S.D. beveelt Jaap Lambeckzichzelf te zoeken Brand tot bij Parool-expeditie leidt arrestatie Utrechtse vrouwen halen eten „eldorado" over de IJssel in JAN VAN LAAR Binnenhuisarchitect werd in illegaliteit P.T,T.-man Pc imhhidao Commissaris der Koningin stopt papieren in paraplu Doorstorm en regen op aftandse, bandenloze fietsen 10e Jaargang pag. 2 (Van een onzer verslaggevers) UTRECHT. „Hoe ik daaruit gekomen ben begrijp ik nu eigenlijk nog niet!", zegt Jaap Lambeck, de ex-illegale werker, die van de S.D. begin 1944 opdracht kreeg zich zelf op te sporen en de S.D. in handen te spelen. Het verhaal, dat hij ons vertelt, is zó vreemd, zó avontuurlijk, maar zó angstig-spannend ook, dat het een ver zinsel lijkt. Lijkt, want het is van a tot z waar! Het speelt in kringen van onder grondse Paroolmen sen. Moed, geloof in de vaderlandse zaak, zelfver trouwen, tegenwoordigheid van geest en een behoorlijke portie geluk geven het zijn verrassende inhoud. Jaap Lambeck is een vrij rustige jonge man met eerder iets dromerigs in zijn blik dan het heroïsch vlam mende, dat volgens sommige over leveringen moedige mensen ken merkt. Toch ontbreekt het hem niet aan moed, hetgeen klinkklaar blijkt uit zijn, juist door de soberheid span nende vertelsel. Zijn vak: binnenhuis-architect. In bezettingstijd echter toonde hij zich naar buiten een uitstekend P.T.T.- man, omdat zijn illegale taak dat eiste. Hij was een van de mensen, die een expeditie van „Het Parool" ver zorgden. Legaal woonde Lambeck met zijn gezin in Loosdrecht, illegaal in de Cornelis Springerstraat te Am sterdam. Daar prijkte op de deur de naam J. Loffers. Zo was hij bekend in de buurt. Zo ook heeft de S.D. hem gekend. In de Peperstraat „Onder mijn eigen naam had ik een winkelhuisje gehuurd in de Peperstraat te Amsterdam. De Ha genaars Goud en Van der Meulen drukten in die tijd „Het Parool". Prachtkerels, allebei! Voor de ver zending van ons blad naar de pro vincies was het nodig, dat de 140.000 kranten iedere Zaterdag naar Amsterdam kwamen. In de zaak aan de Peperstraat, officieel een „enveloppen-fabriekje", maak ten wij pakjes, die naar de diverse adressen in het land moesten. Wij. dat waren oa. mr Kees de Groot, die toen Maarten van der Velde heette. Kees van Dijk (Piet v. d. Velde), Jan Stallinga (Joop v. d. Velde) en ik zelf. Jan Loffers, ook wel Jan v. d. Velde genaamd. Ook mr G. J. van Heuven Goedhart, die toen redacteur was, kwam vaak kijken. Hij heette in die da gen Eric v. d. Velde. Waarom wij allemaal Van der Velde heetten? Om de S.D. eventueel zand in de ogen te strooien". Loffers, alias Lambeck, reisde met zijn pakken „Parolen" in de j postwagens van de treinen. Omdat daarin vrijwel nooit controle was. Uiteraard had hij weinig kennissen Ijij de telefoondienst, maar door scherp luisteren en meepraten leer de hij heel wat „collega's" in ver scheidene plaatsen kennen. Het is hem menigmaal te pas gekomen „Waar komt U eigenlijk vandaan?" vroeg hem eens een P.T.T.-inspec- teur. „Uit Breda", antwoordde „Lof fers". Of hij die en die kende. „Nou en of!" en die? „Natuurlijk, die is pas overgeplaatst naar 's Hertogen- Dosch". En het klopte. Gelukkig! Zaterdag 18 December. Jaap Lem- beck ontdekt, dat zijn portefeuille weg is. Zit waarschijnlijk in z'n stofjas in de Peperstraat. De vol gende morgen fietst hij er heen. „in burger", door de uitgestorven, leeg geplunderde Weesperstraat. waar aan vroeger Joodse Amsterdammers met him levendig bewegen zoveel fleur gaven. Als Lambeck de deur van het winkeltje in de Peperstraat ontsluit slaat hem een scherpe brandlucht tegemoet. Alles wijst er op, dat hier een behoorlijke binnenbrand