S.D. beveelt Jaap Lambeckzichzelf te zoeken
Brand
tot
bij Parool-expeditie leidt
arrestatie
Utrechtse vrouwen halen eten
„eldorado" over de IJssel
in
JAN
VAN LAAR
Binnenhuisarchitect
werd in illegaliteit
P.T,T.-man
Pc
imhhidao
Commissaris der Koningin stopt
papieren in paraplu
Doorstorm en regen op aftandse,
bandenloze fietsen
10e Jaargang pag. 2
(Van een onzer verslaggevers)
UTRECHT. „Hoe
ik daaruit gekomen
ben begrijp ik nu
eigenlijk nog niet!",
zegt Jaap Lambeck,
de ex-illegale werker,
die van de S.D. begin
1944 opdracht kreeg
zich zelf op te
sporen en de S.D. in
handen te spelen. Het
verhaal, dat hij ons
vertelt, is zó vreemd,
zó avontuurlijk, maar
zó angstig-spannend
ook, dat het een ver
zinsel lijkt. Lijkt,
want het is van a tot
z waar! Het speelt in
kringen van onder
grondse Paroolmen
sen. Moed, geloof in
de vaderlandse zaak, zelfver
trouwen, tegenwoordigheid
van geest en een behoorlijke
portie geluk geven het zijn
verrassende inhoud.
Jaap Lambeck is een vrij rustige
jonge man met eerder iets dromerigs
in zijn blik dan het heroïsch vlam
mende, dat volgens sommige over
leveringen moedige mensen ken
merkt. Toch ontbreekt het hem niet
aan moed, hetgeen klinkklaar blijkt
uit zijn, juist door de soberheid span
nende vertelsel.
Zijn vak: binnenhuis-architect. In
bezettingstijd echter toonde hij zich
naar buiten een uitstekend P.T.T.-
man, omdat zijn illegale taak dat
eiste. Hij was een van de mensen, die
een expeditie van „Het Parool" ver
zorgden. Legaal woonde Lambeck
met zijn gezin in Loosdrecht, illegaal
in de Cornelis Springerstraat te Am
sterdam. Daar prijkte op de deur de
naam J. Loffers. Zo was hij bekend
in de buurt. Zo ook heeft de S.D.
hem gekend.
In de Peperstraat
„Onder mijn eigen naam had ik
een winkelhuisje gehuurd in de
Peperstraat te Amsterdam. De Ha
genaars Goud en Van der Meulen
drukten in die tijd „Het Parool".
Prachtkerels, allebei! Voor de ver
zending van ons blad naar de pro
vincies was het nodig, dat de
140.000 kranten iedere Zaterdag
naar Amsterdam kwamen. In de
zaak aan de Peperstraat, officieel
een „enveloppen-fabriekje", maak
ten wij pakjes, die naar de diverse
adressen in het land moesten. Wij.
dat waren oa. mr Kees de Groot,
die toen Maarten van der Velde
heette. Kees van Dijk (Piet v. d.
Velde), Jan Stallinga (Joop v. d.
Velde) en ik zelf. Jan Loffers, ook
wel Jan v. d. Velde genaamd. Ook
mr G. J. van Heuven Goedhart,
die toen redacteur was, kwam
vaak kijken. Hij heette in die da
gen Eric v. d. Velde. Waarom wij
allemaal Van der Velde heetten?
Om de S.D. eventueel zand in de
ogen te strooien".
Loffers, alias Lambeck, reisde
met zijn pakken „Parolen" in de j
postwagens van de treinen. Omdat
daarin vrijwel nooit controle was.
Uiteraard had hij weinig kennissen
Ijij de telefoondienst, maar door
scherp luisteren en meepraten leer
de hij heel wat „collega's" in ver
scheidene plaatsen kennen. Het is
hem menigmaal te pas gekomen
„Waar komt U eigenlijk vandaan?"
vroeg hem eens een P.T.T.-inspec-
teur. „Uit Breda", antwoordde „Lof
fers". Of hij die en die kende. „Nou
en of!" en die? „Natuurlijk, die is
pas overgeplaatst naar 's Hertogen-
Dosch". En het klopte. Gelukkig!
