In het duister 5 JAAR In het licht
Wachten op transport
ORANJEHOTEL
DAGBLAD VOOR AMERSFOORT
RECHT EN PLICHT
van JA en NEEN
dag na dag, week na week, maand na maand
Het vreemde ontslag van jhr Bosch Ridder
van Rosenthal als Commissaris der Koningin
j
Van Commissaris der Koningin tot illegaal
Herdenkingsnummer
Zaterdag 6 Mei 1950
„Naast de mat, Mensch!" Dat was voor mij. Een vlezig bleke kerel in een vies bruin ge
vangenispak kwam op klompen naar ons toe en herhaalde zijn tweetalig bevel. Ik haastte me
van de tientallen meters lange cocosmat, die zich uitstrekte tot het einde van de eindeloze
gang. Voor wie de mat dan ook mocht zijn, niet voor mij en de onzichtbare tientallen, achter
bruine genummerde deuren, die om de meter in de bakstenen muren aan weerszijden in
het gelid stonden. Achter me, op de mat, liep zwijgend de wachtmeester; naast me aan de
andere kant van de mat, de beklompte schreeuwer, monkelend tegen de Duitser, die echter
geen draad gaf. Een navrante processie.
„So!" beduidde de wachtmeester. „Uw kamer, mijnheer!", zei de bruine
gniffelend om z(jn eigen grol. Wc stonden voor een deur met twee staande
witte kaartjes. Op een ervan was met rood potlood een Davidsster getekend.
Cel 356. Ei stapte binnen. Twee stram staande mannen in onderkleren,
't Was al avond! Eén van hen was met een zware, zwarte baard getekend.
„Hoever zijn de Russen," vroegen zij nog, vóór zij zich weer op hun
strozakken legden. Maar zij bleken beter geïnformeerd dan ikzeLf. Het
Oranjehotel bood blijkbaar beter communicatie-mogelijkheden, dan het
mausoleum voor levenden aan dc Amsterdamse Weteringschans.
dersteld te gebruikei. met het
restant van het minimale broodje,
dat 's avonds werd uitgereikt; iede
re morgen nam men zich voor. die
avond voor het ontbijt te zorgen,
maar 's avonds ging men zonder
enige aarzeling aan dat voornemen
voorbij. Om acht uur koffie, tien
uur ton ledigen; half twaalf eten:
Maandag erwtensoep. Dinsdag to
matensoep. Woensdag stamppot,
Donderdag, Vrijdag. Zaterdag dito.
Zondag dito van spruitjes. En iede
re dag weer opnieuw om tien voor
half twaalf leefde men uitsluitend
nog met dc oren, op het geluid van
de rollende etenswagens. Snuivend
stonden we aan de kier van de
deur. om te ruiken wat het deze dag
weer zou zijn.
Eindelijk eten' Langzaam, heel
langzaam, opdat het langer zou du
ren Lezen; slapen als de wacht
meesters aten van een tot drie. le
zen, en dan om vijf uur brood met
koffie. Dan nog een uurtje wachten;
,waterkruiken opnieuw naar buiten
en eindelijk om zes uur bedden
spreiden. Liggend praten over lang
voorbije feestmalen, over familie;
over altijd weer dezelfde dingen.
Om zeven uur slapen. Dag na dag.
week na week. maand na maand.
Tot het transport, dat ooit wel eens
zou komen. Tot dc bevrijding, die
toch ook ééns moest komen
Slopende inspecties van de cellen.
Je wist het als ze de tweede cel on
der handen namen. Als de bliksem
werd dan al het verboden tuig in
een strozak gewurmd, scharen, pot
loden. briefjes, die altijd klaar lagen
om met een ontslagene te worden
meegegeven. Met een wollen draad
De dood in het hart:
leven op geluiden
leven zonder kleur
Het leven in het Oranjehotel was
niet bijzonder gecompliceerd. Je
sloeg de ogen op als ergens verder
op in de gang de bruinen gevan
gen N.S.B.-ers met hun klompen
de eerste grendel opentrapten. Dan
nam de dag zijn loop Waterkruik
buiten zetten; gedrieëlijk wassen
met drie liter water; strozakken in
de krib aan de achterwand leggen;
vloer boenen met het waswater;
aankleden en dan wachten op het
ontbijt: een kop bruin water, dat
koffie heette. Die werd men veron-
Van Alkemadelaan 850, Schevemn-
gen. De poorten tot de Duitse on
derwereld. Gesloten, maar losjes!
