Meteoor aan het firmament
der Nederlandse dichtkunst
Henri de Vries verdiende soms
duizend dollar per avond
Bijbelvertaling zal in 1950
het licht zien
Triomftocht door de wereld met
„De Brand in de Jonge Jan"
„ACHTER HET ZIJDEN GORDIJN"
een eerlijk boek
Drie commissies
aan het werk
Kunst in 't kort
GEERTEN GOSSAERT 65 JAAR
door Prof. Dr. W. A. P. Smit
RODE KEEL?
Zaterdaa 5 Februari 1949
5
Toneelspeler schreef zijn mémoires
VIER en twintig keer in zijn leven stak Henri de Vries de
Atlantische Oceaan over, voer hij van Londen naar New
York heen en weer, hij de grote toneelspeler, om wie theater
directeuren in Nederland en Engeland, zo goed als in Amerika
vochten! Henri de Vries is nu 83, woont in Amsterdam, aan de
Overtoom. Hij strandde als het ware in zijn eigen vaderland,
toen hij er in 1940 een bezoek bracht en de Duitsers ons over
rompelden. In de oorlog heeft hij geen voet op het toneel gezet.
Maar nu. op zijn drie en tachtigste, zou hij nog wel eens een
tournee door ons land willen maken, met zijn beroemde voor
stelling ,,De Brand in de Jonge Jan" van Herman Heijermans.
Acteur speelde alléén
zeven rollen
Of Henri de Vries en „De
Brand" nog jong genoeg voor
deze tijd zullen zijn? „Let's
hope for the best!" Met deze
woorden besluit Henri de Vries
zijn mémoires, die zijn uitge
geven door de N.V. Leiter-
Nypels te Maastricht. Die mé
moires werden een boekwerk,
zo ongewoon belangwekkend,
zo openharti0 en kostelijk ge-
schreven, d?t wie het opneemt,
het in één ruk uitleest.
Want Henri de Vries is niet al
leen een voortreffelijk toneelspeler,
maar ook een geboren verteller.
En hij heeft een groot deel van zijn
lange leven reizende gesleten. Hij
kan dus veel en veel interessants
verhalen. Van zijn jeugd, die hij in
zijn geboortestad Rotterdam door
bracht, als zoon van het bekende
toneelspelers-echtpaar Louis de
Moor en Sophie de Vries.
Hij begon zijn toneelloopbaan als
violist.... in hef orkest van de
Amsterdamse Stadsschouwburg.
Eens kreeg hij een „zwijgend"
rolletje op de planken en het duur
de niet lang of hij kreeg een echt
engagement. Van die tijd af zat hij
ook definitief „in het vak". Hij
kreeg steeds belangrijker rollen
en betere gages. Hij reisde
kris-kras door het land. Door Ne
derland. Maar Henri de Vries wilde
er uit! Het buitenland trok
hem. En hij kwèm in het buiten
land. Dank zij „De Brand in de
Jonge Jan".
Onlangs verschenen bü de uit
geverij LeiterNypels dc memoi
res van de grote Nederlandse
toneelspeler Henry de Vries. Twee
dagen voor wü in verband met
de plaatsruimte in de gelegen
heid waren, een uitvoerige be
schouwing over dit boek op te
nemen, bereikte ons het bericht,
dat de 84-jarige acteur in Am
sterdam was overleden. De lezer
zal merken, dat wü de boekbe
spreking. die voor Donderdag ge
reed kwam, ongewijzigd hebben
gelaten.
'ANSING AREND, de idiote broer,
één van de zeven rollen, die Henri
de Vries speelde in Herman Heyer-
rnans' „De Brand in dc Jonge Jan
Hoe die ontstond? Op zekere
dag moest De Vries in „Het Zeven
de Gebod" van Heijermans, een
dubbelrol spelen. Dat ging hem zo
gemakkelijk af, dat hij geloofde,
wel 25 rollen in één stuk te kunnen
spelen. Toen schoot het door hem
heen: „Daar ligt je kans om naar
het buitenland te komen". En Sa
muel Falkland (Heijermans)
1 schreef voor hem een cénacter,
waarin zeven rollen door één ac
teur vervuld moesten worden. De
door Henri de Vries uitgebeelde
personen waren: Jan Arend, siga
renfabrikant; Ansing Arend, zijn
halfgare broer; Gijs Blankert, zijn
schoonvader; Nicolaas Post, krui
denier; Putten, herbergier. Biezen,
brigadier van de veldwacht en Bik,
huisschilder.
Het stuk speelde in het Parket
van de Officier van Justitie in een
kleine plaats in Holland. De Offi
cier van Justitie en dienstbode
werden door andere acteurs ge
speeld.
