Broadway's geldschieters zagen niets
De dood van een handelsreizigér
in
Sonia Gaskel werkt aan balletten
voor Arnhem en Amsterdam
Verbluffend meesterschap
in de oude
Oost-Aziatische kunst
Nederlands taak in de
Atlantische defensie
BACH EN ZIJN PASSIE-MUZIEK
,Ik houd van directheid
die het schrijven van
toneel vereist
M >jj
Nieuwe emigrantenvlucht naar
Australië en N.-Zeeland
Bedenkelijke populariteit; wij
weten er geen raad mee
Zaterdag 27 Mei 1950
(Van onze correspondent)
NEW YORK. Arthur Miller, de auteur
van „de dood van een handelsreiziger", is niet
verblind door zijn éticces. Wanneer ik hem
kranten met de beschouwingen over de beide
Nederlandse opvoeringen ter hand stel en
hem, op zijn verzoek, een en ander vertaal uit
de beoordelingen, constateert hij, dat de
Europese critiek over het algemeen beter ge
schoten heeft wat hij met zyn stuk en vooral
met de vorm die hij er aan gaf beoogde, dan
de Amerikaanse, ofschoon die het aan lof niet
heeft doen ontbreken. „Hier let men minder
op de vorm als middel van expressie en meer
op de feiten."
„Ik ben me heel goed bewust," vertelt hij
verder, „dat ik mijn stuk hier waarschijnlijk
niet opgevoerd had gekregen, wanneer mijn
vorige („All my sons") niet zo'n succes was
geweest. De regisseur Elia Kazan zag er di
rect iets in, maar ried me aan de „engelen"
(de naam waarmede de geld
schieters worden bedoeld, die
het uitbrengen van een stuk op
Broadway moeilijk maken) er
van te voren geen inzage van
te geven; ze moesten maar ver
trouwen op het inzicht van
Kazan en mijn vorige succes.
Een van de bekendste, die
eigenlijk achter elke belangrij
ke Broadway-premiere staat,
vertrouwde het zaakje toch
niet, hoewel hij zijn aandeel al
had toegezegd. Hij vroeg het
stuk ter lezing en trok zijn toe
zegging al na de eerste tien
bladzijden in
„De dood van een Handelsreizi
ger" is Miller's derde stuk. Zijn
eerste „The man who had all the
luck" bracht het maar tot vijf
voorstellingen. „Niemand begreep
er iets van", zegt hij; „niet dat het
zo slecht is, al vind ik het nou met
meer helemaal goed, maar de op
voering deugde niet en ik zelf had
toen nog niet genoeg ervaring om
er enige invloed op te kunnen.uit
oefenen. Of ik spoedig weer een
nieuw stuk schrijf weet ik niet. Ik
maak altijd door aantekeningen,
voor meer dan één stuk tegelijk,
maar ik werk eigenlijk langzaam.
Het moet rijpen, voordat ik aan
het schrijven zelf toe ben. „De
Handelsreiziger" heb ik in nauwe
lijks zes weken neergeschreven,
maar met het idee heb ik bijna
tien jaar rondgelopen vóór het zo
ver was. Het enige wat ik sinds
dien heb voltooid is een filmscena
rio, over de havenarbeiders hier in
New York.
Ik ben van plan de film a.s. win
ter zelf te maken ook, met enkele
beroepsacteurs, maar overigens
met arbeiders zelf. Het is een heel
eenvoudig gegeven zonder feitelijk
dramatisch conflict, meer een ka
rakterontwikkeling, een experi
ment eigenlijk. Ik wil iets vertel
len, wat de Amerikaanse film nog
nooit heeft laten zien; het schijnt
niet gemakkelijk de waarheid te
geven in de film en misschien is
ook wel niemand daarin geïnteres
seerd. Dat wil zeggen, in mijn hart
geloof ik dat de mensen de waar
heid wel willen, maar er rijp voor
gemaakt moeten worden
Ik had in een Hollandse krant
gelezen dat Miller journalist ge-
LONDEN Rusland heeft de
plaatsvervangers der ministers van
Buitenlandse Zaken laten weten dat
het de totstandkoming van het Oos
tenrijks vredesverdrag zal boycot
ten, totdat de Westerse mogendhe
den geantwoord hebben op de re
cente Russische nota betreffende
Triest.
weest is en vroeg hem daarnaar.