IJ ONZE GEBOORTE weten
wij niets. Bij ons sterven zal
wellicht alles bekend
orden. En daartussen ligt het korte
ijdperk van leven, waarin wij gis-
nd voortgaan. Tastend en lerend
an goed en kwaad. Weifelend tus-
en ja en neen.
Er is een tijd dat het niet moei-
ijk is te beslissen: alles wat prettig
en ons aangenaam aandoet, bc-
oeten wij met „ja". En al het
inderlijke, al
herp, wijzen
riode van ons bestaan (de
ooiste9), waarin wijzelf de hele
ereld zijn en alle wetmatigheden
toetst worden aan het eigen ik.
dus is het gemakkelijk te kiezen
:sen ja en neen.
Dan komen de jaren dat wij
ods meer de betrekkelijkheden
aan ervaren. De betrekkelijkheden
an onszelf en onze omgeving, onze
anderer beperktheid beseffen.
Door schade en schande wordt
Jen wijs", zegt de volksmond. En
Zo stonden wij nu vijf jaar ge
leden aan het begin ener nieuwe
periode. In welke naar wij allen
zeiden tot uiting zou komen wat
wij m de vijf jaren daarvóór had
den geleerd. Zodat wij anders en
beter zouden doen
Wij zijn er niet in geslaagd.
De grenzen tussen goed en
kwaad, destijds zo scherp omlijnd,
zijn grotendeels vervaagd; andere
grenzen, waarvan wij meenden, dat
wat koud is en zij hadden afgedaan, tekenen zich
wij af. Het is die opnieuw af. Onze waardebepaling,
onze opvattingen over mens en
maatschappij, welke zo dringend
herziening behoefden en dat ook
kregen uit de lessen, die wij zo
duur hebben betaald, dreigen zien
weer te richten naar die maatsta
ven. waarvan wij zeiden dat ze on
juist waren En in stede dat als
eerste eis geldt de plicht de juiste
keuze te doen tussen ja en neen,
met het recht zich te vergissen en
de gevolgen daarvan te ondergaan,
is het zó geworden, dat het vergeven
komt eens het moment, dat men van gemaakte fouten vóór gaat.
betrekkelijkheid van ólles ziet. Het is goed om zich van tijd tot
at elk ja of neen een fout is, omdat tijd rekenschap te geven van de
et enige goede antwoord slechts plaats waar men zich bevindt. Zo-
£n zijn: ja én neen. Het is de als te middernacht de schipper met
sextant en octant uitmaakt waar hij
is, hebben wij dc herdenkingsdagen
waarop men met herinnering en
verstand vastlegt waar en hoe men
staat.
aatste phase vóór het volledig be-
P van alle zaken. Welk begrip
ns niet gegeven is, zolang wij ster-
elingen zijn.
Maar in die korte tijd dat wij
worden wij dagelijks ge-
laatst voor de noodzaak, ja of neen
zeggen. Het» is een dwingende eis
aaraan niet valt te ontkomen. En
et maakt het leven waard geleefd
worden. Want ondanks alle fa-
lisme of voorbeschiktheid, bij alle
ebondenheid aan verleden en toe-
omst, waardoor de mens zijn vaste
aan gaat, gelijk de sterren in het
eelal, heeft hij toch dat kleine
•eetje persoonlijke bewegingsvrij-
etö, dat hem gelaten is in zijn
feuze tussen ja en neen. En hij
eeft het recht een onvervreemd
baar recht om daarbij fouten te
naken, zoals hij de plicht heeft
leze fouten te erkennen en te her
tellen. En uit zijn fouten te leren.
Duizenderlei keren worden wij
roor de keuze gesteld. En hoe ouder
yij worden, hoe meer het een
westie van' uit ervaring geleerde
€v.">onte wordt te beslissen. Doch
ten enkele keer b 1 ij f t het een pur.t
[an wikken en wegen, van een uit
braak
png, voor
\\I IJ leven wéér in een tijd net
W als tien, vijftien jaar geleden.
Wederom wordt gevraagd dat wij
bewust zijn van onze keuze. Onze
door elkaar geschopte wereld zoekt
naar nieuwe vormen, omdat dc
oude ondeugdelijk zijn gebleken.
