Negen heit de klok! De klok
heit negen üür
PEER GYNT
T A.
r
Vervluchtiging der"
werkelijkheid
Bevolking van Berlijn leeft
een moeilijk bestaan
Artisten trekken zich niets aan
van publiek in de zaal
Amsterdam krijgt
een Kunstraad
99
99
Kunst in 't kort
Ook iets voor de
Nederlandse
gezelschappen?
Ed. Hoornik
Zaterdag 22 Januari 1949
3
(Van een eigen verslaggever)
HET zal met „Negen heit de klok" van de K R.O. wel net zo
zijn als met de „Bonte Dinsdagavondtrein'', de „Bonte Bal"
en hoe al die bonte radio-programma's ook mogen heten. De ene
helft van het publiek vindt ze reuze goed, de andere helft zegt,
dat er niets aan is. Niettemin zal het vele radioluiste
raars zijn opgevallen, dat er in „Negen heit de klok"
toch iets is, dat het onderscheidt van de meeste
andere „bonte" uitzendingen. Voornamelijk, dat men
zich niet zo dikwijls in verbazing behoeft af te vragen,
waarom in Vredesnaam het publiek in de studio
toch zo onbedaarlijk zit te lachen, terwijl er thuis,
aan de luidspreker, absoluut niets te lachen
valt!
Anders dan andere
„bonte" avonden
„DAAR ZIJN WE WEER! Wij z<jn
gewone mannetjes en we komen
d'r niet aan te pas". V.l.n.r. „Kris"
(Harry Bronk), „Kras" (Wam Hes-
ke$) en „Kruimeltje" met de kin
derstem (Alexander Pola).
Hoewel bij de debatten in de Am-
■terdamse Gemeenteraad nogal bezwa
ren naar voren kwamen tegen de voor
dracht van B. en W. tot instelling van
een Amsterdamse Kunstraad werd toch
de voordracht z.h.st. goedgekeurd De
woordvoerder van de V.V.D. vergeleek
de nieuwe Kunstraad zelfs met de
..Kulturkammer". Deze spreker begreep
intussen de moeilijkheden van B. en W
ontstaan o.m. na de uitschakeling van
de vooroorlogse schilders, die meer dan
15 jaar in het Sted. Museum exposeer
den en nu geweerd worden. (Is dat
letterlijk waar? Red.)
Wethouder De Roos betoogde, dat do
Instelling van deze Raad een proef is.
De Kunstraad kan wat doen, waar B.
en W. en de Gemeenteraad de vat mis
sen op het nu nog chaotische kunst
gebied.
Een krediet van 5000.- werd be-
■chikbaar gesteld.
RECIES. Daarin zit het
verschil. Ook „Negen heit
de klok" wordt door toeschou
wers in de studio bijgewoond.
Maar de artisten van „De
Klok" trekken zich van dit
publiek geen cent, zelfs geen
halve cent aan. Ze zijn
(de heren tenminste) onge
schminkt, dragen dezelfde
costuums, die ze 's-morgens
toevallig hebben aangetrok
ken. ze houden het papiertje
met de tekst van hun sketch
of liedje in de hand en doen
geen moeite om grimassen of
gebaren de gesproken of ge
zongen tekst kracht bij te zet
ten.
Kortom, zij spelen niet „op de
zaal"; doch uitsluitend op de mi
crofoon. Men verwaarloost de
zichtbare (visuele) effecten en stelt
zich zuiver, al thans zo zuiver mo
gelijk in, op het voor de luisteraars
in het land hoorbare (auditieve).
Hier dus geen dames Snip en
Snap in lachwekkende soepjurken,
geen Lou Bandy, die b.v. met een
blatende geit het toneel op komt,
of een kunstig gegrimeerde Peter
Pech. Het studio-publiek bij „De
Klok" ziet de drie gewone manne
tjes, Kris, Kras en Kruimeltje met
hun gezichten half verscholen ach
ter de bladzijden tekst optreden.