Nog nooit vertoond!
„De Brand" liep in vele
theaters van Nederland. Liep
geweldig! Zo goed, dat De
Vries het tenslotte waagde,
het Kanaal over te steken en
in Engeland te gaan „Jonge-
jannen", in het Engels! Op Za
terdag, 11 Februari 1905 ging
de première in Londen. De
Engelse doopnaam werd „A
Case of Arson" „Een geval
van Brandstichting".
De critiek was onverdeeld
gunstig. Henri de Vries zette
zeven karakters achter elkaar
op de planken! Dat was nog
nooit vertoond.
De Vries had in Nederland drie
tot vierduizend gulden per jaar
verdiend. In Engeland begon hij
met 100.per week!
En evenals in het vaderland
kwamen hier de ongelovige kran
tenmannen achter de coulissen kij
ken om te zien of Henri de Vries
wel werkelijk al die rollen zelf
speelde.
De prachtige critieken in de En
gelse pers en het onverminderde
succes dat hij met „De Brand" had,
brachten De Vries er toe, ook de
oversteek naar Amerika te wagen.
Eind December 1906 stapte hij op
de boot. In New York werd hij al
ontvangen door mensen met sta
pels kranten, die zijn lof zongen.
Pakkende „koppen", foto's, teke
ningen. De Amerikanen hadden de
Engelse bladen gelezen enér
veel uit overgenomen. Een open
rijtuig stond aan de haven klaar
om mr. De Vries de stad New York
te laten zien.
In het Madison Square Theatre
ging de première. Het werd een
succes over alle linies. The New
York Press schreef: „Het niet bij-
v/onen van zijn voorstelling bete
kent het niet bijwonen van het
merkwaardigste, dat deze winter
werd gegeven. In één opzicht is zijn
meesterschap niet vleiend. De
Vries maakt, dat wij niet trots be
hoeven te zijn op onze Amerikaan
se toneelspelers, die droevig tegen
hem afsteken"
Zwerftocht begint
AANBIEDINGEN van thea
terdirecties kwamen van
alle kanten binnen. Henri de
Vries accepteerde de eerste de
beste. Tweeduizend dollar
per week! In Londen voelde hij
zich met zijn honderd pond
gage al een kolossale rijkaard.
Hier werd het precies vier
maal zoveel, iedere Zaterdag
avond in contanten uitbe
taald.
Zo begon Henri de Vries zijn
zwerftocht door Amerika, waar
hij nu eens dit en dan weer dat
stuk speelde, maar waar hij na
verloop van tijd toch steeds
weer terug kwam met „De
Brand in de Jonge Jan".
En nooit duurde zijn verblijf in
de States langer dan enkele jaren
achtereen al keerde hij er steeds
weer terug. Hij had het verander
lijke lief, maakte tourneeën door
Engeland, Nederland, Duitsland,
Oostenrijk; filmde nu eens in Hol
lywood, dan weer in Londen of
Berlijn. Plotseling kon men hem
weer in Amerika ontmoeten, als
speler, regisseur of directeur van
een of ander reizend gezelschap.
Het was en bleef hard werken,
vooral In Amerika. Tweemaal per
dag spelen 's middags en
's avonds. En dan had hij nog
vaak een voorstelling n a die
avondvoorstelling. Maar dan bij
rijke particulieren aan huis op
invitatie. Honorarium? Henri de
Vries vroeg zonder blikken of blo
zen duizend dollar per voorstelling.
Hoe de Amerikanen zijn? „Geld
verdienen is het enige waar ze
voor leven", schrijft Henri de
Vries in zijn mémoires. „De dollar
beheerst alles. Maar één goed ding
hebben de Amerikanen. Ze zijn
niet deftig, zelfs de millionnairs
niet. En de theater-managers ook
niet. Als je naam eenmaal goed
bekend is, is alles in orde en wil
len ze je wel engagementen geven j
voor tweemaal 52 wekenals
je het maar uithield!
„Ik stond paf!"....
S men in New York een-
maal als „publieke persoon
lijkheid" aanvaard, dan maakt
men er ook kennis met een
onmogelijk aantal mensen. Zo
herinner ik mij nog een ken
nismaking, even voor we weer
eens naar Londen overstaken,
met een schatrijke mijneige-
aar uit the West. Mr. Alfred
W. Birdsall was zijn naam. Hij
HENRI DE VRIES
had mij een schitterend af
scheidsdiner, met tal van gas
ten aangeboden.
„My dear fellow", zei mr. Bird
sall tijdens dat diner, „wanneer je
nu in September hier terugkomt,
moet je hier blijven. Amerika
heeft een man zoals jij bent nodig.
