Oude Jaar nam afscheid
Pietje reed met Sint Nicolaas
naar het sprookjesbos
Een verhaal voor de kinderen door
J. van Straten
Qeïllustreerd door G. Douwe
ER was eens een heel gewoon
jongetje, dat Pietje heette. Hij
was meestal lief. maar ook wel
eens stout, een héél enkele maal
zelfs erg stout. Bijna altijd at hij
zijn bordje leeg, maar soms ook
niet. Hij was niet groot, niet klein,
niet dik. niet mager, en zat in
school op de derde bank. Pietje
was dus wel een doodgewoon jon
getje. Maar eens heeft hij een
avontuur beleefd zo óngewoon, dat
ik het jullie móét vertellen.
Pietje ging iedere avond om half
acht naar bed. Maar op Oude
jaarsavond mocht hij tot negen
uur opblijven, dan kwamen alle
ooms en tantes, en ook een
paar neefjes en nichtjes, 's Mid
dags al had Pietje gemerkt, dat er
iets bijzonders thuis was. Moeder
stond met een rood hoofd in de
keuken oliebollen te bakken en
Pietje kreeg er een. vers uit de
pan, als hij maar lief in de kamer
bleef spelen. En Pietje moest zijn
nieuwe broekje en zijn mooiste
bloesje aantrekken.
„Hoe ziet Oude Jaar er eigenlijk
uit?", vroeg hij aan tafel.
,,'t Is een klein ventje met een
lange, grijze baard", antwoordde
vader lachend.
„En gaat ie nu dood?", vroeg
Pietje weer.
„Ach, jongen, wat vraag je toch
veel. Oude Jaar bestaat niet eens",
zuchtte moeder, die vreselijk moe
was van die oliebollenbakkerij.
Maar Pietje was niet tevreden
Oude Jaar bestaat niet, zei moeder,
en toch komen de mensen altijd bij
elkaar om afscheid van hem té
nemen en Nieuw Jaar te begroe
ten!!
Om acht uur kwamen de ooms
en tantes, en de neefjes en nichtjes
Die hadden ook allemaal hun
mooiste kleren aan, alsof ze feest
gingen vieren. Pietje begreep dat
niet goed, want Oude Jaar ging nu
toch weg, en dat leek Pietje niets
Jeuk. Hij vroeg dat van Oude Jaar
nog eens aan oom Piet, en aan
tante Pieternel, en aan neefje
Pierre, maar ze lachten hem alle
maal uit. En zo kwam het, dat
Pietje helemaal niet vrolijk was,
die Oudejaarsavond, en dat hij heel
lief naar zijn bed ging, toen de
klok negen uur had geslagen. Want
in bed kon hij beter over Oude
Jaar nadenken.
EN zo lag Pietje om kwart over
negen onder de dekens en
dacht aön Oude Jaar. dat niet be
stond zei moeder maar toch
afscheid nam. „Ik vind het maar
mar", fluisterde hij tegen zichzelf
„Niets raar!", zei een zware stem.
„Pietje ging rechtop zitten en
roeg angstig: „Wie zei daar: niets
.ar?"
„Ik", antwoordde de stem. „Ik
zit hier op de schoorsteen. Kijk
maar goed!" En toen Pietjes ogen
een beetje aan het donker gewend
waren zag hij op de schoorsteen
niemand anders zitten dan Zwarte
Piet.
„Zwart Piet", fluisterde Pietje
boel verbaasd, „Ik dacht dat U
allang met Sint Nicolaas in Spanje
zat?"
Pietermanknecht lachte zo luid
dat Pietjes hart bonsde van schrik.
..Sssst", siste hij daarom. „Niet zo
hard! Anders horen ze beneden dat
zijn bloesje aan maarHoe
kom ik nou aan mijn jas. Zwarte
Piet?", vroeg hij met een benepen
stemmetje.
„Waar is die?", vroeg Sints zwar-
i knecht.
„Beneden aan de kapstok. Ik
durf de trap niet af, want ik had
illang moeten slapen!"
„Voor mij een prutswerkje",
mompelde Zwarte Piet. Hij maakte
zachtjes de kamerdeur open, sloop
zó zacht riaar beneden dat Pietje
hem niet kon horen en was in eer.
wip terug met Pietjes jas, wolier
wanten en muts.
