In het duister 5 JAAR In het licht Wachten op transport ORANJEHOTEL DAGBLAD VOOR AMERSFOORT RECHT EN PLICHT van JA en NEEN dag na dag, week na week, maand na maand Het vreemde ontslag van jhr Bosch Ridder van Rosenthal als Commissaris der Koningin j Van Commissaris der Koningin tot illegaal Herdenkingsnummer Zaterdag 6 Mei 1950 „Naast de mat, Mensch!" Dat was voor mij. Een vlezig bleke kerel in een vies bruin ge vangenispak kwam op klompen naar ons toe en herhaalde zijn tweetalig bevel. Ik haastte me van de tientallen meters lange cocosmat, die zich uitstrekte tot het einde van de eindeloze gang. Voor wie de mat dan ook mocht zijn, niet voor mij en de onzichtbare tientallen, achter bruine genummerde deuren, die om de meter in de bakstenen muren aan weerszijden in het gelid stonden. Achter me, op de mat, liep zwijgend de wachtmeester; naast me aan de andere kant van de mat, de beklompte schreeuwer, monkelend tegen de Duitser, die echter geen draad gaf. Een navrante processie. „So!" beduidde de wachtmeester. „Uw kamer, mijnheer!", zei de bruine gniffelend om z(jn eigen grol. Wc stonden voor een deur met twee staande witte kaartjes. Op een ervan was met rood potlood een Davidsster getekend. Cel 356. Ei stapte binnen. Twee stram staande mannen in onderkleren, 't Was al avond! Eén van hen was met een zware, zwarte baard getekend. „Hoever zijn de Russen," vroegen zij nog, vóór zij zich weer op hun strozakken legden. Maar zij bleken beter geïnformeerd dan ikzeLf. Het Oranjehotel bood blijkbaar beter communicatie-mogelijkheden, dan het mausoleum voor levenden aan dc Amsterdamse Weteringschans. dersteld te gebruikei. met het restant van het minimale broodje, dat 's avonds werd uitgereikt; iede re morgen nam men zich voor. die avond voor het ontbijt te zorgen, maar 's avonds ging men zonder enige aarzeling aan dat voornemen voorbij. Om acht uur koffie, tien uur ton ledigen; half twaalf eten: Maandag erwtensoep. Dinsdag to matensoep. Woensdag stamppot, Donderdag, Vrijdag. Zaterdag dito. Zondag dito van spruitjes. En iede re dag weer opnieuw om tien voor half twaalf leefde men uitsluitend nog met dc oren, op het geluid van de rollende etenswagens. Snuivend stonden we aan de kier van de deur. om te ruiken wat het deze dag weer zou zijn. Eindelijk eten' Langzaam, heel langzaam, opdat het langer zou du ren Lezen; slapen als de wacht meesters aten van een tot drie. le zen, en dan om vijf uur brood met koffie. Dan nog een uurtje wachten; ,waterkruiken opnieuw naar buiten en eindelijk om zes uur bedden spreiden. Liggend praten over lang voorbije feestmalen, over familie; over altijd weer dezelfde dingen. Om zeven uur slapen. Dag na dag. week na week. maand na maand. Tot het transport, dat ooit wel eens zou komen. Tot dc bevrijding, die toch ook ééns moest komen Slopende inspecties van de cellen. Je wist het als ze de tweede cel on der handen namen. Als de bliksem werd dan al het verboden tuig in een strozak gewurmd, scharen, pot loden. briefjes, die altijd klaar lagen om met een ontslagene te worden meegegeven. Met een wollen draad De dood in het hart: leven op geluiden leven zonder kleur Het leven in het Oranjehotel was niet bijzonder gecompliceerd. Je sloeg de ogen op als ergens verder op in de gang de bruinen gevan gen N.S.B.