Inlichtingen-diensten te Londen Jiadden ongeschikte leiders mrvaring ontbrak; men had niets voorbereid Enquête-notities Bombardement Bezuidenhout De commissie kan het beleid van de minister-president niet waarderen en heeft evenmin be wondering voor de wijze, waar op onder verantwoordelijkheid van de minister van Marine Furstner in de leiding van de C.IJD. werd voorzien en de wijze waarop deze dienst nadien heeft gefunctionneerd. Dat de weinige agenten, die in deze periode zijn uitgezonden hun werk op uitnemende wijze hebben verricht, is dan ook naar het oor deel der commissie uitsluitend tc danken aan de kwaliteiten, waarover deze agenten beschikten. Dat waren jhr. mr E, W. de Jonge en de heer E. Radema en de heer J. Emmer met zijn marconist jhr. F. D. Ortt. Voor al het werk van De Jonge en Rade- ma is op militair gebied zeer vrucht baar geweest. Zij hebben voor hun arrestatie de stoot gegeven tot de oprichting van een uitnemende in- lichtingengrocp in Nederland. IFeer alleen Na 1 Juni 1942 was kolonel De Bruyne weer alleen hoofd van het B.V.T., waarmede hi), nadat dit was gereorganiseerd tot bureau M.V.T., overging naar het departement van Oorlog. De C.I.D. was in feite opge heven. Eerst op 28 November 1942 Is de taak van dit bureau overgedra gen aan het nieuw opgerichte Bu reau Inlichtingen. In die tussentijd, die juist voor het Englandspiel zo belangrijk is geweest, was de positie van de inlichtingendienst zwevende. De commissie begrijpt dat de re gering de zaak eerst grondig heeft willen bezien na al de mislukkingen en zij acht het aanvaardbaar, dat dg nog lopende zaken werden afgedaan onder leiding van de minister-presi dent- Wel heeft het haar verwonderd dat het bijna een half jaar moest duren, voordat het nieuwe Bureau Inlichtingen werd opgericht. Wellicht was een der moeilijkhe den, dat de heer Van 't Sant opnieuw optrad als candidaat voor de functie van leider van het inlichtingenwerk. Op 19 Aug 1942 heeft do heer Van Angeren, die toen minister van Jus titie was, zich van de heer Van 't Sant gcdistancieerd. Bij de reorganisatie zijn de heren Lovink en Warners nauw betrokken geweest Tot verwondering van de commissie beweerde de heer Lovink bij zijn verhoor zich daar maar wei nig meer van te herinneren. Inmiddels was de heer Van 't Sant tot directeur van politie benoemd. De bedoeling van de minister-presi dent was om ook na de tecugkeer in Nederland van de diensten van de heer Van 't Sant in deze functie ge bruik te maken. De commissie heeft met ver wondering kennis genomen van deze feiten. De heer Van Ange ren heeft voor de commissie van wginig waardering voor de heer Van t Sant getuigd, maar toch toegestaan, dat deze als directeur van politic zich opnieuw met de inlichtingendienst ging bemoeien. De commissie acht deze benoeming van geen enkel nut en dat de heer Van 't Sant in Nederland als direc teur van politie had kunnen terug keren om de politie te reorganiseren acht zij uitgesloten. Gesplitst Hot Rurr.iu Inlichtingen bojron op 28 Nov. 1942 te werken, eerst onder leiding van de heer Broekman cn na diens ziekte onder dr J. M. Some r. Omstreeks September 194-1 is oen gedeelte van het B.I. naar Eind hoven overgeplaatst, waar de heer Somcr zich persoonlijk met de lei ding daarvan belastte, terwijl bet gedeelte dat tc Londen bleef onder leiding kwam van mr. Fock. Te Eindhoven lag het zwaartepunt op het militaire gedeelte van dc taak van het B I. Het heeft de verbindin gen met het Noorden door middel van crossers onderhouden, dank zij het initiatief van de groep-Albrccht die dc crossings had voorbereid. Het