„En nu voortmaken, anders ko 1
men we te laat!", riep Pieterman
knecht. Hij greep Pietjes hand vast
tjoepte de schoorsteen in en klorr
langs zijn touw omhoog.
Op het dak stond Zilvermaan, di
prachtige Spaanse schimmel en op,
zijn rug zat Sint Nicolaas. „Hola.
U hier zit. Maar waarom lachte U
ugenhjk?"
„Sint Nicolaas is ook nog niet in
Spanje. Hij wil eens kennis maken
met Oude Jaar en met Nieuw Jaar,
want die twee heeft Sint Nicolaas
nog nooit ontmoet. Sint Nicolaas
heeft gehoord, dat alle bewoners
van het sprookjesbos vanavond
plechtig afscheid nemen van Oude
Jaar. Daarom is hij in Nederland
gebleven. Hij wacht boven op het
dak. Heb je zin mee te gaan naar
net sprookjesbos?"
„Joppiekoppie, dat zou me wat
zijn", dacht Pietje verrast. Hij zou
Oude Jaar zien, die volgens moe
der niet bestaat. En misschien ook
Nieuw Jaar. „Graag Pieterman
knecht, ik wil graag mee naar het
sprookjesbos. Ik zal me even vlug
aankleden". En Pietje sprong zijn
bed uit. gooide zijn hemdje over
zijn hoofd trok zijn broekje en
...en. zweefde recht omhoog.
Pietje", riep die, „Je gaat dus mee
naar het sprookjesbos?"
„Graag, Sint Nicolaas!" fluister
de Pietje, bibberend van eerbied
voor de grijze heilige en van de
kou. Want het vroor wel tien gra
den! Sint Nicolaas tilde Pietje op,
zette hem voor zich op de brede
rug van Zilvermaan en pakte hem
warm in onder zijn tabberd. Een
spleetje bleef open, zodat Pietje
vrij kon uttkijken. Pieterman
knecht greep de staart van de
schimmel vast en toen wipte Zil
vermaan naar het dak van de bu
ren, sprong de straat over en hup
pelde verder van dak tot dak, van
straat tot straat. Zwarte Piet
zweefde achter hem aan Bij de
markt nam Zilvermaan een flinke
aanloop en kwam met een reuzen-
boog in de goot van de kerk te
recht. Hij krabbelde het dak op
en gleed aan de andere kant naar
beneden, sprong toen op het hotel
„De dorstige slak" en bereikte,
huppelend en springend van dak
op dak, de rand van de stad.
Toen ging het in vliegende galop
over de hei. Na een kwartiertje
kwamen ze aan het sprookjesbos.
Sint Nicolaas. Zwarte Piet, Pietje
en Zilvermaan wisten dadelijk, dat
het 't sprookjesbos was, en géén
ander bos, want op alle paadjes
zagen zij kleine lichtjes van de ka
bouterlampjes. En zij hoorden
zacht getingel van de belletjes aan
de kaboutermutsjes. Want de ka
bouters waren allemaal op weg
naar het Koningsplein, waar Oude
Jaar afscheid zou nemen. De kleine
kereltjes schrokken wel erg, toen
die grote schimmel met zijn zware
hoeven het bos in stapte. Sint Ni
colaas zag, dat dat een beetje te
gevaarlijk was voor de kabouters,
dus fluisterde hij Zilvermaan iets
in zijn rechteroor en toen Piet
je kon het eerst niet goed ge
loven toen trok Zilvermaan zijn
benen op en zwééfde verder door
het bos.
T-TeT Koningsplein was prachtig
A A verlicht. Honderd kraaien had
den honderd grote sterren van de
hemel geplukt en die hadden de
kabouters in de toppen van vijftig
sparren en vijftig dennen gehan
gen. Daar hingen die sterren nu te
stralen' In het midden van het
plein stond een grote, gouden troon
met een stapel zachte kussens er
in. Aan de ene kant stond een,
klein troontje en aan de andere
kant een gouden wiegje
Toen Zilvermaan het plein op
zweefde liet hij zijn benen zakken,
net als de wielen van een vlieg
tuig, liep toen nog een paar stap
pen en stond toen stil. Pietje gluur
de door het spleetje in Sints tab
berd en zag, dat er al duizenden
bebaarde mannetjes op het plein
zaten. Toen Sint Nicolaas van Zil
vermaan afsteeg ging er een zucht
van verbazing door de dichte ka
boutermenigte, want de kereltjes
herkenden de oude heilige dadelijk.
