Zwervers rond een pot met boerenkool schuwëni
onbekende nieuweling
Man van de.bizzenis"
nu helemaal platzak
Hoe
Gien
Gans
wisselde van
Kerstbout werd
|apon en
Johan houdt niet van drinken en
een vast meisje
heeft
IN HET TEHUIS VOOR DAKLOZEN
Kerkelijke hersengymnastiek en
de Bijbel als reclame
4
Zaterdag 24 December 1949
een uitverkoren
i' ■niiin - mi n it m If- ~1 'H r~" - ^'1 A >rr t ITIoirt
CHTER de kleine, gebogen man aan loop ik de zaal door. Hij legt
een schoon Jaken op het lage ijzeren ledikant en zegt: ..Hier kun jc
slapen vannacht". Ik sta met de rug n^ar de zwijgende mannen, die aan
de kale tafel zitten in de witte lichtkring van de daglichtlamp, en kijk toe,
hoe hij de drie grove dekens weer op elkaar legt. die van mijn kussen zijn
gegleden. Hoog boven het bed. bijna tegen de zoldering, hangt een luid
spreker. Een gebeitst stuk triplex met een rond gat er in, waarvoor eei.
lapje linnen is gespannen. Ergens ver weg zingt een vrouw met hete sten
een hartstochtelijk lied. Ik kijk om. Niemand hier schijnt te luisteren
Sommigen zitten met het hoofd in de handen gesteund te lezen. Een
blonde jongen naait knopen aan een rafelige regenjas, die hij van tijd tot
tijd over de schouders hangt, om zichzelf te bewonderen. Naast het aqua
rium onder het middelste raam is er een op de grond gehurkt. Van eer
groot stuk pakpapier scheurt hij lange repen af en plakt die aan de binnen
kant van een kartonnen koffer. Maakt hij zich klaar om weer weg tc
gaan uit dit huis der verschoppelingen, de donkere stad in. waar de dren
zerige regen de mensen in hun warme huizen houdt? Of werd hij. net als
ik, zoeven pas binnen gelaten en is hij nu bezig de schade te herstellen, die zijn schamel valies
opliep gedurende de tocht hierheen? Ik wil hetmijn begeleider vragen, maar die is verdwenen
zonder nog een woord te zeggen.
Nu ben ik alleen met zestien vreemde, zwijgende mannen. Zó alleen, dat het hart me in de keel
klopt. Ik zou wel weg willen hollen, de lange gang door. naar de deur, waarachter ik alle goede
en lieve dingen van mijn stad zo nabij weet. Maar ik blijf staan.
Op een kille, regen
achtige avond belde
een van onze verslag
gevers aan bij een te
huis voor daklozen en
vroeg er om nachtlo-
gies. Hij bracht er de
avond met de man
nen door, de nacht en
de volgende morgen.
Weer thuis gekomen
schreef hij dit ver
haal. Hij hoopt nu
vurig, dat het ook ge
lezen wordt. Niet
voor zijn plezier,
maar om der wille
van de duizenden, die
door ons land zwer
ven zonder ooit er
gens thuis te ko
men.
Klein kindekijn;
Waar 't niet geboren
wij waren verloren
Laat ons blijde 2y'n.'
Maket hem een bad
van tranen nat;
Badet hem daar in,'
Hij werd geslagen
in bloede gedwagen*)
Om onze wil.
Ons is geboren, enz.
Nu wieget hem zachte
mit reinen gedachten,
Ende zinget hem klaar
Het spreket zijn mond
hij mint een zuiver grondt)
Ende dat is waar!
Ons is geboren, enz.
Nu leert hem gaan
in enen volstaan
In doogden voort.'
Uw afkeren
vergrammet hem zere,
Ende hij wordt verstoord.
Ons is geboren enz.
Ellik zij mit zinnen*)
een voedster der minnen
Ende neme's hem aan*)-
Hij zal's hem lonen
mit hem zeiven,
Dat weet ik waal!*)
Ons is geboren, enz.
Ultg. Horea Belglcae X.
i) gewassen, gebaad. 2) hart> nu;
maakt, dat hy met volharding in deug.
den kan toenemen, zijn veilossingswerk
kan voltooien. 4) met heel zijn ziel. 6)
en oefene er zich in. neme 't zich voor
6) zeker.
heb me laatste sente fersope. Com
pleet 't delirium. En de vrouwe
Daarvoor mot je d'r aardig uitsien
of van dattem hebbe." Hij schuift
met duim en wijsvinger over elkaar
en knipoogt liederlijk. „Gek da'k
De jongen haalt uit de borstzak van zijn oud soldatenjasje een
ij tabaksdoos. Plotseling verlang ik hevig naar een sigaret, maar in
}geen van mijn zakken vind ik er een. Met de oogleden half dicht
I geknepen kijkt de jongen naar mij, terwijl hij in de weer is met
g vloeitjes en shag. Om zijn mond komt een lach, die ik niet begrijp.