En telkens weer worden wij ge
steld, niet alleen voor de vragen
van alledag, doch ook en vooral
voor die van verderstrekkende en
principiële betekenis. Wederom
moeten wij kiezen. En het gaat niet
aan daarbij te denken aan dc barm
hartigheid. die wij jegens anderen
en anderen jegens ons moeten be
trachten en die ons zou kunnen ont
slaan van de ernst, waarmede wij
hebben te kiezen. Aannemende, dót
er in de wereld die komen gaat, nog
plaats blijft voor barmhartigheid
Wanneer wij staan voor de her
nieuwde vraag van ja en neen, is
er tegenover onszelf geen plaats
voor de overweging van vergevings.
bezonken 'oörderf^ gezindheid. De les. die wi, uit hel
welker sevolgen w« ^^^"deTrn^v^'onTe'keuTe
grijpen ons aller persoonlijke
rsoonlijk hebben in te staan.
J ANDAAG na vijf jaar duister- verantwoordelijkheid voor de toc-
nis en andermaal vijf jaar komst, zonder te rekenen op
c"t zien wij om ons heen de barmhartigheid, van anderen. Het
^Pzahgheden van destijds ver- verleden kent maar éën les, die wij
^erd ger.omen beslissingen. Even- in alle scherpte voor ogen dienen
Is de vreugde, de voldoening en te houden. Het recht van ja en neen
et geluk om de goede keuze. legt ons de plicht op onwrikbaar ja
Onze wereld is aan scherven ge- te zeggen tegen al het goede en neen
aan doordat millioenen onzer me- tegen elk spoor van kwaad. En pas
pensen geen „neen" hebben ge- dan, als wij ons hiervan bewust zijn
"Sd toen het er op aan kwam. en dienovereenkomstig handelen
"=rker nog. instemmend hun hand
Pstaken toen het grootste onheil
er tijden werd voorbereid. An-
Cfen hebben bewust van hun recht
te weigeren gebruik gemaakt.
mogen wij hopen op barmhartig
heid, die niet des mensen is.
Die vergeving zal ons waarlijk
wel geworden. Tegelijk met het
i - ....„wi-,, moment, dat wij de absolute zeker-
febben dit niet alleen als een recht heid krijgen over wat goed en wat
Nen, doch als een plicht gevoeld, kwaad is. Maar zolang wij als stei-
r-erzijds zij, die recht, noch plicht velingen op deze aarde vertoeverr
F'oelende. krachteloos beaamden doen wij er goed aan ons vooral
r fatale loop der geschiedenis. An- bewust te zijn van onze gewone
^•"zijds de mannen en vrouwen, plicht, die geen afzijdigheid ge-
'ler leven worstelde in het plichts- doogt. noch oppervlakkigheid, doch
^*1 het onrecht te weigeren en ernstige deelneming eist. En der-
[et aanvaardipg van alle persoon- halve kan leiden tot een herhaald
gevolgen het Verzet accep- „neen", zoals in 1940.
Want wèt de toekomst dezer we
reld ook zij, zonder een duidelijk
„neen" tegen het kwaad, is zij de
bewoning nimmer waard.
uit een pak getornd werd de stro
zak dan dichtgenaaid, en de naald
werd in de naad verborgen. Dan
was men voor drie, vier dagen van
allo gerief verstoken. Tot het gevaar
voorbij leek. Dat was in ieder geval
beter dan geen eten.
Scheveningen, het Oranjehotel.
Dat betekende de werkelijk zware
verhoren; nog erger was het wach
ten er op. Dagen, wekenlang ver
strakte ik bij het geluid van iedere
stap. 's Avonds op bed, urenlang
mijn verhaal repeteren, onder de
loupe nemen, of het wel deugdelijk
was: nog eens zien of ik ruimte had
gelaten voor uitvluchten, indien ze
met onverwachte feiten zouden ko
men. Een ongevaarlijke uitleg voor
alles. Kon dat?