De andere medewerkers zitten
rustig op een rijtje hun beurt af
te wachten om voor de microfoon
te komen. Geen décors dus, geen
gordijnen en geen verrassend „op
komen". Alleen de musici van het
orkest van Klaas van Beeck, die
in rok optreden, zorgen voor enig
cachet. De mensen in de zaal
voelen zich dus eigenlijk niet echt
uit. want ze zien geen „toneel". Ze
mogen eenvoudig eens kijken, hoe
het tijdens een radiouitzending toe
gaat.
Weinig propagandistisch
Men begrijpt, dat door deze
wijze van werken voor de
K.R.O. een groot deel van een
Noorse Schouwburg te Oslo
vertoonde een „herboren"
prachtig stuk directe propa
ganda verloren gaat. De an
dere omroepverenigingen bie
den elke week weer honder
den van hun leden-luisteraars
wél een echte voorstelling, mèt
décors, mèt requisieten en mèt
costuums. En dan gaat daar
nog dikwijls een propagandis
tische toespraak en of een
rondleiding door de studio's
aan vooraf.
Maar het is ook duidelijk, dat
bij „Negen heit de klok", afgezien
van het gehalte van het program
ma zelf en ook de medewerkende
artisten buiten beschouwing gela
len, alleen de gevolgde methode
al de radio-uitzending gunstig
moet beinvloeden.
In hoeverre het propagandis
tische offert, dat de K.R.O. zich
getroost, in ander opzicht positieve
resultaten oplevert, is ook voor de
programmaleiding zelf moeilijk te
bepalen. Men heeft slechts weinig
betrekkelijk contact met de grote
schare luisteraars. Men weet niet
altijd en zeker niet van te vo
ren of de massa van een pro
gramma „reuze goed", dan wel
„niets aan" zal zeggen. Wie zich de
moeite wil getroosten, die schrijve
eens zij oordeel over „Negen heit
de klok". Men is in omroep-krin-
gen altijd zeer erkentelijk voor
dergelijke brieven.
Zoals men heeft kunnen mer-
Furtwangler trekt zelf
contract in
Het bericht, dat een groep artisten in
Amerika zich verzet had tegen het feit.
dat dr. Wilhelm Furtwangler als gast-
dirigent van het Symphonieorkest in
Chicago zou optreden, heeft, naar men
weet. heel wat deining in de muzikale
wereld teweeggebracht.
Vele Europese artisten hebben het
voor FurtwSngler opgenomen, o w. ver
schillende van Joodse afkomst. Furt
wSngler zelf heeft zich nu aan dit tu
mult onttrokken. Hij heeft een tele
gram gezonden naar Chicago met het
bericht, dat hij het reeds gesloten con
tract intrekt. Tegelijk protesteert hij
tegen de kunstenaars, die de haat doen
zegevieren, terwijl de hele wereld naar
vrede verlangt.
De Amerikaanse Bond van Musici zal
zich waarschijnlijk verzetten tegen het
optreden van de Duitse dirigent W i 1-
helm Furtwangler. Jehudl Me-
nuhin heeft voor Furtwangler opgeno
men. In Den Haag is opgericht het
..Nederlands Kamer-Symphonie-orkcst"
Dirigent is Sam Swaap. De Arn
hemse Orkest-Vereniging zal paedago-
gische concerten geven voor het Arn
hemse gemeente-personeel. Slagen deze
concerten, dan treedt de A.O.V. ook op
voor personeel in particuliere bedrij
ven. Mr. Fleming Williams
hield voor het genootschap Nederland
Engeland in Maastricht een lezing over
de moderne Engelse schilderkunst.
De Haagse musicus-schrijver Joon
W e y a n d wordt 31 Januari 60 Jaar.
