toe Piet ga jij nu even naar De Bruijn en haal een reep kwatta voor de schoen van je broertje". De reep heb ik met een huichel achtig „hè, wat leuk van de Sint" uit mijn schoen genomen maar de pret was er af! Paulus van Tarsen Bij de uitgever J N. Voorhoeve te Den Haag is een boekje verschenen „Paulus van Tarsen als heilssoldaat" door P. W. Cohen. Het is een fris, goed leesbaar boekje, dat het levensverhaal van de apostel behandelt en telkens vergelijkingen maakt met het L'cger des Heils. Hets ls met élan geschreven. Van oudsher in een roep van heiligheid HEEL vroeger 'zeiden we geen Sinterklaas, maar Sint her Claes, omdat het de gewoonte was tussen Sint en de naam van de hei lige het woordje heer in te voegen. En dat bewijst, hoe oud de viering van Sint her Claes in ons land al Oude oorkonden bewaren er de herinnering aan. In de stadsreke ning van Dordrecht uit het jaar 1360 staat al aangetekend, dat „die scolers voer het oorlof op St. her Niclaesdag" (dat de schoolkinderen voor hun vacantie op Sinterklaas) een extraatje kregen om feest te vieren. Het bekende liedje: Sinterklaas je bisschop Zet je hoge mutsje op Trek je beste tabberd an". luidt in zijn oorspronkelijke spelling: Sinterclaes biscop Settie hoge mutse op". En dan dateert het van voor de tijd der Hervorming, toen ons land waarschijnlijk nog geen sinaasap pelen kende, zodat de appeltjes van oranje, waarvan de kinderen te genwoordig in hetzelfde liedje zin gen, er pas na de tachtigjarige oor log, dus anderhalve eeuw later, bij gekomen zijn. Als in vroeger eeuwen op de Dam in Amsterdam de Sinterklaas- markt werd gehouden, was er tot middernacht een feest van belang. De varenslui zwierven door de straten van de ene herberg naar de andere, terwijl ze zongen: „Wij zulten ons scheepken wel stieren Al over de wilde zee Al op Sinterklaasmaniere Zo gaat er ons zoetelief mee". In 1522 speelt'en de Utrechtse stadsmuzikanten op de avond voor Sinterklaas toepasselijke liedjes en op de feestdag zelf kregen de zes misdienaars elk een paar nieuwe schoenen, die blijkens de oude re keningen vier en een halve stuiver per paar hebben gekost. De sticht- se vroedschap gaf dan „halvestui- versweggen voor het Claesfeets" present een soort krentenbrood. Reeds in de 17e eeuw bakte men in ons land ter gelegenheid van de zesde December „Sinterklaasbrood" varensgasten droegen dikwijls klei ne „Claesbroodjes" bij zich, die zij bij stormen in zee wierpen om de gunst van Sint-Nicolaas te winnen. Wie was dan de heilige eigenlijk. De bisschop van Myra "M" ICOLAAS werd op het einde van de derde eeuw geboren als zoon in een rijk gezin. Hij was zacht van karakter, leerde graag en een oom van moeders zijde, die aartsbisschop van Myra was, zorg de ervoor, dat de knaap werd op geleid tot geestelijke. Kort nadat hij tot priester gewijd was, verloor hij, tijdens een pestepidemie, die zijn geboortestad Patara teisterde, zijn ouders. Dit bracht hem er toe zich geheel terug te trekken uit de wereld, maar al spoedig voelde hij, dat het klooster voor hem niet de meest aangewezen plaats was. Hij keerde terug onder de mensen om een zo goed mogelijk gebruik te maken van de rijkdommen, hem door zijn ouders nagelaten. Zijn weldadigheid, gepaard aan een zeer sobere levenswijze bracht hem in een roep van heiligheid en zijn be noeming tot aartsbisschop van Myra, als opvolger van zijn oom, werd met grote vreugde begroet. Dat de bisschop van Myra schuts patroon van de zeelieden werd, dankt hij aan een legende, waarin hij een schip dat onder de kust van Klein-Azië door een