-ers met hun klompen de eerste grendel opentrapten. Dan nam de dag zijn loop Waterkruik buiten zetten; gedrieëlijk wassen met drie liter water; strozakken in de krib aan de achterwand leggen; vloer boenen met het waswater; aankleden en dan wachten op het ontbijt: een kop bruin water, dat koffie heette. Die werd men veron- Van Alkemadelaan 850, Schevemn- gen. De poorten tot de Duitse on derwereld. Gesloten, maar losjes! IJ ONZE GEBOORTE weten wij niets. Bij ons sterven zal wellicht alles bekend orden. En daartussen ligt het korte ijdperk van leven, waarin wij gis- nd voortgaan. Tastend en lerend an goed en kwaad. Weifelend tus- en ja en neen. Er is een tijd dat het niet moei- ijk is te beslissen: alles wat prettig en ons aangenaam aandoet, bc- oeten wij met „ja". En al het inderlijke, al herp, wijzen riode van ons bestaan (de ooiste9), waarin wijzelf de hele ereld zijn en alle wetmatigheden toetst worden aan het eigen ik. dus is het gemakkelijk te kiezen :sen ja en neen. Dan komen de jaren dat wij ods meer de betrekkelijkheden aan ervaren. De betrekkelijkheden an onszelf en onze omgeving, onze anderer beperktheid beseffen. Door schade en schande wordt Jen wijs", zegt de volksmond. En Zo stonden wij nu vijf jaar ge leden aan het begin ener nieuwe periode. In welke naar wij allen zeiden tot uiting zou komen wat wij m de vijf jaren daarvóór had den geleerd. Zodat wij anders en beter zouden doen Wij zijn er niet in geslaagd. De grenzen tussen goed en kwaad, destijds zo scherp omlijnd, zijn grotendeels vervaagd; andere grenzen, waarvan wij meenden, dat wat koud is en zij hadden afgedaan, tekenen zich wij af. Het is die opnieuw af. Onze waardebepaling, onze opvattingen over mens en maatschappij, welke zo dringend herziening behoefden en dat ook kregen uit de lessen, die wij zo duur hebben betaald, dreigen zien weer te richten naar die maatsta ven. waarvan wij zeiden dat ze on juist waren En in stede dat als eerste eis geldt de plicht de juiste keuze te doen tussen ja en neen, met het recht zich te vergissen en de gevolgen daarvan te ondergaan, is het zó geworden, dat het vergeven komt eens het moment, dat men van gemaakte fouten vóór gaat. betrekkelijkheid van ólles ziet. Het is goed om zich van tijd tot at elk ja of neen een fout is, omdat tijd rekenschap te geven van de et enige goede antwoord slechts plaats waar men zich bevindt. Zo- £n zijn: ja én neen. Het is de als te middernacht de schipper met sextant en octant uitmaakt waar hij is, hebben wij dc herdenkingsdagen waarop men met herinnering en verstand vastlegt waar en hoe men staat. aatste phase vóór het volledig be- P van alle zaken. Welk begrip ns niet gegeven is, zolang wij ster- elingen zijn. Maar in die korte tijd dat wij worden wij dagelijks ge- laatst voor de noodzaak, ja of neen zeggen. Het» is een dwingende eis aaraan niet valt te ontkomen. En et maakt het leven waard geleefd worden. Want ondanks alle fa- lisme of voorbeschiktheid, bij alle ebondenheid aan verleden en toe- omst, waardoor de mens zijn vaste aan gaat, gelijk de sterren in het eelal, heeft hij toch dat kleine •eetje persoonlijke bewegingsvrij- etö, dat hem gelaten is in zijn feuze tussen ja en neen. En hij eeft het recht een onvervreemd baar recht om daarbij fouten te naken, zoals hij de plicht heeft leze fouten te erkennen en te her tellen. En uit zijn fouten te leren. Duizenderlei keren worden wij roor de keuze gesteld. En hoe ouder yij worden, hoe meer het een westie van' uit ervaring geleerde €v.">onte wordt te beslissen. Doch ten enkele keer b 1 ij f t het een pur.t [an wikken en wegen, van een uit braak png, voor \\I IJ leven wéér in een tijd net W als tien, vijftien jaar geleden. Wederom wordt gevraagd dat wij bewust zijn van onze keuze. Onze door elkaar geschopte wereld zoekt naar nieuwe vormen, omdat