De bijna tachtig Jaar oude Duitse com
ponist Hans Pfltzner gaat vermoe
delijk In Salzburg wonen. Voor de
affiche-prijsvraag van de Nationale Re-
classeringsdag 1949 zijn 117 inAmdlngcn
binnengekomen. De Oostenrijkse di
rigent Clemens Krauss kreeg van
de Engelse militaire autoriteiten geen
vergunning in West-Dultsland te diri
geren.
ken, wordt „Negen heit de klok"
elke week als het ware aan een
andere ..kapstok" opgehangen. Men
kent Straatzangersklokken, Len-
teklokken, Winterklokken, Sprook-
jesklokken, Kermisklokken en ook
wel Klokken-klokken. Van te vo
ren wordt voor een heel seizoen
tegelijk een schema gemaakt. Dat
wil echter niet zeggen, dat b.v. de
„Klok" van Zaterdag, 9 April a.s.
nü al is samengesteld. Er bestaat
slechts een geraamte. Maar de
moppen en actuele liedjes worden
misschien pas op 8 of 9 April in
elkaar „getimmerd".
De timmerlieden
WIE de timmerlieden zijn?
Soms zijn dat auteurs van
buiten de omroep. Maar mees
tal bouwen. Jan de Cler,
Alexander Pola en Dico van
der Meer zelf hun klokken.
Deze drie schrijven, maar ze
spelen ook en ze worden ter
zijde gestaan door een kleino
vaste kern van kleinkunste
naars.
Daartoe behoren Bob Verstraete,
Han König, (die ook de regie
voert) en „Kris", „Kras" en
„Kruimeltje"; dit zijn respectieve
lijk Harry Bronk, Wam Heskes en
Alexander Pola. Tot de „kern"
behoren nog Klaas van Beeck en
zijn orkest en Piet Lustenhouwer.
de muziek-regisseur. Verder tre
den in de „Klok" iedere week nog
extra artisten op, doch dit zijn
„losse" medewerkers.
Het programma, dat de radio
luisteraar Zaterdagsavonds hoort,
is een gramofoon-opname, die
twee dagen te voren is gemaakt.
Donderdagsmorgens om tien
uur komt de „Klok"-staf in de
studio bijeen. Dan pas krijgen de
spelers hun teksten. De gehele dag
wordt geprobeerd, veranderd en
gerepeteerd en 's avonds om ze
ven uur gaat de generale repeti
tie, met publiek, in de grote con
certzaal. Om negen uur (met
nieuw publiek) begint men met
het vervaardigen van de eigenlijke
opname, die wordt uitgezonden op
Zaterdagavond. Dan zitten Kris,
Kras en Kruimeltje en al die an
deren, die er aan hebben meege
werkt, zelf ook thuis te luisteren
naar „Negen heit de klok!"
DAT wij, Nederlanders, op toneelgebied nieuwlichters zijn, kan niemand
beweren. Aan het „experiment" branden beroepsgezelschappen zich
niet graag. Dat is om velerlei redenen begrijpelijk, maar het is niet juist
er de ogen voor te sluiten.
In Noorwegen duurde het negen jaar, eer Ibsen's Peer Gynt na de
verschijning in boekvorm op de plartken werd gebracht. Het werk werd
in 1866 gepubliceerd en werd in hêt seizoen '76'77 in Christiania niet
minder dan 37 maal vertoond, wat gezien de omvang van de toenmalige
stad een respectabel aantal is. terwijl het nog groter zou zijn geworden,
ware de schouwburg niet door brand verwoest.
\A7aNNEER men bedenkt, dat Ibsen
v bij 't schrijven niet aan de mo
gelijkheid van een toneelvertoning
gedacht heeft hij beschouwde het
werk als een leesdrama! dan is
de tijd van negen jaar niet bescha
mend voor de Noorse theaterwereld.