„Nee," zei hij, „dat mocht geen
naam hebben. Ik heb een korte tijd
aan een blad in een kleine plaats
gewerkt, maar ik deug helemaal
niet voor de journalistiek. Ik kan
me niet aan de droge feiten hou
den, ik ga er om heen schrijven.
Och, ik heb in de crisisjaren, zo
omstreeks 1930, van alles en nog
wat gedaan, was chauffeur op een
vrachtwagen, werkte als losser en
lader, tot ik wat geld had overge
spaard om naar „college" (de
hoogste klassen van onze vijf-jari
ge of gymnasium) te gaan. Daar
ben ik begonnen te schrijven en di
rect voor toneel, ook hoorspelen
voor de radio en een roman „Fo
cus", die in 8 of 10 talen is ver
taald. Maar de vorm van het to
neelstuk gaat voor mij boven die
van de roman. Ik houd van de
compactheid en de directheid, die
het toneel eist. Ik zie de dingen ook
in een ontwikkeling tot een climax.
Je krijgt dat, geloof ik, met je ge
boorte mee. Ik heb mijn eerste to
neelstuk geschreven zonder ooit
naar een schouwburg*te zijn ge
weest. En ik kom er nog maar be
trekkelijk weinig. Ik zie misschien
drie stukken in een seizoen. De
meeste zeggen me te weinig, blij
ven te veel aan de oppervlakte
Ik begin onder het gesprek al
lengs te begrijpen, waarom Miller
een heel eigen plaats inneemt, een
buitenbeentje is onder de beroemd
heden van het Amerikaanse toneel.
Hij laat zich niet voorstaan op zijn
succes, hij houdt zich zo veel mo
gelijk afzijdig, vertoont zich zelden
op de plaatsen, waar men de ac
teurs en actrices zich plegen te la
ten zien. Er is een mengeling van
jongensachtigheid en diepe ernst ;n
zijn manier van praten. Hij vraagt
me naar Holland. Het vorige jaar
was hij in Europa, maar ging ons
land voorbij. Hij was in Scandina
vië en werd sterk geboeid door De
nemarken. Van Amerika uit gezien
hadden de kleine landen hem on
betekenend en overbodig toege
schenen, maar daar had de grote
culturele waarde van de in zich
zelf besloten en tevens van buiten
af bevruchte kleine gemeenschap
hem voor het eerst en diep getrof
fen. Hoe was het in Holland? Wa
ren wij Duits, Frans of Engels ge
oriënteerd? Hoe was ons toneel ge
organiseerd? Hoe veel theaters
hadden we?
Een zekere ongedurigheid, die
hij aan de dag legde, terwijl ik deze
en dergelijke vrageif beantwoordde,
deed me een ogenblik denken dat
hij slechts uit beleefdheid het ge
sprek deze wending had gegeven.
Maar daarvoor ging hij er toch
weer te ernstig op in. Totdat hij
na herhaalde aarzeling voor de dag
kwam met: „Weet u, dat ik van uit
Holland nooit ben aangezocht om
de vertaalrechten van mijn stuk?"
Ik uitte mijn verbazing. „Nee,"
ging hij voort, „ik heb hier in de
Times gelezen, dat het door twee
gezelschappen zou worden opge
voerd, maar ik heb er nooit mijn
toestemming toe gegeven. Holland
is een unicum in dit opzicht. Van
de opvoeringen van „All my Sons"
heb ik trouwens ook nooit een cent
uit uw land ontvangen."
Ik zei hem, dat het me bekend
was, dat er jarenlang moeilijkhe
den hadden bestaan over de op
voering van Amerikaanse stukken
in ons land. die daar onbeschermd
zijn, omdat de V.S. niet bij de Ber-
ner Conventie zijn aangesloten,
maar dat ik meende gehoord te
hebben van een regeling, die kort
na de oorlog tot stand gekomen
zou zijn.
„Ja," was zijn antwoord, „men
heeft mij een contract ter tekening
voorgelegd, maar de advocaat, die
dergelijke dingen voor de Ameri
kaanse toneelschrijvers behandelt,
heeft me ontraden het te tekenen,
omdat ik daarmede mijn verdere
rechten in gevaar zou brengen.