Zaterdag 18 December. Jaap Lem-
beck ontdekt, dat zijn portefeuille
weg is. Zit waarschijnlijk in z'n
stofjas in de Peperstraat. De vol
gende morgen fietst hij er heen. „in
burger", door de uitgestorven, leeg
geplunderde Weesperstraat. waar
aan vroeger Joodse Amsterdammers
met him levendig bewegen zoveel
fleur gaven.
Als Lambeck de deur van het
winkeltje in de Peperstraat ontsluit
slaat hem een scherpe brandlucht
tegemoet. Alles wijst er op, dat hier
een behoorlijke binnenbrand heeft
gewoed. De kachel is door de vloer
gezakt, de muren zijn zwart gebla
kerd. Maar de duizenden „Parolen"
liggen keurig opgestapeld en afge-
Jaap Lambeck in
„oorloosuitrusting"
dekt met vellen papier langs de
kant Lambeck, oftewel Loffers,
smijdt de deur in het slot en ijlt
naar zijn illegale makkers om te
waarschuwen, 's. Middags vergade
ring. Uitzoeken oij de politie of er
gevaar dreigt? Het lijkt te gewaagd.
Ze besluiten uit de knobbelen wel
ke brandwacht het vuur heeft ge
blust en hem voorzichtig uit te ho
ren. De man schijnt méér dan safe
te zijn heeft volgens zijn zeggen de
politie er buiten gehouden en de
„Parolen" gered. Vonken uit de
gloeiende kachel hebben waar
schijnlijk de brand veroorzaakt.
De Parolisten besluiten per bak
fiets de geredde kranten weg te ha
len en dan de Peperstraat Peper
straat te laten. Het is gewaagd, deze
onderneming, maar duizenden ille
gale bladen zijn het risico waard.
De „expediteurs" maken de af
spraak in het straatje op elkaar te
wachten en drommels goed uit te
kijken.
„Kom d'r in
Als Jaap Lambeck Maandagmid
dag de Peperstraat in fietst ziet hij
geen van zijn makkers. Zijn intuï
tie zegt hem: het zit niet goed. Hij
heeft de sleutel van de winkel in
zijn zak. maar besluit aan te bel
len. Dat blijkt achteraf zijn geluk!
In de deuropening verschijnt een
grote, dikke S.D.-er, een Nederlan
der, die een knaap van een revolver
in zijn hand heeft. „Kom d'r in",
zegt de kerel Er zit niets anders op
weet Lambeck. „Wat komt U hier
doen?", vraagt de man. „Een fiets
terug brengen", antwoordt Lam
beck. „Van wie is die?". „Van Ba-
kels". „Hoe komt U er aan?". „Ba-
kels heeft 'm Zaterdagavond bij mij
thuis laten staan".
De S.D.-man sommeert Lambeck
zijn handen op te steken. Hij fouil
leert hem oppervlakkig, vindt ge
lukkig de sleutel van de zaak niet.
Lambeck moet naar de achterka
mer. waar Kees van Dijk al staat.
Geboeid, mot zijn neus tegen de
muur. Lambeck wordt mét één
hand aan Van Dijk vastgebonden.
Er verschijnt een Duitse S.D.-er, die
met zijn Hollandse collega in een
hoek van de kamer fluistert. Zij
kijken enkele minuten niet naar de
beide gevangenen. Lambeck heeft
even tijd met Van Dijk te fluiste
ren. Hij hoort, dat Jan Bakker en
Jan Stallinga ook zijn gepakt.
Weer wordt er gebeld. De S.D.-
ers maken open. Lambeck hoort de
stem van Nettie Meyeringh, een der
bestë „Parool"-koeriersters. „Die
trapt er ook indenkt hij. Maar
Nettie is handiger dan hij ver
moedt. „Meneer, weet u dat de sleu
tel in het slot steekt?", zegt ze met
een lief stemmetje.
„Is die van U?", vraagt de Hol
landse S.D.-man. „Wel nee", ant
woordt Nettie, „dan zou ik 'm toch
zeker er uit halen!"