dc oude ondeugdelijk zijn gebleken. En telkens weer worden wij ge steld, niet alleen voor de vragen van alledag, doch ook en vooral voor die van verderstrekkende en principiële betekenis. Wederom moeten wij kiezen. En het gaat niet aan daarbij te denken aan dc barm hartigheid. die wij jegens anderen en anderen jegens ons moeten be trachten en die ons zou kunnen ont slaan van de ernst, waarmede wij hebben te kiezen. Aannemende, dót er in de wereld die komen gaat, nog plaats blijft voor barmhartigheid Wanneer wij staan voor de her nieuwde vraag van ja en neen, is er tegenover onszelf geen plaats voor de overweging van vergevings. bezonken 'oörderf^ gezindheid. De les. die wi, uit hel welker sevolgen w« ^^^"deTrn^v^'onTe'keuTe grijpen ons aller persoonlijke rsoonlijk hebben in te staan. J ANDAAG na vijf jaar duister- verantwoordelijkheid voor de toc- nis en andermaal vijf jaar komst, zonder te rekenen op c"t zien wij om ons heen de barmhartigheid, van anderen. Het ^Pzahgheden van destijds ver- verleden kent maar éën les, die wij ^erd ger.omen beslissingen. Even- in alle scherpte voor ogen dienen Is de vreugde, de voldoening en te houden. Het recht van ja en neen et geluk om de goede keuze. legt ons de plicht op onwrikbaar ja Onze wereld is aan scherven ge- te zeggen tegen al het goede en neen aan doordat millioenen onzer me- tegen elk spoor van kwaad. En pas pensen geen „neen" hebben ge- dan, als wij ons hiervan bewust zijn "Sd toen het er op aan kwam. en dienovereenkomstig handelen "=rker nog. instemmend hun hand Pstaken toen het grootste onheil er tijden werd voorbereid. An- Cfen hebben bewust van hun recht te weigeren gebruik gemaakt. mogen wij hopen op barmhartig heid, die niet des mensen is. Die vergeving zal ons waarlijk wel geworden. Tegelijk met het i - ....„wi-,, moment, dat wij de absolute zeker- febben dit niet alleen als een recht heid krijgen over wat goed en wat Nen, doch als een plicht gevoeld, kwaad is. Maar zolang wij als stei- r-erzijds zij, die recht, noch plicht velingen op deze aarde vertoeverr F'oelende. krachteloos beaamden doen wij er goed aan ons vooral r fatale loop der geschiedenis. An- bewust te zijn van onze gewone ^•"zijds de mannen en vrouwen, plicht, die geen afzijdigheid ge- 'ler leven worstelde in het plichts- doogt. noch oppervlakkigheid, doch ^*1 het onrecht te weigeren en ernstige deelneming eist. En der- [et aanvaardipg van alle persoon- halve kan leiden tot een herhaald gevolgen het Verzet accep- „neen", zoals in 1940. Want wèt de toekomst dezer we reld ook zij, zonder een duidelijk „neen" tegen het kwaad, is zij de bewoning nimmer waard. uit een pak getornd werd de stro zak dan dichtgenaaid, en de naald werd in de naad verborgen. Dan was men voor drie, vier dagen van allo gerief verstoken. Tot het gevaar voorbij leek. Dat was in ieder geval beter dan geen eten. Scheveningen, het Oranjehotel. Dat betekende de werkelijk zware verhoren; nog erger was het wach ten er op. Dagen, wekenlang ver strakte ik bij het geluid van iedere stap. 