heeft gewoed. De kachel is door de vloer gezakt, de muren zijn zwart gebla kerd. Maar de duizenden „Parolen" liggen keurig opgestapeld en afge- Jaap Lambeck in „oorloosuitrusting" dekt met vellen papier langs de kant Lambeck, oftewel Loffers, smijdt de deur in het slot en ijlt naar zijn illegale makkers om te waarschuwen, 's. Middags vergade ring. Uitzoeken oij de politie of er gevaar dreigt? Het lijkt te gewaagd. Ze besluiten uit de knobbelen wel ke brandwacht het vuur heeft ge blust en hem voorzichtig uit te ho ren. De man schijnt méér dan safe te zijn heeft volgens zijn zeggen de politie er buiten gehouden en de „Parolen" gered. Vonken uit de gloeiende kachel hebben waar schijnlijk de brand veroorzaakt. De Parolisten besluiten per bak fiets de geredde kranten weg te ha len en dan de Peperstraat Peper straat te laten. Het is gewaagd, deze onderneming, maar duizenden ille gale bladen zijn het risico waard. De „expediteurs" maken de af spraak in het straatje op elkaar te wachten en drommels goed uit te kijken. „Kom d'r in Als Jaap Lambeck Maandagmid dag de Peperstraat in fietst ziet hij geen van zijn makkers. Zijn intuï tie zegt hem: het zit niet goed. Hij heeft de sleutel van de winkel in zijn zak. maar besluit aan te bel len. Dat blijkt achteraf zijn geluk! In de deuropening verschijnt een grote, dikke S.D.-er, een Nederlan der, die een knaap van een revolver in zijn hand heeft. „Kom d'r in", zegt de kerel Er zit niets anders op weet Lambeck. „Wat komt U hier doen?", vraagt de man. „Een fiets terug brengen", antwoordt Lam beck. „Van wie is die?". „Van Ba- kels". „Hoe komt U er aan?". „Ba- kels heeft 'm Zaterdagavond bij mij thuis laten staan". De S.D.-man sommeert Lambeck zijn handen op te steken. Hij fouil leert hem oppervlakkig, vindt ge lukkig de sleutel van de zaak niet. Lambeck moet naar de achterka mer. waar Kees van Dijk al staat. Geboeid, mot zijn neus tegen de muur. Lambeck wordt mét één hand aan Van Dijk vastgebonden. Er verschijnt een Duitse S.D.-er, die met zijn Hollandse collega in een hoek van de kamer fluistert. Zij kijken enkele minuten niet naar de beide gevangenen. Lambeck heeft even tijd met Van Dijk te fluiste ren. Hij hoort, dat Jan Bakker en Jan Stallinga ook zijn gepakt. Weer wordt er gebeld. De S.D.- ers maken open. Lambeck hoort de stem van Nettie Meyeringh, een der bestë „Parool"-koeriersters. „Die trapt er ook indenkt hij. Maar Nettie is handiger dan hij ver moedt. „Meneer, weet u dat de sleu tel in het slot steekt?", zegt ze met een lief stemmetje. „Is die van U?", vraagt de Hol landse S.D.-man. „Wel nee", ant woordt Nettie, „dan zou ik 'm toch zeker er uit halen!" „Waar moet U zijn?", vraagt de man weer. „Boven'*;- zegt Nettie. „O. dank U", zegt de S.D.-er en sluit de deur. Nettie is gered. Achteraf bleek, dat Nettie een tijdje in de Peperstraat heeft ge wacht op de anderen. Toen er nie mand kwam wist ze er klopt iets niet! Nettie dacht er niet aan op de loop te gaan. ze wilde weten wat er met haar makkers was gebeurd. Om een motief tot aanbellen te hebben liet ze haar sleutel voorzichtig in het slot glijden en belde aan. Lambeck heeft van dit incident gebruik geraakt om de sleutel uit zijn zak in een scheur van het be hang te laten verdwijnen. De Duit- Het Huis van Bewaring op de Weteringschans, waar zovele verzetslieden werden vastgehou den, opende ook zijn deuren voor Jaap Lambeck. ser vraagt hem even later, of de sleutel, die in de deur steekt, van hem is. „Nee zegt Lambeck, „ik heb geen sleutel, ik heb toch aan gebeld! Ik heb trouwens met dit hele gevalletje niets te maken". „Wacht maar. mannetje, we zullen de waarheid er wel uit krijgen!", dreigt de vent. Naar het Huis van Bewaring Even later komt een autootje voor, waarschijnlijk een D.K.W. Van Dijk en Lambeck moeten ach terin zitten, de dikke S.D.