„Waar moet U zijn?", vraagt de
man weer. „Boven'*;- zegt Nettie.
„O. dank U", zegt de S.D.-er en
sluit de deur. Nettie is gered.
Achteraf bleek, dat Nettie een
tijdje in de Peperstraat heeft ge
wacht op de anderen. Toen er nie
mand kwam wist ze er klopt iets
niet! Nettie dacht er niet aan op de
loop te gaan. ze wilde weten wat er
met haar makkers was gebeurd. Om
een motief tot aanbellen te hebben
liet ze haar sleutel voorzichtig in
het slot glijden en belde aan.
Lambeck heeft van dit incident
gebruik geraakt om de sleutel uit
zijn zak in een scheur van het be
hang te laten verdwijnen. De Duit-
Het Huis van Bewaring op de
Weteringschans, waar zovele
verzetslieden werden vastgehou
den, opende ook zijn deuren voor
Jaap Lambeck.
ser vraagt hem even later, of de
sleutel, die in de deur steekt, van
hem is. „Nee zegt Lambeck, „ik
heb geen sleutel, ik heb toch aan
gebeld! Ik heb trouwens met dit
hele gevalletje niets te maken".
„Wacht maar. mannetje, we zullen
de waarheid er wel uit krijgen!",
dreigt de vent.
Naar het Huis van
Bewaring
Even later komt een autootje
voor, waarschijnlijk een D.K.W.
Van Dijk en Lambeck moeten ach
terin zitten, de dikke S.D.-er komt
er tussen in. De gevangenen zijn nu
niet meer geboeid Daardoor ziet
Lambeck kans, ondanks dat hij zich
bijna niet kan bewegen, enkele
compromitterende papieren onder
de zitbank te moffelen.
In het Huis van Bewaring op de
Weteringschans wordt Jaap Lam
beck weer gefouilleerd. Nu goed.
Uit de borstzak van zijn colbert
komt een portretje van een Joodse
kennis te voorschijn, die een vals
persoonsbewijs moet hebben. „Wie
is dat?", vraagt een Duitser. „M'n
vader", antwoordt Lambeck met
een stalen gezicht. Hij mag het fo
tootje houden. In zijn cel plakt hij
het op de spiegel.
Het verhoor
Het wordt Kerstmis, Nieuwjaar,
Lambeck is nog steeds niet ver
hoord. Hij heeft alle gelegenheid
zijn verhaaltje te voltooien, zich er
helemaal in te leven. Op 10 Januari
wordt hij, midden in de nacht, uit
zijn cel gehaald en in een hokje,
beneden, opgesloten. Er is een kijk
gaatje in de deur. Gelukkig heeft
Lambeck zijn bril vergeten, die hij
als P.T.T.-man draagt. Ook zijn
slaperige gezicht maakt herkenning
moeilijk. Engeen P.T.T.-pet!
Als hij na tien minuten uit het hok
je wordt gehaald ziet hij in een
flits de N.S B -er die boven het
zaakje in de Peperstraat woont. Nu
begrijpt hij waarom hij is tentoon
gesteld.
„Het kon me op dat moment geen
zier schelen of die kerel me had
herkend of niet", zegt Lambeck,
„toen ik in mijn „eigen" cel kwam
sliep ik weer zo. Ik heb in de ge
vangenis nooit zo lekker geslapen
als juist die nacht!"
De volgende morgen wordt hij
verhoord. Twee Hollandse recher
cheurs en een Duitser („Scheel,
man. zo scheel heb ik nog nooit
iemand gezien!") voelen hem aan
de tand, een stenografe neemt alles
op. En dan vertelt hij:
„Die Zaterdagavond kwam een
kennisje uit Loosdrecht bij mij
thuis. Ik meen, dat het een Jodin
netje is (ik kon dat gerust zeg
gen en zelfs haar naam noemen,
want ze bestaat écht, maar was
toen met haar familie veilig onder
gedoken!) er was een man van
ongeveer 32 jaar bij haar, die zich
Bakels noemde. Ze vroegen, of ze
die nacht bij mij konden blijven.
