Inlichtingen-diensten te Londen
Jiadden ongeschikte leiders
mrvaring ontbrak; men had niets voorbereid
Enquête-notities
Bombardement
Bezuidenhout
De commissie kan het beleid
van de minister-president niet
waarderen en heeft evenmin be
wondering voor de wijze, waar
op onder verantwoordelijkheid
van de minister van Marine
Furstner in de leiding van de
C.IJD. werd voorzien en de wijze
waarop deze dienst nadien heeft
gefunctionneerd.
Dat de weinige agenten, die in
deze periode zijn uitgezonden hun
werk op uitnemende wijze hebben
verricht, is dan ook naar het oor
deel der commissie uitsluitend tc
danken aan de kwaliteiten, waarover
deze agenten beschikten. Dat waren
jhr. mr E, W. de Jonge en de heer
E. Radema en de heer J. Emmer met
zijn marconist jhr. F. D. Ortt. Voor
al het werk van De Jonge en Rade-
ma is op militair gebied zeer vrucht
baar geweest. Zij hebben voor hun
arrestatie de stoot gegeven tot de
oprichting van een uitnemende in-
lichtingengrocp in Nederland.
IFeer alleen
Na 1 Juni 1942 was kolonel De
Bruyne weer alleen hoofd van het
B.V.T., waarmede hi), nadat dit was
gereorganiseerd tot bureau M.V.T.,
overging naar het departement van
Oorlog. De C.I.D. was in feite opge
heven. Eerst op 28 November 1942
Is de taak van dit bureau overgedra
gen aan het nieuw opgerichte Bu
reau Inlichtingen. In die tussentijd,
die juist voor het Englandspiel zo
belangrijk is geweest, was de positie
van de inlichtingendienst zwevende.
De commissie begrijpt dat de re
gering de zaak eerst grondig heeft
willen bezien na al de mislukkingen
en zij acht het aanvaardbaar, dat dg
nog lopende zaken werden afgedaan
onder leiding van de minister-presi
dent- Wel heeft het haar verwonderd
dat het bijna een half jaar moest
duren, voordat het nieuwe Bureau
Inlichtingen werd opgericht.
Wellicht was een der moeilijkhe
den, dat de heer Van 't Sant opnieuw
optrad als candidaat voor de functie
van leider van het inlichtingenwerk.
Op 19 Aug 1942 heeft do heer Van
Angeren, die toen minister van Jus
titie was, zich van de heer Van
't Sant gcdistancieerd.
Bij de reorganisatie zijn de heren
Lovink en Warners nauw betrokken
geweest Tot verwondering van de
commissie beweerde de heer Lovink
bij zijn verhoor zich daar maar wei
nig meer van te herinneren.
Inmiddels was de heer Van 't Sant
tot directeur van politie benoemd.
De bedoeling van de minister-presi
dent was om ook na de tecugkeer
in Nederland van de diensten van de
heer Van 't Sant in deze functie ge
bruik te maken.
De commissie heeft met ver
wondering kennis genomen van
deze feiten. De heer Van Ange
ren heeft voor de commissie van
wginig waardering voor de heer
Van t Sant getuigd, maar toch
toegestaan, dat deze als directeur
van politic zich opnieuw met de
inlichtingendienst ging bemoeien.
De commissie acht deze benoeming
van geen enkel nut en dat de heer
Van 't Sant in Nederland als direc
teur van politie had kunnen terug
keren om de politie te reorganiseren
acht zij uitgesloten.
Gesplitst
Hot Rurr.iu Inlichtingen bojron op
28 Nov. 1942 te werken, eerst onder
leiding van de heer Broekman cn na
diens ziekte onder dr J. M. Some r.
Omstreeks September 194-1 is oen
gedeelte van het B.I. naar Eind
hoven overgeplaatst, waar de heer
Somcr zich persoonlijk met de lei
ding daarvan belastte, terwijl bet
gedeelte dat tc Londen bleef onder
leiding kwam van mr. Fock.
