Meteoor aan het firmament der Nederlandse dichtkunst Henri de Vries verdiende soms duizend dollar per avond Bijbelvertaling zal in 1950 het licht zien Triomftocht door de wereld met „De Brand in de Jonge Jan" „ACHTER HET ZIJDEN GORDIJN" een eerlijk boek Drie commissies aan het werk Kunst in 't kort GEERTEN GOSSAERT 65 JAAR door Prof. Dr. W. A. P. Smit RODE KEEL? Zaterdaa 5 Februari 1949 5 Toneelspeler schreef zijn mémoires VIER en twintig keer in zijn leven stak Henri de Vries de Atlantische Oceaan over, voer hij van Londen naar New York heen en weer, hij de grote toneelspeler, om wie theater directeuren in Nederland en Engeland, zo goed als in Amerika vochten! Henri de Vries is nu 83, woont in Amsterdam, aan de Overtoom. Hij strandde als het ware in zijn eigen vaderland, toen hij er in 1940 een bezoek bracht en de Duitsers ons over rompelden. In de oorlog heeft hij geen voet op het toneel gezet. Maar nu. op zijn drie en tachtigste, zou hij nog wel eens een tournee door ons land willen maken, met zijn beroemde voor stelling ,,De Brand in de Jonge Jan" van Herman Heijermans. Acteur speelde alléén zeven rollen Of Henri de Vries en „De Brand" nog jong genoeg voor deze tijd zullen zijn? „Let's hope for the best!" Met deze woorden besluit Henri de Vries zijn mémoires, die zijn uitge geven door de N.V. Leiter- Nypels te Maastricht. Die mé moires werden een boekwerk, zo ongewoon belangwekkend, zo openharti0 en kostelijk ge- schreven, d?t wie het opneemt, het in één ruk uitleest. Want Henri de Vries is niet al leen een voortreffelijk toneelspeler, maar ook een geboren verteller. En hij heeft een groot deel van zijn lange leven reizende gesleten. Hij kan dus veel en veel interessants verhalen. Van zijn jeugd, die hij in zijn geboortestad Rotterdam door bracht, als zoon van het bekende toneelspelers-echtpaar Louis de Moor en Sophie de Vries. Hij begon zijn toneelloopbaan als violist.... in hef orkest van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Eens kreeg hij een „zwijgend" rolletje op de planken en het duur de niet lang of hij kreeg een echt engagement. Van die tijd af zat hij ook definitief „in het vak". Hij kreeg steeds belangrijker rollen en betere gages. Hij reisde kris-kras door het land. Door Ne derland. Maar Henri de Vries wilde er uit! Het buitenland trok hem. En hij kwèm in het buiten land. Dank zij „De Brand in de Jonge Jan". Onlangs verschenen bü de uit geverij LeiterNypels dc memoi res van de grote Nederlandse toneelspeler Henry de Vries. Twee dagen voor wü in verband met de plaatsruimte in de gelegen heid waren, een uitvoerige be schouwing over dit boek op te nemen, bereikte ons het bericht, dat de 84-jarige acteur in Am sterdam was overleden. De lezer zal merken, dat wü de boekbe spreking. die voor Donderdag ge reed kwam, ongewijzigd hebben gelaten. 'ANSING AREND, de idiote broer, één van de zeven rollen, die Henri de Vries speelde in Herman Heyer- rnans' „De Brand in dc Jonge Jan Hoe die ontstond? Op zekere dag moest De Vries in „Het Zeven de Gebod" van Heijermans, een dubbelrol spelen. Dat ging hem zo gemakkelijk af, dat hij geloofde, wel 25 rollen in één stuk te kunnen spelen. Toen schoot het door hem heen: „Daar ligt je kans om naar het buitenland te komen". En Sa muel Falkland (Heijermans) 1 schreef voor hem een cénacter, waarin zeven rollen door één ac teur vervuld moesten worden. De door Henri de Vries uitgebeelde personen waren: Jan Arend, siga renfabrikant; Ansing Arend, zijn halfgare broer; Gijs Blankert, zijn schoonvader; Nicolaas Post, krui denier; Putten, herbergier. Biezen, brigadier van de veldwacht en Bik, huisschilder. Het stuk speelde in het Parket van de Officier van Justitie in een kleine plaats in Holland. De Offi cier van Justitie en dienstbode werden door andere acteurs ge speeld. Nog nooit vertoond! „De Brand" liep in vele theaters van Nederland. Liep