Trouwens, andere schrijvers hier
hebben mij ook gezegd voorzichtig
te zijn met Holland. Ik heb daarom
niets gedaan. Het is plezierig in uw
land gespeeld te worden. Maar dat
dit zo maar geschiedt zonder toe
stemming, is iets, wat ik niet be
grijp".
Ik beloofde te informeren, hoe
de vork in de steel zit en het re
sultaat van mijn onderzoek hoop ik
in een vervolgbrief mee te delen.
Ikeno-Taiga: „Twee musicerenden"
Nog steeds te weinig
kraamverzorgsters
(Eigen bericht)
DEN HAAG Wij hebben in ons
land nog altijd te kampen met een
tekort aan kraamverzorgsters. Nu de
na-oorlogsweeën weer voorbij zijn.
dient een normale bevalling weer
thuis te geschieden. Dit deelde dr
C. Banning, hoofdinspecteur van de
Volksgezondheid ons mede. Een van
de voorwaarden is dan echter, dat
we voor elke aanstaande moeder op
aanvraag een deskundige kraamver
zorgster beschikbaar hebben, die er
tevens voor zorgt, dat het gezin
loopt. De 115 bestaande centra voor
kraamzorg, uitgaande van de kruis
verenigingen, die de opleiding van
deskundige kraamhulpen verzor
gen, zullen dit jaar met tien uitge
breid worden.
Fraaie tentoonstelling in Leids
volkenkande-museum
/N DE MUSEA, die niet zoals Rijksmuseum en Mauritshuis trekpleis
ters zijn voor vreemdelingen, kon men vroeger de kerkhofachtige
rust aantreffen, die weliswaar zeer bevorderlijk was voor de ongestoor
de studie van enkele specialisten, doch weinig opwekkend voor gewone
stervelingen. Tegenwoordig trachten de museumdirecties, bewust van
hun opvoedende taak, de belangstelling van een groter publiek te prik
kelen o.a. door het organiseren van bijzondere tentoonstellingen. Zo
heeft ook het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden in de laatste
jaren telkens een ander deel van zijn rijkdommen, aangevuld met ob
jecten uit andere collecties, tot leerzame exposities gearrangeerd. Dit
maal kwam door samenwerking met het Leids Academisch kunstcen
trum, de Vereniging van Vrienden der Aziatische kunst en enkele par
ticulieren een tentoonstelling van Oost-Aziatische schilderkunst tot
stand, die 't beste laat zien wat er op dit gebied in ons land te vinden is.
Devote waardigheid
ogen houden, dat de grootste mees
terwerken der Oost-Aziatische kunst
slechts in het land van herkomst te
vinden zijn of hoogstens een enkele
maal in Amerikaanse collecties.
Doch het Lcidse museum kan toch
met voldoening voor de dag
komen, met voor Europa zeldzame
stukken. Daar zijp b.v. de drie
Koreaanse schilderingen, die zeer
interessant vergelijkingsmateriaal
opleveren met de Japanse en Chine
se kunst. Het blijkt dan direct dat
deze Koreaanse kunst een geheel
eigen karakter toont: een streng
doorgevoerde stijlering. een forse,
decoratieve opvatting, die de monu
mentaliteit krijgt van een wand
schildering. cn een verheven, devote
waardigheid Persoonlijk prefereer
ik deze Koreaanse schilderijen bo
ven de beide meer verfijnde Boed
dhistische voorstellingen uit de
DEN HAAG. Zaterdag zal de K.L.M. de tweede emigrantenvlucht naar
Australië uitvoeren. Om 6 uur 's morgens zal de „Skymaster" PH-TEZ
„Zeeland", die speciaal voor dit soort vervoer is Ingericht met 56 emigran
ten naar Australië cn Nieuw Zeeland vertrekken.
Het vliegtuig vervoert 40 mannen
waarvan er 27 hun gezin vooruit
gaan, nl. ambtenaren, bakkers,
schoenmakers, landbouwers, chauf
feur^ en monteurs. Er zijn ook aan
boord een meubelmaker, een metaal
bewerker, een tuinier, een .bar
keeper, een darmenbewerker. H een
radiotelegrafist, een smid. een dia
mantbewerker, een handelscorres
pondent, een assistent-accountant,
een slager, een werktuigkundige, een
bontwerker, een procuratiehouder en
een aannemer.