Tot verdere toenadering geraken we niet.
soms dee." Hy lacht zachtjes maar hem verscheidene keren te grazen, tig en alleen op de wereld. Maar
7pc on /lorlicr rtaffdn hrnmmon bo. *7 O er nnnlf o r m p nmo tfpo«" Tn a 1
De jongen ls klaar gekomen met
zyn verstelwerk en breekt voor de
laatste keer de draad tussen de tan
den door. Dan haalt hy uit de borst
zak van zijn oud soldatenjasje een
tabaksdoos. Plotseling verlang ik
hevig naar een sigaret, maar in
geen van myn zakken vind ik er
een. Met de oogleden half dicht ge
knepen kykt de jongen naar my,
terwyi hy in de weer is met vloei.
raak. Ik put er zelfs de moed uit,
het mezelf gemakkeiyk te maken.
Met myn doorweekte jas over de
arm loop ik, achter de stug naar mij
toegewende ruggen langs, naar het
waslokaal, waar ik door de deur
opening wasgoed zie hangen. Terug
in de zaal pak ik de stoel bij mijn
bed weg en schuif aan by twee jon
ge kerels, die fluisterend een ge
sprek zyn begonnen.
De een, zie Ik, is de kofferplak
ker. De ander heeft een grof. vlek-
zo lang en zo doordringend, dat ze
allemaal naar hem kyken.
In al
zekere
Zes en dertig dagen brommen be- zeg nooit „arme ome Kees'
tekende dat de laatste maal. Toen zyn ellende heeft hy een
hü in Maastricht het huis van he- trots behouden.
Het schriele kereltje naast hem, waring weer van de buitenkant zag, Om tien uur gaat het licht uit.
dat ademloos zat te luisteren en met trok hy «fciaar gauw naar Utrecht. Boven de deur naar het toilet blyft
de ogen knipperde, als er een grof waar z-n kinderen wonen. Over hen een groen lampje branden. Vlak om
woord viel. De reus aan het eind praat hlJ niet. Alleen verdwijnen de me heen klinken alleen de zacht
van de tafel, die als maar een spel ]achplooien plotseling van zyn ge- steunende geluiden van mensen, die
kaarten zit te schudden en schier zicht en komt er boosheid in de zelf3 door de slaap niet van hun
elke minuut een hevige zenuwschok ^rst zo vriendelijke ogen. „Ver- zorgen worden bevryd. Boven en
krijgt. De oude man met een verbe. wacht er nooit iets van,' 'bromt hy. verderop in de gang is nog het ge-
ten tre om de mond en de blik vol 0pmerking trekt hij zich rucht van de overige zestig toewo-
verac ing voor iedereen en alles teru& naar zyn bed een van de zes- ners van het gebouw, die in klei-
utü_f_e ledikanten, die twee aan twee nere kamers huizen. Door het ge-
tjes en shag. Om zyn mond komt kerig gezicht, meelywekkend door naar dle zuiPlaP> dat stuk branie. boven eii(aar iangs de wanden zijn opende bovenlicht van het middel
een lach, die ik niet begryp. Met- zÜn lelykheid. Barbaarse lippen,
een buigt hy zich over een tyd- daarboven een vormloze neus, bru.
schrift. Tot verdere toenadering ge- tale donkere ogen en een bos don-
raken we niet.
„Ik drink niet, nooit. Smerige gezet. Stuk voor stuk raken ze
rommel." Wie roept dat daar zo langzaamaan bezet. Onderin de
hard door de kamer De blonde jon- „opa's", in de bovenste de ,.jonge-
kerbruin haar. zo goed en zo kwaad gen van de regenjas Johan hoor llngen". Oom Kees snurkt al. Een
Waarom ook? Het leven is voor als het ging glad geplakt met veel
deze mensen al evenmin vriendeiyk sterk riekende
geweest. Het trapte ze opzy, de
goot in en liet ze er in de drek lig
gen. Sommigen lokten dat zelf uit.
Anderen kwamen er tegen wil en
dank terecht, schopten terug, te
vergeefs. En geen van allen komen
ze er weer uit. Begenadigde vage
bonden? Welnee, rampzalige sloe
bers zyn het. Geen vrouw die op hen
wacht'. Geen dak, waaronder ze zich
thuis kunnen weten,
brillantine. Hii
neemt me lang
durig op, vloekt
hartgrondig fn
gromt: „Vuile
rotzooi, hè?
