Broadway's geldschieters zagen niets De dood van een handelsreizigér in Sonia Gaskel werkt aan balletten voor Arnhem en Amsterdam Verbluffend meesterschap in de oude Oost-Aziatische kunst Nederlands taak in de Atlantische defensie BACH EN ZIJN PASSIE-MUZIEK ,Ik houd van directheid die het schrijven van toneel vereist M >jj Nieuwe emigrantenvlucht naar Australië en N.-Zeeland Bedenkelijke populariteit; wij weten er geen raad mee Zaterdag 27 Mei 1950 (Van onze correspondent) NEW YORK. Arthur Miller, de auteur van „de dood van een handelsreiziger", is niet verblind door zijn éticces. Wanneer ik hem kranten met de beschouwingen over de beide Nederlandse opvoeringen ter hand stel en hem, op zijn verzoek, een en ander vertaal uit de beoordelingen, constateert hij, dat de Europese critiek over het algemeen beter ge schoten heeft wat hij met zyn stuk en vooral met de vorm die hij er aan gaf beoogde, dan de Amerikaanse, ofschoon die het aan lof niet heeft doen ontbreken. „Hier let men minder op de vorm als middel van expressie en meer op de feiten." „Ik ben me heel goed bewust," vertelt hij verder, „dat ik mijn stuk hier waarschijnlijk niet opgevoerd had gekregen, wanneer mijn vorige („All my sons") niet zo'n succes was geweest. De regisseur Elia Kazan zag er di rect iets in, maar ried me aan de „engelen" (de naam waarmede de geld schieters worden bedoeld, die het uitbrengen van een stuk op Broadway moeilijk maken) er van te voren geen inzage van te geven; ze moesten maar ver trouwen op het inzicht van Kazan en mijn vorige succes. Een van de bekendste, die eigenlijk achter elke belangrij ke Broadway-premiere staat, vertrouwde het zaakje toch niet, hoewel hij zijn aandeel al had toegezegd. Hij vroeg het stuk ter lezing en trok zijn toe zegging al na de eerste tien bladzijden in „De dood van een Handelsreizi ger" is Miller's derde stuk. Zijn eerste „The man who had all the luck" bracht het maar tot vijf voorstellingen. „Niemand begreep er iets van", zegt hij; „niet dat het zo slecht is, al vind ik het nou met meer helemaal goed, maar de op voering deugde niet en ik zelf had toen nog niet genoeg ervaring om er enige invloed op te kunnen.uit oefenen. Of ik spoedig weer een nieuw stuk schrijf weet ik niet. Ik maak altijd door aantekeningen, voor meer dan één stuk tegelijk, maar ik werk eigenlijk langzaam. Het moet rijpen, voordat ik aan het schrijven zelf toe ben. „De Handelsreiziger" heb ik in nauwe lijks zes weken neergeschreven, maar met het idee heb ik bijna tien jaar rondgelopen vóór het zo ver was. Het enige wat ik sinds dien heb voltooid is een filmscena rio, over de havenarbeiders hier in New York. Ik ben van plan de film a.s. win ter zelf te maken ook, met enkele beroepsacteurs, maar overigens met arbeiders zelf. Het is een heel eenvoudig gegeven zonder feitelijk dramatisch conflict, meer een ka rakterontwikkeling, een experi ment eigenlijk. Ik wil iets vertel len, wat de Amerikaanse film nog nooit heeft laten zien; het schijnt niet gemakkelijk de waarheid te geven in de film en misschien is ook wel niemand daarin geïnteres seerd. Dat wil zeggen, in mijn hart geloof ik dat de mensen de waar heid wel willen, maar er rijp voor gemaakt moeten worden Ik had in een Hollandse krant gelezen dat Miller journalist ge- LONDEN Rusland heeft de plaatsvervangers der ministers van Buitenlandse Zaken laten weten dat het de totstandkoming van het Oos tenrijks vredesverdrag zal boycot ten, totdat de Westerse mogendhe den geantwoord hebben op de re cente Russische nota betreffende Triest. weest is en