Te Eindhoven lag het zwaartepunt
op het militaire gedeelte van dc taak
van het B I. Het heeft de verbindin
gen met het Noorden door middel
van crossers onderhouden, dank zij
het initiatief van de groep-Albrccht
die dc crossings had voorbereid. Het
werk van deze groep is van het
De Parlementaire Enquête
commissie komt tot de conclu
sie dat bij het opzetten van de
inlichtingendiensten te Londen
grote fouten zijn gemaakt. De
C.I.D. kwam in plaats van on
der ^Defensie onder Justitie te
berusten en men heeft daartoe
niet geschikte figuren aan het
- hoofd er van geplaatst. De op
richting is niet in het kabinet
behandeld. De heren Van Klef-
ifens, Gerbrandy en Dijxhoorn
zijn. er voor verantwoordelijk.
De moeilijkheden bij het tot
stand brengen van verbindin
gen met het bezette Neder-
I landse gebied werden in niet
geringe mate vergroot door
ïij het feit, dat voor 1940 generlei
"f voorbereiding op dit terrein
t was getroffen, voor het geval
de regering naar een ander
di land zou uitwijken.
wt In het bijzonder de toenmalige
commissaris van de Koningin in
teil Utrecht, jhr. mr. L. H. N. Bosch
'•r Ridder van Rosenthal heeft in Juni
1939 het hoofd van G S. III, de Ne-
"frl derlandse geheime dienst, nog op de
kjnoodzaak gewezen, om voorbereidin-
gen te treffen, teneinde in het bui-
na :'tenland[ direct een voortzetting van
*a5lde bestaande inlichtingendiensten,
33tjaangepast aan de nieuwe verhoudin-
rlgen, te waarborgen en verbindingen
te onderhouden met het bezette ge-
Q; bied Van Amerikaanse zijde was
hem gewezen op de slechte ervarin-
Igen in de vorige oorlog met België.
,eDJMaar men achtte dit niet in over
eenstemming met dc toen gevoerde
^neutraliteitspolitiek. Naar de mc-
°<]nlng van de commissie was het zeer
{\3goed mogelijk geweest om, zonder
Jenig voorafgaand overleg met een
V,' andere mogendheid, dus zonder met
neutraliteitspolitiek in strijd te
komen, in eigen land een aantal
f.maatregelen te nemen. Nu zat men
>c;te Londen zonder iets.
De heren Gerbrandy en Dyxhoorn,
'destyds resp. minister van Justitie
£.en van Defensie, hebben over het
...ontstaan van de C.I.D. voor de com-
ef missie geheel tegenstrijdige verkla-
.opifingen afgelegd. De heer Dijxhoorn
leeft medegedeeld, dat hij er zich 1
"iterk tegen verzet heeft, dat de
iXnL2.I.D. onder Justitie kwam te res- 1
ty.(;orterenJ De heer Gerbrandy daar-
la'tc -ntegen heeft verklaard, dat het ïni-
ar- iatief hiertoe van zijn collega Dijx-
wr'400rn is uitgegaan. i
heJd Van een coördinatie door de
,n ju.M.D. van andere bestaande inlich- i
>t rr^ngendienstcn is niets terecht geko-
\rien, daar de samenwerking alles tc
'irensèn overliet.
cot Indien de regering te Londen van 1
hoHordeel was. dat onder de toenma-
innige omstandigheden niet kon wor-
len volstaan met een vorm van sa-
ie menwerking. zoals die vóór de oor-
rrft og had bestaan tussen Justitie en
ielensie en zij van mening was. dat
Ie verantwoordelijkheid bu een mi-
,r -ilster moest komen te berusten.
wmeent de commissie dat dit de mi-
lister van Oorlog had behoren te-
m jjn. Een andere mogelijkheid vas
vellicht geweest een coördinatie on-
s.e Ier de minister-president, maar dat
vas op dat ogenblik de heer de
df ïeer....