Hebben ze jou ook te pakken?"
Ik zeg maar Iets, zoek
woorden die overtuigend
klinken. Gelukkig is hy
ik hem nu noemen is opgestaan dag of wat geleden kwam die van
en zyn wangen zyn opeens hoog- Veenhuizen wandelen. Vlak bij
naar rood gekleurd. Ik knik hem toe. de stad pikte de politie hem op. Hy
genoeg Zyn vingers trillen, als hij weer een kón niet meer, want zyn voeten wa-
zelf te- sigaret rolt. Dit keer schuift hy ren bezaaid met stukgelopen bla-
Hun woonstee veel praatgraag om me lang te la- ook my het blikken doosje toe. ren. Ze helen al aardig, maar over-
is een hooimijt, een portiek, een cel ten stamelen. „Draai er maar een," beduidt hij. dag kan hy toch nog niet met de
of het zwerversgevang in Veenhui- Hy was een man van de „bizzenis Gretig haal ik de rook naar binnen, anderen in de werkplaats van het
zen. j ,1 t, „Goeie shag," zeg ik, „Stof, niks huls oud papier gaan
op de Daak vertelt hy. Er is voor r 6
bo™;!VPdeVTchoudedre„emnenOVen hem n°S Ste6d5 maar <<n M°kUm h5- W« ®aaa ""en.
langs 's heren wegen naar de stad en maar één Nieuwedijk, al is de ventien jaar schat ik hem. „Nee
sjokken. Misschien dat daar in een handel er dood. Een paar keer zat'ie hnnr 'k word 'wmt.i-7™ stem
sorteren, op te geven,
i ze hem Ja, i
er mee plagen. Hij is acht en zes- doen?
ste raam zuigt de tocht de verzuur
de lucht uit onze kamer weg. Ik
adem diep en verlang naar de dag
van morgen.
„Wat zou jy doen als je een tien-
tje had." hoor
Ik Johan slape
rig tegen me
zeggen. Die
vraag houdt me
lang bezig. En
zelfs als ik
's morgens, dansend haast, weer op
straat loop, de bus zie die me naar
huls kan brengen, de winkels waarin
ik zo graag kopen mag en de restau
rants waar vrienden me vaak wach
ten, zelfs déln durf lk myn ant
woord naar waarheid nog niet hard-
AMERIKAANSE RADIO:
(Van een bijzondere medewerker)
NEW YORK, U in Nederland
moge het vreemd aandoen, maar
ook religieuze programma's over dc
meer dan duizend Amerikaanse
radio-stations vinden voor een deel
plaats op commerciële basis. Type
rend voorbeeld zijn twee seriehoor
spelen, het een „Het Licht der We
reld", een dramatisering naar ge
gevens uit het Oude Testament, en
het andere, „Het grootste verhaal,
dat ooit werd verteld", dat berust
op handelingen in het Nieuwe Tes
tament.
De Good Year-rubberfabriek four
neert deze laatste „reclame"-uitzen-
ding, die wordt ingeleid en besloten
met een miniatuur-babbeltje over de
voortreffelijke kwaliteiten van de
producten van deze onderneming. In
de uitzending zelf mengt de fabriek
zich niet. Zij stelt de gelden ervoor
•beschikbaar maar laat de samenstel
ling van het hoorspel en de keuze
van de medewerkers geheel over
aan de daarvoor ingestelde gemeng
de hoorspelleiding, bestaande uit een
vertegenwoordiger vaa het protes
tantse. het katholieke en het joodse
geloof.
Moge naar uw smaak de onverza
digbare honger der reclame naar
nieuwe nog onontgonnen gebieden
hier misschien de grenzen van het
toelaatbare hebben overschreden,
toegegeven moet worden, dat de
kwaliteit der uitzendingen voortref
felijk is.
Een ander vast onderdeel in de
kerkelijke rubrieken van de Ameri
kaanse radio, eveneens misschien
voor Nederlandse begrippen wat
verbazingwekkend, is de „Church
Quiz-box", een veertiendaags half
uur hersengymnastiek over kerke
lijke zaken.
Een klassiek voorbeeld van een
minder gewetensvolle instelling bij I
de verwerking van Bijbelmateriaal
voor radio-uitzendingen is het ver- I
haal van de producer van een re-
clame-uitzending voor zeep, die in I
zijn tekst een voor zijn doel „aange
paste" versie van het „Onze Vader
wilde gebruiken. Op het nippertje
is dat niet doorgegaan.