Jij moet je e i g c n theater hebben.
Zoek naar een plekje uit in New
Vork, dat je het beste lijkt om er
een schouwburg te bouwen. Om de
kosten hoef je je niet te bekom
meren. Zeg maar aan mijn advo
caat wat het kost en wat er alle
maal gebeuren moet!"
Welltoen stond, of liever zat
ik toch paf... wat moest ik op
z o'n aanbod zeggen? Doen? En dus
zei ik min of meer beduusd dat
ik er graag eens over wou naden
ken. En toen ik weer met mijn
vrouw alleen was en zij me ver
telde, hoe dat schitterende aan
bod haar toelachte, zei ik: „jawel,
het is natuurlijk prachtig! Zeker,
maar heb je al bedacht wat daar
aan vast zit? Het betekent dat we
in New York moeten b 1 ij v e n,
hier moeten wonen. Dat we h i e r
dus vastzitten en alleen nu en dan
en voor korte tijd eens op reis
kunnen gaan".
Ik ken.me zelfik kan me nu
eenmaal niet ergens voor goed
verankeren ik zou er nooit ge
lukkig geweest zijn en tóch tel
kens weer de prikkel naar veran
dering. naar het trekkersleven
hebben gevoeld
En dus heb ik mr. Alfred W.
Birdsall allerhartelijkst bedankt
voor zijn prachtig aanbod en me
ingescheept voor Londen ik heb
hem in mijn leven nooit meer ont
moet en ik heb ook nooit meer iets
van hem gehoord
T> ARTLEY C. CRUM is Ameri-
kaan en katholiek. Zijn boek
.Achter het zijden gordijn'
dankt aan de eerste hoedanigheid
waarschijnlijk zijn breedheid van
visie, aan de tweede een van chris
telijk standpunt volkomen zuivere
instelling ten opzichte van het pro
bleem, dat wij aanduiden met de
naam Palestina.
Er willen mensen naar Palestina.
Mensen, die in Europa niets meer
te verwachten hebben, want daar
zijn zes millioen van hun verwan
ten vermoord zes millioen: dat
betekend gemiddeld 'n millioen per
oorlogsjaar oftewel een kleine drie
duizend per dag maar dat is het
probleem niet. Het probleem is, dat
het land dat hun als „Nationaal Te
huis" is toegezegd, ongelukkiger
wijs op een kruispunt van in
vloedssferen ligt. Het is niet het ge
wone Arabische volk, dat zich te
genover het Zionisme stelt, het zijn
de tegenstrijdige belangen van En
geland, Amerika en Rusland, die
de pionnen op het schaakbord van
het Midden-Oosten tegen elkaar
opzetten.
Bartley Crum is bevoegd om
over dit alles te schrijven: hij
maakte in 1945 deel uit van de
Brits-Amerikaanse commissie die
alle aspecten van het probleem on
derzocht, in de D.P.-kampen in
Duitsland en Oostenrijk in de (nog
bestaande) ghetto's in Polen, in
Egypte, in de Libanon, in Palestina
zelf. Crum schrijft over de progres
siviteit van het Zionisme, dat voor
uitgang brengt in een feodale we
reld, die nog in haar Middeleeuwen
verkeert en over het politieke raad
sel dat het progressieve, door man
nen van labour geregeerde Enge
land juist het reactiónnaire feodale
stelsel van de Arabische wereld
steunt. Uit elke pagina van zijn
boek spreekt zijn verbijstering over
„de Anglo-Amerikaanse diplomatie
in Palestina en het Midden-Oosten"
zoals de ondertitel van zijn werk
luidt.
Al onthullende de twee-gezich-
ten-politiek van zijn eigen ministe
rie van buitenlandse zaken in
Washington, dat de politiek van
president Truman ronduit en bij
voortduring saboteert, raakt de
schrijver een ander probleem, na
melijk dat van de tot in uiterste
consequentie doorgetrokken loyali
teit jegens de eigen regering, die
tenslotte belandt bij het „right or
NOOIT WEER bloot te staan
aan vervolging en ontering
dat alleen is het doel van dc Jo
den, die de Europese beproeving
hebben overleefd en nu een on
bedreigd bestaan willen in Pa
lestina.