storm werd geteisterd zou hebben bijgestaan, nadat de bemanning eerst tever geefs een aantal heiligen had aan geroepen. Door zijn wonderbaarlij ke redding van het hongerlijdende Myra werd hij bovendien be schermheilige van kooplieden en handelsteden. Op 6 December 352 overleed deze aartsbisschop en zijh stoffelijk overschot werd bijgezet in de kerk te Myra, waar het bleef rusten tot 1089. De legende had echter zijn naam verspreid en in dit jaar reis den enige rijke Venetianen naar Myra, om het stoffel ijk overschot van de heilige naar Italië over te brengen. Want Myra was in 1036 door de Turken veroverd en de stad werd verwoest. In Bari aan de Adriatische Zee werd terstond een basiliek ge bouwd en onder een altaarstombe, versierd met een zilveren beeld van de heilige in bisschoppelijk ornaat, werd Sint Nicolaas opnieuw ^ier aarde besteld. Het graf is tijdens de laatste oorlog nog gebombardeerd maar schijnt ongeschonden uit de strijd te zijn gekomen. Het is te begrij pen dat er in tal van zeesteden al taren, kapellen en kerken ter ere van St. Nicolaas werden gebouwd. Zo was ook de Oude of St. Nico- laaskerk in Amsterdam aan hem gewjjd. In dit bedehuis stond zijn beeltenis, geheel van zilver, vijf en twintig pond zwaar. Het heeft er slechts een halve eeuw gestaan, want in 1587 besloot men om de „zilveren Claes" te smélten en er noodmunten van te maken. Legenden EN waar men komt treft men zijn beeltenis. In de Vaticaan se bibliotheek bevindt zich op een miniatuur zijn oudste portret, maar ook de beroemde moskee te Stam boel, de Aya Sophia, bewaart zijn beeld in een mozaïek. Er zijn on telbare legenden om de figuur van Sint-Nicolaas geweven. De meest bekende legenden zijn die van de drie ter dood gebrachte jongens, die door de tussenkomst van Sint Nicolaas het leven'herkregen en de schenking van de drie beurzen met goudstukken (of gouden ballen) aan de arme ridderdochters die daardoor konden huwen. Van eerstgenoemd verhaal .vindt men een getrouwe afbeelding in de ge velsteen boven de Incassobank op de Dam te Amsterdam, terwijl laatstgenoemde legende het onder werp werd van talloze kunstuitin gen. EEN van de schoonste streken in de provincie Utrecht is het landschap langs de Vecht, de stroom, die zich als een guirlande door een arcadische omgeving slingert en in zijn waterrijke bos schages en monumentale buitenhui zen weerspiegelt. Maar de Vecht is ook in andere opzichten een waar devolle spiegel: hij weerkaatst het leven van vier eeuwen, en wie er oog voor heeft, kan uit wat in het gebied tussen Utrecht en Muiden te zien is, afleiden, hoe de mens in De Gouden Eeuw was en op welke wijze zich maatschappelijke en culturele ontwikkelingen voltrok ken. Daarbij bestaan bovendien nog tal van historische, genealogi sche, en architectonische opmerke lijkheden, die het meer dan waard zijn, dat zij gekend worden door wie belang stelt in zijn eigen land. Het is daarom een verdienste, dat de Uitgeversmaatschappij „De Tijdstroom" te Lochem, door de uitgave van een nieuw deel. haar Monumentenreeks heeft vervolgd met „De buitenplaatsen aan de Vecht', een lijvig en overvloedig geïllustreèrd boek, dat geschreven werd door dr. R. v. Luttervelt. Hoewel de buitenplaatsen langs de Vecht geen geringe rol hebben gespeeld in de vaderlandse ge schiedenis, bezit men weinig of geen archivale gegevens over dit stuk Nederlandse cultuurhistorie. Toch is dr. Van Luttervelt's werk uitgedijd tot een goed-gedocumen- teerde beschouwing. De enige „breedsprakige" gids in het land van lusthoven en kastelen was tot dusverre „De