Een staaltje, dat grenst aan dat
van het komische beeldverhaal dat jo
aan de Bijbel heette te zijn ontleend I
en dat zijn hoogtepunt vond. toen I
Eva, bijtende in de appel, blijkens I
een wolkje tekst, dat uit haar mond I
kwam. gezegd moet hebben: „Hè I
Adam. dat is lekker!"
Dergelijke uitwassen mogen del
vreemdeliftg echter niet verleiden!
tot een voorstelling van het Ameri-1
kaanse culturele en religieuze leven, I
dat sterk vertekend en van de rea-1
liteit niets dan een lachwekkende I
afspiegeling is.
De moderne Nederlander zou ook I
niet graag worden vereenzelvigd I
met zijn plat vrolijke voorvaderen
van de doeken van Jan Steen enl
Adriaan van Ostade.
De meeste religieuze uitzendingen I
in de V.S. (er wordt per week ge
middeld per zender zeven uur aan I
gewijd) hebben niets met commer- r
ciële reclame te maken. Meer dan E
in Nederland wordt er ruimte ge-1
geven aan uitzendingen van kerke-
lijke massazang. zoals bijvoorbeeld
uit het Tabelnakel der Mormonen
te Salt Lake City. elke week een
half uur Ook heeft de Amerikaan
vaker dan U gelegenheid te ge
nieten van de zang van religieuze
negerliederen, de negro-spirituals
Als vast programmapunt is er het
wekelijkse kwartier van negerliede-
ren onder de titel „Vleugelen over
de Jordaan", dat zeer hoog staat op
de ranglijst van graag gehoorde .uit- j
zendingen.
tehuis voor daklozen een plaatsje in de lik. Daar zorgden de „stillen"
hoor, ik word twintig." Zijn stem
klinkt beschaafd, zyn accent ver-
<a \fooofoi ,i„ raadt, dat hy uit het Oosten komt.
voor hen is. Meestal schudt de por- wel voor Loeders die russen. D'r Eerst vertel
tier ontkennend het hoofd, als ze terSt venei
hem om onderdak vragen. Want de zitten nlaar welnlS &oelen onder'
laatste tyd raakt het huis vol vaste Meestal had hij zijn hersens wel bij
i k en blijft hij zwij
gen. Dan gaat h ij praten en luis
ter ik. Met gespannen aandacht,
bewoners. Mannen, die zich maan
den, jaren soms, verbeten vast we
ten te klampen aan de hand, die er
hun wordt toegestoken. Waarom
moet 1 k nu juist geluk ^hebben
vanavond
elkaar. Toen ze hem eens naar zo'n ontzet door wat ik te horen krijg.
huis als dit wilden sturen in Den
Haag, smeerde hij 'm naar België.
„Faane saakies gedaon,"
Ach, de handel is weg
Een brave is hij niet. Hij ken-t
verscheidene kinderrechters van
snoeft hij. zeer nabij, zat in een gesticht, liep
de Nieu- weg' Plee»de kleine diefstallen en
wedyk is weer een byna degelijke trek,t ket metv f* kermis
winkelstraat geworden en Cor. de ™nd; H,J h*eft ce" kekel aan
Vreemd, het geeft me een zonder- toffe jongen, zit zonder een cent op fami spot met G°d en g d*en
llng gevoel van dankbaarheid, dat zak ln een tehuis voor daklozen. Om op van av°ntuurtjes
ik overbodig vind en toch niet kwyt je kapot te lachen, vindt'le zelf. „Ik ezettingstyd. 1 aar hij drinkt
niet en heeft een vast meisje. Meer
d^ d
„Dj
IT", zei vader Gans ont
roerd. ..Dit is het gelukkig
ste ogenblik van mijn leven".
Meteen stopte hij zijn kop onder
de linkervleugel, alsof hij kieke
boe wilde spelen, want een man
huilt nu eenmaal niet. „Kom. doe
niet zo mal", riep boos zijn vrouw
Gozewina. met wie hij in de scha
duw van jonker Theodoors appel
boomgaard stond. „Wanneer zul
je ook eens aan je vrouw denken?
Inplaats dat je eens gaat kijken,
hoe het met mijn vierde ei staat,
doe je niet anders, dan naar die
drie deugnieten van jongens glu
ren. Nog geen halve dag oud zijn
ze, maar zie jij ze dat aan? Ik
moet maar weer zien. dat ik ze
schoon krijg". En met van erger
nis wippende staart dribbelde ze
naar het hok, waar een heel dik
ganzenmeisje net de schaal ver
brak. die een voorspoediger ge
boorte had verhinderd.