geweldig! Zo goed, dat De Vries het tenslotte waagde, het Kanaal over te steken en in Engeland te gaan „Jonge- jannen", in het Engels! Op Za terdag, 11 Februari 1905 ging de première in Londen. De Engelse doopnaam werd „A Case of Arson" „Een geval van Brandstichting". De critiek was onverdeeld gunstig. Henri de Vries zette zeven karakters achter elkaar op de planken! Dat was nog nooit vertoond. De Vries had in Nederland drie tot vierduizend gulden per jaar verdiend. In Engeland begon hij met 100.per week! En evenals in het vaderland kwamen hier de ongelovige kran tenmannen achter de coulissen kij ken om te zien of Henri de Vries wel werkelijk al die rollen zelf speelde. De prachtige critieken in de En gelse pers en het onverminderde succes dat hij met „De Brand" had, brachten De Vries er toe, ook de oversteek naar Amerika te wagen. Eind December 1906 stapte hij op de boot. In New York werd hij al ontvangen door mensen met sta pels kranten, die zijn lof zongen. Pakkende „koppen", foto's, teke ningen. De Amerikanen hadden de Engelse bladen gelezen enér veel uit overgenomen. Een open rijtuig stond aan de haven klaar om mr. De Vries de stad New York te laten zien. In het Madison Square Theatre ging de première. Het werd een succes over alle linies. The New York Press schreef: „Het niet bij- v/onen van zijn voorstelling bete kent het niet bijwonen van het merkwaardigste, dat deze winter werd gegeven. In één opzicht is zijn meesterschap niet vleiend. De Vries maakt, dat wij niet trots be hoeven te zijn op onze Amerikaan se toneelspelers, die droevig tegen hem afsteken" Zwerftocht begint AANBIEDINGEN van thea terdirecties kwamen van alle kanten binnen. Henri de Vries accepteerde de eerste de beste. Tweeduizend dollar per week! In Londen voelde hij zich met zijn honderd pond gage al een kolossale rijkaard. Hier werd het precies vier maal zoveel, iedere Zaterdag avond in contanten uitbe taald. Zo begon Henri de Vries zijn zwerftocht door Amerika, waar hij nu eens dit en dan weer dat stuk speelde, maar waar hij na verloop van tijd toch steeds weer terug kwam met „De Brand in de Jonge Jan". En nooit duurde zijn verblijf in de States langer dan enkele jaren achtereen al keerde hij er steeds weer terug. Hij had het verander lijke lief, maakte tourneeën door Engeland, Nederland, Duitsland, Oostenrijk; filmde nu eens in Hol lywood, dan weer in Londen of Berlijn. Plotseling kon men hem weer in Amerika ontmoeten, als speler, regisseur of directeur van een of ander reizend gezelschap. Het was en bleef hard werken, vooral In Amerika. Tweemaal per dag spelen 's middags en 's avonds. En dan had hij nog vaak een voorstelling n a die avondvoorstelling. Maar dan bij rijke particulieren aan huis op invitatie. Honorarium? Henri de Vries vroeg zonder blikken of blo zen duizend dollar per voorstelling. Hoe de Amerikanen zijn? „Geld verdienen is het enige waar ze voor leven", schrijft Henri de Vries in zijn mémoires. „De dollar beheerst alles. Maar één goed ding hebben de Amerikanen. Ze zijn niet deftig, zelfs de millionnairs niet. En de theater-managers ook niet. Als je naam eenmaal goed bekend is, is alles in orde en wil len ze je wel engagementen geven j voor tweemaal 52 wekenals je het maar uithield! „Ik stond paf!".... S men in New York een- maal als „publieke persoon lijkheid" aanvaard, dan maakt men er ook kennis met een onmogelijk aantal mensen. Zo herinner ik mij nog een ken nismaking, even voor we weer eens naar Londen overstaken, met een schatrijke mijneige- aar uit the West. Mr. Alfred W. Birdsall was zijn naam. Hij HENRI DE VRIES had mij een schitterend af scheidsdiner, met tal van gas ten aangeboden. „My dear fellow", zei mr. Bird sall tijdens dat diner, „wanneer je nu in September hier terugkomt, moet je hier blijven. Amerika heeft een man zoals jij bent nodig. Jij moet je e i g c n theater hebben. Zoek