Pijnlijker ls het feit. dat in de regel
niet meer dan drie bedrijven op de
planken werden gebracht tot en
met Aase's dood! Een verkorting en
een verarming, die tot op zekere
hoogte toch ook wel weer begrij
pelijk is. In de drie eerste bedrijven
zijn de zuiver menselijke trekken
van de hoofdfiguren het duidelijkst
getroffen en het meest levend ge
worden. In de 4e en 5e acte, met
haar vele wisselende, moeilijk rea
liseerbare scènes, wordt Peer Gynt
meer het type van het Noorse volk
en treden de psychologische karak
tertrekken op de achtergrond.
Het Schouwtoneel
Nederland kan zich. wat zijn ver
houding tot Peer Gynt betreft,
moeilijk op de borst slaan. Toen
Het Schouwtoneel het stuk opvoer
de met Jan Musch in de hoofdrol
(in 1926) was dit de eerste Neder
landse vertolking op de planken. In
Noorwegen kende men toen al op
voeringen. die, in verband met dc
fameuze lengte van het stuk. over
twee avonden waren verdeeld! Een
experiment, waaraan men in ons
land niet kón, noch ooit zal kunnen
denken.... De vertoning van Het
Schouwtoneel, welke ook fragmen
ten uit IV en V gaf, heeft diepe in
drukken teweeggebracht, vooral
door het spel van Jan Musch en
wijlen Mevr. v. d. Horst, maar er
zijn ook, speciaal van wetenschap
pelijke zijde (zie het artikel van
prof. R. C. Boer in Vragen des Tijds
van 1927), ernstige en moeilijk
weerlegbare bedenkingen tegen ge
opperd. Tegen de zwakke en onvol
doende vertaling, tegen de vele, en
Ook het Amsterdamse toneel gaf
opvoeringen van Ibsen's Peer
Gynt". Johan Schmidtz en Jos van
Gasteren als Peer Gynt en Solvegg.
IEDER OP ZIJN BEURT. Het pu
bliek bij Negen heit de klok" ziet
de artisten, die straks voor de mi
crofoon komen, netjes op een rijtje
zitten wachten. V.l.n.r.: Bob Ver
straete, Jacq. van Kollenburg, Jet
ty Cantor, Katja Berndsen, Jo van
der Noordt, Mela Soesman, Ko van
den Bosch, Sonja Oosterman, Auk-
je KarssemeijerDe Jong en Yvon
ne MunnigSchmidt.
T ijdschriften
Ritters stijl ontwikkelde zich van kunst-proza
tot „gebruiks-proza"
„De Nieuwe Stem" ls naar
een andere uitgever overgegaan. Voor-
laan zal het blad bij Em. Querldo le
Amsterdam verschijnen. Voor de ko
mende jaargang heeft de redactie de
toezegging gekregen van een nog on
gepubliceerde roman in zijn geheel van
S. Vestdijk.
Dr. A E. Cohen geeft zijn indrukken
weer over de Berlijnsc bevolking en de
bickkaae. Hij doet dit op grond van
een bezoek dat hij in Augustus aan
deze stad bracht. Tijdens zijn verblijf
viel auioelijk een voorsehrijdende ver
deling van Berlijn te constateren. En
zo wordt de stad geleidelijk veranderd
in twee vijandelijke landen, elk ver
schillend van het ander In bestuurs
wijze. veiligheid en economische moge
lijkheden.
In het Westen van Duitsland heeft
dc geldzui vering uitstekend gewerkt,
ze heeft de arbeidsproductiviteit opge
voerd. de optiergedoken consumptie
goederen tevoorschijn gebracht en een
groot deel van de zwarte handel onmo
gelijk gemaakt Een onvermijdelijke
schaduwzijde is, dat tevens de alge
mene verarming evident is geworden
Het huidige Berlijn heeft in het
tegenwoordige Duitsland vrijwel geen
economische of organisatorische func
tie meer; het ls geen hoofdstad meer
en heeft zijn karakter als mlddeipunt
van Duitsland verloren.
Elke groep van de bevolking heeft
zijn eigen moeilijkheden. De huisvrou
wen wel het meest, maar de kinderen
niet minder.