Ik zag er niets in en vond het goed.
De volgende morgen reisden ze per
trein verder. Bakels vroeg de fiets
Maandag bij hem in de Peperstraat
te brengen. Nou, dat heb ik ge
daan".
„Ik geloof er niets van!", blaft de
Duitser, „de anderen vertellen heel
wat anders!" „Dat ziet er lelijk
uit denkt Lambeck, „als m'n
vrienden maar niet hebben doorge
slagen
Enfin, het verhoor gaat door,
Lambeck blijft bij zijn verklaring.
Op zeker moment flapt een van die
Hollandse kerels er uit: ,,'t Verhaal
tje klopt mij tè goed, want die an
deren lepelen precies hetzelfde op".
„Toen ging me een licht op", zegt
Lambeck, „die kerels spraken el
kaar tegen, dus wisten ze niets. Ik
bleef daarom maar mijn fantasietje
vertellen".
„De ene Hollander stelde voor
eerst te gaan eten, en het verhoor
dan voort te zetten, 's Middags ver
telde ik weer mijn verzinsel, want
ik voelde dat het goed zat. Ik werd
geconfronteerd met Jan Bakker en
Kees van Dijk. Ik keek hen even
aan en beweerde, dat ik hen niet
kende.
Een gevaarlijke
communist
Daarna begonnen de kerels uit
een ander vaatje te tappen. „Nou.
hier zit je dan. Loffers, en thuis
zitten je vrouw en de twee kinde
ren. Grappig, hè, dat heb je alle
maal te danken aan die kerel met
die fiets. Weet je wel, dat 't een
aarts-gemene kerel is? Lambeck
heet-ie, een gevaarlijke communist.
Hij is zo vuil, dat-ie je zeker dood
zou schieten als-ie wist, wat jij hier
allemaal hebt zitten vertellen. En
die vent laat je gezin rustig ver
rekken als jij hier blijft. Luister 's.
je mag direct naar huis als je be-
Advertentie (LM.)
RESTAURANT
BODEGA
Lr/W/UAOMJC
Aan de Vleugel
VREDENBURG No. -4 Telefoon 10556
looft ons die knaap aan te wijzen".
„Ik deed reuze verontwaardigd",
zegt Lambeck, „hoewel ik haast in
lachen uitbarstte. „Moet ik voor
verrader spelen?", riep ik, „nee, dat
doe ik niet!"
„Goed dan", zeiden die S.D.-ers,
„dan sturen we je voor de rest van
de oorlog naar een concentratie
kamp en kunnen je vrouw en kin
deren 'alleen achterblijven". Lam
beck deed, alsof hij overlegde tus
sen „ja" en „neen". Na lang wik
ken en wegen kwam er met bene
pen stem uit: „Ik vind me zelf een
reuze schoft, maar ik verlang vre
selijk naar m'n gezin. Zeg maar,
wat ik moet doen".
Weer op vrije voeten
Nou. toen was het Loffers voor
en Loffers na, ze klopten op mijn
schouders alsof ze een hond pre
zen. omdat-ie zo braaf geapporteerd
had. De opdracht luidde: als ik Ba
kels, alias Lambeck, ergens zag
moest ik dadelijk de Euterpestraat
opbellen en vragen naar Comello,
die ene Hollandse S.D.-man.
„Toen hebben die kerels me naar
buiten gebracht, ik kreeg nog een
hartelijke hand en daar stapte ik
Amsterdam in, op zoek naarmij
zelf. Ik heb onmiddellijk mevrouw
De Meyer opgebeld, een relatie van
Van Heuven Goedhart. „Ben jij het
heus, Jaap?", vroeg zij, „ben je er
uit?". „Ja", zei ik. „ik moet dade
lijk H. G. spreken." Die was op dat
ogenblik niet bereikbaar, maar me
vrouw De Meyer wist, dat hij de
volgende dag om half twaalf per
trein naar Utrecht zou reizen.