naar een plekje uit in New Vork, dat je het beste lijkt om er een schouwburg te bouwen. Om de kosten hoef je je niet te bekom meren. Zeg maar aan mijn advo caat wat het kost en wat er alle maal gebeuren moet!" Welltoen stond, of liever zat ik toch paf... wat moest ik op z o'n aanbod zeggen? Doen? En dus zei ik min of meer beduusd dat ik er graag eens over wou naden ken. En toen ik weer met mijn vrouw alleen was en zij me ver telde, hoe dat schitterende aan bod haar toelachte, zei ik: „jawel, het is natuurlijk prachtig! Zeker, maar heb je al bedacht wat daar aan vast zit? Het betekent dat we in New York moeten b 1 ij v e n, hier moeten wonen. Dat we h i e r dus vastzitten en alleen nu en dan en voor korte tijd eens op reis kunnen gaan". Ik ken.me zelfik kan me nu eenmaal niet ergens voor goed verankeren ik zou er nooit ge lukkig geweest zijn en tóch tel kens weer de prikkel naar veran dering. naar het trekkersleven hebben gevoeld En dus heb ik mr. Alfred W. Birdsall allerhartelijkst bedankt voor zijn prachtig aanbod en me ingescheept voor Londen ik heb hem in mijn leven nooit meer ont moet en ik heb ook nooit meer iets van hem gehoord T> ARTLEY C. CRUM is Ameri- kaan en katholiek. Zijn boek .Achter het zijden gordijn' dankt aan de eerste hoedanigheid waarschijnlijk zijn breedheid van visie, aan de tweede een van chris telijk standpunt volkomen zuivere instelling ten opzichte van het pro bleem, dat wij aanduiden met de naam Palestina. Er willen mensen naar Palestina. Mensen, die in Europa niets meer te verwachten hebben, want daar zijn zes millioen van hun verwan ten vermoord zes millioen: dat betekend gemiddeld 'n millioen per oorlogsjaar oftewel een kleine drie duizend per dag maar dat is het probleem niet. Het probleem is, dat het land dat hun als „Nationaal Te huis" is toegezegd, ongelukkiger wijs op een kruispunt van in vloedssferen ligt. Het is niet het ge wone Arabische volk, dat zich te genover het Zionisme stelt, het zijn de tegenstrijdige belangen van En geland, Amerika en Rusland, die de pionnen op het schaakbord van het Midden-Oosten tegen elkaar opzetten. Bartley Crum is bevoegd om over dit alles te schrijven: hij maakte in 1945 deel uit van de Brits-Amerikaanse commissie die alle aspecten van het probleem on derzocht, in de D.P.-kampen in Duitsland en Oostenrijk in de (nog bestaande) ghetto's in Polen, in Egypte, in de Libanon, in Palestina zelf. Crum schrijft over de progres siviteit van het Zionisme, dat voor uitgang brengt in een feodale we reld, die nog in haar Middeleeuwen verkeert en over het politieke raad sel dat het progressieve, door man nen van labour geregeerde Enge land juist het reactiónnaire feodale stelsel van de Arabische wereld steunt. Uit elke pagina van zijn boek spreekt zijn verbijstering over „de Anglo-Amerikaanse diplomatie in Palestina en het Midden-Oosten" zoals de ondertitel van zijn werk luidt. Al onthullende de twee-gezich- ten-politiek van zijn eigen ministe rie van buitenlandse zaken in Washington, dat de politiek van president Truman ronduit en bij voortduring saboteert, raakt de schrijver een ander probleem, na melijk dat van de tot in uiterste consequentie doorgetrokken loyali teit jegens de eigen regering, die tenslotte belandt bij het „right or NOOIT WEER bloot te staan aan vervolging en ontering dat alleen is het doel van dc Jo den, die de Europese beproeving hebben overleefd en nu een on bedreigd bestaan willen in Pa lestina. Kerk en gebruiker kunnen straks hun opmerkingen maken LIET het zich aanvankelijk aan zien. dat de nieuwe Bijbelver taling, welke in opdracht van het Nederlandse Bijbel Genootschap tot stand komt. in de loop van dit jaar het licht zou zien, thans wordt bet wel meer en meer duidelijk, dat zulks niet vóór 1950 het geval zal zijn. Verschillende omstandigheden zijn daarvan de oorzaak. Maar in ieder geval mag men erop rekenen, dat