„Daar zijn Sinterklaas en Zwarte
Piet", hoorde Pietje fluisteren en...
„Maar wie is dat jongetje, dat on
der Sints tabberd zit?"
„O. dat is Pietje uit de stad",
lachte Sint Nicolaas, „Hij is wel
eens een beetje stout, maar ik weet
dat hij vanavond erg lief zal zijn.
Niet Pietje?"
„Ja, Sinterklaas, natuurlijk Sin
terklaas", riep Pietje en hij duwde
de slippen van Sints tabberd opzij
en ging naast Zwarte Piet staan
Zo kon hij alles veel beter zien.
VA/EER was er beweging aan de
rand van het Koningsplein en
wie stapte daar het bos uit? Nie
mand anders dan de Kerstman! En
achter hem aan huppelde de Paas
haas. „Wel, alle brandende Kerst
boomkaarsjes!", lachte de Kerst
man luid, „Als dat Sinterklaas niet
is laat ik het nooit meer sneeu
wen!" De beide oude heren gaven
elkaar een stevige hand.
„Dag, Paashaas. Is het niet veel
te koud voor jou zo midden in de
winter in het sprookjesbos?", vroeg
Sint Nicolaas.
„Ik ben altijd hier op Oudejaars
avond", piepte de Paashaas, „Ik
vind het knolletjes leuk dat U ook
eens hier bent. Heeft uw paard
misschien nog wat worteltjes over
uit de kinderschoenen?"
„Ga 't hem maar vragen!", zei
Sint Nicolaas. De Paashaas sprong
naar Zilvermaan en even later
stonden de beide beesten genoeg
lijk naast elkaar te knabbelen.
„Hoe laat is het?", vroeg de
Kerstman. Sint Nicolaas keek op
zijn gouden polshorloge: „Kwart
voor elf", antwoordde hij.
„Dan begint over een kwartiei
dc plechtigheid", zei de Kerstman.
Even later klonk luid gezang in
het bos. Drie schorre stemmen zon
gen. Pietje kon niet goed horen,
wat zij zongen, maar Pieterman
knecht zong mee:
„Wij zijn de drie koningen
Met enen ster,
„Alfa bardinc- castiljon.
„Wij komen van Oosten
„Wy komen van ver,
„Alla bardienc castiljon,
„Van sjeramic tot aan mijn knie
„Wy zyn drie koningskindren
„Sa pater trek naar Vcndelo
„Van sjeramie".
„Daar heb je de drie koningen
ok", mompelde Sint Nicolaas.
„Niks bijzonders. Sinterklaas",
zei de Kerstman, „Er komen nog
veel meer oude vrienden en vrien
dinnen. Alleen U bent hier nog
nooit geweest. En Pietje' Kijk,
daar zit Doornroosje daaag
Roosje! U kunt haar niet zo ge
makkelijk herkennen, want ze
heeft een bontjasje aan en een
mutsje op. Tegen de kou, ziet U.
En verderop, ja daar, zitten Hans
er. Grietje. En tussen de kabouters,
daar bij die boom, zitten Klein
Duimpje en Duimelotje. Als U goed
kijkt z*ult U alle'sprookjeskinde
ren hier zien. En ook alle dieren
uit het bos. Kijk, de wolf zit daar
tussen de zeven geitjes!"
Pietje hoorde dat hele gesprek
en zag alle sprookjeskinderen en
jullie begrijpen wel. dat zijn ogen
haast uit zijn hoofd rolden van
verbazing. Hoe verlegen was hij,
teen Roodkapje naar hem toestap-
to en hem een handje gaf. „Dag.
Pietje", zei ze, „wij zijn eigenlijk
allang vriendjes, he. al was het
maar door je grote sprookjesboek!"