vroeg hem daarnaar. „Nee," zei hij, „dat mocht geen naam hebben. Ik heb een korte tijd aan een blad in een kleine plaats gewerkt, maar ik deug helemaal niet voor de journalistiek. Ik kan me niet aan de droge feiten hou den, ik ga er om heen schrijven. Och, ik heb in de crisisjaren, zo omstreeks 1930, van alles en nog wat gedaan, was chauffeur op een vrachtwagen, werkte als losser en lader, tot ik wat geld had overge spaard om naar „college" (de hoogste klassen van onze vijf-jari ge of gymnasium) te gaan. Daar ben ik begonnen te schrijven en di rect voor toneel, ook hoorspelen voor de radio en een roman „Fo cus", die in 8 of 10 talen is ver taald. Maar de vorm van het to neelstuk gaat voor mij boven die van de roman. Ik houd van de compactheid en de directheid, die het toneel eist. Ik zie de dingen ook in een ontwikkeling tot een climax. Je krijgt dat, geloof ik, met je ge boorte mee. Ik heb mijn eerste to neelstuk geschreven zonder ooit naar een schouwburg*te zijn ge weest. En ik kom er nog maar be trekkelijk weinig. Ik zie misschien drie stukken in een seizoen. De meeste zeggen me te weinig, blij ven te veel aan de oppervlakte Ik begin onder het gesprek al lengs te begrijpen, waarom Miller een heel eigen plaats inneemt, een buitenbeentje is onder de beroemd heden van het Amerikaanse toneel. Hij laat zich niet voorstaan op zijn succes, hij houdt zich zo veel mo gelijk afzijdig, vertoont zich zelden op de plaatsen, waar men de ac teurs en actrices zich plegen te la ten zien. Er is een mengeling van jongensachtigheid en diepe ernst ;n zijn manier van praten. Hij vraagt me naar Holland. Het vorige jaar was hij in Europa, maar ging ons land voorbij. Hij was in Scandina vië en werd sterk geboeid door De nemarken. Van Amerika uit gezien hadden de kleine landen hem on betekenend en overbodig toege schenen, maar daar had de grote culturele waarde van de in zich zelf besloten en tevens van buiten af bevruchte kleine gemeenschap hem voor het eerst en diep getrof fen. Hoe was het in Holland? Wa ren wij Duits, Frans of Engels ge oriënteerd? Hoe was ons toneel ge organiseerd? Hoe veel theaters hadden we? Een zekere ongedurigheid, die hij aan de dag legde, terwijl ik deze en dergelijke vrageif beantwoordde, deed me een ogenblik denken dat hij slechts uit beleefdheid het ge sprek deze wending had gegeven. Maar daarvoor ging hij er toch weer te ernstig op in. Totdat hij na herhaalde aarzeling voor de dag kwam met: „Weet u, dat ik van uit Holland nooit ben aangezocht om de vertaalrechten van mijn stuk?" Ik uitte mijn verbazing. „Nee," ging hij voort, „ik heb hier in de Times gelezen, dat het door twee gezelschappen zou worden opge voerd, maar ik heb er nooit mijn toestemming toe gegeven. Holland is een unicum in dit opzicht. Van de opvoeringen van „All my Sons" heb ik trouwens ook nooit een cent uit uw land ontvangen." Ik zei hem, dat het me bekend was, dat er jarenlang moeilijkhe den hadden bestaan over de op voering van Amerikaanse stukken in ons land. die daar onbeschermd zijn, omdat de V.S. niet bij de Ber- ner Conventie zijn aangesloten, maar dat ik meende gehoord te hebben van een regeling, die kort na de oorlog tot stand gekomen zou zijn. „Ja," was zijn antwoord, „men heeft mij een contract ter tekening voorgelegd, maar de advocaat, die dergelijke dingen voor de Ameri kaanse toneelschrijvers behandelt, heeft me ontraden het te tekenen, omdat ik daarmede mijn verdere rechten in gevaar zou brengen. Trouwens, andere schrijvers hier hebben mij ook gezegd voorzichtig te zijn met Holland. Ik