zal «jS
chili; Onjuiste benoeming,
rt te: De benoeming van de heer F. van
vas it Sant tot hoofd van de C.I.D. acht
Ltaat commissie onjuist. Alleen ai het
die >eit. dat hij secretaris van de Ko-
lingin was. moest naar het oordeel
tiebte/an de. commissie voldoende reden
n. :ijn om hem niet in de zeer delicate
c unctie van hoofd van de inlichtm-
zij Leendienst te plaatsen,
at Hierbij kwam, dat de heer van
okkf'J Sant, die indertijd hoofdcommts-
n donaria van politie te 's-Gravenhage
lienc was geweest, in Nederland een veel
1 o omstreden figuur was, omtrent wie
de veel geruchten de ronde deden Men
vel 'kleeft er de secretaris-generaal van
vorr.Justitie, mr. Van Angeren, die vol-
ledig op de hoogte was krachtens
Ier utyn vroegere functie met het inlich-
olde^flngenwerk en de „zaak-van 't Sant"
e so'aiet in. gekend, hetgeen de commis-
n, SC5ie onverantwoordelijk noemt,
ireistij Verder was het onjuist, dat de
te Afteer Van 't Sant, die als secretaris
irvanjan de Koningin geheel buiten de
Ie •'ministeriele verantwoordelijkheid
en -yiel, als hoofd van de C.I.D. verant-
olgenJ/oording verschuldigd was aan de
di'- -minister.
Tenslotte heeft het de commissie be
gin ^reemd. dat al deze zaken zijn be-
A'crdcilist door drie ministers, zonder dat
daarin de ministerraad werd gekend
■jDe moeilijkheden die zijn ontstaan
3' ''"na dei benoeming van de heer Van
-nrde'4 Sant kan de commissie dan ook
piel anders zien dan als een voor-
ïncle'fclenbaar gevolg van deze benoeming
ran C#n de wijze waarop deze tot stand
is gekomt-n.
een] Elders in haar rapport spreekt de
iten xommissie er haar verbazing over
ii- v.uit, dat men niet onmiddellijk ge-
•U1. brulkfheeft gemaakt van de diensten
E in van generaal-majoor van Oorschot,
tpt "die na ar haar oordeel in Londen wel
oen tl EEN clandestiene radio-ontvan
gen bi Qer>\ met babykleertjes en -poe-
jwa1 derdoos gecamoufleerd.
BRITSE EN NEDERLANDSE GEHEIME DIENSTEN IN LONDEN
1940-1945
Met betrekking tot bezet
Nederland was er van Lon
den uit tweeërlei soort ac
tiviteit: inlichtingen een
modem woord voor spion-
nage) en sabotage. Bij de
Engelsen waren deze be
zigheden volkomen ge
scheiden. In de linker
kolom is de Engelse inlich
tingendienst S.I.S.opge
nomen; in de rechterko
lom hun sabotage dienst
(S.O.E.). De Nederlandse
dienst (C.I.D.) (midden
kolom) kende aanvanke
lijk deze scheiding niet
eerst medio 1942 ontstaat
daar de splitsing inlichtin
gen (I.D. en B.I.links)
cn sabotage (M.l.D. cn
B.B.O.; rechts).
De horizontale stippel-
lynen geven telkens dc
jaarwisseling aan. De vak
ken duiden op de periode,
waarin de daarin vermel
de persoon de leiding had
over de betreffende dienst.
Het England-Spiel vol
trekt zich in de twee rech-
ter-kolommen van Maart
1942 tot Maart 1944.
INLICHTINGEN
SABOTAGE JN VERZET
NCOCKLANOSe DIENSTEN
'C»»CC
icioiNC Cl» GUBB'NS
CIH MOCKLC8 FE«flTMAN
COL SPOOK
GEDROPTE containers met wa
pens worden uit dc verzamel
schuur overgeladen in een schip
dat voor vervoer naar Amstcr-
Mr Hooper
dam zal zorgdragen.