de grote vertaalcommissie in het begin van de zomer met haar werk klaar zal zijn. Met de onder breking, welke is ontstaan door dc oorlogsjaren, is het hele werk van de bijbelvertaling dan in ongevee- 23 jaren tot stand gekomen en daar bij zal men dan nog rekening moe ten houden met het feit, dat in de aanvang veel thuiswerk werd ver richt en het enige tijd duurde voor men voldoende „stof'* had om in de vergaderingen te bespreken. Deze periode steekt overigens helemaal niet ongunstig af bij die van de Statenvertaling, die 16 jaar bedroeg. En dan dient men in ogenschouw te nemen, dat daaraan werd gewerkt door mensen, die voor deze arbeid volkomen waren vrijgesteld Daar bij genoten zij een salaris, dat bui tengewoon hoog wijis. Zij ontvingen 2500per jaar, wat naar de waarde van tegenwoordig gemeten zeker neerkomt op een bedrag van 15 mille Bovendien kregen zij reis- en verblijfkosten vergoed en hadr den zij recht op een deel van de opbrengst van de uitgave. Prof. dr H. W. Obbink te Utrecht, die deel uitmaakt van de grote vertaalcommissie, heeft ons een en ander verteld over de procedure, welke bij dit enorme werk wordt gevolgd. |~Ae leden van de vertaalcommis- sie hebben twee aan twee een Hervormd en een Gereformeerd lid een bijbelboek ter vertaling opgekregen. In de regel nemen zij dan elk de helft of als het een dubbel boek betreft elk één voor hun rekening. De vertaalde ge deelten worden dan geruild en met eikaars aanmerkingen gaat deze ge zamenlijke vertaling dan naar de secretaris van de vertaalcommissie. De vertaling -f aantekeningen wor den getypt en rondgezonden naar alle leden van deze commissie. Oor spronkelijk waren dat er negentien, maar thans zijn er nog een tiental overgebleven. Dezen maken hun per soonlijke opmerkingen en uit de voor-vertaling en de opmerkingen wordt dan door een commissie vanj drie leden, waarin destijds werden gekozen ds Edelkoort, Ned. Herv. predikant te Amsterdam, ds Gispen, Gereformeerd predikant te Delft en ds Dijkema, Doopsgezind predikant te Amsterdam, een herziene verta ling samengesteld. Deze wordt ge drukt en aan de vertaalcommissie toegezonden Dan begint het werk in de plenaire vergadering, waar het resultaat woord voor woord wordt bekeken. Bijna geen regel of er komt een andere vertaling voor in de plaats en bijna altijd gaat het daarbij om plaatsen waarover grotere of kleinere moeilijkheden bestaan. Soms worden er op een dag slechts een viertal pagina's afgedaan, maar soms ook bedraagt dit wel acht of negen. Dan wordt een tweede proef gedrukt, welke naar de leescom missie gaat Deze bestaat uit zes leden met prof. dr. W. A. P. Smit uit Utrecht als literair adviseur. Daarin wordt de vertaling gekeurd op taal en stijl. Als ook hier nog de nodige wijzigingen zijn aangebracht wordt de derde proef gedrukt, die voor de definitieve uitgave geschikt is. met dien verstande, dat de vertaalcom missie het recht heeft zo lang haar werk duurt, daar te allen tijde nog veranderingen in aan te brengen, ook wanneer een dergelijk gedeelte al als fragment zou zijn uitgegeven. Wat thans de drie commissies is ge passeerd beslaat ongeveer "/y ge deelte van het Oude Testament, zo dat langzamerhand met zetten kan worden begonnen. Verschillende inzichten leescommissie is met haar ar- beid nogal achter. Daarvoor zijn twee redenen. Ten eerste is prof. Smit in zijn tijd beperkt door zijn opdracht in Leiden cn in de tweede plaats is deze commissie samengesteld uit leden van de ver taalcommissie. Zodra het vertaal werk achter de rug is kan dus dc volle aandacht aan dit onderdeel van het werk worden gegeven. De plaatsen, die in de leescommissie extra moeilijkheden geven, gaan dikwijls weer naar de vertaalcom missie terug. En doordat allerlei wrong, my country". Bartley Crum is, blijkens zijn openhartige ont hullingen, uitdrukkelijk géén aan hanger van dit adagium. De natio