De Berlijnse bevolking heeft een ver
twijfeld bestaan. Een heden met lal van
ernstige beperkingen; een perspectief
loze toekomst in het vooruitzicht. Hel
tegenwoordige nn-oorlogse Duitsland ls
een socio- en psychopathologisch pro
bleem. Geen betere kliniek om die ziek
te gade te slaan dan Berlijn. „Ook wie
zich voorgenomen had nooit meer een
Duitser als medemens te beschouwen,
zou hier moeten vaststellen, dat mense
lijke waardigheid en mensonwaardig
heid begrippen zijn die boven nationale
tegenstellingen staan".
MET zijn laatste bundel E x
T e n e b r i s (A. A. M. Stols,
Den Haag, 1948) heeft E d. Hocr-
nik een gevaarlijk stadium in zijn
ontwikkeling bereikt, waarvan men
voorlopig niet kan zien, hoe een
verdere ontwikkeling mogelijk is.
De grond voor deze bezorgdheid is
psychologisch en berust niet op de
formele eigenschappen dezer poë
zie. Hoezeer het laatste gevoel van
werkelijkheid ten opzichte van het
leven voor de dichter als het ware
verijlt en verdampt tot onwezen
lijkheid, en slechts het nihilistische
gevoel van een alles doordringende
leegte blijft, gelijk wij dat ook uit
Van minister In 't Veld ls de toe
spraak over rechts- en zedelijk bewust
zijn opgenomen, welke hij hield bij de
aanbieding van een bundel opstellen
van oud-leeriingen aan prof Kranen
burg. Er is poëzie van Jo Landheer en
G. Pleiter, proza van Albert Helman
en een artikel over „het niveau der
Nederlandse natie" van Fred. L. Polak.
A. H. v. d. Fcen schrijft over de im
provisator Willem de Clcrcq.
In ..H et Boek van Nu" bespreekt
prof. C Gerretson het verzameld essayis
tisch proza van dr. P. H. Ritter Jr., dat
onder de titel „Vertoog en Ontboeze
minghet licht zag Gerretson schelst
Ritter als een representant van een
smalle doch felle tegenstroming tegen
de stroom van zijn tijd. Ritters scherpe
intellect heeft alloos overwegend ana
lytisch, slechts zelden synthetisch ge
werkt. Ook bij de grootste schijnbare
overgave aan zijn onderwerp, ls er al
toos een zekere afstand, altoos een ze
kere Ironie; dit is de verklaring der
pose, die men hem, niet altoos ten on
rechte, wel verwijt. Inderdaad wil hij bij
deze onthouding van het eigen diepste,
niet méér zijn dan een reflexief be
schouwer. eerst van de gebeurtenissen
der kleine Nederlandse, daarna ook van
die der grote wereld; ,,de psychische
chroniqueur van het tijdsgewricht, dat
hij doorleefde zoals Van Duinkerken
het fijnzinnig formuleerde.
Er is nauwelijks een hedendaags pro
zaïst aan te wijzen zo meent Gerret
son wiens stijl zozeer de uitdrukking
is van zijn individualiteit. Ritters stijl
is gevormd als middel tot de ..aller
individueelste expressie" van een tot
het. uiterste verbijzonderde persoonlijk
heid; zij is een „kunst-stijl" in de zui
verste zin des woords. Het opmerke
lijke is nu, dat. als gevolg van de prin
cipiële keuze: dienstbaarheid aan de
Nederlandse volksgemeenschap. dit
..kunst-proza" op de duur Is geworden
tot een ..gcbrulks-proza"; dat deze ui
terst geraffineerde stijl wordt aange
wend om de meest alledaagse onder
werpen zonder ooit zijn kwaliteiten te
verliezen.
Letterkundige kroniek
door
Victor E. van Vriesland
moderne existentialistische stro
mingen kennen, de vormgeving
dezer verzen bleef een krachtige en
stevige structuur vertonen, welke
doet gevoelen dat de uitingsdrift
zich verzet tegen de psychische
processen van de dichter en daar
een tegenwicht van vormt.