„Tatata. waar is het kindje
dan", zei Gozewina tot haar doch
tertje. want moeders vinden al
haar spruiten even lief en boven
dien voelde ze wel. waar het heen
ging, nu ze haar man liefst drie
zoons had geschonken. In de da
gen die volgden werd haar ver
moeden tot zekerheid. Nog kon de
kleine meid het vetzuchtige lijfje
niet op de krachteloze pootjes
verheffen, of de ongeduldige va
der onderwees reeds zijn drie
zoons uit het eerste deeltje van
G. Akmans „Inleiding tot het
rhythmisch waggelen voor kleu
ters van nul tot zes maanden,
tweede herziene uitgave". En hij
bleef hardnekkig volharden in
zijn mannelijke voorkeur. Hij zag
het vormloze wichtje wel in het
hok en op het erf ronddrentelen,
maar het scheen nooit in hem op
te komen, dat dit gevederde
vleesbolletje zijn dochter Gientje
was.
Ondanks de milde zorgen van
haar moeder, kon het tot de
maanden des onderscheids geko
men jongemeisie haars vaders
onverschilligheid tenslotte toch
niet verkroppen. En omdat ze
werkelijk niet zo'n gebrek aan
temperament had. als men alge
meen aannam, besloot ze op ze
kere avond het ouderlijk hok te
verlaten. Door een gat in de hou
ten wand. dat ze na lang speuren
ontdekte, wrong ze zich naar bui
ten. waar ze werd opgewacht door
de jonker, die boosaardig „Ha ha"
riep en haar ruwweg bij de vleu
gels greep.
Moet men nog raden naar haar
lot. Alle dagen, die het overdadig
uit de kluiten gewassen ganzen-
kind tot het Kerstfeest nog rest
ten, werd ze door de knecht in
een apart hok streng bewaakt en
zo -gemest, dat hij tenslotte het
voer met kunst en vliegwerk er
bij haar moest in krijgen, wat
moeilijk was. want Gientje was
zoveel aangekomen, dat haar spie
ren een slepend bestaan leidden.
Natuurliik hadden de overige
ganzen haar uitzonderingspositie
wel bemerkt, maar omdat ze alle
maal veel te veel met zich zelf
bezig waren, deden ze geen moei
te om te ontdekken* waaraan ze
die te danken had. Alleen Go
zewina vroeg zich van tijd tot tijd
in stille verbazing af: „Waar moet
dat toch heen?"
Nu. het moest $aar de braad
pan. maar dat bevroedden Gien-
tjes soortgenoten niet. Ze wisten
allemaal wel. dat tegen het einde
van elk jaar één gans het kasteel
werd binnengebracht en nooit
meer terug kwam. Toch had het
ze nooit veel gedaan. Maar nu het
Gientje was de vreemdste gans.
die ooit op het erf had gewoond
waren ze nieuwsgierig, wat er
met haar gebeuren ging. Op de
avond na haar verdwijning uit
het aparte hok. slopen de overige
ganzen door de tuin naar het kas
teel. dat door de ramen van de
grote eetzaal helder licht uit
straalde. Eerst was er nog enig
gekibbel, wie er naar binnen zou
kijken, want iedere gans is een
gluurgraag. Vreemd genoeg bleek
de vader plotseling zeer gesteld
te zijn op ziin ouderrechten, en
omdat d^iraan moeilijk te tornen
valt. mocht hij op de ruggen van
enkele vrienden klauteren, die
bokje voor hem gingen .staan.
Eerst knipperde hij wat met de
oogjes voor de felle schijn van de
lampen, maar allengs kon hij be
ter zien, „Nee. maar", riep hii
schier ademloos. „Daar zit onze
Gien in een zilveren schaal mid
den op tafel. Ze heeft d'r witte
jurk uitgetrokken en draagt een
avondjapon van peterselie met
plakjes tomaat als garnering. En
wat is dat? Als ik het niet zelf
zag. zou ik weigeren het te gelo
ven: op haar hoofd draagt ze een
grote, rode pruim!"
Door jalouzie met stomheid ge
slagen. begaven de ganzen zich
weer naar hun hok. Sedertdien
kunnen ze alleen nog maar „Gak,
gak" roepen. Maar niemand weet.
dat dit de afkorting is van „Groei
als kool, geen ander Kerstgans".
Zo graag biedt iedere gans zich
aan voor het ereplaatsje op de
feestelijk versierde Kerstdis. Ook
al worden ze geplukt, gekookt en
opgegeten. Dat bemerken ze im
mers altijd te laat. Domme, dom
me gans. zeggen de mensen.