heb daarom niets gedaan. Het is plezierig in uw land gespeeld te worden. Maar dat dit zo maar geschiedt zonder toe stemming, is iets, wat ik niet be grijp". Ik beloofde te informeren, hoe de vork in de steel zit en het re sultaat van mijn onderzoek hoop ik in een vervolgbrief mee te delen. Ikeno-Taiga: „Twee musicerenden" Nog steeds te weinig kraamverzorgsters (Eigen bericht) DEN HAAG Wij hebben in ons land nog altijd te kampen met een tekort aan kraamverzorgsters. Nu de na-oorlogsweeën weer voorbij zijn. dient een normale bevalling weer thuis te geschieden. Dit deelde dr C. Banning, hoofdinspecteur van de Volksgezondheid ons mede. Een van de voorwaarden is dan echter, dat we voor elke aanstaande moeder op aanvraag een deskundige kraamver zorgster beschikbaar hebben, die er tevens voor zorgt, dat het gezin loopt. De 115 bestaande centra voor kraamzorg, uitgaande van de kruis verenigingen, die de opleiding van deskundige kraamhulpen verzor gen, zullen dit jaar met tien uitge breid worden. Fraaie tentoonstelling in Leids volkenkande-museum /N DE MUSEA, die niet zoals Rijksmuseum en Mauritshuis trekpleis ters zijn voor vreemdelingen, kon men vroeger de kerkhofachtige rust aantreffen, die weliswaar zeer bevorderlijk was voor de ongestoor de studie van enkele specialisten, doch weinig opwekkend voor gewone stervelingen. Tegenwoordig trachten de museumdirecties, bewust van hun opvoedende taak, de belangstelling van een groter publiek te prik kelen o.a. door het organiseren van bijzondere tentoonstellingen. Zo heeft ook het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden in de laatste jaren telkens een ander deel van zijn rijkdommen, aangevuld met ob jecten uit andere collecties, tot leerzame exposities gearrangeerd. Dit maal kwam door samenwerking met het Leids Academisch kunstcen trum, de Vereniging van Vrienden der Aziatische kunst en enkele par ticulieren een tentoonstelling van Oost-Aziatische schilderkunst tot stand, die 't beste laat zien wat er op dit gebied in ons land te vinden is. Devote waardigheid ogen houden, dat de grootste mees terwerken der Oost-Aziatische kunst slechts in het land van herkomst te vinden zijn of hoogstens een enkele maal in Amerikaanse collecties. Doch het Lcidse museum kan toch met voldoening voor de dag komen, met voor Europa zeldzame stukken. Daar zijp b.v. de drie Koreaanse schilderingen, die zeer interessant vergelijkingsmateriaal opleveren met de Japanse en Chine se kunst. Het blijkt dan direct dat deze Koreaanse kunst een geheel eigen karakter toont: een streng doorgevoerde stijlering. een forse, decoratieve opvatting, die de monu mentaliteit krijgt van een wand schildering. cn een verheven, devote waardigheid Persoonlijk prefereer ik deze Koreaanse schilderijen bo ven de beide meer verfijnde Boed dhistische voorstellingen uit de DEN HAAG. Zaterdag zal de K.L.M. de tweede emigrantenvlucht naar Australië uitvoeren. Om 6 uur 's morgens zal de „Skymaster" PH-TEZ „Zeeland", die speciaal voor dit soort vervoer is Ingericht met 56 emigran ten naar Australië cn Nieuw Zeeland vertrekken. Het vliegtuig vervoert 40 mannen waarvan er 27 hun gezin vooruit gaan, nl. ambtenaren, bakkers, schoenmakers, landbouwers, chauf feur^ en monteurs. Er zijn ook aan boord een meubelmaker, een metaal bewerker, een tuinier, een .bar keeper, een darmenbewerker. H een radiotelegrafist, een smid. een dia mantbewerker, een handelscorres pondent, een assistent-accountant, een slager, een werktuigkundige, een bontwerker, een procuratiehouder en een aannemer. Er gaan negen