Kerk en gebruiker kunnen straks hun
opmerkingen maken
LIET het zich aanvankelijk aan
zien. dat de nieuwe Bijbelver
taling, welke in opdracht van het
Nederlandse Bijbel Genootschap tot
stand komt. in de loop van dit jaar
het licht zou zien, thans wordt bet
wel meer en meer duidelijk, dat
zulks niet vóór 1950 het geval zal
zijn. Verschillende omstandigheden
zijn daarvan de oorzaak. Maar in
ieder geval mag men erop rekenen,
dat de grote vertaalcommissie in
het begin van de zomer met haar
werk klaar zal zijn. Met de onder
breking, welke is ontstaan door dc
oorlogsjaren, is het hele werk van
de bijbelvertaling dan in ongevee-
23 jaren tot stand gekomen en daar
bij zal men dan nog rekening moe
ten houden met het feit, dat in de
aanvang veel thuiswerk werd ver
richt en het enige tijd duurde voor
men voldoende „stof'* had om in de
vergaderingen te bespreken. Deze
periode steekt overigens helemaal
niet ongunstig af bij die van de
Statenvertaling, die 16 jaar bedroeg.
En dan dient men in ogenschouw te
nemen, dat daaraan werd gewerkt
door mensen, die voor deze arbeid
volkomen waren vrijgesteld Daar
bij genoten zij een salaris, dat bui
tengewoon hoog wijis. Zij ontvingen
2500per jaar, wat naar de
waarde van tegenwoordig gemeten
zeker neerkomt op een bedrag van
15 mille Bovendien kregen zij reis-
en verblijfkosten vergoed en hadr
den zij recht op een deel van de
opbrengst van de uitgave.
Prof. dr H. W. Obbink te Utrecht,
die deel uitmaakt van de grote
vertaalcommissie, heeft ons een en
ander verteld over de procedure,
welke bij dit enorme werk wordt
gevolgd.
|~Ae leden van de vertaalcommis-
sie hebben twee aan twee
een Hervormd en een Gereformeerd
lid een bijbelboek ter vertaling
opgekregen. In de regel nemen zij
dan elk de helft of als het een
dubbel boek betreft elk één voor
hun rekening. De vertaalde ge
deelten worden dan geruild en met
eikaars aanmerkingen gaat deze ge
zamenlijke vertaling dan naar de
secretaris van de vertaalcommissie.
De vertaling -f aantekeningen wor
den getypt en rondgezonden naar
alle leden van deze commissie. Oor
spronkelijk waren dat er negentien,
maar thans zijn er nog een tiental
overgebleven. Dezen maken hun per
soonlijke opmerkingen en uit de
voor-vertaling en de opmerkingen
wordt dan door een commissie vanj
drie leden, waarin destijds werden
gekozen ds Edelkoort, Ned. Herv.
predikant te Amsterdam, ds Gispen,
Gereformeerd predikant te Delft en
ds Dijkema, Doopsgezind predikant
te Amsterdam, een herziene verta
ling samengesteld. Deze wordt ge
drukt en aan de vertaalcommissie
toegezonden Dan begint het werk
in de plenaire vergadering, waar
het resultaat woord voor woord
wordt bekeken. Bijna geen regel of
er komt een andere vertaling voor
in de plaats en bijna altijd gaat het
daarbij om plaatsen waarover grotere
of kleinere moeilijkheden bestaan.
Soms worden er op een dag slechts
een viertal pagina's afgedaan, maar
soms ook bedraagt dit wel acht of
negen. Dan wordt een tweede proef
gedrukt, welke naar de leescom
missie gaat Deze bestaat uit zes
leden met prof. dr. W. A. P. Smit uit
Utrecht als literair adviseur. Daarin
wordt de vertaling gekeurd op taal
en stijl. Als ook hier nog de nodige
wijzigingen zijn aangebracht wordt
de derde proef gedrukt, die voor de
definitieve uitgave geschikt is. met
dien verstande, dat de vertaalcom
missie het recht heeft zo lang haar
werk duurt, daar te allen tijde nog
veranderingen in aan te brengen,
ook wanneer een dergelijk gedeelte
al als fragment zou zijn uitgegeven.
Wat thans de drie commissies is ge
passeerd beslaat ongeveer "/y ge
deelte van het Oude Testament, zo
dat langzamerhand met zetten kan
worden begonnen.
Verschillende inzichten
leescommissie is met haar ar-
beid nogal achter. Daarvoor
zijn twee redenen. Ten eerste is
prof. Smit in zijn tijd beperkt door
zijn opdracht in Leiden cn in de
tweede plaats is deze commissie
samengesteld uit leden van de ver
taalcommissie. Zodra het vertaal
werk achter de rug is kan dus dc
volle aandacht aan dit onderdeel
van het werk worden gegeven. De
plaatsen, die in de leescommissie
extra moeilijkheden geven, gaan
dikwijls weer naar de vertaalcom
missie terug. En doordat allerlei
wrong, my country". Bartley Crum
is, blijkens zijn openhartige ont
hullingen, uitdrukkelijk géén aan
hanger van dit adagium. De natio
nalist zal hem hierover hard val
len; wie bereid is, het grote politie
ke probleem in zijn menselijke
perspectief te zien, zal dit docu
ment dat geen litteraire preten
ties wil hebben beschouwen als
een oase van eerlijkheid in een
woestijn van schijnheiligheid en
huichelarij.
|Uitg. C. Hafkamp, A'dam, 1948)
Prof. Dr. H. W. OBBINK
richtingen samenwerken moet men
dikwijls tot een compromis komen
en van de exegese afblijven.