-er komt er tussen in. De gevangenen zijn nu niet meer geboeid Daardoor ziet Lambeck kans, ondanks dat hij zich bijna niet kan bewegen, enkele compromitterende papieren onder de zitbank te moffelen. In het Huis van Bewaring op de Weteringschans wordt Jaap Lam beck weer gefouilleerd. Nu goed. Uit de borstzak van zijn colbert komt een portretje van een Joodse kennis te voorschijn, die een vals persoonsbewijs moet hebben. „Wie is dat?", vraagt een Duitser. „M'n vader", antwoordt Lambeck met een stalen gezicht. Hij mag het fo tootje houden. In zijn cel plakt hij het op de spiegel. Het verhoor Het wordt Kerstmis, Nieuwjaar, Lambeck is nog steeds niet ver hoord. Hij heeft alle gelegenheid zijn verhaaltje te voltooien, zich er helemaal in te leven. Op 10 Januari wordt hij, midden in de nacht, uit zijn cel gehaald en in een hokje, beneden, opgesloten. Er is een kijk gaatje in de deur. Gelukkig heeft Lambeck zijn bril vergeten, die hij als P.T.T.-man draagt. Ook zijn slaperige gezicht maakt herkenning moeilijk. Engeen P.T.T.-pet! Als hij na tien minuten uit het hok je wordt gehaald ziet hij in een flits de N.S B -er die boven het zaakje in de Peperstraat woont. Nu begrijpt hij waarom hij is tentoon gesteld. „Het kon me op dat moment geen zier schelen of die kerel me had herkend of niet", zegt Lambeck, „toen ik in mijn „eigen" cel kwam sliep ik weer zo. Ik heb in de ge vangenis nooit zo lekker geslapen als juist die nacht!" De volgende morgen wordt hij verhoord. Twee Hollandse recher cheurs en een Duitser („Scheel, man. zo scheel heb ik nog nooit iemand gezien!") voelen hem aan de tand, een stenografe neemt alles op. En dan vertelt hij: „Die Zaterdagavond kwam een kennisje uit Loosdrecht bij mij thuis. Ik meen, dat het een Jodin netje is (ik kon dat gerust zeg gen en zelfs haar naam noemen, want ze bestaat écht, maar was toen met haar familie veilig onder gedoken!) er was een man van ongeveer 32 jaar bij haar, die zich Bakels noemde. Ze vroegen, of ze die nacht bij mij konden blijven. Ik zag er niets in en vond het goed. De volgende morgen reisden ze per trein verder. Bakels vroeg de fiets Maandag bij hem in de Peperstraat te brengen. Nou, dat heb ik ge daan". „Ik geloof er niets van!", blaft de Duitser, „de anderen vertellen heel wat anders!" „Dat ziet er lelijk uit denkt Lambeck, „als m'n vrienden maar niet hebben doorge slagen Enfin, het verhoor gaat door, Lambeck blijft bij zijn verklaring. Op zeker moment flapt een van die Hollandse kerels er uit: ,,'t Verhaal tje klopt mij tè goed, want die an deren lepelen precies hetzelfde op". „Toen ging me een licht op", zegt Lambeck, „die kerels spraken el kaar tegen, dus wisten ze niets. Ik bleef daarom maar mijn fantasietje vertellen". „De ene Hollander stelde voor eerst te gaan eten, en het verhoor dan voort te zetten, 's Middags ver telde ik weer mijn verzinsel, want ik voelde dat het goed zat. Ik werd geconfronteerd met Jan Bakker en Kees van Dijk. Ik keek hen even aan en beweerde, dat ik hen niet kende. Een gevaarlijke communist Daarna begonnen de kerels uit een ander vaatje te tappen. „Nou. hier zit je dan. Loffers, en thuis zitten je vrouw en de twee kinde ren. Grappig, hè, dat heb je alle maal te danken aan die kerel met die fiets. Weet je wel, dat 't een aarts-gemene kerel is? Lambeck heet-ie, een gevaarlijke communist. Hij is zo vuil, dat-ie je zeker dood zou schieten als-ie wist, wat jij hier allemaal hebt zitten vertellen. En die vent laat je gezin rustig ver rekken als jij hier blijft. Luister 's. je mag direct naar huis als je be- Advertentie (LM.) RESTAURANT BODEGA Lr/W/UAOMJC Aan de Vleugel VREDENBURG No. -4 Telefoon 10556 looft ons die knaap aan te wijzen". „Ik deed reuze verontwaardigd", zegt Lambeck, „hoewel ik haast in lachen uitbarstte. „Moet ik voor verrader spelen?", riep ik, „nee, dat doe ik niet!" „Goed dan", zeiden die S.D.