vrouwen mee (o.a. enige verpleegsters) en zeven kinde ren. De meeste emigranten zullen zich vestigen in Sydney, Melbourne en Brisbane, twee gaan naar Tas- manie en twee naar Perth. Een ver pleegster, een landbouwer, een bak ker en een metselaar reizen op eigen gelegenheid door naar Nieuw Zee land. Tenslotte is er ook nog een emi grantenbruidje aan boord dat direct bij aankomst in Australië in het hu welijk zal treden. De belangstelling voor emigrantenvluchten naar Aus tralië is op het ogenblik zo groot, dat reeds op 15 Juni a.s. dé derde vlucht zal worden gemaakt. Nadruk valt op de marine; andere wapens worden niet verwaarloosd WASHINGTON. Een Amerikaanse militaire autoriteit heeft dezer dagen te kennen gegeven, dat het niet juist is. dat de Atlantische verdedi ging zo zal worden georganiseerd, dat een bepaald land of een groep van landen zich in het bijzonder op de landmacht zal toeleggen, een andere groep op de zeemacht cn een derde groep op de luchtmacht. Hoewel het juist is, dat het accent in het ene land op ccn andere defensievorm zal vallen dan elders, betekent dit toch niet. dat de specialisatie zover zal gaan, dat West-Europa uiteindelijk zal worden verdedigd door Franse en Belgische infanterie, Britse, Nederlandse en Noorse marine en Amerikaan se vliegtuigen. Voor wat Nederland betreft, het is de bedoeling, dat de nadruk zal vallen op een maritieme deelne ming aan de defensie, zonder ver waarlozing echter van wat Neder land te land en in de lucht kan bijdragen. Functionarissen van het Ameri kaanse departement van defensie geloven niet, dat het mogelijk zal zijn de Nederlandse marine als zelfstandige groep te doen optre den, omdat zij volgens hen niet vol doet aan de eisen, welke aan een zogenaamde „task force" moeten worden gesteld en aanvulling van de Nederlandse vloot met Ameri kaanse eenheden niet tot een be vredigend resultaat zou leiden. Dit houdt echter geenszins in, dat men in Amerika de Nederland se marine als „quantité négligea- beschouwt. Nederlands eeuwen oude maritieme ervaring be schouwt men als uiterst waardevol en men zoekt ijverig naar een me thode, waarbij de bestaande pro blemen zodanig worden opgelost, dat de waarde van de Nederlandse maritieme strijdkrachten zo volle dig mogelijk tot haar recht kan komen. Post voor troepenschepen DEN HAAG. Post bestemd voor naar Nederland terugkerende militairen aan boord van de .troe penschepen „Hellenic Prince", „Amarapoora". „Grote Beer' en „General Greeley", welke in een dr tussenhavens zal worden uitge- rikt moet uiterlijk op 1 Juni in Nederland worden ter post be zorgd. Behalve de gebruikelijke gegevens dient het adres de naam te bevatten van het troepenschip onder toevoeging: Op thuisreis naar Nederland. De naam van de ver moedelijke tussenhaven mag niet worden vermeld. Post bestemd voor militairen aan boord van het troepenschip „Zuiderkruis* po weg.naar Indone sië, welke in één der tussenhavens zal worden uitgereikt, moet uiter lijk op 29 Mei in Nederland wor den ter post bezorgd en post be stemd voor uitreiking in de haven van aankomst uiterlijk op 11 Juni. De brieven voor de Zuiderkruis moeten alle worden gezonden aan het veldpostkantoor tc Djakarta met vermelding: Aan boord van het troepenschip „Zuiderkruis" op weg naar Indonesië. Dr. Moh. Roem bezoekt Indisch Instituut AMSTERDAM De Hoge Verte- genwoordiger van ^de RIS in ons land, dr Mohammed* Roem, bracht gistermiddag een bezoek aan het Indisch Instituut tot het voeren van cultureel-wetenschappelijke bespre kingen I'KT IJ zijn in het Bach-jaar. Binnenlandse- en