„Raus"
Wekenlang hebben we met ons
drieën gezeten. Wolf met de baard,
de Lange en ik. In de trage verve
ling was een kleine afwisseling ge
komen, nadat eenmaal dc deur on
verwacht was opengegaan en een
Duitser snijdend had geroepen: „Sie
Jude, 'raus'" We hadden hem
spierwit de deur uit zien gaan;
langzaam stierven zijn stappen weg
in de gang. Maar 's avonds voor het
eten was hij terug Opgewekt en
geheimzinnig. Hij had de hele mid
dag moeten werken. Toen de water
kruiken binnen waren en dc gren
dels voor de nacht waren dichtge
slagen. bracht hij uit zijn onder
broek een krant voor de dag; gesto
len uit de „Wache" die hij schoon
had moeten maken. Benevens vier
Een stille gang in het Oranje
hotel. Zo zag het cr vijf jaar
lang dagelijks uit in de morgen
uren; de mat, die niet voor
gevangenen was, werd opgeno
men. De tonnen van de extra-
gestrafte eènzaam-opgeslotenen werden builen gezet. En achter
de tientallen gesloten deuren, drie tot vier honderd goede
Nederlandse mannen, klaar om bij het luchten vijf kostbare
minuten een stukje hemel zonder tralies te zienEén gang. Zo
waren er acht
v
peuken, een lucifer en een stnjk-
vlak
Twee dagen later werd hij op-
nieuw gehaald, en toen hij terug
kwam had hij zout voor in de koffie
en weer peuken. Daarna ging hij
bijna iedere dag en meestal was er
buit, al was het maar een wollen
draad om sokken te stoppen.
Mei. Eenmaal in de drie dagen
was het mijn beurt om de ton weg
te brengen. De lange gang door,
loerend naar de honderden witte
kaartjes op de deuren, naar dc spe
ciale indicaties. Krankenkost, Einzel-
haft. Weiszbrot; tenslotte vijftien
meter door de buitenlucht, rennen
zonder morsen En dan één minuut
stilstaan terwijl de ton werd leegge
gooid en schoongemaakt. Eén mi
nuut om over de hoge muur naar
het zachte groen van de tien juist
Ontelbaar velen hebben de poor
ten van de cellenbarakken, het
Oranjehotel, .weer voor zich open
zien gaan. Soms om de vrijheid te
gemoet te gaan Vaak om na een
korte réis weer andere gevange
nissen en kampen te worden bin
nengeleid Vele honderden echter
werden slechts naar buiten ge
bracht om ergens op het wijde
veld bij de gevreesde gevangenis
tegenover de lopen van de Duitse
geweren te worden gesteld.
uitgelopen populieren te staren; één
minuut om in de zon of in de regen
te staan. Een minuut op de 4300 En
dan weer terug. Boordevol met
nieuw.
Ih Juli ging dc Lange naar huis.
Op transport, zei hij. Naar huis,
hielden wij vol, terwijl we Item
hielpen met aankleden Bibberend
van zenuwen liet hij zich zijn das
omknopen „Sie, fertigmachcn, eige
ne Kleider anziehen! Schnell'". had
een Duitser, nog voor de ochtend
koffie, gesnauwd
Nooit meer
„Ik kom nooit meer vrij", had de
Lange altijd gezegd. En zijn wrok
was vooral gericht tegen de gevan
genen aan de overzijde, die, naar hij
zei. daar alleen maar waren neerge
zet. om bekentenissen van hem los
te krijgen Als wij poogden hem van
dat denkbeeld af te brengen, zweeg
hij gekwetst. Zijn slechte gehoor
speelde hem parten, dagelijks stond
hij uren aan de deur te luisteren en
pas dagen later liet hij langzaamaan
los wat hij meende gehoord te heb
ben. Dan was hij somberder dan
ooit Het werd een complex. Vele
anderen.- die na hem kwamen heb
ik dingén uit het hoofd kunnen pra
ten. Maar de Lange nooit.
Toen hij weg was. was het uit
met de Maleise lessen, die hij gaf
om de tijd te doden. Wolf deed nog
eep poging met boksles, maar daar
was het eten niet naar Er begon
een lange stroom van doorgangers
te komen. Kleermakers, brandstof-
fenhandelarcn. scheikundigen, gla
zenwassers. en dodelijk ongeruste
Joden. Langzamerhand voelden
Wolf en ik ons delen worden van
het schaarse meubilair Praten en
praten maar om de mensen tot rust
te brengen. Joden, die overtuigd
waren dat zij in Polen zouden wor
den vermoord, duidelijk maken, dat
die vrees onzinnig was, omdat do
Duitsers zeker niet zoveel arbeids
krachten zouden vernietigen. Een
man kalmeren, die nacht aan nacht
gillend wakker wérd, omdat hij
handen door de deur zag komen. En
tegelijkertijd de ongerustheid over
je eigen toekomst wegdrukken.