HOORNIK behoort tot de genera
tie van jongeren, wier eerste
werk, wier eerste bewustwording
tussen twee wereldoorlogen tot
stand kwam, in de gestadige, uit
zichtloze dreiging die toen vooral bij
de jeugd de gemoederen beklemde
Zij viel samen met een economische
crisis welke er eveneens toe mede
werkte. dat, globaal gesproken, aan
dat geslacht van jongeren de letter
kundige eruditie onthouden bleef,
buiten hun schuld, welke toch juist
in een zo op traditie berustend ge
bied als de dichterlijke vorming
(met de nadruk op „vorm") onont
beerlijk moet worden geacht.
Van deze groep werd Hoornik al
spoedig het middelpunt als tijd
schriftleider („Werk", later „Crite
rium"). criticus en dichter. Zij was
niet geslagen door een droom, ge
lijk met de z.g. generatie van 1910
het geval was geweest, maar ge
kweld door een werkelijkheid. Deze
dichters zochten die werkelijkheid
te benaderen in het alledaagse en
gewone. Dit werd hun sociaal pro-
bleem, hun levensprobleem. Het ge
vaar van de poëzie die op deze wij
ze ontstond cn. op het voetspoor van
het oudere „Forum", in wrangheid,
cynisme, zelfironie en bijtend sar
casme de elegische klacht der voor
afgegane dichters leek te willen smo
ren. was dat zij te veel in het anec-
dotische bleef steken. Wat vroeger
de bij uitstek dichterlijke stof was
van de dromers en vervoerden (Ro
land Holst!), werd vervangen door
het vastberaden streven, vóór alles
„aards" te zijn en niet terug te
schrikken voor het banale, platte,
huiselijke of triviale.
Een dergelijke poëzie bleef nood
zakelijk te afhankelijk van het „ge
val", de directe aanleiding. Mense
lijk dikwijls treffend, werd zij .zel
den door de schouwende verbeelding
tot algemener geldigheid gebracht.
Als reactie hierop trad een tegen
stroming aan de dag, waarin de wer
kelijkheid ontvlucht werd in een
zweven dassociëden of een idylli
sche verbeelding. Tot deze fantaisis-
ten behoren b.v. Aafjes, Lehmann.
Achterberg e.a.; Vasalis is van hen
de begaafdste.
HET is om dergelijke verschijnse
len dat de groei van „Crite
rium" ook wel die van het „roman
tisch realisme" is genoemd. Het ver
beeldingselement van de jongeren
nam na de druk der bezettingsjaren
hoe langer hoe meer een vlucht van
de werkelijkheid af, in de richting
van een gedroomd Hellas of een
idyllisch levensgevoel, waarin de
oorlogsspanningen radicaal moesten
worden vergeten, en dat gepaard
ging aan een streng classicistisch
herstel van de metrische vorm.
Een merkwaardig parallelisme
deed zich voor bij de na-oorlogs
ontwikkeling van Ed. Hoornik en
Bertus Aafjes. De hierboven ge
noemde bundel van Hoornik bevat
gedichten, geschreven in 1946 en '47.
De laatste bundel van Aafjes. „Het
Koningsgraf", is samengesteld uit
sonnetten, tussen 25 Maart en 1 Mei
1947 tot stand gekomen te Cairo.