Zegepralende Vecht", een fraai-uitgegeven plaatwerk, dat" in 1719 bij Andries de Leth te Amsterdam is verschenen, ver lucht met een keur van afbeeldin gen, die Daniel Stroopendaal heeft getekend, en van wiens werk dr. Van Luttervelt op ruime schaal gebruik heeft gemaakt. Zijn boek bevat nu niet minder dan 102 re productie op kunstdrukpapier, die de lezer een uitnemende indruk geven van wat en hoè „de Vecht" eens was. Om het karakter van de Vecht streek te begrijpen, moet men de beweegreden van de aanleg der buitenplaatsen kennen en in een zijner hoofdstukken gaat de schrij ver daartoe terug tot het einde van de Graven-tijd, toen het nog gebruikelijk was, dat stedelingen, binnen de beschermende wallen, hun moes- en kruidentuinen had den, en zelfs binnen de stadsmu- ,.Waffen für Amerika" De eerste band van „W affen für A m e r i k a" van Llon Feuchtwariger (uitg. „Querido", Amsterdam) ls een in teressant boek. De schrijver moet een eerbiedwaardige boeveelheid materiaal verzameld hebben, voordat hij kon be ginnen met de compositie. En nu is het Jammer, dat hij zich bij dat laatste niet geheel heelt kunnen losmaken van zijn bronnen, waardoor de lezer niet zelf het bedrijf der mensen aanschouwt, maar a.h.w. aan het handje wordt mee gevoerd door de schrijver, die hem alles vertelt, wat hij weet. Dat, maakt het lezen minder spannend de lezer is meer passief dan actief bij het verhaal betrokken wat te betreuren ls. want we vinden hier in een goed geschre ven verhaal een schat van Interessante gegevens over de tijd van de Ameri kaanse vrijheidsoorlog en vele vooraan staande personen, die daarin een rol spelen. J. B. ren vee hielden. Met het toenemen der welvaart in de Noordelijke Nederlanden begon men echter grotere huizen te bouwen, terwijl het bovendien in de mode kwam, siertuinen bij de woning aan le leggen. De regelmatige bevolkings aanwas eiste daarnaast meer en meer grond voor het zetten van al lerlei gebouwen en hoe kan dit an ders gebeuren, dan ten koste van de tuinen? 't Gevolg was dan ook, dat men zijn tuinen en lusthoven elders moest aanleggen, eerst aan de oevers van de Amstel doch daarna aan de Vecht. Men trof lar.es de Vecht vrijwel uitsluitend rijke Amsterdamse kooplieden aan, de crème de la crème van dé middenstand, naast wie slechts enkele adellijke families werden gevonden op de kastelen Oudaen, Gunterstein, Nijenrodes, Cronen- burgh, Nederhorst, Boelestein, Huis ter Meer en Zuilen, die, gebouwd met strategische bedoelingen, se dert eeuwen aan dezelfde geslach ten toebehoorden. Bij hen was dus sprake van traditie, in tegenstel ling tot de kooplieden, wier volko men gebrek aan piëteit een voort durende wisseling van eigenaren en bewoners der buitenplaatsen ten gevolge had. Uit de namenlijst blijkt, dat ook enkele Utrechtse ge slachten buitenhuizen aan de Vecht bezaten, want bekende fa milies als Van Mollem van Zijde balen, Van Ewijck van den Engh, en Themaat worden genoemd. De buitenverblijven, die aanvan kelijk alleen maai- uit een tuin met een eenvoudig nachtverblijf voor enkele personen bestonden, wer den reeds in het begin van de 17e eeuw uitgebreid tot de „heerlijk heden" die ook thans nog de Vechtoevers sieren. Men liet zich bij de aanleg klaarblijkelijk leiden door buitenlandse voorbeelden, waarvan dr. Van L. o.a. noemt de stadsvilla's bij Rome. de verblijven in de Seinevlakte bij Parijs, en de lusthoven in Kent en in de Tbeemsvlakte. Behalve vacantie-oord waren de buitenverblijven een belangrijk beleggingsobject voor de enorme winsten der kooplieden, want de bij