Er gaan negen vrouwen mee (o.a.
enige verpleegsters) en zeven kinde
ren. De meeste emigranten zullen
zich vestigen in Sydney, Melbourne
en Brisbane, twee gaan naar Tas-
manie en twee naar Perth. Een ver
pleegster, een landbouwer, een bak
ker en een metselaar reizen op eigen
gelegenheid door naar Nieuw Zee
land.
Tenslotte is er ook nog een emi
grantenbruidje aan boord dat direct
bij aankomst in Australië in het hu
welijk zal treden. De belangstelling
voor emigrantenvluchten naar Aus
tralië is op het ogenblik zo groot,
dat reeds op 15 Juni a.s. dé derde
vlucht zal worden gemaakt.
Nadruk valt op de marine; andere wapens
worden niet verwaarloosd
WASHINGTON. Een Amerikaanse militaire autoriteit heeft dezer
dagen te kennen gegeven, dat het niet juist is. dat de Atlantische verdedi
ging zo zal worden georganiseerd, dat een bepaald land of een groep van
landen zich in het bijzonder op de landmacht zal toeleggen, een andere
groep op de zeemacht cn een derde groep op de luchtmacht. Hoewel het
juist is, dat het accent in het ene land op ccn andere defensievorm zal
vallen dan elders, betekent dit toch niet. dat de specialisatie zover zal
gaan, dat West-Europa uiteindelijk zal worden verdedigd door Franse en
Belgische infanterie, Britse, Nederlandse en Noorse marine en Amerikaan
se vliegtuigen.
Voor wat Nederland betreft, het
is de bedoeling, dat de nadruk zal
vallen op een maritieme deelne
ming aan de defensie, zonder ver
waarlozing echter van wat Neder
land te land en in de lucht kan
bijdragen.
Functionarissen van het Ameri
kaanse departement van defensie
geloven niet, dat het mogelijk zal
zijn de Nederlandse marine als
zelfstandige groep te doen optre
den, omdat zij volgens hen niet vol
doet aan de eisen, welke aan een
zogenaamde „task force" moeten
worden gesteld en aanvulling van
de Nederlandse vloot met Ameri
kaanse eenheden niet tot een be
vredigend resultaat zou leiden.
Dit houdt echter geenszins in,
dat men in Amerika de Nederland
se marine als „quantité négligea-
beschouwt. Nederlands eeuwen
oude maritieme ervaring be
schouwt men als uiterst waardevol
en men zoekt ijverig naar een me
thode, waarbij de bestaande pro
blemen zodanig worden opgelost,
dat de waarde van de Nederlandse
maritieme strijdkrachten zo volle
dig mogelijk tot haar recht kan
komen.
Post voor troepenschepen
DEN HAAG. Post bestemd
voor naar Nederland terugkerende
militairen aan boord van de .troe
penschepen „Hellenic Prince",
„Amarapoora". „Grote Beer' en
„General Greeley", welke in een
dr tussenhavens zal worden uitge-
rikt moet uiterlijk op 1 Juni in
Nederland worden ter post be
zorgd. Behalve de gebruikelijke
gegevens dient het adres de naam
te bevatten van het troepenschip
onder toevoeging: Op thuisreis naar
Nederland. De naam van de ver
moedelijke tussenhaven mag niet
worden vermeld.
Post bestemd voor militairen
aan boord van het troepenschip
„Zuiderkruis* po weg.naar Indone
sië, welke in één der tussenhavens
zal worden uitgereikt, moet uiter
lijk op 29 Mei in Nederland wor
den ter post bezorgd en post be
stemd voor uitreiking in de haven
van aankomst uiterlijk op 11 Juni.
De brieven voor de Zuiderkruis
moeten alle worden gezonden aan
het veldpostkantoor tc Djakarta
met vermelding: Aan boord van
het troepenschip „Zuiderkruis" op
weg naar Indonesië.