Maand na maand, het jaar uit,
het nieuwe in.
Transport
„Weet U, hoe ik mijn ontslag als Commissaris der Koningin het eerst vernam? Men vertel
de mij, dat in de sigarenwinkels het bericht hing."
Wij zaten in de fraaie werkkamer van het grote huis Boulevard 7, Zeist tegenover Jhr.
mr. dr. L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal, die, zoals men weet, in het verzet tegen de Duit
sers een zeer belangrijke rol heeft gespeeld. Wij hadden hem er niet toe kunnen bewegen
ons een uitvoerig verhaal te geven van zijn aandeel in het verzet. Er zijn trouwens offi
ciële documenten, die hierover inlichten. Wel was hij bereid enkele herinneringen op te
halen. Allereerst dan de wijze, waarop hij uit zijn ambt was ontslagen.
moest dit al lang te voren in orde
gebracht zijn. Men kan de Duitsers
deze gang 'van zaken nauwelijks
kwalijk nemen. Maar ik doe dat on
ze Nederlandse hoofdambtenaren
wel, daar zij maatregelen hadden
kunnen nemen, om op tijd op de
hoogte te worden gebracht. Ook
toonden zij
langstelling."
niet de geringste be-
«i.
|e:den. Tussen deze twee uitersten
massa, die de keuze tussen
en neen nóch als recht, nóch als
F'cht zag.
„Dc eerste, die er mij die Februari-och-
tend '41 over sprak was de toenmalige Bur
gemeester van Utrecht, Mr Dr G A. W. ter
Pelkwijk. Hij had gehoord, dat er iets aan
de hanckwas en wilde mij dringend spreken.
Ik moest hem zeggen, dat ik van niets wist.
Een ogenblikje later kwam ook Mr de Vink.
Lid van Gedeputeerde Staten, met dezelfde
boodschap. Zij vroegen, of ik niet bij het
Departement van Binnenlandse Zaken zou
informeren. Waarom, zei ik. Als men mij
niet bericht, blijf ik in functie. Maar toen
kort daarna een bode binnenkwam, met de
mededeling: „Het staat al in de winkels aan
geplakt. U en de Heer van Sonsbeek (Lim
burg) zijn beiden ontslagen", belde ik toch
Binnenlandse Zaken op
„En was men daar op de hoogte?"
„De Heer Prinsen, die mij te woord stond,
daar de Heer Frederiks in Drente zat, wist
nog van niets en beweerde- dat zal ook wel
niet zo zijn. „Ik waarschuw U dan maar.
antwoordde ik hem. het bericht staat hiér
aangeplakt Op het middaguur werd ik
door de Heer Frederiks vanuit Drente op
gebeld, die vertelde dat hij had geïnfor
meerd en dat het inderdaad een feit was.
Hij drong er op aan, dat ik mijn ambt
Jhr. mr. dr. L. H. N. Bosch
Ridder van Rosenthal, die
op zo'n vreemde manier
ontslag kreeg als commis
saris der Koningin
zou overdragen aan de Heer Mül-
ler, mijn opvolger. Dat heb ik
met een onparlementair woord
gladweg geweigerd. In de kamer
van Gedeputeerde Staten heb ik af
scheid genomen van de ambtenaren
van Griffie en Provinciale Water
staat, die allen verschenen waren.
Ook de twee N S.B -ers en de
N.S B-bode. Door een binnendeur
heb ik het Gouvernementsgebouw
verlaten om mijn privé-vertrekken
te bereiken. Ik had het gevoel: hier
kom ik niet weer. .Ik stelde mij in
verbinding met collega v. Sonsbeek.
en sprak af dat.wij samen naar „Ne
derlandse" Binnenlandse Zaken zou
den gaan, om te vragen, wat we er
mee aan moesten, 'n Paar dagen la
ter zaten wij tegenover Mr Frederiks,
die verklaarde, dat de Duitsers zulke
anti-Duitse elementen niet konden
gebruiken. Een eervol testimonium!