's Avonds op bed, urenlang mijn verhaal repeteren, onder de loupe nemen, of het wel deugdelijk was: nog eens zien of ik ruimte had gelaten voor uitvluchten, indien ze met onverwachte feiten zouden ko men. Een ongevaarlijke uitleg voor alles. Kon dat? „Raus" Wekenlang hebben we met ons drieën gezeten. Wolf met de baard, de Lange en ik. In de trage verve ling was een kleine afwisseling ge komen, nadat eenmaal dc deur on verwacht was opengegaan en een Duitser snijdend had geroepen: „Sie Jude, 'raus'" We hadden hem spierwit de deur uit zien gaan; langzaam stierven zijn stappen weg in de gang. Maar 's avonds voor het eten was hij terug Opgewekt en geheimzinnig. Hij had de hele mid dag moeten werken. Toen de water kruiken binnen waren en dc gren dels voor de nacht waren dichtge slagen. bracht hij uit zijn onder broek een krant voor de dag; gesto len uit de „Wache" die hij schoon had moeten maken. Benevens vier Een stille gang in het Oranje hotel. Zo zag het cr vijf jaar lang dagelijks uit in de morgen uren; de mat, die niet voor gevangenen was, werd opgeno men. De tonnen van de extra- gestrafte eènzaam-opgeslotenen werden builen gezet. En achter de tientallen gesloten deuren, drie tot vier honderd goede Nederlandse mannen, klaar om bij het luchten vijf kostbare minuten een stukje hemel zonder tralies te zienEén gang. Zo waren er acht v peuken, een lucifer en een stnjk- vlak Twee dagen later werd hij op- nieuw gehaald, en toen hij terug kwam had hij zout voor in de koffie en weer peuken. Daarna ging hij bijna iedere dag en meestal was er buit, al was het maar een wollen draad om sokken te stoppen. Mei. Eenmaal in de drie dagen was het mijn beurt om de ton weg te brengen. De lange gang door, loerend naar de honderden witte kaartjes op de deuren, naar dc spe ciale indicaties. Krankenkost, Einzel- haft. Weiszbrot; tenslotte vijftien meter door de buitenlucht, rennen zonder morsen En dan één minuut stilstaan terwijl de ton werd leegge gooid en schoongemaakt. Eén mi nuut om over de hoge muur naar het zachte groen van de tien juist Ontelbaar velen hebben de poor ten van de cellenbarakken, het Oranjehotel, .weer voor zich open zien gaan. Soms om de vrijheid te gemoet te gaan Vaak om na een korte réis weer andere gevange nissen en kampen te worden bin nengeleid Vele honderden echter werden slechts naar buiten ge bracht om ergens op het wijde veld bij de gevreesde gevangenis tegenover de lopen van de Duitse geweren te worden gesteld. uitgelopen populieren te staren; één minuut om in de zon of in de regen te staan. Een minuut op de 4300 En dan weer terug. Boordevol met nieuw. Ih Juli ging dc Lange naar huis. Op transport, zei hij. Naar huis, hielden wij vol, terwijl we Item hielpen met aankleden Bibberend van zenuwen liet hij zich zijn das omknopen „Sie, fertigmachcn, eige ne Kleider anziehen! Schnell'". had een Duitser, nog voor de ochtend koffie, gesnauwd Nooit meer „Ik kom nooit meer vrij", had de Lange altijd gezegd. En zijn wrok was vooral gericht tegen de gevan genen aan de overzijde, die, naar hij zei. daar alleen maar waren neerge zet. om bekentenissen van hem los te krijgen Als wij poogden hem van dat denkbeeld af te brengen, zweeg hij gekwetst. Zijn slechte gehoor speelde hem parten, dagelijks stond hij uren aan de deur te luisteren en pas dagen later liet hij langzaamaan los wat hij meende gehoord te heb ben. Dan was hij somberder dan ooit Het werd een complex. Vele anderen.- die na hem kwamen heb ik dingén uit het hoofd kunnen pra ten. Maar de Lange nooit. Toen hij weg was. was het uit met de Maleise lessen, die hij gaf om de tijd te doden. Wolf deed nog eep poging met boksles, maar daar was het eten niet naar Er begon een lange stroom van doorgangers te komen. Kleermakers, brandstof- fenhandelarcn. scheikundigen, gla zenwassers. en dodelijk ongeruste Joden. Langzamerhand voelden Wolf en ik ons delen worden van het schaarse meubilair Praten en praten maar om de mensen tot rust te brengen. Joden, die overtuigd waren dat zij in Polen zouden wor den vermoord, duidelijk maken, dat die