-ers, „dan sturen we je voor de rest van de oorlog naar een concentratie kamp en kunnen je vrouw en kin deren 'alleen achterblijven". Lam beck deed, alsof hij overlegde tus sen „ja" en „neen". Na lang wik ken en wegen kwam er met bene pen stem uit: „Ik vind me zelf een reuze schoft, maar ik verlang vre selijk naar m'n gezin. Zeg maar, wat ik moet doen". Weer op vrije voeten Nou. toen was het Loffers voor en Loffers na, ze klopten op mijn schouders alsof ze een hond pre zen. omdat-ie zo braaf geapporteerd had. De opdracht luidde: als ik Ba kels, alias Lambeck, ergens zag moest ik dadelijk de Euterpestraat opbellen en vragen naar Comello, die ene Hollandse S.D.-man. „Toen hebben die kerels me naar buiten gebracht, ik kreeg nog een hartelijke hand en daar stapte ik Amsterdam in, op zoek naarmij zelf. Ik heb onmiddellijk mevrouw De Meyer opgebeld, een relatie van Van Heuven Goedhart. „Ben jij het heus, Jaap?", vroeg zij, „ben je er uit?". „Ja", zei ik. „ik moet dade lijk H. G. spreken." Die was op dat ogenblik niet bereikbaar, maar me vrouw De Meyer wist, dat hij de volgende dag om half twaalf per trein naar Utrecht zou reizen. „Ik heb Van Heuven Goedhart de volgende morgen opgewacht en ben met hem meegereisd. Hij wan trouwde men kennelijk, en dat deed mij pijn. Maar ik begreep zijn hou ding. Per slot van rekening was het erg raar dat de S.D. juist mij. een der grootste „boeven", had losgela ten. Later heeft hu natuurlijk alles begrepen en er hartelijk om gela chen. Toch verraden? Een paar dagen later liep ik bij na weer in de val. Ik had met mijn vrouw afgesproken dat ik, als ik thuis kwam, eerst op straat een be paald deuntje zou fluiten, zij ant woordde dan ten teken, dat de kust veilig was. Ik kom die avond de straat in, fluit, maar krijg geen ant woord. Dadelijk floept in mijn hoofd een rood lampje aan. Nog eens gefloten en daar hoor ik ach ter de ruiten de stem van mijn dochtertje mijn komst aankondigen. Ik wacht voor de deur en tuur door het ruitje de gemeenschappelijke hal in. En jawel, ik zie de binnen deur opengaan en een vreemde dikke vent stapt de hal in. Ik ren van de deur vandaan naar de over kant en loop dan rustig in het don ker verder. Kennelijk was ik toch verraden. De volgende dag zijn mijn vrouw en kinderen uit de Cornelis Sprin gerstraat weggetrokken en mij na gereisd. Tot het eind van de oorlog hebben wij rondgezworven. Maar de S.D. heeft mij niet weer te pak ken gekregen. „En weet je het gekste van het verhaal: mijn kindei-en hebben de hele oorlog nooit anders geweten dan dat zij Loffers heetten. Pas na de bevrijdiiig hoorden zij, dat hun ware naam Lambeck is'" Het winkelhuisje in de Peper- 1 briekje", in werkelijkheid expe- straatofficieel enveloppen-fa- 1 ditieruimte van 't illegale Parool (Vervolg van de voorpag.) Een van hen was de Katholiek L. F. W. Jansen, thans Burgemeester van Cuijk (N.Br.) die in de oor logstijd op de secretarie werkte in Usselstein en oprichter was van het R. K. verzetsblad Christoforus Hij had vroeger gestudeerd voor geestelijke, maar was er mee op ge houden en liep nu doorgaans in de vermomming van kapelaan. Toen mijn knecht hem een keer open had gedaan, zei hij mij: „Daar is die R. K. Geestelijke voor U. Hij is nu geen Kapelaan