Dr. Moh. Roem bezoekt
Indisch Instituut
AMSTERDAM De Hoge Verte-
genwoordiger van ^de RIS in ons
land, dr Mohammed* Roem, bracht
gistermiddag een bezoek aan het
Indisch Instituut tot het voeren van
cultureel-wetenschappelijke bespre
kingen
I'KT IJ zijn in het Bach-jaar. Binnenlandse- en buitenlandse klavier-
groten vertolken Bach. Hij behoort in elk geval tot die compo
nisten, die op een of andere wijze een plaats veroverd hebben in de
harten van velen, die weten, wat muziek is, cn die eigenlijk niét
weten, wat het is. Er zijn zo enkele kasstukkendie de grote „men"
naar de zalen slepen. Zo gaat het met Schubert en zijn h-moll Sympho-
nie, de „Unvollendele"met Beethovens Vijfde en met de Matthiiuspas-
sion van Bach. Deze komt in de programma's terug met de regelmaat
van de klok. De uitvoering ervan behoort nu eenmaal tot een be
paalde periode in het jaar, en geen koor of orkest, dat zichzelf respec
teert, zal een jaar overslaan. Kerken en zalen vullen zich telkens weer
tot de laatste plaats, rondom Bach en in veel mindere mate rondom
Schiitz. Men zou bijna kunnen zeggen: er zijn zekere gemeenplaatsen
in de muziek, en éen daarvan heeft Bach bezet.
Vanwaar de populariteit van de man, wiens jaar wij thans vieren en
uit wiens werken wij bijna dagelijks kunnen horen?
Wat de Matthauspassion betreft,
voor het gewone luisterpubliek heeft
deze een bijzondere betekenis. Waar
schijnlijk zelfs een religieuze beteke
nis. Precies is het nooit na te gaan.
maar er zijn veel mensen, die nooit
het lijdensverhaal in de Bijbel lazen
en er nimmer een preek over hoor
den, doch op reis gaan naar Naardens
Grote Kerk voor de Matthauspassion.
Een gothischc kerk met haar spaar-
zamiB^ijk licht, een imponerend orgel,
dat men zelden hoort, koren, orkest
en harp het heeft alles weer een
andere en eigen bekoring, die de
concertzaal nauwelijks kan sugge
reren. De vraag doet zich evenwel
voor: wat is er met deze Matthaus
passion gebeurd, sedert een persstem
over één van de eerste uitvoeringen,
in 1749. schreef: dat door de al
te sterke effecten dit merkwaardige
werk zich wel voor uitvoering als
kamermuziek leent, maar niet ge-
eigend is voor een kerk Het
bleef in Leipzig maar tot 1780 op
het repertoire en verdween, totdat
Mendelssohn het weer ontdekte, die
het op 12 Maart 1829 met het Ber-
lijnse Conservatorium opnieuw deed
uitvoeren. En de populariteit van het
werk dateert eerst van de vorige
eeuw. Er is dus reden toe om haar
met enig wantrouwen te bezien.
Toen Bach in het najaar'van 1729
aan de Matthauspassion arbeidde,
stierf zijn vriend en begunstiger, de
vorst van Köthen, wiens „hofkapel-
meester" hij vele jaren was geweest.
Bach moest een treurmuziek schrij
ven! Omdat hij geen twee composi
ties tegelijk kon maken, vroeg hij
MET NEDERLANDSE DANSERS VALT VEEL TE BEREIKEN
De danspaedagoge Sonja Gaskel
treft deze maand de voorbereidin
gen voor het optreden van haar bal
letgroep bij het Nederlands muziek-
en toncelfcest „Kunst der Lage Lan
den", dat de Stichting „Sonsbeek
49" In Juni te Arnhem geeft en bo
vendien aan de nieuwe balletten,
die in Amsterdam op de Dam tij
dens de feesten „Vyf eeuwen Kal-
verstraat", worden uitgevoerd.
Naar aanleiding van deze twee
gebeurtenissen zijn we met me
vrouw Gaskel gaan praten en heb
ben we haar gevraagd welke bal
letten zij in Arnhem zal geven.
„Wij openen het programma," zegt
zij, „met een ballet „Odysseus en
Calypso", waarvoor Arnold Juda de
muziek schreef. De costumes en dé
cors zijn van Fred. Carasso en de
idee en de choreografie zijn van
mijzelf. Dan volgt „Alles om een
Mantel", een ballet in twee akten
gebaseerd op 'n fabel van Aesopus
over de weddenschap tussen de zon
ep de wind, wie van hen zal berei
ken, dat de mens de mantel uittrekt.