werk van deze groep is van het De Parlementaire Enquête commissie komt tot de conclu sie dat bij het opzetten van de inlichtingendiensten te Londen grote fouten zijn gemaakt. De C.I.D. kwam in plaats van on der ^Defensie onder Justitie te berusten en men heeft daartoe niet geschikte figuren aan het - hoofd er van geplaatst. De op richting is niet in het kabinet behandeld. De heren Van Klef- ifens, Gerbrandy en Dijxhoorn zijn. er voor verantwoordelijk. De moeilijkheden bij het tot stand brengen van verbindin gen met het bezette Neder- I landse gebied werden in niet geringe mate vergroot door ïij het feit, dat voor 1940 generlei "f voorbereiding op dit terrein t was getroffen, voor het geval de regering naar een ander di land zou uitwijken. wt In het bijzonder de toenmalige commissaris van de Koningin in teil Utrecht, jhr. mr. L. H. N. Bosch '•r Ridder van Rosenthal heeft in Juni 1939 het hoofd van G S. III, de Ne- "frl derlandse geheime dienst, nog op de kjnoodzaak gewezen, om voorbereidin- gen te treffen, teneinde in het bui- na :'tenland[ direct een voortzetting van *a5lde bestaande inlichtingendiensten, 33tjaangepast aan de nieuwe verhoudin- rlgen, te waarborgen en verbindingen te onderhouden met het bezette ge- Q; bied Van Amerikaanse zijde was hem gewezen op de slechte ervarin- Igen in de vorige oorlog met België. ,eDJMaar men achtte dit niet in over eenstemming met dc toen gevoerde ^neutraliteitspolitiek. Naar de mc- °<]nlng van de commissie was het zeer {\3goed mogelijk geweest om, zonder Jenig voorafgaand overleg met een V,' andere mogendheid, dus zonder met neutraliteitspolitiek in strijd te komen, in eigen land een aantal f.maatregelen te nemen. Nu zat men >c;te Londen zonder iets. De heren Gerbrandy en Dyxhoorn, 'destyds resp. minister van Justitie £.en van Defensie, hebben over het ...ontstaan van de C.I.D. voor de com- ef missie geheel tegenstrijdige verkla- .opifingen afgelegd. De heer Dijxhoorn leeft medegedeeld, dat hij er zich 1 "iterk tegen verzet heeft, dat de iXnL2.I.D. onder Justitie kwam te res- 1 ty.(;orterenJ De heer Gerbrandy daar- la'tc -ntegen heeft verklaard, dat het ïni- ar- iatief hiertoe van zijn collega Dijx- wr'400rn is uitgegaan. i heJd Van een coördinatie door de ,n ju.M.D. van andere bestaande inlich- i >t rr^ngendienstcn is niets terecht geko- \rien, daar de samenwerking alles tc 'irensèn overliet. cot Indien de regering te Londen van 1 hoHordeel was. dat onder de toenma- innige omstandigheden niet kon wor- len volstaan met een vorm van sa- ie menwerking. zoals die vóór de oor- rrft og had bestaan tussen Justitie en ielensie en zij van mening was. dat Ie verantwoordelijkheid bu een mi- ,r -ilster moest komen te berusten. wmeent de commissie dat dit de mi- lister van Oorlog had behoren te- m jjn. Een andere mogelijkheid vas vellicht geweest een coördinatie on- s.e Ier de minister-president, maar dat vas op dat ogenblik de heer de df ïeer.... zal «jS chili; Onjuiste benoeming, rt te: De benoeming van de heer F. van vas it Sant tot hoofd van de C.I.D. acht Ltaat commissie onjuist. Alleen ai het die >eit. dat hij secretaris van de Ko- lingin was. moest naar het oordeel tiebte/an de. commissie voldoende reden n. :ijn om hem niet in de zeer delicate c unctie van hoofd van de inlichtm- zij Leendienst te plaatsen, at Hierbij kwam, dat de heer van okkf'J Sant, die indertijd hoofdcommts- n donaria van politie te 's-Gravenhage lienc was geweest, in Nederland een veel 1 o omstreden figuur was, omtrent wie de veel geruchten de ronde deden Men vel 'kleeft er de secretaris-generaal van