„Ik heb Van Heuven Goedhart de
volgende morgen opgewacht en ben
met hem meegereisd. Hij wan
trouwde men kennelijk, en dat deed
mij pijn. Maar ik begreep zijn hou
ding. Per slot van rekening was het
erg raar dat de S.D. juist mij. een
der grootste „boeven", had losgela
ten. Later heeft hu natuurlijk alles
begrepen en er hartelijk om gela
chen.
Toch verraden?
Een paar dagen later liep ik bij
na weer in de val. Ik had met mijn
vrouw afgesproken dat ik, als ik
thuis kwam, eerst op straat een be
paald deuntje zou fluiten, zij ant
woordde dan ten teken, dat de kust
veilig was. Ik kom die avond de
straat in, fluit, maar krijg geen ant
woord. Dadelijk floept in mijn
hoofd een rood lampje aan. Nog
eens gefloten en daar hoor ik ach
ter de ruiten de stem van mijn
dochtertje mijn komst aankondigen.
Ik wacht voor de deur en tuur door
het ruitje de gemeenschappelijke
hal in. En jawel, ik zie de binnen
deur opengaan en een vreemde
dikke vent stapt de hal in. Ik ren
van de deur vandaan naar de over
kant en loop dan rustig in het don
ker verder. Kennelijk was ik toch
verraden.
De volgende dag zijn mijn vrouw
en kinderen uit de Cornelis Sprin
gerstraat weggetrokken en mij na
gereisd. Tot het eind van de oorlog
hebben wij rondgezworven. Maar
de S.D. heeft mij niet weer te pak
ken gekregen.
„En weet je het gekste van het
verhaal: mijn kindei-en hebben de
hele oorlog nooit anders geweten
dan dat zij Loffers heetten. Pas na
de bevrijdiiig hoorden zij, dat hun
ware naam Lambeck is'"
Het winkelhuisje in de Peper- 1 briekje", in werkelijkheid expe-
straatofficieel enveloppen-fa- 1 ditieruimte van 't illegale Parool
(Vervolg van de voorpag.)
Een van hen was de Katholiek L.
F. W. Jansen, thans Burgemeester
van Cuijk (N.Br.) die in de oor
logstijd op de secretarie werkte in
Usselstein en oprichter was van
het R. K. verzetsblad Christoforus
Hij had vroeger gestudeerd voor
geestelijke, maar was er mee op ge
houden en liep nu doorgaans in de
vermomming van kapelaan. Toen
mijn knecht hem een keer open had
gedaan, zei hij mij: „Daar is die
R. K. Geestelijke voor U. Hij is nu
geen Kapelaan meer, maar bevor
derd tot Pastoor."
„Hebt U in het verzet niet samen
gewerkt met Jhr. Mr. v. Holthe
tot Echten, de vroegere burgemees
ter van Zeist?"
„Niet alleen met hem. Wij vorm
den een groep, die werkte onder de
dekmantel van het Grebbecomité.'
Daarin zaten ook de heer v. Heuven
Goedhart, met wie ik al in de herfst
van '40 in het echte Grebbecomité
had kennis gemaakt, de heer J. J.
Kramer, het tegenwoordige eerste
Kamerlid en H. M. v. Randwijk. De
heer v. Heuven Goedhart onimoet-
te ik bijna altijd in de woning van
de heer van Holthe tot Echten. Wel
heb ik verschillende onderduikers
Mannen konden er
niet op uit
De Duitsers hebben de gealli
eerden bij Arnhem verslagen,
het vormen van een bruggehoofd
daar is mislukt, de bevrijding van
West-Nederland laat op zich
wachten. Treinen rijden er niet
meer. de burgers in het Westen
lijden honger. In het Oosten is
volop eten, maar de mannen
kunnen er niet op uit om het te
halen. Dus gaan de vrouwen, ook
Utrechtse, door storm en regen,
over spiegelglad bevroren of dik-
besneeuwde wegen naar Overijs
sel, Drente, Friesland, ja zelfs
naar Groningen. Hoe moeilijk zij
het hadden, met welke tegenslag
zij kampten, welke angsten zij
uitstonden, daarvan geeft het
verhaal van mevrouw Krina
PetietDen Dunnen een uitste
kende indruk.