Het is derhalve moeilijk uit te ma
ken, wie van beiden de ander be-
invloed heeft en van groot belang
acht ik prioriteitskwesties als deze
in de regel ook niet. Vast staat ech
ter, dat bij de een zowel als bij de
ander een groots kosmisch nihilisme
zijn intrede heeft gedaan, welk. na
tuurlijk wel met behoud van een
deel harer oorspronkelijke kenmer
ken. hun thans overwegend trocha-
eïsche verzen heeft vernieuwd. Bij
de een als bij de ander staan wij
voor een plotseling duizelingwek
kend vacuum: de vertrouwde beel
den van deze wereld schijnen eens
klaps weggevallen en de dichter die
leven, wereld, God en werkelijkheid
heeft verloren, blijkt weggezonken
in een verbijsterend niets en bevindt
zich tegenover dit lece heelal in een
positie, die vlak aan de rand van de
waanzin raakt In de prachtige en
diep aangrijpende bundel van Bertus
Aafjes doet dit verschijnsel zich mis
schien het meest verontrustend voor,
als uiting van een verstikkende
angst en een in hoge mate onrustba
rende desintegratie van de geest.
Ook bij Hoornik echter is dit sen
timent, op een iets dagelijkser plan,
nog beklemmend genoeg. De motie
ven van het alleen-zijn, los van al
wat het zielsbezit der persoonlijk
heid was, komen in steeds andere
gestalte terug. Het lopen langs de
spiegelruiten der winkels, waarin de
dichter zich ziet staan, maakt hem
bewust van de vreemde leegte bin
nen en buiten hem; „Van mijn jeugd
af zag ik hoe de dingen anders wer
den in het spiegelglas."
LS een heugenis aan de weg, die
E\ tot deze volledige ontwaarding
der werkelijkheid leidde, roept de
dichter soms met een enkel woord
I de oorlogservaringen op: „Banger
word ik voor mijn eigen wezen; Da
chau schóof een raster voor mijn
ziel". Of: „Ik weet zeker, dat het
geen verschil maakt, of ik Dachau
of de wereld zeg". Er is een spook
achtig automatisme in het levens
gevoel van deze poëzie gedrongen:
de angst voor het niets schijnt alles
doordrongen te hebben met een
smaak des doods. Het erotische ele
ment, dat vroeger in Hoornik zo
sterk was, is hieraan geheel onder
geschikt geraakt,
„Dooder worden iedre dag de
(dingen:
melkglas. broodmes, bordje en
(beschuit.
Automatisch alle handelingen:
loopen, omkijken, een tram
(opspringen,
blijven stilstaan, in een
(spiegelruit."
Of in een ander gedicht:
„Maar nu heb ik nog maar één
(motief:
niet de dingen, maar hun
(spiegelingen
en de wereld heb ik niet meer
(lief."
Deze bundel is niet alleen een
keerpunt in het oeuvre van Hoornik,
maar naar mijn mening ook een
hoogtepunt. Hij is representatief
voor de existentialistische levensge
voelens van deze tijd, die echter
blijkbaar een strenge vormgeving
niet uitsluiten. Hij is een voorbeeld
hoe ook ontbindende en ten onder
gang leidende sentimenten niet
slechts hun bevestiging maar in ze
kere zin zelfs hun rechtvaardiging
vinden door de dichterlijke geest
kracht en gloed, die ze om-munt tot
het goud der poëzie.
HENR1K IBSEN
ook wat erger is de onverstan
dig aangebrachte coupures, waar
door het karakter van stuk en
hoofdpersoon in menig opzicht werd
verbogen, en vervolgens tegen de
grote stukken muziek met de no
dige herhalingen. Op Solvejg's lied#
werd men dusdoende driemaal ver
gast. eerst in de ouverture, dan als
inleiding tot het derde bedrijf, en
eindelijk op de plaats waar het ge
zongen wordt. Prof. Boer maakte
geen bezwaar tegen de muziek zelf.
Latere voorstellingen (onder lei
ding van Cor v. d. Lugt en van
óaalborn) hebben weliswaar enkele
correcties, aangebracht, maar heb
ben allerminst met het verkeerde
systeem gebroken. De slechte ver
taling bleef, de coupures trokken de
verhoudingen scheef. Ank v d.