Toen ging ze weer tussen de ka
bouters zitten.
PLOTSELING begon het heel
hard te waaien, de sterren
zwaaiden heen en weer aan de
zwiepende takken. Pietje werd
bang greep de grote hand van Sint
Nicolaas stevig vast. Die gaf hem
een vriendelijk .kneepje in zijn
wang. Er daaldq een zware wolk
neer, die de sterren helemaal om
hulde. Even later verdween hij. de
wind ging weg en toen zat op
de grote troon een heel oude, zwaar
gerimpelde man, die er o zo ver
moeid uitzag. Toch keek hij vrien
delijk rond en zei met bevende
stem: .,Dag, kinderen, dag Sint Ni
colaas, dag Kerstman, dag Pietje,
dag allemaal. Fijn dat jullie geko
men zijn om afscheid van mij te
nemen!" Pietje begreep toen, dat
die oude heer Oude Jaar was. Hij
bibberde van ontzag. En moeder
had gezegd
Toen Oude Jaar uitgesproken
was klonk luid geklingel in het
bos. Een kleine, gouden koets, ge
trokken door tien voorthippende
spreeuwen, reed het Koningsplein
op en Zijne Majesteit Baardus de
Zestiende, Koning aller kabouters,
stapte uit. Hij liep met dribbelpas
jes naar Oude Jaar en gaf hem een
handje. „Welkom in ons midden,
beste, brave Oude Jaar", riep hij
met een hoog stemmetje. Toen
klom hij op zijn troontje en klapte
in zijn handjes. Dadelijk begonnen
alle kabouters en alle sprookjeskin
deren zacht te zingen:
„Lieve Oude Jaar,
Welkom in het bos.
„De bomen v)uiven U toe,
„De dieren zijn ivakker.
Sneeuwwitje is hier
„En Assepoes,
„Ja, alle sprookjeskinderen
Bij de Markt nam Zilvermaan een flinke aanloop en kwam met een reuzenboog iti de goot van dc kerk.
dansten vlak voor de voeten van
Oude Jaar. Pietje zag, dat zij door
schijnend waren en toch straalde
er licht van hen uit. Prachtig was
het, mooier dan het mooiste
sprookje in zijn grote boek thuis,
vond Pietje. En toch gebeurde het
echt, hij-zag het heel duidelijk! Na
het dansje klommen de elfjes op
dc troon van Oude Jaar en daar
bleven zij staan als een stralend
kransje.
heel koude reis maken naar de
achterkant van dc maan, waar de
verleden jaren wonen. Oude Jaar
boog zich naar voren en zei met
ontroerde stem: „Kinderen lief
zo mag ik U, Sint Nicolaas en
Kerstman, toch ook wel noem?
ik dank jullie allemaal. Ik zie, dat
ik niet voor niets een heel jaar
hier ben geweest. Ik hoop, dat jul
lie allemaal heel lief zult zijn voor
Nieuw Jaar. 't Is nog maar zo'n
toen Roodkapje naar hem loestapte en hem een handje gaf.
„En alle kabouters.
„Wij willen U groeten
„Vóór U vertrekt.
„U was steeds zo goed!
„Wij houden van U!
„Dag, Oude Jaar.
„Welkom in het bos".
Het klonk zo mooi, dat Pietje
wel kon huilen. Hij keek naar Sint
Nicolaas en zag, dat die een traan
wegveegde, die langs zijn neus
gleed.
Toen zweefden uit de toppen
van de bomen elfjes omlaag en
p ENSKLAPS klonk er een heer-
x-*' lijk helder gefluit en de
rattenvanger van Hameln danste
naar voren, gevolgd door alle
sprookjeskinderen. Sneeuwwitje
Roodkapje en Assepoester droegen
een paar dikke wollen wanten;
Domme Hans, de Reus van Klein
Duimpje en de Gelaarsde Kat tors
ten een zware pels, Klein Duimpje
zelf kwam aanstappen met zijn
zevenmijlslaarzen en Tafeltje-dek-
je bracht veel en heerlijk eten.
Oude Jaar kreeg alles cadeau, want
hij moest straks een heel lange,
klein ventje. Beloven jullie dat?"