Als grondslag voor de vertaling
wordt de Hebreeuwse uitgave van
Kittel gebruikt. Natuurlijk heersen
er bij de verschillende leden van de
vertaalcommissie ook verschillende
inzichten. Er zijn er die de Staten
vertaling zo dicht mogelijk willen
benaderen. Anderen wallen een ra
dicaal nieuwe vertaling, die, naar
zij hopen, weer voor enkele eeuwen
zal dienen. En ook ten aanzien van
een ander punt doen zich dezelfde
verschillen voor. Er is een groep,
die zo dicht mogelijk bij het He
breeuws wil blijven, terwijl een an
der gedeelte van de commissie voor
typisch Hebreeuwse uitdrukkingen
even typisch Nederlandse equiva
lenten wil trachten te vinden Ook
hier doet 'het verschil in Bijbel
beschouwing zich gelden.
Overgangstijd
Zodra de vertaling gereed is en
in gebruik is genomen, is een tijd
van overgang ingegaan. De kerke
lijke instanties en ook elke gebrui
ker individueel, zullen hun opmer
kingen over het werk bij het Bijbel
genootschap kenbaar kunnen ma
ken. Na enige tijd zal dan een re
visie plaats hebben vóór de defini
tieve tekst tot stand komt. Voor het
Nieuwe Testament, dat kort vóór de
oorlog gereed kwam, beslaan deze
opmerkingen niet minder dan 800
getypte foliovellen.
Het Nederlands Volkstoncel heeft
Awake and sing" van Clifford
Odct In studie genomen. In het
Amsterdamse Stedelijke Museum wordt
een tentoonstelling gehouden van kun
stenaars-vluchtelingen. die in Duitsland
wonen onder de hoede van de UNO-
vluchtcllngcn-organisatlc. Een ver
tegenwoordiger van het museum in
Pittsburg heeft enkele doeken gekocht
van Haarlemse kunstenaars Het
Sarlers Wells Ballet zal In dc
herfst een tournéc maken door de Ver.
Staten cn Canada. Marie Dres-
selhuys heeft met dc toneelgroep
Comcdia" ln haar geboortestad Tfcl
dc 100ste opvoering gegeven van ..Klei
ne kinderen worden groot'. De Ame
rikaanse tenor Eugène Conlcy
zal op 7 en 12 Maart weer voor de
Hllversumse radio zingen. HU treedt
binnenkort ln Napels op ln dc opera
.1 puritan!" Dc nieuwe toneelgroep
C 6 Is in Den Haag gestart met een
blijspel van de Amerikaanse schrUvcr
Maxwell Anderson „Zaterdags
kinderen".
OP Woensdag 9 Februari hoopt de bekende Utrechtse hoogleraar Prof.
Dr. F. C. Gerretson zijn 65ste verjaardag te vieren. Overgebracht in
de sfeer der literatuur wil dit zeggen, dat dan de dichter Geerten Gossaert
65 jaar wordt. Onder de (te) vele dichterjubilea. welke de laatste tijd
worden gevierd, mag dit feit stellig niet onopgemerkt voorbijgaan. Want
Gossaert is een van de meest merkwaardige en fascinerende persoonlijk
heden in onze 20ste-eeuwse literatuur; hij is „in deze zijn tijd een eenling,
die, krachtig in zijn afzonderlijkheid ons boeien blijft door de geheel enige
positie, die hij inneemt in de nieuwere poëzie", zegt terecht dr. J. Haantjes
in een der beste studiën, die tot dusver aan deze dichter zijn gewijd
(„Gossaert-studiën", opgenomen in „Christelijk-Letterkundige Studiën" I,
verzameld door M. J. Lcendertse en C. Tazelaar).
A L dadelijk treft ons de oneven-
1 redigheid in de verhouding
tussen de renommée van deze
dichter en het quantum van zijn
literaire werk, dat slechts één en
kele dichtbundel („Experimenten",
1911) en een betrekkelijk klein
aantal essays omvat. Het is een
unicum, wanneer iemand dadelijk
met zijn eerste bundel zulk een
hoogtepunt bereikt, dat zijn naam
er blijvend door gevestigd wordt,
zonder dat het daarop volgende
zwijgen hieraan afbreuk kan doen.