De muziek hiervoor componeerde
Kees Stokvis en ook hiervoor ver
zorgde Carasso de décors en de
costumes. Ik maakte dit ballet spe
ciaal voor de jonge groep, waarvan
ik vooral van Marianne Boudyn.
Conrad van de Weetering en Carla
Lipp hoge verwachtingen heb.
Als afwisseling volgt dan een „Pas
de trois classique" in de choreogra
fie van Pieter van der Sloot en ten
slotte „Het Amsterdams Prenten
boek" op oud-hollandse muziek.
Het Gelders Orkest onder Leo
Pappenheim zal in Arnhem voor de
begeleiding van de dansen zorgen."
Ongeveer een jaar geleden begon
mevrouw Gaskel, die thans ruim 10
jaar in ons land woont en sedert
1945 weer les geeft onder auspiciën
van de Stichting „Ballet
met het geven van een reeks lezin
gen met demonstratie, getiteld „Drie
Eeuwen Danskunst", waaraan Ma
rie-Jeanne van der Veen, Maria
Huisman. Louki van Oven en Pie
ter van der Sloot medewerkten. Dit
eerste programma werd gevolgd
door een uitvoering in de Bachzaal
„Van petit rat tot solist", waaraan
leerlingen uit mevrouw
school medewerkten.
sers om een klassiek corps-de-bal
let te vormen, waarbij komt, dat de
leerlingen nog niet ver genoeg zijn
om b.v. „Les Sylphides" te kunnen
dansen. De grote moeilijkheid is, dat
Kecitaijuist m de periode, dat de opleiding
het meest intensief moet zijn, de
leerlingen tussen 11 en 15 jaar de
middelbare scholen moeten bezoe
ken. Ook is vaak de geldkwestie
voor de ouders een bezwaar."
Wat is uw mening over de Ne
derlandse dansers?
„Ik ben er van overtuigd, dat er
hier veel te bereiken valt. Er wordt
Gaskei s kard en met enorme toewijding ge
werkt. In de loop der jaren heb ik
rr..n tr j...... mijn training aangepast aan de ka-
Groep >an 15 dansers ra£t€ristieken van de Nedcrlandse
Hoe groot is nu uw groep en
werkt u met corps-de-ballet?
..De groep bestaat uit 15 dansers,
die allen grotere of kleinere rollen
dansen. Ik heb nog niet genoeg dan-
danser en meen tot een methode te
zijn gekomen, die het best voor de
bouw en de mentaliteit van de Ne
derlandse danser geschikt is."
Mevrouw Gaskel vertelt nog over
In haar studio oefent Sonia
Gaskel dagelijks urenlang met
haar leerlingen voor de nieuwe
balletten, die binnenkort zullen
worden uitgevoerd.
de zenuwslopende tijd. die aan het
uitbrengen van een balletpremière
voorafgegaat. Eindeloze repetities, de
training en lessen tussen de bedrij
ven door, de jacht om zo goedkoop
mogelijk stoffen voor costumes te
bemachtigen, het passen, de repeti
ties met orkest, de toneelrepetities,
enz. enz.
En uw toekomstplannen?
„Die maak ik niet." antwoordt zij
met gelatenheid. „Als de premières
en de voorstellingen op de Dam
achter de rug zijn, zullen we wel
v/eer verder zien."
zijn tekstschrijver Picander, de
woorden voor de treurmuziek ter
gelegenheid van Von Kothens dood,
zo samen te stellen, dat zij voor een
deel gebruikt zouden kunnen wor
den bij de muziek van de Passion.
Albert Schweitzer, de grote Bach-
kenner schrijft daarover: „Men is
verbaasd te zien. met welk een ge
makkelijke en oppervlakkige aan
passing Bach zich tevreden stelde.
Men moet zich eens indenken, de
woorden: „Geh, Leopold, zu deiner
Ruhe", op de melodie van de tenor
aria uit de Matthauspassion: ,,Ieh
will bei meinem Jesu wachen". Het
is nauwelijks te geloven, dat dezelfde
Bach die de Passie-muziek compo
neerde, zijn eigen werk op deze wij
ze parodieerde.
Het zou voorts wel eens interes
sant zijn om onder het grote aantal
concertbezoekers eens een enquête
in te stellen om te vernemen welke
andere composities van Bach zij ken
nen behalve de Matthauspassion.