Mr Laming
SIS.
CoLRabaghattl
C I O
Mr Derksema
Zonder deze daad van fairness je
gens ons volk en de slachtoffers van
het England-Spiel zou het mysterlo
uit de eerste oorlogsjaren nimmer
ztjn opgelost.
IjE verhoren ruim tweeduizend
pagina's zijn verreweg do
spannendste lectuur. Het valt op hoo
welhaast iedere getuige zich inspant
om de commissie te helpen ln haar
enorme taak. Om dus meer te doen
dan de wettelijke plicht tot antwoor
den. Ministers, generaals en bedrijfs
directeuren stellen hun tijd ruim
schoots ter beschikking Een potsier
lijke uitzondering vormt de heer Lo
vink, onze ambassadeur in Ottawa.
Ruim een uur duurt het voor de
commissie enige redelijke antwoor
den krijgt over een zaak. die alles
zins dc moeite waard is te worden
opgehelderd en waarover tal van
andere hooggeplaatste personen zich
uitvoerig uitspreken. Het door do
voorzitter, mr Donker, brilliant ge
leide steekspel eindigt met een Juri
dische cn diplomatieke nederlaag
voor de getuige Lovink.
SOL.
Maj Blizzard
Mr Keswick
C.I.D
Kol de Bruyne
I D
(IMLICMlINCIH O'CWtT)
M.I D.
(uiLITAltl (Ml OKMST)
Kol de Bruyne
hap Lieftmek
Lt. Sc/li lp
!r Warners
ymour
(■UMAU INLICHT'"
Cl Hl
H Broekman
SOL
Maj Bingham
Maj dr Som er
Mr van Houten
Mr Fock
aeo
(»O»IAU «rzoMonc
O»0t«CMT(N]
Gen. van Oor
schot
F Klljzmg
A'.de Graaf
SOL.
Maj. Dobson
ae aangewezen man was voor een
leidende functie in de geheime
dienst.
Eerste periode
Het beleid van de heer F. van
't Sant als hoofd van de C.I.D. wordt
door dc commissie onverbloemd ver-
oordceld. Zij betreurt liet, dat dc
regering pas na oen jaar tot dc con-
clusie is gekomen, dat hij niet tc
handhaven was.
Er bestond groot wantrouwen te-
gen hem Ook van Nederland uit 1
werd tegen hem gewaarschuwd en
toen mr Van Klcffens in de zomer
van 1941 uit Batavia terug kwam i
met het relaas, hoe men daar ge
schokt was door de benoeming van
de heer van 't Sant als hoofd van
de C.I.D., kreeg hij opdracht met
hem te spreken. Nog diezelfde mid
dag bood de heer Van 't Sant zijn
ontslag aan. Dat verkreeg hij op 14
Augustus 1941. De heer Gerbrandy
heeft verklaard, dat Van 't Sant niet
te handhaven was, omdat hij te vul-
nerabel (kwetsbaar) was. Het was
onmogelijk om het wantrouwen te
gen hem weg te nemen.
Met betrekking tot het uitzenden
van agenten naar het bezette gebied
heeft de heer Van 't Sant samenge
werkt met de Britse dienst SI S.
Aanvankelijk was zijn Britse tegen
speler de heer Hooper, daarna kolo
nel Rabagliatti. De verhouding tus
sen de Britse en Nederlandse dienst
was niet ep voet van gelijkheid. De
communicatie met het bezette gebied
en het transport daarheen waren ge
heel in Britse handen. De telegram
men van de agenten werden slechts
geparaphraseerd aan de Nederlandse
dienst ter kennis gebracht. Hoewel
de commissie zich kan indenken, dat
een samenwerken op voet van ge
lijkheid in de eerste jaren moeilijk
bereikbaar was, meent zij toch dat
een streven naar een belangrijker
politie van de Nederlandse dienst
van het begin af aanwezig had moe
ten zijn.