Want Geerten Gossaert de dich
ter in Gerretson heeft zich
slechts enkele jaren (ongeveer van
1908 tot 1912) in onze literatuur
doen' gelden, om zich daarna
abrupt weer terug te trekken. Wel
bracht de 8ste druk van „Experi
menten" in 1943 een vrij aanzien
lijke uitbreiding van het aantal
verzen, maar het merendeel daar
van dateert uit dezelfde periode als
de eerder opgenomene en was om
streeks 1911 reeds in verschillende
tijdschriften gepubliceerd; de enke
le gedichten, die inderdaad van later
zijn (o.a. de smartelijke noodkreet
van 10 Mei 1940), blijven te ge
ring in aantal om van een werke
lijke voortzetting der eigenlijke
Gossaertiaanse periode te kunnen
spreken. Hetzelfde geldt voor de
letterkundige essays, die eerst in
1947 gebundeld verschenen; het
merendeel stamt weer uit de jaren
1908 tot 1912 en de magistrale
rede. ter gelegenheid van de Von
del-herdenking in 1937 in de Nieu
we Kerk te Amsterdam „Bij Von
dels Graf' gehouden, blijft daar
naast uiteindelijk toch een inci
dentele toevoeging.
Zo doet dus de verschijning
van Gossaert in onze literatuur
denken aan die van een mete
oor: plotseling, kortstondig en
verrassend in zijn felle schoon
heid. Het beeld laat zich zelfs
nog verder uitwerken. De licht
gloed van de meteoor, waardoor
onze aandacht en bewondering
wordt gewekt, vindt zijn oor
zaak in de wrijving die ontstaat
als zijn tomeloze vaart de tegen
stand van de dampkring te over
winnen heeft. Die gloed en die
weerstand hangen onverbrekelijk
samen. Zodra de steen de aarde
bereikt en daar de rust van een
blijvende plaats vindt, gaat de
gloed doven en verdwijnt.
Op eenzelfde wijze wordt Gos-
saerts dichterschap in gloed gezet
door de weerstand van onrust, ont
goocheling en strijd, die hij te
overwinnen heeft bij de hartstoch
telijke felheid waarmee hij zoekt
naar rust, vervulling en vrede,
Als in een stil, saizoenloos dal
Ook onze onrust rusten zal.
Niet in de laatste plaats geldt
dit voor zijn religieuze verzen,
Want daarin domineert niet, zoals
men misschien verwachten zou, de
overgave; zij staan nog in de volle
spanning van het verlangen néar
deze overgave en het instinctieve
verzet daartegen.
Polariteit
If ENMERKEND voor deze reli-
1 ^-gieuze verzen is het telkens
terugkerende Verloren-zoon-mo-
tief. kenmerkend ook is een ge
dicht als het prachtige „Liberate
nos, Dominee", waarin de dichter
eenzelfde soort ontmoeting met
Christus beleeft als de beide Em
maüsgangers uit het Bijbelverhaal.
Maar bij alle overeenstemming is
het verschil toch nog groter,
en het is die volkomen andere
wijze van beleven en reageren,
waardoor Gossaerts Emmausver-
haal zijn blijheid verliest en de
bittere smaak krijgt van felle in
nerlijke strijd. Laat in de avond zit
de dichter, alleen, in zijn eenzaam
huis. Plotseling wordt de deur ge
opend: een vreemde treedt binnen
en neemt ongenood plaats aan
tafel voor het avondmaal.
Mijn lippen trilden en in mijn hart
Laayde hittige haat;
Maar hij glimlachte en hief tot mij
Zijn bitterschoon gelaat.
In de tegenstelling tussen de bei-
GEERTEN GOSSAERT
(Al weer enige jaren geleden)
de eerste en de beide laatste regels
van deze strofe is de spanning tus
sen de twee polen, verzet tégen en
verlangen naór overgave, bijna
tastbaar geworden. Even schiet
zelfs een vonk over in de typering
van Christus' gelaat als „bitter
schoon", een eenheid van onver
zoende tegenstellingen. Tenslotte
wordt die spanning de dichter te
machtig, zodat hij uitbarst in een
felle vraag, wie de bezoeker eigen
lijk is en wat hij wil. Maar deze
blijft het zwijgen bewaren; hij heft
slechts de hand in een zegenend
gebaar, „en brak het brood met
mij".
En ik herkende...; 's morgens vroeg
Is hij weer heen gegaan...
Maar 't laatste van dit bitter lied
Zal God alléén verstaan.