Thuis terug vond ik een prachtig in
Gothische letters gedrukt ontslag-
bewijs met de handtekening van de
Rijkscommissaris en in twee talen
gedrukt. Het ontslag was op 5 Fe
bruari ingegaan. Maar natuurlijk
In het verzet
„Bent U onmiddellijk na Uw
heengaan hier gaan wonen?"
„Neen. Op Stema. ook m Zeist,
maar vlak aan de straatweg. Bezit
van mijn zwager, waar de moffen
een tijdlang hun verblijf hebben
gehad en waar ze verschrikkelijk
hebbqn huisgehouden. Ik wilde da
delijk met verztetswerk beginnen en
daar aan de oorkant van het huis
dennen stonden, kon men van dc
straatweg af onmogelijk zien. wie
in- of uitging. Ik ontving hier ge
regeld Burgemeesters die mijn raad
kwamen inwinnen, niot alleen uit
de provincie Utrecht, maar ook
uit Noord-Holland en Gelderland.
Daarnaast mensen uit het verzet.
Daar zij elkaar nooit mochten zien
kwam het wel voor. dat ik in vijf
verschillende kamers bezoekers had.
(Zie verder pag. 2).
1944 Wolf was allang verdwenen
bij een van die vele nachtelijke
transporten. In Juli begon dat. Om
de veertien dagen werden we plot
seling wakker in het holst van de
nacht Ergens in de gang werd een
grendel van do deur getrapt cn nog
een. en weer een. Langzaam ade
mend lagen we te luisteren Er wa
ren vele Duitsers tegelijk in dg
gang; vrij rustig voor hun doen.
Pas toen ze dichtbij waren konden
we horen dat het om Joden ging.
„Sind Sic Jude? So. aufstehen, eige
ne Kleider anziehen; alles mitnch-
men Volgende deur. De twee
Joodse celgenoten stonden al over
eind oor ook bij ons het licht v/erd
opgedraaid. Toen de deur een kwar
tier later openging om hen eruit te
laten, zag ik voor vrijwel iedere cel
een man met dc neus naar de wand.
I «Haan. Het volgend ogenblik was het
j weer donker. In iedere cel lagen de
I achtergeblevenen, als ik, te luisteren
i wat er verder gebeurde. Een snauw,
een bevel, en daarna het schuifelen
van tientallen voeten over de stenen
j straattcgels van de gang. Mensen
met dc dood in het hart, die woor
deloos hun weg moesten afleggen.'
Dat ging daarna iedere veertien da
gen zo.
Begin Februari kwam de dagvaar
ding voor het Obergcricht in
Utrecht. Twee weken later transport.
De deur waarachter ik een jaar ge-
leefd had sloeg naast mij dicht. Neus
I aan dc wand. In een kartonnen doos
naast mij stond mijn bijdrage tot de
inboedel van 356. Een schamel ge
heel. Tien, twaalf, vijftien meter
verder stonden aan weerszijden an
deren, die met ons naar Utrecht gin
gen.
„So, ab!"
We marcheerden. Naast de mat.
Een bruipe collega deed zijn best
weer. Maar zijn domein strekte niet
verder dan tot de hoofdgang. Daar
stonden de Duitsers zelf om ons op
te jagen. Niet leep genoeg, om
ons oude rotten te beletten onze
vrienden op te zoeken, die uit ande
re gangen werden uitgestoten. Bleek,
cn met opgeblazen wangetjes als ik.
Geslepen fluisteraars, als ik. Wc
werden twee aan twee geklonken, in
een rij gezet en tenslottg naar bui
ten gejaagd. Een vrachtauto in. Met
een broodje voor de reis. Het Oran-
jehotcl werd zowaar voorkomend
voor zijn gasten! Er werd driemaal
geteld of er niemand tussen de ste
nen was verzonken en eindelijk
gingen de eerste poorten open. Rij
den, stilstaan. Volgende poort Rij
den. Er was iets als een schoolreisje
begonnen.
Roken, eten, praten, rijden in een
trein, en vooral, kleuren zien; kleu
ren hadden we qaisschicn het meest
van alles gemist in al die maanden.
Rood, fel groen, geel. oranje. De
ogen staken ervan. En dan 's avonds
weer een cel- Anders, maar hetzelf
de Hoever zijn de Russen, werd ons
weer gevraagd. Die keer wisten we
het precies.
A.E.