Winter 1945 hoij-
gerwinter!
Weten we nog van
de vele, vele vrou
wen, oude mannen en
zeer jonge jongens,
die langs de wegen
liepen achter kinder
wagens, kistjes op
wielen, „evacuatie
wagens", die fietsten
op karretjes met
massieve banden, op
luchtbanden versierd
met groezelige lap
pen of op de naakte
velgen? De lange,
troosteloze file, de
straatweg af van
Utrecht over Amers
foort naar Zwolle.
Verder, steeds ver
der. Eerst tot vlak
over de IJssel, later
toen de spoeling dunner
werd naar Meppel, Steen-
wijk, tot ver in Friesland. Heen
met lege karretjes en hoopvol
le gezichten, terug met een
vrachtje, tot bezwijkens toe
uitgeput, in hun hamerende
hoofden één grote vrees:
„Brengen we het thuis zonder
controle, zonder dat de Duit
sers het ons, nu nog, vlak bij
huis, afnemen?"
Hongertochten om
nooit te vergeten
Weten we het nog, hoe de vrou
wen, na een korte tijd thuis op
i adem te zijn gekomen, er weer op
uittrokken? Dat beetje eten ging zo
gauw op als het hele gezin er van
moest leven, plus de burem die te
oud waren om er zelf op uit te
gaan, en de ondergedoken jongens
hier, daar en overal. En met nieuwe
moed en verbetenheid gingen ze.
Zij moesten er immers voor zorgen?
En ze zorgden er voor!
20 Januari 1945: geruchten over
het „sluiten" van de IJssel! Ieder
een wordt er door opgeschrikt. De
oorlog kan nog zo lang duren, er
moet eten in huis zijn vóór het te
laat is.
die morgen om zeven uur, klaar om
te gaan, maar, o schrik, sneeuw!
Een dikke laag. Gaan? Niet
gaan? Ze zijn haast niet te houden,
besluiten toch te wachten: Iedere
dag komen er mensen uit het Noor
den terug, lopend naast hun fiet
sen, wegglibberend op de gladde
wegen, opstaand, verder, baggerend
door de dikke sneeuw met kapotte
schoenen, op „tripjes", doodmoe!
Tot ze er zijn en met gejuich wor
den ontvangen.
2 Februari: eindelijk is de sneeuw
weg! De twee vrouwen gaan. Eén
laat thuis achter drie jonge kinde
ren en een onherstelbaar zieke
man. die over twee dagen jarig is
Maar dat telt immers niet mee? Ze
moet eten halen juist voor die
zieke man! De ander laat achter
c-en ondergedoken man en een klein
kind. Wat zal er gebeuren in de
lijd, dat zij weg zijn? Niet over
denken!
De bagage: zijtassen en een kof
fertje-met-inhoud: koffiesurrogaat,
lucifers en wat de vrouwen maar
aan kinderkleertjes kunnen missen
Doodgewoon kopen voor geld, dat
is al lang geleden. Een pakje opge
spaarde boterhammen mee en wat
roggekoekjes, gebakken op het
noodkacheltje. Dat is nog een weel
de. de meesten gaan op stap zon
der iets.
Moedig op pad: Utrecht. De Bilt.
Huis ter Heide paf. knal. de eer
ste lekke band. De twee vrouwen
zijn voor geen geruchtje vervaard,
maar banden repareren? Er af ha
len gaat wel, plakken ook nog,
Twee Utrechtse vrouwen staan maar er om leggen? Gelukkig, een
jongen op weg naar zijn werk wil
helpen. Geld'' „Wat heb ik er aan,
je kan toch niets kopen, 'k Heb
vanmorgen nog niets gegeten". „Toe,
help ons, dan krijg je onze boter
ham!" „Boterham?" 'k Wil wel tien
banden omgooien voor een boter
ham!"