Ook J. A. Rispens in zijn „Rich
tingen en figuren in de Nederland-
sche letterkunde na 1880" ziet deze
polaire spanning als essentieel
voor Gossaerts dichterschap: „Wij
mogen zeggen, dat Gossaert dich
ter was, zoolang deze spanning
duurde. Hij was de dichter niet
zoozeer van zielstoestanden als wel
van zielsconflicten. Als straks de
spanning afneemt, zwijgt de dich
ter."
Verklaring?
Ligt hier inderdaad dc verkla
ring voor het abrupte zwijgen van
Gossaert na een even felle als
kortstondige bloei? Het zou in
overeenstemming zijn met wat hij
zelf in een van zijn essays (over
Francis Thompson) uiteenzet:
„Verreweg het grootste deel der
lyrici zijn dichters van het harts
tochtelijk verlangen, zangers van
de hoop op geluk, van de vrees
voor verdriet, zangers van het on
ervaren, maar in al zijn geheim
zinnigheid vermoede leven. De
vervulling van dit verlangen, het
einde der jeugdperiode, is voor de
meesten van hen tevens het eind
punt hunner dichterlijke werk
zaamheid. Slechts weinigen onder
hen weten uit deze subjectiviteit
een hoogere objectiviteit te berei
ken. De meesten van hen worden
herschapen in „verdienstelijke
letterkundigen", en streven als
brave „kroniekschrijvers";
in overeenstemming ook met het
korte gedicht, dat sedert 1943 in
„Experimenten" voorkomt en daar
„Sion" heet, maar dat bij de tijd
schrift-publicatie in 1912 tot titel
had „De ziel spreekt". De dichter
voelt zich daarin aan het einde
van zijn dwaaltocht en proeft
reeds een voorsmaak van Gods
vrede. Daarom bidt hij:
Verhoor dan deze bede,
Voltooi Uw werk en leer
Mij, wonende in Uw vrede,
Nu zwijgen, Heer!
Ik meen. dat wij inderdaad in
deze richting naar het antwoord
moeten zoeken op het probleem,
dat door Gossaerts plotselinge en
practisch definitieve zwijgen is op
geroepen. Dat ik dit punt aanroer
waarvan de dichter zelf waar
schijnlijk (en met recht) oordeelt
dat „God alleen het te verstaan
heeft" en dat het niemand anders
aangaat vindt zijn oorzaak in
het feit, dat zich hieromtrent een
hardnekkige legende heeft ge
vormd, als zou Gossaert op een
N.C S.V-conferentie de onverenig
baarheid van Christendom en
Kunst hebben betoogd, welke op
vatting dan de oorzaak van zijn
zwijgen geworden zou zyn. Ik kan
op deze ingewikkelde kwestie en
de daarmee samenhangende pole
miek niet nader ingaan, maar in
deze extreme vorm is de legende
stellig onjuist.
Uit het bovenstaande blijkt, dat
Gossaert in vele opzichten typisch
een dichter was van het begin der
twintigste eeuw: romantisch in zijn
onbevredigdheid en zijn strijdbaar
verlangen. individualistisch tot
het uiterste zozeer zelfs dat hij
in zijn religieuze verzen ondanks
hun Calvinistische inslag toch niet
de dichter der Calvinisten worden
Kon; hij bleef te uitsluitend de
stem van zichzelf om de stem der
gemeente te kunnen zijn, zoals
Willem de Mérode dit in zijn beste
ogenblikken geworden is. Een vers
als het zoéven behandelde „Libe
rate nos, Domine" maakt dadelijk
duidelijk wat ik daarmee bedoel.
Maar dit alles is bij Gossaert ten
slotte weer slechts de éne pool.
Daartegenover staat zijn intellec
tualisme als de andere pool. en
zijn poezie resulteert uit de polaire
spanning tussen deze beide uiter
sten: „Een verbinding van het ir
rationele der poëzie met de lucidi
teit van het intellect gaf aan zijn
wezen iets paradoxaals" (Rispens).
Die sterke intellectualiteit brengt
in zijn poëzie, bij alle hartstochte
lijke vaart, tegelijkertijd een hel
derheid en een harmonie, waardoor
wij worden herinnerd aan het
klassieke Renaissance-vers. Ook
de eerbied, voor de techniek van
het vers, de aandacht voor de vol
ledige beheersing van de vorm, de
bewondering voor verschillende
17de-eeuwers en voor 19de-eeu-
wers als Bilderdijk en Potgieter,
hangen met deze pool van Gos
saerts dichterschap samen.
Bezielde rhetoriek
Hetzelfde geldt voor zijn verdedi
ging van de z.g. „bezielde rhetoriek".