Want vergissen wy ons niet, dan is
Baeh niet populair. Evenmin als
Goethe het 13, ondanks het Goethe-
jaar van 1949!
De liefde voor Bach kan men
moeilijk alleen afleiden uit het feit,
dat zijn Matthauspassion honderd
voudig wordt uitgevoerd, of dat een
aandachtig gehoor toch wel telkens
weer geboeid is door zijn „Wohl-
temperiertes Klavier", door een pre
ludium en een gezongen koraal. Het
is altijd weer de vraag, waaróm de
massa applaudisseert Om de perfec
te techniek waarmede deze kunst
ten gehore wordt gebracht, of om
haar innerlijke betekenis, om haar
wezen, dat inderdaad muziek is.
Muziek, die men kan horen, cn dus
verstaan, zonder één noot te ken
nen. En die men kan toejuichen
om haar enormiteit, zonder noch
tans te weten, wat muziek is
Want, en daarmede komen wij tot
het doel van dit artikel, de diepste
betekenis van deze muziek, met na
me b.v. van de Matthauspassion,
ligt in iets, dat allermi%*t populair
is. in de gewone zin van het woord:
in het lijden en sterven van Chris
tus, getoonzet door Bach Dit drama
spréékt nu eenmaal slechts weini
gen aan. omdat het in de grond van
de zaak buiten elke menselijke ver
houding valt. buiten elke mensen-
lijke mogelijkheid zelfs, om te be
seffen, wat dit lijden en sterven is
geweest.
Noch de ontwikkelde leek, noch
de heel gewone sentimentele mens
weet in feite met de toonzetting van
dit drama raad, omdat het met het
drama geen v/eg weet in de wereld
en in het eigen leven. Blijft over:
een godsdienstig verstaan,
een b ij b e 1 s geloof, dat op Gol
gotha een antwoord geeft, dat geen
antwoord is: ik begrijp het niet,
maar ik weet, dat het moest, om
dat het mijn geloof bepaalt. Wie
dat weet, ontdekt in Bachs compq-
sitie die onvoorwaardelijke, maar
ook uiterst nauwe betrekking van
Bachs geloofsbezit tot zijn schepping.
Dat was een gedrevenheid, die in
laatste instantie geen enkel „doei"
had. zonder effect was en ten duide
lijkste gedemonstreerd werd door
wat Bach zelf onder de voltooide
partituur schreef: Soli Deo Gloria
Alleen God de eer.
Zo is Bachs werk prediking.
En de prediking is nooit voor de
massa. Indien zij „populair" wordt,
is zij in strijd met haar opdracht: in
een wijze wereld de dwaasheid en
ergernis van het Kruis te verkon
digen.
Japanse Ashikaga-periode (1336
1573), die hier dicht bij zijn gehan
gen.
Virtuositeit
Behalve deze religieuze kunst
omvat de expositie vooral wereldse
kunst: landschappen, figuurstukken
cn bloemen cn vogels. Een typisch
kenmerk van de Oost-Aziatische
kunst is de overeenkomst die be
staat tussen schilderen en schrijven,
immers beide het resultaat van pen
seel en inkt op zijde of papier. De
penseelstreek is voor de Aziaat, de
waardemeter van de virtuositeit van
de kunstenaar. Iets dergelijks kent
men natuurlijk ook wel in de
Europese schilderkunst, doch hier is
de leek zelden in staat deze techni
sche virtuositeit naar waarde te
schatten, terwijl in China en Japan,
ieder die leert schrijven de techniek
van de penseelvoering leert begrij
pen en waarderen.
In China en Japan heeft men in
de schilderkunst de „school der ge
letterden" gekend, waar de grenzen
tussen calligrafie cn schilderkunst
bijna geheel vervagen. Verscheidene
voorbeelden zijn hiervan op de ex
positie aanwezig, zoals de „Tanuki"
van Chisttdö en het „landschap met
pijnboom" van Jkeno Taiga. Niet
zelden wordt het schilderij verge
zeld van een gedicht, waarbij het
geschrevene cn het geschilderde
naar vorm en inhoud een onverbre
kelijk geheel vormen, zoals in het
werk van de dichteres Rengetsu.
