Zangvogels in deze wintertijd O KINDEKE, KINDEKE 8 Vrijdag 24 December 1948 Per ski door de bossen over de sneeuw van het fantastisch mooie Pontresina. Als we praten over winter sport. dan denken we aan schaatsenrijden, rodelen, bob sleeën, sneeuwballen gooien, maar bovenal aan skiën. Niet zo heel lang geleden, misschien een kleine honderd jaar, zou men voor gek gehouden zijn als men midden in de winter naar Zwitserland trok om daar te gaan wintersporten. Plotse ling ontdekte men deze tak van sport. Moedige baanbre kers trokken er op uit, de lan ge latten over de schouders. Zij werden van achter het geslo ten venster hoofdschuddend nagekeken. Daarna kropen de kijkers weer gauw bij de war me kachel. Die daar buiten moesten het zelf maar weten als ze bevroren, ze wilden het toch immers zelf. Die daar buiten voelden er niets voor zich te laten bevriezen en hadden zich dikwijls fantastisch uitgedost om zich tegen de koude te beschermen. Als men een oude plaat ziet uit die tijd, dan kan men een vrouw zien met rokken tot aan haar enkels en gewapend met een parapluie op skis. Of men ziet een heer, eveneens in een lange jas ge huld, om zijn hoofd een wollen shawl alsof hij kiespijn had, de lat ten onderbinden. Het kan zelfs nog zijn dat hij bovenop zijn in een shawl gewikkeld hoofd een stijve Derby-hoed draagt. Omstreeks de tijd, dat de man nen met stijve hoeden en de vrou wen met parapluies skiden, gingen enkele vooruitstrevende Zwitsers de ogen open. Zwitserland ont waakte enwerd actief. Het stuurde prospectussen en vertelde aan iedereen, die er belang in stel de en ook aan onverschilligen, wel ke schitterende sportgelegenheden het biedt. Waarop de mensen el kaar veelbetekenend aankeken en dachten, dat het „wel wat kon zijn" en dan öf meteen een paar lange latten aanschaften om dan de genoegens der wintersport aan den lijve te gaan ondervinden, óf dit machtige besluit tot „over een jaar" uitstelden, 't Is eigenlijk pre cies als in het sprookje. We zullen samen eens door dit sprookjesslot wandelen. Somber en donker zijn de gangen en men verwacht, dat er ieder ogenblik een dreigend spook vanuit een verborgen hoek zou kunnen opduiken. Maar dan gaat er plptscling een kleine deur open. Onwillekeurig moet men de ogen sluiten. In het eerste moment houdt men zelfs de handen voor de ogen, zó verblindend fel is het licht. Slechts langzamerhand went men aan deze flonkerende glans. Men kijkt tussen de vingers door en aanschouwt een wonder, zoals het (hoe paradoxaal het ook klinkt) in werkelijkheid in de beste sprook jesboeken niet schoner kan zijn. Daar is allereerst dan de sneeuw; fonkelende witte sneeuw, waarin de zonnestralen vuurschieten. En dan ontdekt men langzaam, dat er zich uit de sneeuw een landschap los maakt. Bergen, heuvels, bomen, huizen.... en dan de sneeuwvel den, die groter worden, als men er lang naar kijkt. Zijn die bergkolos- sen daar niet de Eiger, Mönch en Jungfrau? Precies, dat is het Berner Oberland. En daar zien we het Engadin; men kan de meren en het Berninamassief gemakkelijk herkennen; hier, aan déze zij, ligt Centraal Zwitserland, de Tit- lis, de Tödi en ginds Toggenburg en even verder de Aroser Rothorn, de Parsenn.... alles zien en her kennen we nu met één oogopslag, het Wallis, de langgerekte heuvel rug van de Jura, ja zelfs het Gott- hardmassief! En daartussen het onnoemelijk grote aantal onbekende gebieden, die daar zo verleidelijk ongerept liggen. Ginds de elegante grote steden op meer dan 1500 M. hoogte hier de bescheiden bergdorpjes met hun bruingebrande