nalist zal hem hierover hard val len; wie bereid is, het grote politie ke probleem in zijn menselijke perspectief te zien, zal dit docu ment dat geen litteraire preten ties wil hebben beschouwen als een oase van eerlijkheid in een woestijn van schijnheiligheid en huichelarij. |Uitg. C. Hafkamp, A'dam, 1948) Prof. Dr. H. W. OBBINK richtingen samenwerken moet men dikwijls tot een compromis komen en van de exegese afblijven. Als grondslag voor de vertaling wordt de Hebreeuwse uitgave van Kittel gebruikt. Natuurlijk heersen er bij de verschillende leden van de vertaalcommissie ook verschillende inzichten. Er zijn er die de Staten vertaling zo dicht mogelijk willen benaderen. Anderen wallen een ra dicaal nieuwe vertaling, die, naar zij hopen, weer voor enkele eeuwen zal dienen. En ook ten aanzien van een ander punt doen zich dezelfde verschillen voor. Er is een groep, die zo dicht mogelijk bij het He breeuws wil blijven, terwijl een an der gedeelte van de commissie voor typisch Hebreeuwse uitdrukkingen even typisch Nederlandse equiva lenten wil trachten te vinden Ook hier doet 'het verschil in Bijbel beschouwing zich gelden. Overgangstijd Zodra de vertaling gereed is en in gebruik is genomen, is een tijd van overgang ingegaan. De kerke lijke instanties en ook elke gebrui ker individueel, zullen hun opmer kingen over het werk bij het Bijbel genootschap kenbaar kunnen ma ken. Na enige tijd zal dan een re visie plaats hebben vóór de defini tieve tekst tot stand komt. Voor het Nieuwe Testament, dat kort vóór de oorlog gereed kwam, beslaan deze opmerkingen niet minder dan 800 getypte foliovellen. Het Nederlands Volkstoncel heeft Awake and sing" van Clifford Odct In studie genomen. In het Amsterdamse Stedelijke Museum wordt een tentoonstelling gehouden van kun stenaars-vluchtelingen. die in Duitsland wonen onder de hoede van de UNO- vluchtcllngcn-organisatlc. Een ver tegenwoordiger van het museum in Pittsburg heeft enkele doeken gekocht van Haarlemse kunstenaars Het Sarlers Wells Ballet zal In dc herfst een tournéc maken door de Ver. Staten cn Canada. Marie Dres- selhuys heeft met dc toneelgroep Comcdia" ln haar geboortestad Tfcl dc 100ste opvoering gegeven van ..Klei ne kinderen worden groot'. De Ame rikaanse tenor Eugène Conlcy zal op 7 en 12 Maart weer voor de Hllversumse radio zingen. HU treedt binnenkort ln Napels op ln dc opera .1 puritan!" Dc nieuwe toneelgroep C 6 Is in Den Haag gestart met een blijspel van de Amerikaanse schrUvcr Maxwell Anderson „Zaterdags kinderen". OP Woensdag 9 Februari hoopt de bekende Utrechtse hoogleraar Prof. Dr. F. C. Gerretson zijn 65ste verjaardag te vieren. Overgebracht in de sfeer der literatuur wil dit zeggen, dat dan de dichter Geerten Gossaert 65 jaar wordt. Onder de (te) vele dichterjubilea. welke de laatste tijd worden gevierd, mag dit feit stellig niet onopgemerkt voorbijgaan. Want Gossaert is een van de meest merkwaardige en fascinerende persoonlijk heden in onze 20ste-eeuwse literatuur; hij is „in deze zijn tijd een eenling, die, krachtig in zijn afzonderlijkheid ons boeien blijft door de geheel enige positie, die hij inneemt in de nieuwere poëzie", zegt terecht dr. J. Haantjes in een der beste studiën, die tot dusver aan deze dichter zijn gewijd („Gossaert-studiën", opgenomen in „Christelijk-Letterkundige Studiën" I, verzameld door M. J. Lcendertse en C. Tazelaar). A L dadelijk treft ons de oneven- 1 redigheid in de verhouding tussen de renommée van deze dichter en het quantum van zijn literaire werk, dat slechts één en kele dichtbundel („Experimenten", 1911) en een betrekkelijk klein aantal essays omvat. Het is een unicum, wanneer iemand dadelijk met zijn eerste bundel zulk een hoogtepunt bereikt, dat zijn naam er blijvend door gevestigd wordt, zonder dat het daarop volgende zwijgen hieraan afbreuk kan doen. Want Geerten Gossaert de dich ter in Gerretson