De commissie acht 't eeo gro
te fout, dat Van 't Sant de
schaarse berichten van de uitge
zonden agenten niet aan het de
partement heeft doorgegeven.
Hieruit blijkt, dat de samenwer
king tussen de C.ID en het mi
nisterie van Defensie volkomen
was vastgelopen.
De heer Van 't Sant zegt wel, dat
hij dit niet meer heeft gedaan; om
dat minister Dijxhoorn ten aanzien
van de berichtgeving van de eerste
uitgezonden agent Van Hamel niet
de gewenste geheimhouding had be
tracht, doch zelfs al zou dit waar ge
weest zijn, dan ging het nog niet
aan. dat de heer Van 't Sant op
eigen gelegenheid besliste, dat dc in
gekomen berichten niet meer aan de
i minister van Defensie zouden wor-
i den doorgegeven. Dat een Neder-
landse inlichtingendienst in oorlogs-
tijd militaire berichten niet door
geeft aan het Nederlandse departe
ment van Defensie, acht de commis
sie een onhoudbare situatie.
Spionnage niet beuezen
De klachten omtrent de heer Van
't Sant over interne spionnage. acht
de commissie vooralsnog niet bewe
zen. Wel blijkt, dat de heer Van 't
Sant een sfeer om zich heeft ge
schapen, die tot deze klachten bij
de commissie aanleiding gaf.
Dat de oppositie tegen de heer Van
't Sant als hoofd van de Centrale In
lichtingendienst dan ook voortdu- a
rend groeide,'is de commissie volko- I
men duidelijk. Bovendien moesten jj
de geruchten omtrent het aannemen
van een aanzienlijk bedrag dooi;, de
heer Van 't Sant na de eerste wereld- I
oorlog van de Engelse dienst voor Ij
aan deze organisatie bewezen dien-
sten, verlammend werken op het ge- I
zag van de chef van de Centrale In-
lientingendienst. De commissie wil
in het midden laten, of deze geruch
ten gegrond zijn. De vele hierover
afgelegde verklaringen sluiten haors
inziens de mogelijkheid niet uit, dat
de heer Van 't Sant in de oorlog van
19141918 tegen betaling voor de j
Engelsen heeft gewerkt.
Wanneer de commissie daarnaast I
heeft moeten vaststellen, dat de heer
Van 't Sant voor de Engelsen inlich- I
tingen inwon, zelfs omtrent Neder- I
landse ministers, moet het duidelijk I
zijn, dat een dergelijke figuur niet
de aangewezen persoon was om op
te treden als leider van de inlich
tingendienst.
Na zijn ontslag is de heer Van
't Sant echter zijn rol in het in
lichtingenwerk blijven spelen.
Hij bleef zich bemoeien met het
uitzenden van agenten in nauwe
samenwerking met kolonel Ra
bagliatti en heeft daarmede het
werk van zijn opvolger bijzonder
verzwaard. Dit alles geschiedde
onder sanctie van de minister
president, prof. Gerbrandy!
De heer Van 't Sant, die thans
67 jaar is, woont te Lancswood.
Mortimer bij Reading in Engeland
en is volgens zijn eigen opgaaf
aan de commissie thesaurier van
de Koningin en Prins Bernhard
in Engeland.
Onder mr. Derksema
Na het ontslag van dc heer Van
't Sant als hoofd van de C.I.D. bleef
het met deze dienst onbevredigend
lopen. De benoeming van kapitein
Derksema als opvolger acht dc
commissie onjuist. Een bekwamere
opvolger was nodig geweest om dc
door zijn voorganger veroorzaakte
moeilijkheden tot oplossing te bren
gen. Bovendien was zyn rang te laag
om by de Engelsen invloed te kun
nen hebben. Dc verhouding tussen
dc heer Derksema en zyn Britse
tegenspeler van de S.I.S., kolonel
Rabagliatti was slecht. Het gelukte
hem niet meer invloed te krygen op
de gang van zaken by het uitzenden
van agenten naar Nederland.