vrees onzinnig was, omdat do Duitsers zeker niet zoveel arbeids krachten zouden vernietigen. Een man kalmeren, die nacht aan nacht gillend wakker wérd, omdat hij handen door de deur zag komen. En tegelijkertijd de ongerustheid over je eigen toekomst wegdrukken. Maand na maand, het jaar uit, het nieuwe in. Transport „Weet U, hoe ik mijn ontslag als Commissaris der Koningin het eerst vernam? Men vertel de mij, dat in de sigarenwinkels het bericht hing." Wij zaten in de fraaie werkkamer van het grote huis Boulevard 7, Zeist tegenover Jhr. mr. dr. L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal, die, zoals men weet, in het verzet tegen de Duit sers een zeer belangrijke rol heeft gespeeld. Wij hadden hem er niet toe kunnen bewegen ons een uitvoerig verhaal te geven van zijn aandeel in het verzet. Er zijn trouwens offi ciële documenten, die hierover inlichten. Wel was hij bereid enkele herinneringen op te halen. Allereerst dan de wijze, waarop hij uit zijn ambt was ontslagen. moest dit al lang te voren in orde gebracht zijn. Men kan de Duitsers deze gang 'van zaken nauwelijks kwalijk nemen. Maar ik doe dat on ze Nederlandse hoofdambtenaren wel, daar zij maatregelen hadden kunnen nemen, om op tijd op de hoogte te worden gebracht. Ook toonden zij langstelling." niet de geringste be- «i. |e:den. Tussen deze twee uitersten massa, die de keuze tussen en neen nóch als recht, nóch als F'cht zag. „Dc eerste, die er mij die Februari-och- tend '41 over sprak was de toenmalige Bur gemeester van Utrecht, Mr Dr G A. W. ter Pelkwijk. Hij had gehoord, dat er iets aan de hanckwas en wilde mij dringend spreken. Ik moest hem zeggen, dat ik van niets wist. Een ogenblikje later kwam ook Mr de Vink. Lid van Gedeputeerde Staten, met dezelfde boodschap. Zij vroegen, of ik niet bij het Departement van Binnenlandse Zaken zou informeren. Waarom, zei ik. Als men mij niet bericht, blijf ik in functie. Maar toen kort daarna een bode binnenkwam, met de mededeling: „Het staat al in de winkels aan geplakt. U en de Heer van Sonsbeek (Lim burg) zijn beiden ontslagen", belde ik toch Binnenlandse Zaken op „En was men daar op de hoogte?" „De Heer Prinsen, die mij te woord stond, daar de Heer Frederiks in Drente zat, wist nog van niets en beweerde- dat zal ook wel niet zo zijn. „Ik waarschuw U dan maar. antwoordde ik hem. het bericht staat hiér aangeplakt Op het middaguur werd ik door de Heer Frederiks vanuit Drente op gebeld, die vertelde dat hij had geïnfor meerd en dat het inderdaad een feit was. Hij drong er op aan, dat ik mijn ambt Jhr. mr. dr. L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal, die op zo'n vreemde manier ontslag kreeg als commis saris der Koningin zou overdragen aan de Heer Mül- ler, mijn opvolger. Dat heb ik met een onparlementair woord gladweg geweigerd. In de kamer van Gedeputeerde Staten heb ik af scheid genomen van de ambtenaren van Griffie en Provinciale Water staat, die allen verschenen waren. Ook de twee N S.B -ers en de N.S B-bode. Door een binnendeur heb ik het Gouvernementsgebouw verlaten om mijn privé-vertrekken te bereiken. Ik had het gevoel: hier kom ik niet weer. .Ik stelde mij in verbinding met collega v. Sonsbeek. en sprak af dat.wij samen naar „Ne derlandse" Binnenlandse Zaken zou den gaan, om te vragen, wat we er mee aan moesten, 'n Paar dagen la ter zaten wij tegenover Mr Frederiks, die verklaarde, dat de Duitsers zulke anti-Duitse elementen niet konden gebruiken. Een eervol testimonium! Thuis terug vond ik een prachtig in Gothische letters gedrukt ontslag- bewijs