huisjes. Ginds de Grand Hotels met hun dikke ta pijten, hun tea-dancings en hun bar-vertier en hier de eenvoudige berghutten met hun stromatrassen en harmonikamuziek. Het is, alsof men als kind in een speelgoedwinkel staat. Alles, wat men zich ooit heeft kunnen dro- Daarom behoeft het ons niet te verwonderen, dat de sport in de Zwitserse winter zo enorm in po pulariteit is toegenomen de laatste jaren. Ook niet, dat er ieder jaar meer liefhebbers heengaan, om de winterse bergwereld in te trekken. Ons allen lokt het Alpenland, Zwitserland, met zijn prachtige panorama's, met zijn diepe droge sneeuw, waarop de zon zijn schit teringen tovert. Helaas zal het voor velen een wens blijven daar ooit eens heen te gaan. Geheel los van de aarde schijnt zij te zweven, als zij met soepele be wegingen voortschiet en pirouet teert op het spiegelgladde ijs. Eiger, Mönch en Jungfrau. leder, die Zwitserland heeft bereisd, kent deze in eeuwige sneeuw gehulde toppen, waarvan u de twee eerste ziet*op deze foto, die in de omgeving van Miirren werd genomen. In de zomer is het hier al een paradijs voor de vele duizenden touristen. maar voor de beoefenaars van de ski- sport gaat toch niets boven de wintermaanden, wanneer de sneeuw hier vrijwel oppermachtig is cn noodt tol de prachtigste tochten. Hier ziet u een klein gezelschap er op uit trekken door de sneeuw, met een donkere bril gewapend tegen de felle zon en tegen de sneeuwblindheid"die iemand al gauw overvallen kan in deze omgeving van louter fonkelend wit. TN de tuin vlak voor mijn ven- ster staan zonnebloemen. Eigen lijk zijn het niet anders dan de oroevige resten van de trotse sten gels met de prachtige gele bloe men, waar ik de hele zomer van heb genoten. Zo'n rijtje zonnebloe men is de moeite van het planten overwaard. Altijd een vaas ervan op tafel, altijd een druk bezoek van insecten; nijvere bijen en zweefvliegen, trage hommels en vlugge vlinders, en zelfs nu in het hart van de winter is het plezier nog niet op. Nu staan daar de verdorde res tanten met in de verschrompelde bloemhoofden begerenswaardige zaden. De kleine zangvogeltjes la ten zich niet onbetuigd. Er gaat haast geen dag voorbij dat er niet een troepje groenlingen op de zon nebloemen neerstrijkt. Het is een lust om op een zonnige dag de mooie groen-gele vogels met hun dikke kegelsnavels op de bloemen te zien hakken, zodat de stukken in het rond vliegen. In mijn tuin blijft het niet bij de zonnebloemen. Heel de zomer heb ik al op de vogels gerekend. In een paar verloren hoeken heb ik distels en hennepnetel gezaaid. De distcis zijn namelijk de prachtige knik kende distels van onze grote rivie ren, en de zeldzame mariadistel, en voor de hennepnetelzaden koos ik de dauwnetel en de bleekgele hen nepnetel. Als heg langs de kant staan er elzen en meidoorns, en aan vogels heb ik nooit gebrek. In de besstrui ken zoals de meidoorn hebben de merels en lijsters het het hele na jaar erg druk, en ze zijn onhebbe lijk gulzig, want als het binnen kort gaat sneeuwen en vriezen, dan is er niets over gebleven voor hun hongerige magen. Daarom neem ik altijd de moeite om een paar strui ken zelf kaal te maken en de bes sen op zolder in droog zand te be waren voor moeilijke tijden. Wan neer er dan door vorst en sneeuw niets meer te vinden is, dan zijn er in de voorraadkamer op zolder bessen en wat rotte appelen. U weet natuurlijk dat het niet goed Heerlijk is het om tijdens een tocht de ski's even aan de kant te zetten en terug te zien op de weg, die werd afgelegd, de sporen van de ski's met