De dienst was nu onder de minis-
ter van Binnenlandse Zaken, Van
Boeyen gekomen, die krachtig ge-
streefd heeft naar centralisatie. Dit
heeft weinig succes opgeleverd door
net intensieve contact dat er geweest
is tussen Rabagliatti en mr. Hazel-
hoff Roelfzema, die een organisatie
op touw had gezet, welke zich ten
doel stelde over zee verbindingen
met Nederland te onderhouden.
Ergerlijk geval
Een van de uitzendingen uit
die tijd, waarvoor echter de heer
Van 't Sant nog verantwoorde
lijk was. h^eft in hoge mate de
ergernis van de commissie ge
wekt. Jkvr. J. Ch. C. Rüell, die
jarenlang in Zuid-Afrika had
i gewoond, was naar Engeland ge
komen om haar diensten aan te
bicden. omdat 2ij gehoord had
I dat er vrouwelijke agenten in
I Nederland geparachuteerd zou
den worden.
Zij kreeg een opdracht maar de
I Engelsen wilden haar wegens het
I risico niet droppen, zodat zij op 14
I of 15 Augustus 1941 op een diploma-
I tiek paspoort naar Portugal is ge-
j stuurd. 4
Ofschoon men daar gewaarschuwd
was. heeft men „het kind in de kou
laten staan", zoals de heer Dcrkse-
i ma het voor de commissie uitdrukte.
I In Portugal heeft zij zich in verbin-
I ding gesteld met de Duitse consul-
I generaal Na zes weken Is zij met
I een vliegtuig naar München gegaan
I en op 1 October in Nederland aan-
I gokornen. Haar opdracht luidde, dat
I zij het goederenvervoer en het mili-
I taire vervoer van de Spoorwegen
I moest observeren. Contactadressen
I had zij niet meegekregen en een man
I die zij kende kon niets voor haar
I doen, omdat hij al gepensionneerd
was. Daarop heeft zij zich tot de
KOLONEL DE' BRUIJNE. hoofd
van de Militaire Inlichtingen
Dienst M.l.D7) ten tijde van het
England-Spiel.
heer Posthumus Mcyjes van de Ned.
Spoorwegen gewend, doch die had
de indruk dat hij met een provoca-
trice te maken had De heer Gies-
berger van de directie der Ned.
Spoorwegen heeft haar toen bij dc
Duitsers aangegeven, waarop zij
werd gearresteerd en tot 1945 in
Duitse concentratiekampen verbleef.
De wijze, waarop men oen op
het gebied van spionnage on-
ervaren meisje als freule Röell
over Lissabon met behulp van
de Duitsers naar Nederland heeft
laten gaan, is onverantwoorde
lijk.
Op het gebied van de veiligheids
dienst werkten twee bureaux naast
elkaar. Een onder leiding van de I
heer Derksema onder Justitie als Po
litic Buitendienst en een onder Bin
nenlandse Zaken als Bureau Docu-
I mentatie. Beide verzamelden gege
vens over de politieke betrouwbaar
heid van Nederlanders. De commis
sie acht het onjuist dat dc regering
te Londen gedurende de gehele oor-
log op verschillende bureaux dubbel
werk heeft laten verrichten, dat op i
eenvoudige wijze had kunnen wor
den gecoördineerd.
Conflict
In Februari 1942 werd mr Derkse
ma opgevolgd door de kolonel der
mariniers M. R. de Bruyne, die
toen reeds hoofd van het B.V.T. was.
Het werk van de C.I.D. in de perio
de-de Bruyne is weinig vruchtdra
gend geweest. Hoewel de commissie
van oordcel is, dat de heer De Bruy
ne niet de aangewezen man was om
aan het hoofd van een inlichtingen
dienst te staan, ondanks zyn uitne
mende kwaliteiten op ander gebied,
erkent zij toch dat zijn positie zeer
moeilyk is geweest.