buitenlandse klavier- groten vertolken Bach. Hij behoort in elk geval tot die compo nisten, die op een of andere wijze een plaats veroverd hebben in de harten van velen, die weten, wat muziek is, cn die eigenlijk niét weten, wat het is. Er zijn zo enkele kasstukkendie de grote „men" naar de zalen slepen. Zo gaat het met Schubert en zijn h-moll Sympho- nie, de „Unvollendele"met Beethovens Vijfde en met de Matthiiuspas- sion van Bach. Deze komt in de programma's terug met de regelmaat van de klok. De uitvoering ervan behoort nu eenmaal tot een be paalde periode in het jaar, en geen koor of orkest, dat zichzelf respec teert, zal een jaar overslaan. Kerken en zalen vullen zich telkens weer tot de laatste plaats, rondom Bach en in veel mindere mate rondom Schiitz. Men zou bijna kunnen zeggen: er zijn zekere gemeenplaatsen in de muziek, en éen daarvan heeft Bach bezet. Vanwaar de populariteit van de man, wiens jaar wij thans vieren en uit wiens werken wij bijna dagelijks kunnen horen? Wat de Matthauspassion betreft, voor het gewone luisterpubliek heeft deze een bijzondere betekenis. Waar schijnlijk zelfs een religieuze beteke nis. Precies is het nooit na te gaan. maar er zijn veel mensen, die nooit het lijdensverhaal in de Bijbel lazen en er nimmer een preek over hoor den, doch op reis gaan naar Naardens Grote Kerk voor de Matthauspassion. Een gothischc kerk met haar spaar- zamiB^ijk licht, een imponerend orgel, dat men zelden hoort, koren, orkest en harp het heeft alles weer een andere en eigen bekoring, die de concertzaal nauwelijks kan sugge reren. De vraag doet zich evenwel voor: wat is er met deze Matthaus passion gebeurd, sedert een persstem over één van de eerste uitvoeringen, in 1749. schreef: dat door de al te sterke effecten dit merkwaardige werk zich wel voor uitvoering als kamermuziek leent, maar niet ge- eigend is voor een kerk Het bleef in Leipzig maar tot 1780 op het repertoire en verdween, totdat Mendelssohn het weer ontdekte, die het op 12 Maart 1829 met het Ber- lijnse Conservatorium opnieuw deed uitvoeren. En de populariteit van het werk dateert eerst van de vorige eeuw. Er is dus reden toe om haar met enig wantrouwen te bezien. Toen Bach in het najaar'van 1729 aan de Matthauspassion arbeidde, stierf zijn vriend en begunstiger, de vorst van Köthen, wiens „hofkapel- meester" hij vele jaren was geweest. Bach moest een treurmuziek schrij ven! Omdat hij geen twee composi ties tegelijk kon maken, vroeg hij MET NEDERLANDSE DANSERS VALT VEEL TE BEREIKEN De danspaedagoge Sonja Gaskel treft deze maand de voorbereidin gen voor het optreden van haar bal letgroep bij het Nederlands muziek- en toncelfcest „Kunst der Lage Lan den", dat de Stichting „Sonsbeek 49" In Juni te Arnhem geeft en bo vendien aan de nieuwe balletten, die in Amsterdam op de Dam tij dens de feesten „Vyf eeuwen Kal- verstraat", worden uitgevoerd. Naar aanleiding van deze twee gebeurtenissen zijn we met me vrouw Gaskel gaan praten en heb ben we haar gevraagd welke bal letten zij in Arnhem zal geven. „Wij openen het programma," zegt zij, „met een ballet „Odysseus en Calypso", waarvoor Arnold Juda de muziek schreef. De costumes en dé cors zijn van Fred. Carasso en de idee en de choreografie zijn van mijzelf. Dan volgt „Alles om een Mantel", een ballet in twee akten gebaseerd op 'n fabel van Aesopus over de weddenschap tussen de zon ep de wind, wie van hen zal berei ken, dat de mens de mantel uittrekt. De muziek hiervoor componeerde Kees Stokvis en ook hiervoor ver zorgde Carasso de décors en de costumes. Ik