De Tachtjgers hadden onder rheto
riek in de allereerste plaats het ge
bruik van versleten beeldspraak ver
staan; volgens hen behoorde beeld
spraak gloednieuw te zijn: zodra zij
tot gemeengoed werd, was zij voor
de dichter onbruikbaar. Gossaert
echter neemt in zijn essay over
Swinburne de verdediging van de
traditioneel geworden beeldspraak
op zich: „Ik waag zelfs de uitspraak,
dat zonder rhetoriek een waarlijk
grote stijl onmogelijk isHet is
den poëtischen spreker, wanneer het
oogenblik der inspiratie daar is, on
mogelijk om voor elke wending van
het inspireerend sentiment 'n afzon
derlijk „beeld" te vinden.... Van
zulke beelden, oqdanks de eeuwen
lange poëtische werkzaamheid der
menschheid, bestaan er thans nog
slechts eenige weinige dozijnen, van
welke alle andere afleidingen of va
riaties zijnook in de poëzie
schijnt mij een welbegrepen en zui
ver gebruik der classicke beelden
verre te verkiezen boven het thans
in zwang zijnde tot eiken prijs opja
gen van nieuwe beelden, waardoor
men uit vrees voor het schon-dage-
wesenc allicht in een andere vals
heid, 'n valsche originaliteit vervalt".
Men vindt de toepassing van deze
overtuiging in Gossaerts poëzie
voortdurend terug. Maar telkens
slaagt hij er dan ook inderdaad in.
de traditionele elementen tot een
nieuw en hevig leven te brengen, te
„bezielen". En het is bovenal zijn on
weerstaanbaar rhythme dat dit mo
gelijk maakt. Haantjes vergelijkt
treffend de vaart daarvan met een
bergstroom, „die meevoert in zijn
onstuimige vaart, wat hem niet
eigen is". Niet alleen echter neemt de
stroom alles op in zijn eigen machtig
leven, maar „de breking van het wa
ter tegen de meegevoerde rotsblok
ken geeft deze stroom zijn eigenaar
dige schoonheid".
Zoekend naar rust
Ook de nuchtere en onpoëtische ti-
rtel „Experimenten", die Gossaert aan
zijn bundel gaf, moet in verband
worden gebracht met zijn intellec
tuele bewustheid. Zelf heeft de dich
ter er van gezegd: „ik geloof, dat de
juiste verklaring is een zekere intel
lectuele weerzin tegen de schrijverij,
die ik altijd en het meest in mijn
productieve periode heb gevoeld",
weerzin „tegen de zowel artistieke
als sociale anarchie der Tachtigers
in hun vervalperiode"; vandaar dan
de zakelijke beperking van deze titel
tot uitsluitend de technische kant
van het dichterschap. Rispens voelt
in deze beperking ironie en zelfspot,
waarmee Gossaert opnieuw ziin
„worstelende, tragische menselijk
heid" zou hebben willen maskeren.
Het lijkt mij echter evenmin onmo
gelijk. dat Gossaert in deze titel op
zeer verhulde wijze (Immers „do
dichter, met een wijle uit woorden
saamgeweven,Verbergt, voor
het gemeen, de waarheid van ziin
leven"), maar in diepe ernst, óók
heeft willen doelen op zijn voortdu
rend hartstochtelijk pogen om de
rust te vinden waarnaar zijn ziel
uitging. Zou dit juist wezen, dan ligt
in de uiterlijke en de innerlijke be
tekenis van deze titel opnieuw de
spanning besloten tussen de beide
polen: intellect en verlangen.
Dit meteorieke dichterschap
waarvan ik niet meer dan een zeer
fragmentarisch beeld heb kunnen
geven is het, dat wij op 9 Febru
ari zullen herdenken. Dan wordt
Gossaert 65 jaar. Maar zelfs deze
eenvoudige constatering ontkomt
niet aan de sfeer der polaire tegen
stellingen, die deze dichterfiguur
kenmerken. Zij is namelijk zowel
wóar als onwaar. Waar, in zoverre
Gossaert en Gerretson één zijn; ón-
waar, zodra wij er ons rekenschap
van geven hoe kórt de verschijning
van Gossaert als dichter heeft ge
duurd. Maar wat doet dit er toe?
Voor ieder groot dichter geldt het
trotse, maar ware woord van Kloos:
De doode bloemen keeren niet
weerom,
Maar ik zal heerlijk in mijn lied
herrijzen.
Daórom leeft Geerten Gossaert nog
altijd. Lichamelijk in Prof. Gerretson.
maar wezenlijk in en door de éne
bundel, die 38 jaar geleden voor het
eerst verscheen en die voorgoed zijn
plaat$ heeft ih onze literatuur.
Advertentie
Dlreel gorgelen mal
Superol E*n tabletje
opgelost In een glai
water doet wpnderea
DESINFECTEERT EN GENEEST