meer, maar bevor derd tot Pastoor." „Hebt U in het verzet niet samen gewerkt met Jhr. Mr. v. Holthe tot Echten, de vroegere burgemees ter van Zeist?" „Niet alleen met hem. Wij vorm den een groep, die werkte onder de dekmantel van het Grebbecomité.' Daarin zaten ook de heer v. Heuven Goedhart, met wie ik al in de herfst van '40 in het echte Grebbecomité had kennis gemaakt, de heer J. J. Kramer, het tegenwoordige eerste Kamerlid en H. M. v. Randwijk. De heer v. Heuven Goedhart onimoet- te ik bijna altijd in de woning van de heer van Holthe tot Echten. Wel heb ik verschillende onderduikers Mannen konden er niet op uit De Duitsers hebben de gealli eerden bij Arnhem verslagen, het vormen van een bruggehoofd daar is mislukt, de bevrijding van West-Nederland laat op zich wachten. Treinen rijden er niet meer. de burgers in het Westen lijden honger. In het Oosten is volop eten, maar de mannen kunnen er niet op uit om het te halen. Dus gaan de vrouwen, ook Utrechtse, door storm en regen, over spiegelglad bevroren of dik- besneeuwde wegen naar Overijs sel, Drente, Friesland, ja zelfs naar Groningen. Hoe moeilijk zij het hadden, met welke tegenslag zij kampten, welke angsten zij uitstonden, daarvan geeft het verhaal van mevrouw Krina PetietDen Dunnen een uitste kende indruk. Winter 1945 hoij- gerwinter! Weten we nog van de vele, vele vrou wen, oude mannen en zeer jonge jongens, die langs de wegen liepen achter kinder wagens, kistjes op wielen, „evacuatie wagens", die fietsten op karretjes met massieve banden, op luchtbanden versierd met groezelige lap pen of op de naakte velgen? De lange, troosteloze file, de straatweg af van Utrecht over Amers foort naar Zwolle. Verder, steeds ver der. Eerst tot vlak over de IJssel, later toen de spoeling dunner werd naar Meppel, Steen- wijk, tot ver in Friesland. Heen met lege karretjes en hoopvol le gezichten, terug met een vrachtje, tot bezwijkens toe uitgeput, in hun hamerende hoofden één grote vrees: „Brengen we het thuis zonder controle, zonder dat de Duit sers het ons, nu nog, vlak bij huis, afnemen?" Hongertochten om nooit te vergeten Weten we het nog, hoe de vrou wen, na een korte tijd thuis op i adem te zijn gekomen, er weer op uittrokken? Dat beetje eten ging zo gauw op als het hele gezin er van moest leven, plus de burem die te oud waren om er zelf op uit te gaan, en de ondergedoken jongens hier, daar en overal. En met nieuwe moed en verbetenheid gingen ze. Zij moesten er immers voor zorgen? En ze zorgden er voor! 20 Januari 1945: geruchten over het „sluiten" van de IJssel! Ieder een wordt er door opgeschrikt. De oorlog kan nog zo lang duren, er moet eten in huis zijn vóór het te laat is. die morgen om zeven uur, klaar om te gaan, maar, o schrik, sneeuw! Een dikke laag. Gaan? Niet gaan? Ze zijn haast niet te houden, besluiten toch te wachten: Iedere dag komen er mensen uit het Noor den terug, lopend naast hun fiet sen, wegglibberend op de gladde wegen, opstaand, verder, baggerend door de dikke sneeuw met kapotte schoenen, op „tripjes", doodmoe! Tot ze er zijn en met gejuich wor den ontvangen. 2 Februari: eindelijk is de sneeuw weg! De twee vrouwen gaan. Eén laat thuis achter drie jonge kinde ren en een onherstelbaar zieke man. die over twee dagen jarig is Maar dat telt immers niet mee? Ze moet eten halen juist voor die zieke man! De ander laat achter c-en ondergedoken man en een klein kind. Wat zal er gebeuren in de lijd, dat zij weg zijn? Niet over denken! De bagage: zijtassen en een kof fertje-met-inhoud: koffiesurrogaat, lucifers en wat de vrouwen maar aan kinderkleertjes kunnen missen Doodgewoon kopen voor geld, dat is al lang