maakte dit ballet spe ciaal voor de jonge groep, waarvan ik vooral van Marianne Boudyn. Conrad van de Weetering en Carla Lipp hoge verwachtingen heb. Als afwisseling volgt dan een „Pas de trois classique" in de choreogra fie van Pieter van der Sloot en ten slotte „Het Amsterdams Prenten boek" op oud-hollandse muziek. Het Gelders Orkest onder Leo Pappenheim zal in Arnhem voor de begeleiding van de dansen zorgen." Ongeveer een jaar geleden begon mevrouw Gaskel, die thans ruim 10 jaar in ons land woont en sedert 1945 weer les geeft onder auspiciën van de Stichting „Ballet met het geven van een reeks lezin gen met demonstratie, getiteld „Drie Eeuwen Danskunst", waaraan Ma rie-Jeanne van der Veen, Maria Huisman. Louki van Oven en Pie ter van der Sloot medewerkten. Dit eerste programma werd gevolgd door een uitvoering in de Bachzaal „Van petit rat tot solist", waaraan leerlingen uit mevrouw school medewerkten. sers om een klassiek corps-de-bal let te vormen, waarbij komt, dat de leerlingen nog niet ver genoeg zijn om b.v. „Les Sylphides" te kunnen dansen. De grote moeilijkheid is, dat Kecitaijuist m de periode, dat de opleiding het meest intensief moet zijn, de leerlingen tussen 11 en 15 jaar de middelbare scholen moeten bezoe ken. Ook is vaak de geldkwestie voor de ouders een bezwaar." Wat is uw mening over de Ne derlandse dansers? „Ik ben er van overtuigd, dat er hier veel te bereiken valt. Er wordt Gaskei s kard en met enorme toewijding ge werkt. In de loop der jaren heb ik rr..n tr j...... mijn training aangepast aan de ka- Groep >an 15 dansers ra£t€ristieken van de Nedcrlandse Hoe groot is nu uw groep en werkt u met corps-de-ballet? ..De groep bestaat uit 15 dansers, die allen grotere of kleinere rollen dansen. Ik heb nog niet genoeg dan- danser en meen tot een methode te zijn gekomen, die het best voor de bouw en de mentaliteit van de Ne derlandse danser geschikt is." Mevrouw Gaskel vertelt nog over In haar studio oefent Sonia Gaskel dagelijks urenlang met haar leerlingen voor de nieuwe balletten, die binnenkort zullen worden uitgevoerd. de zenuwslopende tijd. die aan het uitbrengen van een balletpremière voorafgegaat. Eindeloze repetities, de training en lessen tussen de bedrij ven door, de jacht om zo goedkoop mogelijk stoffen voor costumes te bemachtigen, het passen, de repeti ties met orkest, de toneelrepetities, enz. enz. En uw toekomstplannen? „Die maak ik niet." antwoordt zij met gelatenheid. „Als de premières en de voorstellingen op de Dam achter de rug zijn, zullen we wel v/eer verder zien." zijn tekstschrijver Picander, de woorden voor de treurmuziek ter gelegenheid van Von Kothens dood, zo samen te stellen, dat zij voor een deel gebruikt zouden kunnen wor den bij de muziek van de Passion. Albert Schweitzer, de grote Bach- kenner schrijft daarover: „Men is verbaasd te zien. met welk een ge makkelijke en oppervlakkige aan passing Bach zich tevreden stelde. Men moet zich eens indenken, de woorden: „Geh, Leopold, zu deiner Ruhe", op de melodie van de tenor aria uit de Matthauspassion: ,,Ieh will bei meinem Jesu wachen". Het is nauwelijks te geloven, dat dezelfde Bach die de Passie-muziek compo neerde, zijn eigen werk op deze wij ze parodieerde. Het zou voorts wel eens interes sant zijn om onder het grote aantal concertbezoekers eens een enquête in te stellen om te vernemen welke andere composities van Bach zij ken nen behalve de Matthauspassion. Want vergissen wy ons niet, dan is Baeh niet populair. Evenmin als Goethe het 13, ondanks het Goethe- jaar van 1949! De liefde