„Ja, lieve Oude Jaar!", klonk
het uit duizenden kelen en Pietje
hoorde tot zijn grote verbazing, dat
hij 't zelf ook meeriep.
Toen keerde Oude Jaar zich naar
Pietje om en wenkte hem: „Kom
eens hier. Pietje!" Dat was een
verrassing' Pietje liep aarzelend
naar de grote, gouden troon en
daar gaf Oude Jaar hem een hand.
„Kijk me eens aan. Pietje", zei
hij, „Wat denk je: besta ik of be-
stad ik niet?" Pietje wist niet wat
hij moest antwoorden en daarom
knikte hij maar heftig van ja!
„Geef de groeten aan je vader en
moeder", zei Oude Jaar, en toen
het hij Pietjes hand weer los.
„Bimbambimbam," klonk het
heel zacht in dc verte. „Dc klok
ken," fluisterde de Kerstman met
trillende stem. „Nu gaat Oude Jaar
weg!" Het gebimbam werd steeds
luider, het leek wel, of de klokken
dichterbij kwamen. Ja, 't was waar!
Na een paar minuten daverde het
bos van klokgebeier. Pietje keek
omhoog en zag, dat honderden
kerkklokken boven het bos zweef
den en statig heen en weer schom
melden. „Bim, bam, boem, bam,
bim, bom, bimmc, bammc, bocm-
me," dreunden de klokken. Mooi
en plechtig was het. Het deed wel
een beetje pijn in Pietjes oren,
maar toch wist hij zeker, dat hij
nog nooit zo iets wonderlijks had
gehoord.
Oude Jaar was op zijn troon
gaan staan. Opeens riep hij met
heel heldere stem. die zelfs boven
het klokgebeier uitklonk: „Kinde
ren lief. ik moet vertrekken. Ik
wens jullie allemaal een heel ge
lukkig jaar!" Hij sloeg zijn dikke
pelsjas om, trok dc zevenmijlslaar
zen en de wollen wanten aan, nam
het pak met spijzen onder zijn arm,
zwaaide nog eenmaal met zijn hand
en. zweefde recht omhoog. Op
hetzelfde ogenblik klonk kinderge
schrei uit het wiegje: Nieuw Jaar
was geboren! Snel liepen de
sprookjeskinderen naar voren,
keken in het wiegje. Even bleven
zij gebogen starn en fluisterden
lieve woordjes, toen draaide Asse
poester zich om en riep met haar
klare stem: „Pietje, kom eens kij
ken. Nieuw Jaar is zo'n lief vent
je!" En terwijl de klokken'steeds
maar bimbamden keek ook Pietje
in het wiegje en zag daar een heel
klein jongetje liggen, dat hem met
zfjn blauwe oogjes verbaasd aan
zag.
("APEENS hoe dat was gegaan
wist hij later niet meer
voelde Pietje, dat hij weer op Zil
vermaan zat, warm gewikkeld in
de tabberd van Sint Nicolaas. Piet
hield zich weer stevig aan de staart
vast. En ze zweefden weer door het
bos, draafden over de hei, huppel
den weer over de daken naar
Pietjes huis. Daar gaf Sint Nicolaas
Pietje een hand en liet Zwarte Piet
zijn vriendje door de schoorsteen
zakken. Pietje kleedde zich snel
uit. gleed onder de dekens en, nog
met het gebeier van de klokken in
zijn oren en de glans van de ster
ren in zijn ogen, viel hij snel in
slaap. Want hij was zo moe, zo
moe
Hoe verbaasd Pietjes moeder de
volgende morgen keek, toen zij de
jas, de muts en de wollen wanten
in de slaapkamer vond, dat kan ik
niet vertellen. En ze keek nog veel
vreemder, toen Pietje haar de
groeten gaf van Oude Jaar. En toen
Pietje zag, dat zijn moeder toch
niets zou geloven van wat hij die
nacht had beleefd, zei hij maar
niets meer. Maar hij hoopte, dat
Sint Nicolaas hem iedere Oude
jaarsavond weer zou halen. Dat is
niet gebeurd, want, niet waar, zo
iets wonderbaarlijks beleef Je toch
maar éérj keer in je leven....