met de handtekening van de Rijkscommissaris en in twee talen gedrukt. Het ontslag was op 5 Fe bruari ingegaan. Maar natuurlijk In het verzet „Bent U onmiddellijk na Uw heengaan hier gaan wonen?" „Neen. Op Stema. ook m Zeist, maar vlak aan de straatweg. Bezit van mijn zwager, waar de moffen een tijdlang hun verblijf hebben gehad en waar ze verschrikkelijk hebbqn huisgehouden. Ik wilde da delijk met verztetswerk beginnen en daar aan de oorkant van het huis dennen stonden, kon men van dc straatweg af onmogelijk zien. wie in- of uitging. Ik ontving hier ge regeld Burgemeesters die mijn raad kwamen inwinnen, niot alleen uit de provincie Utrecht, maar ook uit Noord-Holland en Gelderland. Daarnaast mensen uit het verzet. Daar zij elkaar nooit mochten zien kwam het wel voor. dat ik in vijf verschillende kamers bezoekers had. (Zie verder pag. 2). 1944 Wolf was allang verdwenen bij een van die vele nachtelijke transporten. In Juli begon dat. Om de veertien dagen werden we plot seling wakker in het holst van de nacht Ergens in de gang werd een grendel van do deur getrapt cn nog een. en weer een. Langzaam ade mend lagen we te luisteren Er wa ren vele Duitsers tegelijk in dg gang; vrij rustig voor hun doen. Pas toen ze dichtbij waren konden we horen dat het om Joden ging. „Sind Sic Jude? So. aufstehen, eige ne Kleider anziehen; alles mitnch- men Volgende deur. De twee Joodse celgenoten stonden al over eind oor ook bij ons het licht v/erd opgedraaid. Toen de deur een kwar tier later openging om hen eruit te laten, zag ik voor vrijwel iedere cel een man met dc neus naar de wand. I «Haan. Het volgend ogenblik was het j weer donker. In iedere cel lagen de I achtergeblevenen, als ik, te luisteren i wat er verder gebeurde. Een snauw, een bevel, en daarna het schuifelen van tientallen voeten over de stenen j straattcgels van de gang. Mensen met dc dood in het hart, die woor deloos hun weg moesten afleggen.' Dat ging daarna iedere veertien da gen zo. Begin Februari kwam de dagvaar ding voor het Obergcricht in Utrecht. Twee weken later transport. De deur waarachter ik een jaar ge- leefd had sloeg naast mij dicht. Neus I aan dc wand. In een kartonnen doos naast mij stond mijn bijdrage tot de inboedel van 356. Een schamel ge heel. Tien, twaalf, vijftien meter verder stonden aan weerszijden an deren, die met ons naar Utrecht gin gen. „So, ab!" We marcheerden. Naast de mat. Een bruipe collega deed zijn best weer. Maar zijn domein strekte niet verder dan tot de hoofdgang. Daar stonden de Duitsers zelf om ons op te jagen. Niet leep genoeg, om ons oude rotten te beletten onze vrienden op te zoeken, die uit ande re gangen werden uitgestoten. Bleek, cn met opgeblazen wangetjes als ik. Geslepen fluisteraars, als ik. Wc werden twee aan twee geklonken, in een rij gezet en tenslottg naar bui ten gejaagd. Een vrachtauto in. Met een broodje voor de reis. Het Oran- jehotcl werd zowaar voorkomend voor zijn gasten! Er werd driemaal geteld of er niemand tussen de ste nen was verzonken en eindelijk gingen de eerste poorten open. Rij den, stilstaan. Volgende poort Rij den. Er was iets als een schoolreisje begonnen. Roken, eten, praten, rijden in een trein, en vooral, kleuren zien; kleu ren hadden we qaisschicn het meest van alles gemist in al die maanden. Rood, fel groen, geel. oranje. De ogen staken ervan. En dan 's avonds weer een cel- Anders, maar hetzelf de Hoever zijn de Russen, werd ons weer gevraagd. Die keer wisten we het precies. A.E.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1950 | | pagina 9