het huis behorende boerderijen, bouwland en weidegronden brach ten veel op en hun producten wer den in Üe stad steeds meer ge vraagd. De weelderige verfraaiing van „het huys" kwam later uit de zelfde beleggingsnoodzaak voort, aangezien, toen de winsten zich bleven opstapelen, en er geen nieu we grond meer te koop was, het „te-veel-aan-geld" benut werd voor het aanschaffen van luxe en comfort. Daarom dateren „de kos telijke tuinen met de rijkversierde paviljoens en de kolossale inrij- hekken" uit het laatst der 17e eeuw. Toen echter, na het midden van de 18e eeuw, de economische kracht van de Republiek begon af te nemen, vonden weinig verbou wingen meer plaats Behalve vermaak en geldbeleg ging was nog een derde aanlei ding. een huis aan de Vecht te be zitten: „de politieke kans", want de wonderlijke bestuursinrichting van Het Sticht opende voor de Hollandse regenten aanlokkelijke perspectieven op politieke amb ten. Over de politieke mogelijkheden, alsmede over de Utrechtse Ridder schap geeft „De buitenplaatsen aan de Vecht" tal van interessante bijzonderheden. Veel aandacht wordt in dit boek besteed aan de Vechtstreek in oorlogstijd en dan niet te vergeten aan de ka rakteristiek van de afzonderlijke buitenplaatsen, die door dr. Van Luttervelt vrijwel alle tot in de kleinste bijzonderheden worden behandeld. „De buitenplaatsen aan de Vecht" is behalve gids voor een van Utrechts schoonste streken, tevens een lezenswaardig boek geworden, waarin het leven van onze voor ouders mede door vele litteraire citaten en een schat van afbeeldin gen uit de 17e, 18e en 19e eeuw voor ons, mensen va de 20e eeuw, opbloeit tot een verrassende wer kelijkheid. Vechtvlieteen der vroegste stads huizen aan de Vecht, dat daarvan dan ook alle kenmerken vertoonde. Omstreeks 1730 iverd het buiten verbouwd; men verlegde de voor deur naar de zijde van de straat weg en brachtnaar Franse smaak, ornamentwerk aan in de gevel. De nog steeds bestaande hekken van dit buiten zijn 'n prachtig voorbeeld van achttien de-eeuw se smeedkunst. '"POEN de boot aan een van Spanje's ha- A vens aanlegde, kwam daar een nieuwe passagier aan boord; een oud man, gekleed in een pak van ouderwetse snit. Een neger jongetje volgde hem. Niet veel mensen had den erg in die twee, misschien alleen maar ik en de dame met wie ik mijn hut moest delen en met wie ik dus ook op dek vaak gesprekjes voerde om de verveling te ver drijven gedurende de tocht over een oceaan die alle dagen eender was en naar alle kan ten zelf zijn horizon schiep. „Wat een mooie oude man", zei mijn reisgenote. Hij had in derdaad een mooi gezicht, getooid met een buitengewoon weelderige witte baard. En hij bewoog zich heel behoedzaam alsof hij zijn oude broze lichaam wel moest ontzien. Toen hij langs ons kwam knikte hij ons toe met een grootvaderlijke goedheid. En daarna daal de hij tastend behoedzaam, toch met grote waardigheid, de trap af naar zijn hut. Het negerjongetje, dat zijn koffer droeg, liep ge zichten te trekken om ons aan het lachen te krijgen. Misschien verveelde hij zich wel, in dienst bij zo'n oud'man. Ik zei tegen mijn reisgenote: „Het lijkt de Heilige van Myra wel, met zijn knecht." Ze vroeg: „Wie was dat dan?" Ik antwoordde: „Sinterklaas". Laat me niet vergeten te vertellen dat we inder daad even lachten, om het negerjongetje ple zier te doen. We hadden bovendien zo uit sluitend gelet op de nieuwe passagiers dat we niet gemerkt hadden wat er terzelfder tijd achter onze rug gebeurde. Er werd een paard ingescheept, een prachtige schimmel, die in een krat aan