Moer wordt verweten dat zij meer
op een Duits Gretchen dan op een
Noorse (aanvankelijk toch opstan
dige!) Solvejg leek, en het berg
landschap leek meer op Tyrolcr
hellingen waarop een Hollandse
klompendans werd uitgevoerd dan
de Noorse bergruggen met Noor-
weegse boeren en boerinnen, die
een reidans maken.
En de muziek?
Alle gehechtheid aan de roman
tische en op zichzelf bekoorlijke
muziek van Ibsen's land- en tijd
genoot Grieg ten spijt, zal toch ook
deze. geheel of grotendeels, over
boord gegooid moeten worden, wil
't mogelijk zijn een Peer Gynt ten
tonele te brengen, die enigszins
strookt met de opvattingen van de
dichter zelf Men moet niet verge
ten. dat Grieg de opdracht, die hem
gewerd, met tegenzin aanvaardd-
dat h(j weliswaar al schrijvend
meer en meer geïnspireerd raakte,
maar dat hij in de geest van Ibsen's
werk volkomen vreemd bleef Hij
had geen antenne voor Ibsen's iro
nie en sarcasme, noch voor diens
gehele levensopvatting.
Noorse „restauratie"
Waarom wij dit alles hier vertel
len? De zaak heeft een nieuw cn
actueel aspect gekregen door de
vertoningen die de leider van de
Noorse Schouwburg te Oslo, Hans
Jacob Nilsen van het werk in 't af
gelopen jaar heeft gebracht. Over
een dezer vertoningen-legt Greta
BaarsJelgersma. de bekwame ver
taalster uit de Scandinavische talen,
haar bevindingen vast in het jonge
en aantrekkelijke tijdschrift „Ne
derlandNoord-Europa" Zij geeft
deugdelijke gronden aan voor de
stelling, cjat het juist Grieg's mu
ziek is, die meer dan één tafereel
vervormt, zoals Aase's dood en de
ontmoeting met Anitra. Jacob Nil
sen nodigde te Oslo de moderne
Noorse componist Harald Saeverud
uit tot het schrijven van muziek en
Saeverud. die voor 24 van de 31
scènes nieuwe muziek maakte,
schijnt de sfeer van het drama uit
nemend te hebben vertolkt. Ook
schreef hij een geheel ander Sol-
vejg-lied. geïnspireerd op echt
Noorse melodieën, dat sterk aan
greep
Mevr. Baars geeft toe. dat de
voorstelling vooral visueel, in me
nig opzicht te kort schoot, dat het
geheel wat tè sober en tè verstan
delijk aandeed. De slinger is dus
weer te veel naar één zijde uit
geslagen.
Niettemin, het feit. dat men in
Noorivegen een dergelijke „restau
ratie" van het werk en zijn verto
ning heeft ondernomen, verdient
ook in ons land meer dan terloopse
aandacht.
Het is te hopen, dat een onzer
grote gezelschappen binnen niet te
lange tijd de moed zal hebben het
zelfde te doen. Het zou een duur en
een riskant „experiment" zijn, maar
het zou de moeite lonen en een late
revanche zijn op de ook door ons
jegens de dichter begane, waarlijk
niet geringe zonden!
Tentoonstelling van
kathedraalschatten in
het Prinsenhof
Wederom zal dit Jaar de belangstel
ling van kunstlievend Nederland ge
richt zijn op het Prinsenhof te De.ft,
waar een tentoonstelling zal worden
georganiseerd van de Kathedraalschat
ten te Straatsburg. Wij geven hierbij
een foto van een der bekendste beel
den. Zij zijn bijna alle van de hand van
een geheimzinnig Nederlander, van
Leyden genaamd, die ln het midden der
15e eeuw uit ons land ls gdtrokken cn
wie men ter versiering van de Kathe
draal te Straatsburg zeer belangrijke
opdrachten heeft Begeven. Van deze
geheimzinnige Nederlander ls ln eigen
land geen werk bekend.
Ook zal een wereldberoemde gouden
Schrijn met de gebeenten van St. Ger-
vasius en St. Protatius te zien zijn.