voor Bach kan men moeilijk alleen afleiden uit het feit, dat zijn Matthauspassion honderd voudig wordt uitgevoerd, of dat een aandachtig gehoor toch wel telkens weer geboeid is door zijn „Wohl- temperiertes Klavier", door een pre ludium en een gezongen koraal. Het is altijd weer de vraag, waaróm de massa applaudisseert Om de perfec te techniek waarmede deze kunst ten gehore wordt gebracht, of om haar innerlijke betekenis, om haar wezen, dat inderdaad muziek is. Muziek, die men kan horen, cn dus verstaan, zonder één noot te ken nen. En die men kan toejuichen om haar enormiteit, zonder noch tans te weten, wat muziek is Want, en daarmede komen wij tot het doel van dit artikel, de diepste betekenis van deze muziek, met na me b.v. van de Matthauspassion, ligt in iets, dat allermi%*t populair is. in de gewone zin van het woord: in het lijden en sterven van Chris tus, getoonzet door Bach Dit drama spréékt nu eenmaal slechts weini gen aan. omdat het in de grond van de zaak buiten elke menselijke ver houding valt. buiten elke mensen- lijke mogelijkheid zelfs, om te be seffen, wat dit lijden en sterven is geweest. Noch de ontwikkelde leek, noch de heel gewone sentimentele mens weet in feite met de toonzetting van dit drama raad, omdat het met het drama geen v/eg weet in de wereld en in het eigen leven. Blijft over: een godsdienstig verstaan, een b ij b e 1 s geloof, dat op Gol gotha een antwoord geeft, dat geen antwoord is: ik begrijp het niet, maar ik weet, dat het moest, om dat het mijn geloof bepaalt. Wie dat weet, ontdekt in Bachs compq- sitie die onvoorwaardelijke, maar ook uiterst nauwe betrekking van Bachs geloofsbezit tot zijn schepping. Dat was een gedrevenheid, die in laatste instantie geen enkel „doei" had. zonder effect was en ten duide lijkste gedemonstreerd werd door wat Bach zelf onder de voltooide partituur schreef: Soli Deo Gloria Alleen God de eer. Zo is Bachs werk prediking. En de prediking is nooit voor de massa. Indien zij „populair" wordt, is zij in strijd met haar opdracht: in een wijze wereld de dwaasheid en ergernis van het Kruis te verkon digen. Japanse Ashikaga-periode (1336 1573), die hier dicht bij zijn gehan gen. Virtuositeit Behalve deze religieuze kunst omvat de expositie vooral wereldse kunst: landschappen, figuurstukken cn bloemen cn vogels. Een typisch kenmerk van de Oost-Aziatische kunst is de overeenkomst die be staat tussen schilderen en schrijven, immers beide het resultaat van pen seel en inkt op zijde of papier. De penseelstreek is voor de Aziaat, de waardemeter van de virtuositeit van de kunstenaar. Iets dergelijks kent men natuurlijk ook wel in de Europese schilderkunst, doch hier is de leek zelden in staat deze techni sche virtuositeit naar waarde te schatten, terwijl in China en Japan, ieder die leert schrijven de techniek van de penseelvoering leert begrij pen en waarderen. In China en Japan heeft men in de schilderkunst de „school der ge letterden" gekend, waar de grenzen tussen calligrafie cn schilderkunst bijna geheel vervagen. Verscheidene voorbeelden zijn hiervan op de ex positie aanwezig, zoals de „Tanuki" van Chisttdö en het „landschap met pijnboom" van Jkeno Taiga. Niet zelden wordt het schilderij verge zeld van een gedicht, waarbij het geschrevene cn het geschilderde naar vorm en inhoud een onverbre kelijk geheel vormen, zoals in het werk van de dichteres Rengetsu. Vorm en kleur Het zou te ver voeren, hier alle geëxposeerde werken afzonderlijk te bespreken. Een groot aantal Chinese schilderingen uit de Ming-periode (13681644) toont