heeft zich slechts enkele jaren (ongeveer van 1908 tot 1912) in onze literatuur doen' gelden, om zich daarna abrupt weer terug te trekken. Wel bracht de 8ste druk van „Experi menten" in 1943 een vrij aanzien lijke uitbreiding van het aantal verzen, maar het merendeel daar van dateert uit dezelfde periode als de eerder opgenomene en was om streeks 1911 reeds in verschillende tijdschriften gepubliceerd; de enke le gedichten, die inderdaad van later zijn (o.a. de smartelijke noodkreet van 10 Mei 1940), blijven te ge ring in aantal om van een werke lijke voortzetting der eigenlijke Gossaertiaanse periode te kunnen spreken. Hetzelfde geldt voor de letterkundige essays, die eerst in 1947 gebundeld verschenen; het merendeel stamt weer uit de jaren 1908 tot 1912 en de magistrale rede. ter gelegenheid van de Von del-herdenking in 1937 in de Nieu we Kerk te Amsterdam „Bij Von dels Graf' gehouden, blijft daar naast uiteindelijk toch een inci dentele toevoeging. Zo doet dus de verschijning van Gossaert in onze literatuur denken aan die van een mete oor: plotseling, kortstondig en verrassend in zijn felle schoon heid. Het beeld laat zich zelfs nog verder uitwerken. De licht gloed van de meteoor, waardoor onze aandacht en bewondering wordt gewekt, vindt zijn oor zaak in de wrijving die ontstaat als zijn tomeloze vaart de tegen stand van de dampkring te over winnen heeft. Die gloed en die weerstand hangen onverbrekelijk samen. Zodra de steen de aarde bereikt en daar de rust van een blijvende plaats vindt, gaat de gloed doven en verdwijnt. Op eenzelfde wijze wordt Gos- saerts dichterschap in gloed gezet door de weerstand van onrust, ont goocheling en strijd, die hij te overwinnen heeft bij de hartstoch telijke felheid waarmee hij zoekt naar rust, vervulling en vrede, Als in een stil, saizoenloos dal Ook onze onrust rusten zal. Niet in de laatste plaats geldt dit voor zijn religieuze verzen, Want daarin domineert niet, zoals men misschien verwachten zou, de overgave; zij staan nog in de volle spanning van het verlangen néar deze overgave en het instinctieve verzet daartegen. Polariteit If ENMERKEND voor deze reli- 1 ^-gieuze verzen is het telkens terugkerende Verloren-zoon-mo- tief. kenmerkend ook is een ge dicht als het prachtige „Liberate nos, Dominee", waarin de dichter eenzelfde soort ontmoeting met Christus beleeft als de beide Em maüsgangers uit het Bijbelverhaal. Maar bij alle overeenstemming is het verschil toch nog groter, en het is die volkomen andere wijze van beleven en reageren, waardoor Gossaerts Emmausver- haal zijn blijheid verliest en de bittere smaak krijgt van felle in nerlijke strijd. Laat in de avond zit de dichter, alleen, in zijn eenzaam huis. Plotseling wordt de deur ge opend: een vreemde treedt binnen en neemt ongenood plaats aan tafel voor het avondmaal. Mijn lippen trilden en in mijn hart Laayde hittige haat; Maar hij glimlachte en hief tot mij Zijn bitterschoon gelaat. In de tegenstelling tussen de bei- GEERTEN GOSSAERT (Al weer enige jaren geleden) de eerste en de beide laatste regels van deze strofe is de spanning tus sen de twee polen, verzet tégen en verlangen naór overgave, bijna tastbaar geworden. Even schiet zelfs een vonk over in de typering van Christus' gelaat als „bitter schoon", een eenheid van onver zoende tegenstellingen. Tenslotte wordt die spanning de dichter te machtig, zodat hij uitbarst in een felle vraag, wie de bezoeker eigen lijk is en wat hij wil. Maar deze blijft het zwijgen bewaren; hij heft slechts de hand in een zegenend gebaar, „en brak het brood met mij". En ik herkende...; 's morgens vroeg Is hij weer heen gegaan... Maar 't laatste van dit bitter lied Zal God alléén verstaan. Ook J. A. Rispens in zijn „Rich tingen en figuren in de Nederland- sche letterkunde na 1880" ziet deze polaire spanning als essentieel voor Gossaerts dichterschap: „Wij mogen