de ogen te volgen tot in de verre hoogte. En dan glijdt de blik naar links en rechts, over een wijder landschap, van majestueuze bergtop pen en diepe dalen; de sneeuw glinstert en fonkelt alom in de stralen de Alpenzon. Hier is de ongerepte wereld, hier schijnt het sprookje werkelijkheid te zijn geworden. TOEN ook die Kerstnacht de slaap weer niet wilde komen, doordat ze zich niet kon ver weren tegen de herinneringen aan vroeger, be sloot ze de volgende dag dood te gaan. Te lang al. zo overlegde ze bij zich zelf, had ze Andreas en de kindoren laten wachten. De gedachte aan het weerzien in de hemel stemde haar blij. Jammer, dat ze niet wat van die zelfgemaakte botercake kon meenemen, waarmee ze Andreas zo vaak had verrast „Jouw botercake. mijn lieve Anna", placht hij te zeggen, „verzoet me het bittere leven een beetje." John en Marion waren altijd de kamer uit gevlucht bij de stoeipartijen die dan volgden. Goede, lieve kinderen, dacht ze. Maar voor het eerst sinds die gruwelijke bom bardementsnacht van zeven jaar geleden brachten de herinneringen geen bitterheid in haar hart. ER stonden grote witte rozen op de ruiten toen ze de eerste Kerstochtend wakker werd. Meteen wist ze dat het een goede dag zou worden om te sterven. Geen beter tijdstip om de eeuwigheid in te gaan dan wanneer op aarde alles zielloos lijkt. Van beneden, kwamen allerlei geluiden: gerammel van eetgerei, het knisteren van verse houtblokken in een laaiend vuur, ge neurie. een wijsje dat ze niet thuis wist te bren gen van oude Betsy, die zich aan haar eerste kerstliedje waagde. „Ik zal haar mijn blauwe ki mono met de zwarte engelen geven", besloot ze. „En misschien zal ze met het porceleinen beeldje op de piano en het eiken knopendoosje ook ge lukkig zijn". De drang om de laatste dag van haar leven aan anderen te besteden bleef de hele dag bij haar. De kleine Terry Parker kwam 's mor gens met diepe blossen op de wangen zijn moe ders keuken binnenstormen met de mededeling dat „die gekke mevrouw van hiernaast" met hem naar de dichtgevroren rivier was gegaan en had voorgedaan hoe je baantje moest glijden. En de kreupele Jack Saunders, die in een armelijk huisje aan de weg naar Uckfield de kost trachtte te verdienen met rietvlechten. gedacht haar in zijn avondgebed. „Goede God", bad hij. „Ik dank U dat ge me vandaag mevrouw Powell hebt ge stuurd. De mensen zeggen dat ze niet goed wijs is en boswachter Atkins vindt dat ze haar moeten opsluiten omdat ze altijd in zijn bossen wandelt, wat niet mag. Maar ik geloof dat ze een engel is. Vanavond heb ik een stuk van de kalkoen gege ten die ze voor me meebracht en in de kast lig gen een botercake en twaalf eieren en een paar warme wanten. God, wees met haar en maak dat ik spoedig weer lopen kan. Amen." Jack Saunders wist niet dat zijn gebed voor zover het de vrouw betrof op dat ogenblik al verhoord werd. T N haar woning zat de vrouw vlak bij het open 1 vuur. Naast haar stond op een kleine tafel een kerstboompje met zes brandende kaarsjes. Be halve God is er nu niemand bij me. dacht ze te vreden. Betsy zal niet weten wat haar overkomt: het Kerstfeest bij haar dochter te kunnen vieren. De blauwe kimono, het porceleinen beeldje en het knopendoosje had ze onder de kerstboom gelegd met een briefje er boven op. „Voor Betsy omdat ze zo trouw was en altijd vriendelijk voor mijn poes Philip". Nu kan ik gaan. dacht ze en ze sloot de ogen om te wachten tot God haar roepen zou. Maar een half uur ging voorbij, een uur en nog ge beurde er niets. Ze peinsde er over waarom het zo lang