Zo komt de eerste band klaar, de
twee vrouwen gaan verder, zonder
boterham. Soesterberg, de band
loopt langzaam leeg. Te gauw ge
plakt, lapje los. Gelukkig, een fiet
senmaker. „O, nee, dames, als ik
banden plak voor voorbijgangers
heb ik dagwerk. Nee, dat doen we
niet meer". Een pakje koffie-surro-
gaat doet wonderen. „O. dan wel!"
Arme drommels, die ook langs de
weg zuchten en geen koffie-surro-
gaat hebben
Verder: Amersfoort, Nijkerk. pats.
weer een band, nu van de ander.
Mensen met massieve banden rij
den voorbij. Van lekke banden heb
ben zij geen last, al trappen zij een
beetje zwaarder. Nijkerk. even den
ken, ja, een verre relatie van de
één. Er op af, geluk! Hulp bij het
handplakken, zo maar, 'n boterham
en 'n kopje drinken! Dapper ver
der. Tegenwind, tempo, tempo
Achter elkaar op 't smalle paadje
langs de klinkerstraatweg. Putten,
Ermelo, pang, vierde lekke band!
Pas 45 van de 130 K.M. afgelegd,
hoe komen ze ooit in Dedemsvaart?
Vragen, vragen, eindelijk hulp van
een oude man, die, als hij hoort
dat ze uit Utrecht komen, meteen
bereid is Ze moeten mee naar
moeder-de-vrouw. Hij heeft een
dochter in een Utrechts ziekenhuis.
Kan er niet komen door de spoor
wegstaking. Willen ze, als ze terug
zijn, naar die dochter? Met een
briefje, de groeten en een heleboel
boodschappen: dat ze gezond zijn en
geen honger lijden. Natuurlijk wil
len ze dat! Weer geholpen, verder.
Nunspeet.
Wat zijn ze bevoorrecht! De men
sen, die voor en achter ze rijden,
die ook stroppen hebben: lekke
banden of kapotte schoenen. ze
moeten naar een of ander nacht
verblijf voor doortrekkers of bij
een boer in het hooi. De twee vrou
wen worden in Nunspeet met open
1 armen ontvangen bij een jeugd
vriendin. Een eitje (in jaren niet
geproefd!} gebakken met spek.
warme voeten en een bed. Volgen
de morgen regen, regen, het giet
i aan één stuk door. Toch gaan, ze
kunnen geen dag langer van huis
I blijven dan nodig is. En over de
1 IJssel, daar ligt immers eldorado!
Tegenwind, regen, trappen, trap
pen! De tegenliggers met rogge in
I zakjes gebonden op de fiets, met
l aardappelen in een zak op de baga
gedrager, naast de fietsen lopend.
1 doornat zij trappen, lopen, suk-
kelen huistoe met hun vracht. Daar
komt een hele karavaan: enige
handkarren achter elkaar gebonden.
mensen sjorren ze aan touwen
voort. De vrouwen stoppen, vragen
I hoe het is aan de IJssel. Veel con
trole? De manpen hebben geboft.
Maar op één wagen ligt een zwaar
zieke vrouw. Waren ook met z'n
tweeën er op uit getrokken, één
had het onderweg moeten opgeven,
toen stond de ander aan de kant
van de weg met nog 90 K.M. voor
zich Wat moest ze beginnen, hoe
kwam ze ooit thuis?
Er was hulp gekomen. Een paar
huisvaders van boven de veertig,
die het hadden gewaagd, die echter
ook doodmoe waren en verder
(Zie verder pag. VU
op Stenia gehad, maar Van Heuven
Goedhart, die wel mijn buitenver
blijf in Voorst onder zijn onder
duikadressen telde, heeft nooit op
Stenia gelogeerd. Dit vertel ik in
verband met het volgende voorval
Op zekere avond in de herfst vanl
1943 werd er om tien uur gebeld!