zeggen, dat Gossaert dich ter was, zoolang deze spanning duurde. Hij was de dichter niet zoozeer van zielstoestanden als wel van zielsconflicten. Als straks de spanning afneemt, zwijgt de dich ter." Verklaring? Ligt hier inderdaad dc verkla ring voor het abrupte zwijgen van Gossaert na een even felle als kortstondige bloei? Het zou in overeenstemming zijn met wat hij zelf in een van zijn essays (over Francis Thompson) uiteenzet: „Verreweg het grootste deel der lyrici zijn dichters van het harts tochtelijk verlangen, zangers van de hoop op geluk, van de vrees voor verdriet, zangers van het on ervaren, maar in al zijn geheim zinnigheid vermoede leven. De vervulling van dit verlangen, het einde der jeugdperiode, is voor de meesten van hen tevens het eind punt hunner dichterlijke werk zaamheid. Slechts weinigen onder hen weten uit deze subjectiviteit een hoogere objectiviteit te berei ken. De meesten van hen worden herschapen in „verdienstelijke letterkundigen", en streven als brave „kroniekschrijvers"; in overeenstemming ook met het korte gedicht, dat sedert 1943 in „Experimenten" voorkomt en daar „Sion" heet, maar dat bij de tijd schrift-publicatie in 1912 tot titel had „De ziel spreekt". De dichter voelt zich daarin aan het einde van zijn dwaaltocht en proeft reeds een voorsmaak van Gods vrede. Daarom bidt hij: Verhoor dan deze bede, Voltooi Uw werk en leer Mij, wonende in Uw vrede, Nu zwijgen, Heer! Ik meen. dat wij inderdaad in deze richting naar het antwoord moeten zoeken op het probleem, dat door Gossaerts plotselinge en practisch definitieve zwijgen is op geroepen. Dat ik dit punt aanroer waarvan de dichter zelf waar schijnlijk (en met recht) oordeelt dat „God alleen het te verstaan heeft" en dat het niemand anders aangaat vindt zijn oorzaak in het feit, dat zich hieromtrent een hardnekkige legende heeft ge vormd, als zou Gossaert op een N.C S.V-conferentie de onverenig baarheid van Christendom en Kunst hebben betoogd, welke op vatting dan de oorzaak van zijn zwijgen geworden zou zyn. Ik kan op deze ingewikkelde kwestie en de daarmee samenhangende pole miek niet nader ingaan, maar in deze extreme vorm is de legende stellig onjuist. Uit het bovenstaande blijkt, dat Gossaert in vele opzichten typisch een dichter was van het begin der twintigste eeuw: romantisch in zijn onbevredigdheid en zijn strijdbaar verlangen. individualistisch tot het uiterste zozeer zelfs dat hij in zijn religieuze verzen ondanks hun Calvinistische inslag toch niet de dichter der Calvinisten worden Kon; hij bleef te uitsluitend de stem van zichzelf om de stem der gemeente te kunnen zijn, zoals Willem de Mérode dit in zijn beste ogenblikken geworden is. Een vers als het zoéven behandelde „Libe rate nos, Domine" maakt dadelijk duidelijk wat ik daarmee bedoel. Maar dit alles is bij Gossaert ten slotte weer slechts de éne pool. Daartegenover staat zijn intellec tualisme als de andere pool. en zijn poezie resulteert uit de polaire spanning tussen deze beide uiter sten: „Een verbinding van het ir rationele der poëzie met de lucidi teit van het intellect gaf aan zijn wezen iets paradoxaals" (Rispens). Die sterke intellectualiteit brengt in zijn poëzie, bij alle hartstochte lijke vaart, tegelijkertijd een hel derheid en een harmonie, waardoor wij worden herinnerd aan het klassieke Renaissance-vers. Ook de eerbied, voor de techniek van het vers, de aandacht voor de vol ledige beheersing van de vorm, de bewondering voor verschillende 17de-eeuwers en voor 19de-eeu- wers als Bilderdijk en Potgieter, hangen met deze pool van Gos saerts dichterschap samen. Bezielde rhetoriek Hetzelfde geldt voor zijn verdedi ging van de z.g. „bezielde rhetoriek". De Tachtjgers hadden onder rheto riek in de allereerste plaats het ge bruik van versleten beeldspraak ver staan; volgens hen behoorde beeld spraak gloednieuw te zijn: zodra zij tot