moest duren, maar toen ze het druppelen van gesmolten kaarsvet op het vloerkleed hoor de. schoot haar te binnen, dat het de dag van de Blijde Boodschap was en dat God wel druk zou zijn geweest met het verkondigen van Christus' geboorte. Weer ging een uur voorbij, waarin ze Gods peinzen door de kamer voelde gaan maar zijn stem niet hoorde, noch de armen van zijn engelen voelde, die haar naar de hemel zouden voeren. Daar was alleen het gedrup van het kaarsvet en af en toe ritselde er wat as van het stervend vuur door het rooster. Plotseling dacht ze er aan dat Philips schoteltje slechts voor één dag melk bevatte en dat Betsy er niet op had is de vogels të voeren wanneer het niet vriest of sneeuwt, daarmee worden ze maar nodeloos verwend, en dat is werkelijk niet nodig. f? R gaat haast geen winter voor- 1 - bij dat er niet een troep sijsjes m de elzenzaden komt om uit de houterige kegeltjes de vliezige zaadjes te eten. Grappige vogeltjes zijn die sijsjes met hun ijle stem metjes, die terwijl ze in golvende vlucht van de ene boom naar de andere vliegen, een heel dun piep geluidje laten horen. In de hennepnetels is het ook altijd druk, meestal zijn het vin ken, een enkele keer kepen. En de distels plant ik speciaal omdat ik altijd de hoop heb er een putter op te krijgen. Jaren geleden toen ik nog in de stad woonde is dat ook eens ge lukt. Trouwens toen heb ik ook eens bezoek gehad van een appel- vink, waaruit u wel kunt opma ken dat het voeren van de vogels en het daarbij verwachten van iets bijzonders niet is weggelegd alleen KERSTVERHAAL door Herman Besselink gerekend dat de poes een dag en twee nachten alleen zou zijn met een gestorven meesteres. Moeizaam kwam ze uit haar leunstoel omhoog, denkend hoe vreemd het was hier nu nog rond te lopen. Philip zat in de keuken op tafel en trippelde achter haar aan naar het fornuis, waaronder ze een schaal vol melk zette. Ook liep hij met haar mee de kamer binnen en sprong boven op de kimono, terwijl zij zich in haar stoel liet zakken. Weer wachtte ze met gesloten ogen maar God was er niet meer. Misschien is het nog te vroeg voor mij, veronderstelde ze, of wellicht is hij uit gegaan om zijn engelen te roepen. Ze strekte haar arm uit naar Philip en fluisterde hem lieve naampjes toe. De poes. die al die tijd met half gesloten ogen naar haar had zitten kijken, rekte zich uit en zette zich af om op haar schoot te springen. Er waren slechts zes kaarsen in de boom maar ze waren van goede kwaliteit en bleven branden toen de kleine, versierde spar van het wankelen de tafeltje boven op haar viel. Langs haar lichaam voelde ze vlammen begerig naar haar leven tasten. En ze schreeuwde. Een hees kreu nen leek het, ongemerkt uit de stilte ontstaan, zonder zin, toonloos, als van een teder dier dat zich aan alle kanten door meedogenloze jagers ziet ingesloten. Op de vloedgolf van schroeiende pijnen dreef een ijle herinnering aan. Een zomer nacht. lang geleden. Hoe lang? In een donkere straat staat ze bij een brandend huis. haar hand geborgen in die van een man. Vader? Iemand zegt: Ze gaan er allemaal aan kapot. Ze begrijpt het niet. Dan een vurige pop valt uit een raam. Een mens? Armen en benen vlammende guirlandes. Naast haar rukt zich een vrouw de mantel van het lijf en holt er op af enGod. wat dan9 Beelden verzinken. Een wijsje: „O. kindeke, dat een herder zal zijn". Dat zong Betsy vanmorgen. God, mijn God, waarom heb ik verlaten? R stonden grote witte rozen op de ruiten ±-f toen ze de tweede Kerstochtend wakker werd. Meteen wist ze dat het een