Er hadden al eens meer invallen inl
mijn huis plaats gehad o.a. om mijn!
jongste zoon te zoeken, die onde:-l
gedoken was. Wij begrepen directi
dat er onraad moest zijn. In de ka-B
mer zaten mijn vrouw, mijn doc'n-l
ter, een ^jameslogee en mijn broer,I
die ook in het verzetswerk een ro'l
speelde. Later is hij in Doetincher:!
nog gevangen genomen, maai h,l
heeft door uit de trein te vluchter®
weten te ontsnappen. Bij de bevrijT
ding -is hij in Zutphen doodgesctK/l
ten Niemand heeft ooit geweten o;|
welke manier. Hij had die bewustf
avond verschillende bezwarend;
papieren bij zich, die hij ijlings ot-L
der de canapé verstopte. De vrou-|
welijke logee ging open doen, zot
zij de „bezoekers" nog enige tij:|
kon ophouden, ik kwam onmiddell
lijk achter haar aan Twee politie!
mannen in burger, een Duitser c:l
een Hollander, vroegen mij persoon!
lijk te spreken. Ik liet ze binnen :J
een andere'kamer, dan waar de hfl
milie zat.
Inmiddels waren ook vier anderl
Duitsers met revolvers gewaper^j
binnen gedrongen, die de gang
de trap bewaakten
,,De heren waren dus wel
cuur?"
„Zoals steeds". „Kunnen we nul
gaan zitten?", vroegen ze. „Neen|
antwoordde ik, „maar begint U
met Uw hoed af te zetten. Toen i!
vroeg, waarmee ik de heren
dienst kon zijn, antwoordden z-.l
..Wij zoeken Van Heuven Goedhartf
die waarschijnlijk hier verborgt
zit. Die kent U toch?" Ik antwoord!
de bevestigend. „Dan willen wij b;!
huis doorzoeken". Ik liet ze om w
beginnen de huiskamer binnetf
„Daar zit-ie", zei één van de twef
en wees op mijn broer. Inderdaal
was er enige gelijkenis, maar na cl
controle van legitimatiebewijs®
etc. moesten ze wel overtuigd zi:l
dat ze het mis hadden. De be\V®
kers in de gang hadden inmiddel
mijn gedienstige ondervraagd, dJ
goed Duits sprak. Ze lieten zich
makkelijker, dan wij vermoed ha:!
den, overtuigen en zijn weer vj
spoedig vertrokken."
Waarom naar
Engeland?
„Was dat vóórdat Van Heuttfl
Goedhart naai- Engeland trok0'
„Kort daarvoor. Ons comité voïl
het dringend nodig, dat één van o»
vijven naar Engeland ging,
eerste om de Regering in LondeJ
op de hoogte te brengen van
stand van het verzet, ten tweec
om een betere berichtgeving d<>q
middel van de radio te verkrijg^
Wij hoorden ervan op, toen
door de Engelse zender vernam;!
dat Van Heuven Goedhart tot r!
nister van Justitie was benoemd!
„Had U bij de inval van zoëvjT
geen angst, dat men Uw papicr^j
ontdekken zou?"
„Ik zorgde er altijd voor. dat cl
papieren van enige betekenis
den verstopt in blikken tromntfj
begraven in de tuin. Alleen
dochter en ik waren hiervan opj]
hoogte. Het personeel wist
niets. Toen ik na de bevrijding v
de enquêtecommissie ben vers^l
nen, kon ik de inhoud van cc!
trommels overleggen. Het vocht
de papieren wel aangetast. m.5f
toch nog voldoende intact gelatöf
In een paraplu
„En als U met de papieren i
de?"
„Dan stopte ik ze tussen de
leinen van mijn paraplu. Ik UB
niet van een paraplu en droeg *1
meubel vroeger nooit, maar mT
oorlogsjaren was ik nooit zonAJ
In de trein legde ik de zorgvj)1-*
opgerolde paraplu steeds in het
gagenet. Mochten ze het ding v>
den, dan kon ik nog altijd vom
den. dat het niet van mij was. *1
ik op de fiets uit, dan zette
in de standaard, waarin men 9
ders z'n racket pleegt te zetteM
wilden ze me onderweg foullM
wat wel is voorgekomen, begot11
met te zeggen: „Houdt U dan e
m'n paraplu vast."
Zoals men weet, werd de
Bosch Ridder van Rosenthal
middellijk na de bevrijding
noemd tot Voorzitter van het
lege van Vertrouwensmannen.