de zeldzame sub tiliteit in vorm'en kleur van deze kunst, waarvan op de expositie het „landschap met wandelende dames" wel het hoogtepunt vormt. Een landschap, albumblad uit de Sung- tijd (960—1279) is het oudste hier aanwezige schilderij en toont weer het Verbluffend meesterschap van deze oude Chinese schilders. F.en groot contrast mot deze poëti sche kunst, vormt de komische voorstelling van de duivelbanner Chung Kuei, die gaat verhuizen met behulp van, allerlei kattekwaad uit halende. duiveltjes Dit vermakelij ke tafreel doet sterk denken aan de Japanse kunst, waarin dikwijls deze humor, tenminste in de meer popu laire prentkunst, optreedt. De door die prentkunst bekende kunstenaars uit de Uklyoe-school. de school van het „Vlietende leven", zijn in Leiden vertegenwoordigd met enkele schil deringen. die, naar mijn gevoel ech ter zelden de expressiviteit van hun prenten evenaren Slechts de „Wan delende Oiran" van Eishi maakt daarop een uitzondering. Uniek brons Het mooist is'de Japanse schilder kunst vertegenwoordigd in de „Twee reigers", geschilderd in de stijl van dc grootmeester Kórin. Er zouden nog vele andere fraaie en interessante stukken te noemen zijn, doch ik moet het hierby laten. Naast deze expositie zijn in een aangrenzend zaaltje de recente aan winsten van het museum onderge bracht. nl. een in Europa unieke collectie Tibetaanse bronzen. Dit is echte Kloosterkunst, door Monniken gemaakt voor rituele doeleinden en die een zekere verwantschan toont met de Europese, vroeg-mid- deleeuwse kunst. De reliekschijn b.v., en de boekband, beide rijk versierd met ornamenten, goden figuurtjes. met medaillons en rozet ten van halfedelsteentjes. verschilt slechts door de aard van de voor stellingen van de Romaanse, Chris telijke kerkkunst. Enkele fragmen ten van rijk gebeeldhouwde aureo len completeren deze zeldzame col lectie afkomstig uit een klooster te Gyantse in Zuid-Tibet. De bezoekers van het museum die tot 11 Juni gelegenheid hebben deze zeer bijzondere tentoonstelling te bezichtigen, moeten bovendien niet verzuimen in de zaal van de vijf Boeddha's, de daar heersende gewij de stemming van deze Oost-Aziati sche religeuze kunst te ondergaan. R. E. PENNING. Europa en ik: twee prijzen in R'dam ROTTERDAM Rotterdam heeft een goed figuur gemaakt bij de in zendingen voor de van hogerhand uitgeschreven prijsvraag: „Wat be tekent de Europese samenwerking voor mij?" De KRO en de VARA hebben die prijsvraag voor de radio aanhangig gemaakt en ook samen de prijsuitreiking te Hilversum gere geld in overleg met de ECA-missie in Nederland cn het departement van economische zaken. Een meisje uit Wageningcn. Lotte Meyer, won de tiendaagse reis naar Rome, Lon den of Parijs als eerste prijs voor wie onder de inzenders nog geen 19 jaar waren; dc heer E. H. Luyke- naar uit Rotterdam veroverde in deze afdeling een radiotoestel als tweede prijs. De eerste prijs voor wie ouder wa ren dan 19 jaar was voor de Rotter dammer Coen J. Oort die in Leiden studeert, zoon van de sterrenkundi ge dr. Oort, kleinzoon van de beken de dokter Oort. Toen Coen Oort Jr. een telefoontje kreeg om mee naar Hilversum te gaan voor een kleine plechtigheid, kon hij zich amper herinneren waar dit mee te maken zou hebben, want als een leven in studie opgaat heeft men zoveel din gen aan het hoofd Hij koos een vlucht naar Amerika en vandaar naar Rome voor twee personen. Lily Wielders uit Sittard veroverde in deze afdeling de tweede prijs, e?n cassette zilver.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1950 | | pagina 5