In de eerste plaats voldeed zyn
verhouding tot zijn tegenspeler van
de Nederlandse sectie van de Britse
dienst, Rabagliatti. nimmer aan rede
lijke eisen, hetgeen niet uitsluitend
De Bruyne's schuld was.
Tenslotte heeft deze verhouding
tot een openlijk conflict geleid.
Daarbij kwam. dat de heer Van
t Sant, hoewel deze geen enkele
officiële functie bekleedde die'hem
het recht gaf zich met deze zaken
in te laten, nauwe verbindingen bleef
onderhouden met de heer Rabagliat
ti en in samenwerking met deze het
afzonderlijke optreden van Hazcl-
hoff Roelfzema en de zijnen bleef
bevorderen en begunstigen.
Het conflict dat tot het aftreden
van dc heer De Bruyne leidde school
in de zaak-Hazelhoff Roelfzema, die
door de heer De Bruyne was ont
slagen. Toen de Brit Rabagliatti op
6 Mei 1942 berichtte voor een be
paalde opdracht toch weer gebruik
tc willen maken van de diensten van
Hazelhoff Roelfzema. protesteerde de
heer De Bruyne hiertegen Dc vol
gende dag kreeg hij echter bericht
van Rabagliatti. dat de minister-pre
sident door middel v*n de heer Van
't Sant had laten weten, dat hij met
de aanwijzing van Hazelhoff Roelf
zema voor deze operatie accoord
ging.
Kolonel De Bruyne meende, dat
nu wel het uiterste bereikt was en
vroeg zijn ontslag.
KAPITEIN LIEFTINCK, sous
chef van de M.l.D. tot Maart
1944.
grootste belang geweest, daar hier
door een koeriersdienst tussen het
bevrijde en het bezette gebied kon
worden onderhouden en de regering
bovendien gelegenheid had bepaalde
mensen naar het bevrijde gebied te
laten overkomen of naar het Noor
den tc doen gaan.
In de loop van de volgende week
zal een artikel verschijnen, waarin in
het bijzonder zal worden ingegaan
op het beleid van het veelbesproken
B.I.
In Augustus 1940 hadden de Engel
sen een organisatie opgericht, Spe
cial Operations Executive (SOE).
met de taak de volken van de be
zette gebieden aan te moedigen,
door sabotage-daden dc Duitse oor
logsinspanningen te verzwakken en
in de bezette gebieden geheime
strijdkrachten te vormen met het
oog op de laatste aanval. Deze dienst
stond geheel los van de Engelse in
lichtingendienst S.I.S.
Aanvankelijk hadden de Nederlan
ders geen met SOE corresponderen
de dienst. Wel hielpen de adjudanten
van de Nederlandse minister van
Oorlog de heren Kruis cn Post
Uiterweer, de SOE wel bij het zoe
ken naar personen, geschikt om tot
geheim agent te worden opgeleid.
Dit geschiedde op verzoek van de
heer Laming, die tot taak kreeg de
Nederlandse sectie van SOE te orga
niseren Deze trad in September 1941
af. waarschijnlijk als gevolg van
moeilijkheden welke met de Neder
landse autoriteiten waren ontstaan
naar aanleiding van klachten van
mr. ter Haar, die met een aantal
Nederlandse adspirant-agenten niet
tevreden was over de veiligheids
maatregelen gedurende hun oplei
ding.
Vervolg pag. 7
diensl
iderel
land. I
ook fel
i gew«»l
dc c»!|
I een 41
elder!II
Gisk'J!
e van/
ond 1M
uitse W
e bear*
Nederlflj
meex fr
P? EN deel der op deze pagina
afgedrukte foto's is ontleend
aan het binnenkort te verschijnen
Gedenkboek van de LO cn LKP,
,Jdet grote gebod" (Uitg. J. H.
Kok te Kampen en H. Neliuéu
te Bilthoven.)
Zaterdag 15 Juli 1950
-5