goede dag zou worden om het leven opnieuw te beginnen. Geen beter tijdstip om uit zaaien te gaan dan wanneer uauieA\j{ uapauaq uba 'IJifn soojjaiz sane ap.ieedo bekende geluiden; gerammel van eetgerei, het knisteren van verse houtblokken in een laaiend vuur. Droombeelden drongen zich aan haar op. Hoe ze mij zo gauw vonden! Wat doen mijn ar men zeer. Verband, wit verband, ben ik inge sneeuwd? Er moet iets voor Jack Saunders ge daan worden. God zelf reikte mij de kimono om de vlammen te doven. Betsy, wanneer is die ge komen? Andreas. John. Marion, er is nog veel te doen, begrijpen jullie? Atkins moet niet zo boos zijnFlarden van gedachten. Geen begin, geen eind. Ondoorgrondelijk beweeg van aan rollende en wegvloeiende golven op nieuw ont dekt strand. Geruis dat alleen van de Eeuwig heid kan zijn. Gods stem. O. kindeke, kindeke voor de buitenman. De appelvink kwam indertijd snoepen van de blauwe pruimpjes van een slee- doornstruik. Gedachtig aan dat be zoek heb ik hier ook weer slee doorn geplant, maar al is de oogst van de blauwe pruimpjes ook nog zc best, de appelvink laat zich tot nu toe wachten. Waarschijnlijk is hier voedsel genoeg, rondom staan immers de boomgaarden, en sleedoorns bij massa's. Dan zou dus de conclusie nog haast moeten wezen dat een goede voederplaats in de stad beter ïosultaat geeft dan buiten. W\NNEER ik u enthousiast ge maakt heb voor de winter- voedering van de vogels, dan is het misschien wel nuttig over de voerplaats en de aard van het voer even uit te weiden. We voeren het best op een vlak plankje op een paal, zodat muizen en ratten er niet bij kunnen Vo gelhuisjes zijn uit den boze, en houden zelfs de schuwere broeders uit de buurt. In een ingegraven schaal of betonnen bak is er wat water om te baden en te drinken. Wanneer het vriest zijn de vogels ons erg dankbaar voor een schaal tje water met een paar schepjes suiker erin, dat bevriest niet zo gauw. Het voeren hoeft haast geen geld te kosten, want alles wat we voeren kunnen we uit de natuur verzamelen, om maar wat te noe men: zonnepitten, beukenootjes, zaden van hennepnetel, elzeprop- pen enz. Natuurlijk kunt u het ook mooier doen en vogelzaad kopen, of zoals we het voor de oorlog de den een bal van vet met zaden er in maken, maar dat is niet eens nodig. Vergeet de vogels niet, en ze zullen door hun aanwezigheid uw moeite ruimschoots belonen. HAN ALTA. ALS wij aan Kerstmis denken, dan denken wij ook meteen aan sneeuw. Dat hoort er eigenlijk zo bij. Maar een witte Kerst is in Nederland een betrekkelijke zeldzaamheid. In onze Kerstkrant mochten echter een paar prachtige sneeuw— platen niet ontbreken. Waar vinden wij in Europa de sneeuw blanker en ongerepter, waar vinden we helderder zonneschijn dan in Zwitserland? In deze tijd van het jaar een kijkje te gaan nemen in het schone Helvetia is de grote levenswens van velen. Speciaal de liefhebbers van de wintersport hebben hun hart verpand aan het prachtige men, ligt hier vóór ons. Men heeft eenvoudig maar te grijpen. De ski loper vindt er zijn velden, of hij nu snelle „Schuss"-afdalingen be mint of liever in de nabijheid van onschuldige oefenhelhngen ver toeft. De kunstenaar op de gladde ijzers staan duizenden spiegelglad de ijsbanen ter beschikking en met de beste wil van de wereld weet hij niet, op welke hij zijn zwierige krullen en achten zal oefenen. Overal slingeren sledebanen en bobsleighruns door de dalen naar omlaag en overal is juist dat ver tier. dat iedereen graag heeft.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1948 | | pagina 8