een hijskraan in het ruim te recht kwam. Als we dat gezien hadden, zou onze speurtocht om ons vermoeden te beves tigen overbodig geweest zijn. Want wat deden we? Door nieuwsgierigheid gedreven verlieten we onze dekstoelen en volgden we de oude man met zijn negerknecht. We zagen hen nog juist verdwijnen in de hut die voor hen gereserveerd was. En wat we vervolgens deden, eist wel een behoorlijke verklaring. Eerlijk gezégd hadden mijn reisgenote en ik niet bijzonder veel contact met elkaar. Ik vond haar nogal op een afstand en daardoor hadden zich onze gesprekjes steeds alleen maar bepaald tot algemeenheden en rod delpraatjes over de medepassagiers. Was ze nu maar iets vertrouwelijker tegen mij over zichzelf geworden, dan hadden we als mens tegenover mens over de dingen kunnen pra ten die ons wérkelijk bezighielden. Maar nu, juist doordat we eikaars gezelschap niet zin vol en nuttig konden maken, vervielen we tot gemeenplaatsen, roddelpraatjes en kwajemeidenstreken. Want wat deden we t^en? We leunden met het hoofd tegen de kajuitdeur, waarachter zich die vreemde pas sagiers bevonden en we luisterden het vol gende gesprek af:Vergeet niet, mijn jon gen, dat we incognito reizen. Neen, Sint. NOEM me geen Sint. maar meneer. Ja, meneer. Trek geen gezichten, want al doe je dat achter mijn rug, ik weet het. Maar meneer, wat mag ik dan eigenlijk nog wel doen? Alles, mijn jongen, maar ze mo gen niet merken dat jij de bekende zwarte Piet bent, want dan weten ze ook wie ik ben. Waarom wilt u dat altijd geheimhouden, alleen om geen dank voor uw goede gaven te hoeven ontvangen? Zo was het vroeger, maar nu wil ik dat omdat de mensen niet meer kinderlijk zijn, niet meer in wonderen willen of kunnen geloven. Ze zouden niet eens v meer in mij geloven, al zou ik in levende lijve voor hen staan. Op mijn verjaardag den ken ze ook nauwelijks meer aan mij, maar ze grijpen die dag alleen aan om een feest te hebben, een fuif, precies zoals ze die hou den als ze zelf jarig zijn. De verjaardag van een Heilige wordt nog maar zelden met goede smaak, met de juiste bedoeling gevierd. Want mijn verjaardag dient, dat weet je wel, om alle mensen nog eens onbevangen kinderen te doen zijn. Eén keer per jaar. Maar kunnen ze dat? Merk je daar veel van? Luister, zo is de wereldBoven hun hoofden klonk jazzmuziek en het driftige voetgeschuifel van dansende mensen. Zwarte Piet toonde niet veel gevoel voor wat de Sint had gezegd, en dat was verdrietig. Wij, die luistervinkje speelden, hoorden hem dansen en springen op de vrolijke rhythmische klanken die tot ons doordrongen. Maar door die muziek konden wij nu tevens de conversatie niet meer volgen en we liepen naar boven. Die Sint is uit de tijd, zei ik. Mijn reisgenote deed alsof ze die opmerking niet hoorde. Maar 's avonds, toen ik in mijn kooi lag en zij in de hare boven me, zei ze plotseling: „Luister eens, je had vanmiddag ongelijk. Er zijn heus nog wel mensen die de Sint elk jaar zouden willen verwachten met dezelfde angstige vreugde in hun hart als toen ze kind waren." Haar stem had ernstig geklonken. Toen stak ik het hoofd buiten rnijn kooi en keek naar boven: „Hoor j ij tot die mensen?" Ze zei alleen maar „Ik herinner me nog zoveel mooie ver rassingen uit mijn jeugd. Wat was ik op Sin terklaas-avond altijd een gelukkig kind. Maar nu ben ik geen kind meer en er is veel ver anderd." Ik vroeg zachtjes: „Wat dan?" Ze zei: „Ik heb zoveel mensen die me lief waren verloren, ik sta helemaal alleen op de wereld en zeker in Europa waar ik op nieuw beginnen moet." Ik wist in welke