Vorm en kleur
Het zou te ver voeren, hier alle
geëxposeerde werken afzonderlijk te
bespreken. Een groot aantal Chinese
schilderingen uit de Ming-periode
(13681644) toont de zeldzame sub
tiliteit in vorm'en kleur van deze
kunst, waarvan op de expositie het
„landschap met wandelende dames"
wel het hoogtepunt vormt. Een
landschap, albumblad uit de Sung-
tijd (960—1279) is het oudste hier
aanwezige schilderij en toont weer
het Verbluffend meesterschap van
deze oude Chinese schilders.
F.en groot contrast mot deze poëti
sche kunst, vormt de komische
voorstelling van de duivelbanner
Chung Kuei, die gaat verhuizen met
behulp van, allerlei kattekwaad uit
halende. duiveltjes Dit vermakelij
ke tafreel doet sterk denken aan de
Japanse kunst, waarin dikwijls deze
humor, tenminste in de meer popu
laire prentkunst, optreedt. De door
die prentkunst bekende kunstenaars
uit de Uklyoe-school. de school van
het „Vlietende leven", zijn in Leiden
vertegenwoordigd met enkele schil
deringen. die, naar mijn gevoel ech
ter zelden de expressiviteit van hun
prenten evenaren Slechts de „Wan
delende Oiran" van Eishi maakt
daarop een uitzondering.
Uniek brons
Het mooist is'de Japanse schilder
kunst vertegenwoordigd in de
„Twee reigers", geschilderd in de
stijl van dc grootmeester Kórin. Er
zouden nog vele andere fraaie en
interessante stukken te noemen zijn,
doch ik moet het hierby laten.
Naast deze expositie zijn in een
aangrenzend zaaltje de recente aan
winsten van het museum onderge
bracht. nl. een in Europa unieke
collectie Tibetaanse bronzen. Dit is
echte Kloosterkunst, door Monniken
gemaakt voor rituele doeleinden
en die een zekere verwantschan
toont met de Europese, vroeg-mid-
deleeuwse kunst. De reliekschijn
b.v., en de boekband, beide rijk
versierd met ornamenten, goden
figuurtjes. met medaillons en rozet
ten van halfedelsteentjes. verschilt
slechts door de aard van de voor
stellingen van de Romaanse, Chris
telijke kerkkunst. Enkele fragmen
ten van rijk gebeeldhouwde aureo
len completeren deze zeldzame col
lectie afkomstig uit een klooster te
Gyantse in Zuid-Tibet.
De bezoekers van het museum die
tot 11 Juni gelegenheid hebben deze
zeer bijzondere tentoonstelling te
bezichtigen, moeten bovendien niet
verzuimen in de zaal van de vijf
Boeddha's, de daar heersende gewij
de stemming van deze Oost-Aziati
sche religeuze kunst te ondergaan.
R. E. PENNING.
Europa en ik: twee
prijzen in R'dam
ROTTERDAM Rotterdam heeft
een goed figuur gemaakt bij de in
zendingen voor de van hogerhand
uitgeschreven prijsvraag: „Wat be
tekent de Europese samenwerking
voor mij?" De KRO en de VARA
hebben die prijsvraag voor de radio
aanhangig gemaakt en ook samen de
prijsuitreiking te Hilversum gere
geld in overleg met de ECA-missie
in Nederland cn het departement
van economische zaken. Een meisje
uit Wageningcn. Lotte Meyer, won
de tiendaagse reis naar Rome, Lon
den of Parijs als eerste prijs voor
wie onder de inzenders nog geen 19
jaar waren; dc heer E. H. Luyke-
naar uit Rotterdam veroverde in
deze afdeling een radiotoestel als
tweede prijs.
De eerste prijs voor wie ouder wa
ren dan 19 jaar was voor de Rotter
dammer Coen J. Oort die in Leiden
studeert, zoon van de sterrenkundi
ge dr. Oort, kleinzoon van de beken
de dokter Oort. Toen Coen Oort Jr.
een telefoontje kreeg om mee naar
Hilversum te gaan voor een kleine
plechtigheid, kon hij zich amper
herinneren waar dit mee te maken
zou hebben, want als een leven in
studie opgaat heeft men zoveel din
gen aan het hoofd Hij koos een
vlucht naar Amerika en vandaar
naar Rome voor twee personen. Lily
Wielders uit Sittard veroverde in
deze afdeling de tweede prijs, e?n
cassette zilver.