geleden. Een pakje opge spaarde boterhammen mee en wat roggekoekjes, gebakken op het noodkacheltje. Dat is nog een weel de. de meesten gaan op stap zon der iets. Moedig op pad: Utrecht. De Bilt. Huis ter Heide paf. knal. de eer ste lekke band. De twee vrouwen zijn voor geen geruchtje vervaard, maar banden repareren? Er af ha len gaat wel, plakken ook nog, Twee Utrechtse vrouwen staan maar er om leggen? Gelukkig, een jongen op weg naar zijn werk wil helpen. Geld'' „Wat heb ik er aan, je kan toch niets kopen, 'k Heb vanmorgen nog niets gegeten". „Toe, help ons, dan krijg je onze boter ham!" „Boterham?" 'k Wil wel tien banden omgooien voor een boter ham!" Zo komt de eerste band klaar, de twee vrouwen gaan verder, zonder boterham. Soesterberg, de band loopt langzaam leeg. Te gauw ge plakt, lapje los. Gelukkig, een fiet senmaker. „O, nee, dames, als ik banden plak voor voorbijgangers heb ik dagwerk. Nee, dat doen we niet meer". Een pakje koffie-surro- gaat doet wonderen. „O. dan wel!" Arme drommels, die ook langs de weg zuchten en geen koffie-surro- gaat hebben Verder: Amersfoort, Nijkerk. pats. weer een band, nu van de ander. Mensen met massieve banden rij den voorbij. Van lekke banden heb ben zij geen last, al trappen zij een beetje zwaarder. Nijkerk. even den ken, ja, een verre relatie van de één. Er op af, geluk! Hulp bij het handplakken, zo maar, 'n boterham en 'n kopje drinken! Dapper ver der. Tegenwind, tempo, tempo Achter elkaar op 't smalle paadje langs de klinkerstraatweg. Putten, Ermelo, pang, vierde lekke band! Pas 45 van de 130 K.M. afgelegd, hoe komen ze ooit in Dedemsvaart? Vragen, vragen, eindelijk hulp van een oude man, die, als hij hoort dat ze uit Utrecht komen, meteen bereid is Ze moeten mee naar moeder-de-vrouw. Hij heeft een dochter in een Utrechts ziekenhuis. Kan er niet komen door de spoor wegstaking. Willen ze, als ze terug zijn, naar die dochter? Met een briefje, de groeten en een heleboel boodschappen: dat ze gezond zijn en geen honger lijden. Natuurlijk wil len ze dat! Weer geholpen, verder. Nunspeet. Wat zijn ze bevoorrecht! De men sen, die voor en achter ze rijden, die ook stroppen hebben: lekke banden of kapotte schoenen. ze moeten naar een of ander nacht verblijf voor doortrekkers of bij een boer in het hooi. De twee vrou wen worden in Nunspeet met open 1 armen ontvangen bij een jeugd vriendin. Een eitje (in jaren niet geproefd!} gebakken met spek. warme voeten en een bed. Volgen de morgen regen, regen, het giet i aan één stuk door. Toch gaan, ze kunnen geen dag langer van huis I blijven dan nodig is. En over de 1 IJssel, daar ligt immers eldorado! Tegenwind, regen, trappen, trap pen! De tegenliggers met rogge in I zakjes gebonden op de fiets, met l aardappelen in een zak op de baga gedrager, naast de fietsen lopend. 1 doornat zij trappen, lopen, suk- kelen huistoe met hun vracht. Daar komt een hele karavaan: enige handkarren achter elkaar gebonden. mensen sjorren ze aan touwen voort. De vrouwen stoppen, vragen I hoe het is aan de IJssel. Veel con trole? De manpen hebben geboft. Maar op één wagen ligt een zwaar zieke vrouw. Waren ook met z'n tweeën er op uit getrokken, één had het onderweg moeten opgeven, toen stond de ander aan de kant van de weg met nog 90 K.M. voor zich Wat moest ze beginnen, hoe kwam ze ooit thuis? Er was hulp gekomen. Een paar huisvaders van boven de veertig, die het hadden gewaagd, die echter ook doodmoe waren en verder (Zie verder pag. VU op Stenia gehad, maar Van Heuven Goedhart, die wel mijn buitenver blijf in Voorst onder zijn onder duikadressen telde, heeft nooit op Stenia gelogeerd. Dit vertel ik in verband met