stad van Holland ze een nieuwe werkkring zou krijgen. „Waarom zeg je me zoiets nu pas," vroeg ik, „heel die lange reis heb je over je zelf gezwegen". Daarop zei ze: „Ik praat nooit over mezelf; alleen tegen de feestdagen kan ik dat weieens niet laten, dan word ik dus een beetje sentimenteel". „Dat is niet senti menteel," zei ikDe volgende dag zocht ik een cadeautje dat ik oorspronkelijk voor een van mijn zusters had bestemd uit mijn koffer en bracht dat naar Sinterklaas. In Holland zou ik daar wel wat voor in de plaats kopen. Ik klopte op de deur van zijn kajuit en ging naar binnen. Hij zat aan zijn tafel en schreef namen in een groot boek. .Gisteren", begon ik, „heb ik al ontdekt wie u was; ik heb namelijk aan uw deur staan luisteren". Hij knikte wel willend, die goede Sint, terwijl hij een broos bezwerend gebaartje maakte in de richting van zwarte Piet die wou opspringen om de zak en de gard tevoorschijn te halen. „Het is natuurlijk niet netjes," zei de Sint, „maar nu wilt u "dat natuurlijk goed maken." Graag," zei ik, „hier hebt u een naam en een adres en hier het cadeautje dat ik er in uw naam, be zorgd zou willen zien, kan dat?" „Natuurlijk, voor zulke werkjes kom ik toch juist," ant woordde hij en keek me dankbaar aan, „ik zal dat pakje door de schoorsteen laten vallen in de nacht van vier op vijf December". Zwarte Piet trok een lelijk éezicht tegen me en keek daarna steels naar zak en gard die in een hoek van de kajuit stonden. EN hier is dan wat er in die Hollandse stad gebeurde. Op de avond van vier December scheen de maan door de bomen. Het was stil buiten, daar iedereen binnen vol spanning wachtte op wat er wel door de schoorsteen zou komen rollen als verrassing van de Sint. Maar op de daken was het lang niet zo stil. Daar klonk hoefgetrappel. Over de daken ga loppeerde een mooie schimmel met slarike poten en een sierlijk gebogen hals. De Sint, nu niet meer in zijn pakje van ouderwetse snit, maar in vol ornaat, wit, rood en goud (dat zat natuurlijk eerst in die koffer) en met de .bisschopstaf in zijn hand, zat op de rug van het wonderdier. Een wonderdier, want zie, platte daken, schuine daken, niets vormde een belemmering. Het galoppeerde rustig en sier lijk over dakspitsen en over de diepe ravijnen die door de dwarsstraten gevormd werden; het galoppeerde zoals je alleen maar zou den ken dat dat in sprookjes kan. Vóór de Sint hing over de rug van het wonderdier een soort dubbele fietstas, zoals die wel over bagage dragers liggen, een tas aan weerskanten bers tensvol met pakjes. Bij veel schoorstenen werd even halt gehouden om er een pakje in te laten vallen. Denk niet dat dat nu in het vuur van haard of kachel terechtkwam, o neen, een Heilige weet zo'n fout wel te vermijden En daar zag ik hem toen ook mijn pakje in de betreffende schoorsteen werpen. Ik staarde zo nadrukkelijk omhoog dat de Sint dat voelde en naar beneden keek. Hij wuifde naar me en ik meende zelfs de glans van een glimlach te onderscheiden in het maanlicht. Als hij luid had kunnen roepen (maar daar is hij te oud voor, denk je in, hij is zowat veertienhonderd jaar), dan zou hij geroepen hebben: Je ziet, ik vind mijn mensen wel die nog wel eens graag kind willen zijn! Hij was dus weer vol vertrouwen in ons,, mensen. Hij had zwarte Piet daarom ook met zak en gard in het hotel gelaten. Ik wuifde enthousiast terug en liep toen hard naar huis om te kijken of ik die avond ook nog bij de kinderen mocht behoren en een verrassing voor mijn kacheltje vinden.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 4