gemeengoed werd, was zij voor de dichter onbruikbaar. Gossaert echter neemt in zijn essay over Swinburne de verdediging van de traditioneel geworden beeldspraak op zich: „Ik waag zelfs de uitspraak, dat zonder rhetoriek een waarlijk grote stijl onmogelijk isHet is den poëtischen spreker, wanneer het oogenblik der inspiratie daar is, on mogelijk om voor elke wending van het inspireerend sentiment 'n afzon derlijk „beeld" te vinden.... Van zulke beelden, oqdanks de eeuwen lange poëtische werkzaamheid der menschheid, bestaan er thans nog slechts eenige weinige dozijnen, van welke alle andere afleidingen of va riaties zijnook in de poëzie schijnt mij een welbegrepen en zui ver gebruik der classicke beelden verre te verkiezen boven het thans in zwang zijnde tot eiken prijs opja gen van nieuwe beelden, waardoor men uit vrees voor het schon-dage- wesenc allicht in een andere vals heid, 'n valsche originaliteit vervalt". Men vindt de toepassing van deze overtuiging in Gossaerts poëzie voortdurend terug. Maar telkens slaagt hij er dan ook inderdaad in. de traditionele elementen tot een nieuw en hevig leven te brengen, te „bezielen". En het is bovenal zijn on weerstaanbaar rhythme dat dit mo gelijk maakt. Haantjes vergelijkt treffend de vaart daarvan met een bergstroom, „die meevoert in zijn onstuimige vaart, wat hem niet eigen is". Niet alleen echter neemt de stroom alles op in zijn eigen machtig leven, maar „de breking van het wa ter tegen de meegevoerde rotsblok ken geeft deze stroom zijn eigenaar dige schoonheid". Zoekend naar rust Ook de nuchtere en onpoëtische ti- rtel „Experimenten", die Gossaert aan zijn bundel gaf, moet in verband worden gebracht met zijn intellec tuele bewustheid. Zelf heeft de dich ter er van gezegd: „ik geloof, dat de juiste verklaring is een zekere intel lectuele weerzin tegen de schrijverij, die ik altijd en het meest in mijn productieve periode heb gevoeld", weerzin „tegen de zowel artistieke als sociale anarchie der Tachtigers in hun vervalperiode"; vandaar dan de zakelijke beperking van deze titel tot uitsluitend de technische kant van het dichterschap. Rispens voelt in deze beperking ironie en zelfspot, waarmee Gossaert opnieuw ziin „worstelende, tragische menselijk heid" zou hebben willen maskeren. Het lijkt mij echter evenmin onmo gelijk. dat Gossaert in deze titel op zeer verhulde wijze (Immers „do dichter, met een wijle uit woorden saamgeweven,Verbergt, voor het gemeen, de waarheid van ziin leven"), maar in diepe ernst, óók heeft willen doelen op zijn voortdu rend hartstochtelijk pogen om de rust te vinden waarnaar zijn ziel uitging. Zou dit juist wezen, dan ligt in de uiterlijke en de innerlijke be tekenis van deze titel opnieuw de spanning besloten tussen de beide polen: intellect en verlangen. Dit meteorieke dichterschap waarvan ik niet meer dan een zeer fragmentarisch beeld heb kunnen geven is het, dat wij op 9 Febru ari zullen herdenken. Dan wordt Gossaert 65 jaar. Maar zelfs deze eenvoudige constatering ontkomt niet aan de sfeer der polaire tegen stellingen, die deze dichterfiguur kenmerken. Zij is namelijk zowel wóar als onwaar. Waar, in zoverre Gossaert en Gerretson één zijn; ón- waar, zodra wij er ons rekenschap van geven hoe kórt de verschijning van Gossaert als dichter heeft ge duurd. Maar wat doet dit er toe? Voor ieder groot dichter geldt het trotse, maar ware woord van Kloos: De doode bloemen keeren niet weerom, Maar ik zal heerlijk in mijn lied herrijzen. Daórom leeft Geerten Gossaert nog altijd. Lichamelijk in Prof. Gerretson. maar wezenlijk in en door de éne bundel, die 38 jaar geleden voor het eerst verscheen en die voorgoed zijn plaat$ heeft ih onze literatuur. Advertentie Dlreel gorgelen mal Superol E*n tabletje opgelost In een glai water doet wpnderea DESINFECTEERT EN GENEEST

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1949 | | pagina 5