het volgende voorval Op zekere avond in de herfst vanl 1943 werd er om tien uur gebeld! Er hadden al eens meer invallen inl mijn huis plaats gehad o.a. om mijn! jongste zoon te zoeken, die onde:-l gedoken was. Wij begrepen directi dat er onraad moest zijn. In de ka-B mer zaten mijn vrouw, mijn doc'n-l ter, een ^jameslogee en mijn broer,I die ook in het verzetswerk een ro'l speelde. Later is hij in Doetincher:! nog gevangen genomen, maai h,l heeft door uit de trein te vluchter® weten te ontsnappen. Bij de bevrijT ding -is hij in Zutphen doodgesctK/l ten Niemand heeft ooit geweten o;| welke manier. Hij had die bewustf avond verschillende bezwarend; papieren bij zich, die hij ijlings ot-L der de canapé verstopte. De vrou-| welijke logee ging open doen, zot zij de „bezoekers" nog enige tij:| kon ophouden, ik kwam onmiddell lijk achter haar aan Twee politie! mannen in burger, een Duitser c:l een Hollander, vroegen mij persoon! lijk te spreken. Ik liet ze binnen :J een andere'kamer, dan waar de hfl milie zat. Inmiddels waren ook vier anderl Duitsers met revolvers gewaper^j binnen gedrongen, die de gang de trap bewaakten ,,De heren waren dus wel cuur?" „Zoals steeds". „Kunnen we nul gaan zitten?", vroegen ze. „Neen| antwoordde ik, „maar begint U met Uw hoed af te zetten. Toen i! vroeg, waarmee ik de heren dienst kon zijn, antwoordden z-.l ..Wij zoeken Van Heuven Goedhartf die waarschijnlijk hier verborgt zit. Die kent U toch?" Ik antwoord! de bevestigend. „Dan willen wij b;! huis doorzoeken". Ik liet ze om w beginnen de huiskamer binnetf „Daar zit-ie", zei één van de twef en wees op mijn broer. Inderdaal was er enige gelijkenis, maar na cl controle van legitimatiebewijs® etc. moesten ze wel overtuigd zi:l dat ze het mis hadden. De be\V® kers in de gang hadden inmiddel mijn gedienstige ondervraagd, dJ goed Duits sprak. Ze lieten zich makkelijker, dan wij vermoed ha:! den, overtuigen en zijn weer vj spoedig vertrokken." Waarom naar Engeland? „Was dat vóórdat Van Heuttfl Goedhart naai- Engeland trok0' „Kort daarvoor. Ons comité voïl het dringend nodig, dat één van o» vijven naar Engeland ging, eerste om de Regering in LondeJ op de hoogte te brengen van stand van het verzet, ten tweec om een betere berichtgeving d<>q middel van de radio te verkrijg^ Wij hoorden ervan op, toen door de Engelse zender vernam;! dat Van Heuven Goedhart tot r! nister van Justitie was benoemd! „Had U bij de inval van zoëvjT geen angst, dat men Uw papicr^j ontdekken zou?" „Ik zorgde er altijd voor. dat cl papieren van enige betekenis den verstopt in blikken tromntfj begraven in de tuin. Alleen dochter en ik waren hiervan opj] hoogte. Het personeel wist niets. Toen ik na de bevrijding v de enquêtecommissie ben vers^l nen, kon ik de inhoud van cc! trommels overleggen. Het vocht de papieren wel aangetast. m.5f toch nog voldoende intact gelatöf In een paraplu „En als U met de papieren i de?" „Dan stopte ik ze tussen de leinen van mijn paraplu. Ik UB niet van een paraplu en droeg *1 meubel vroeger nooit, maar mT oorlogsjaren was ik nooit zonAJ In de trein legde ik de zorgvj)1-* opgerolde paraplu steeds in het gagenet. Mochten ze het ding v> den, dan kon ik nog altijd vom den. dat het niet van mij was. *1 ik op de fiets uit, dan zette in de standaard, waarin men 9 ders z'n racket pleegt te zetteM wilden ze me onderweg foullM wat wel is voorgekomen, begot11 met te zeggen: „Houdt U dan e m'n paraplu vast." Zoals men weet, werd de Bosch Ridder van Rosenthal middellijk na de bevrijding noemd tot Voorzitter van het lege van Vertrouwensmannen.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1950 | | pagina 10