vorr.Justitie, mr. Van Angeren, die vol- ledig op de hoogte was krachtens Ier utyn vroegere functie met het inlich- olde^flngenwerk en de „zaak-van 't Sant" e so'aiet in. gekend, hetgeen de commis- n, SC5ie onverantwoordelijk noemt, ireistij Verder was het onjuist, dat de te Afteer Van 't Sant, die als secretaris irvanjan de Koningin geheel buiten de Ie •'ministeriele verantwoordelijkheid en -yiel, als hoofd van de C.I.D. verant- olgenJ/oording verschuldigd was aan de di'- -minister. Tenslotte heeft het de commissie be gin ^reemd. dat al deze zaken zijn be- A'crdcilist door drie ministers, zonder dat daarin de ministerraad werd gekend ■jDe moeilijkheden die zijn ontstaan 3' ''"na dei benoeming van de heer Van -nrde'4 Sant kan de commissie dan ook piel anders zien dan als een voor- ïncle'fclenbaar gevolg van deze benoeming ran C#n de wijze waarop deze tot stand is gekomt-n. een] Elders in haar rapport spreekt de iten xommissie er haar verbazing over ii- v.uit, dat men niet onmiddellijk ge- •U1. brulkfheeft gemaakt van de diensten E in van generaal-majoor van Oorschot, tpt "die na ar haar oordeel in Londen wel oen tl EEN clandestiene radio-ontvan gen bi Qer>\ met babykleertjes en -poe- jwa1 derdoos gecamoufleerd. BRITSE EN NEDERLANDSE GEHEIME DIENSTEN IN LONDEN 1940-1945 Met betrekking tot bezet Nederland was er van Lon den uit tweeërlei soort ac tiviteit: inlichtingen een modem woord voor spion- nage) en sabotage. Bij de Engelsen waren deze be zigheden volkomen ge scheiden. In de linker kolom is de Engelse inlich tingendienst S.I.S.opge nomen; in de rechterko lom hun sabotage dienst (S.O.E.). De Nederlandse dienst (C.I.D.) (midden kolom) kende aanvanke lijk deze scheiding niet eerst medio 1942 ontstaat daar de splitsing inlichtin gen (I.D. en B.I.links) cn sabotage (M.l.D. cn B.B.O.; rechts). De horizontale stippel- lynen geven telkens dc jaarwisseling aan. De vak ken duiden op de periode, waarin de daarin vermel de persoon de leiding had over de betreffende dienst. Het England-Spiel vol trekt zich in de twee rech- ter-kolommen van Maart 1942 tot Maart 1944. INLICHTINGEN SABOTAGE JN VERZET NCOCKLANOSe DIENSTEN 'C»»CC icioiNC Cl» GUBB'NS CIH MOCKLC8 FE«flTMAN COL SPOOK GEDROPTE containers met wa pens worden uit dc verzamel schuur overgeladen in een schip dat voor vervoer naar Amstcr- Mr Hooper dam zal zorgdragen. Mr Laming SIS. CoLRabaghattl C I O Mr Derksema Zonder deze daad van fairness je gens ons volk en de slachtoffers van het England-Spiel zou het mysterlo uit de eerste oorlogsjaren nimmer ztjn opgelost. IjE verhoren ruim tweeduizend pagina's zijn verreweg do spannendste lectuur. Het valt op hoo welhaast iedere getuige zich inspant om de commissie te helpen ln haar enorme taak. Om dus meer te doen dan de wettelijke plicht tot antwoor den. Ministers, generaals en bedrijfs directeuren stellen hun tijd ruim schoots ter beschikking Een potsier lijke uitzondering vormt de heer Lo vink, onze ambassadeur in Ottawa. Ruim een uur duurt het voor de commissie enige redelijke antwoor den krijgt over een zaak. die alles zins dc moeite waard is te worden opgehelderd en waarover tal van andere hooggeplaatste personen zich uitvoerig uitspreken. Het door do voorzitter, mr Donker, brilliant ge leide steekspel eindigt met een Juri dische cn diplomatieke nederlaag voor de getuige Lovink. SOL. Maj Blizzard Mr Keswick C.I.D Kol de Bruyne I D (IMLICMlINCIH O'CWtT) M.I D. (uiLITAltl (Ml OKMST) Kol de Bruyne hap Lieftmek Lt. Sc/li lp !r Warners ymour (■UMAU INLICHT'" Cl Hl H Broekman SOL Maj Bingham Maj dr Som er Mr van Houten Mr Fock aeo (»O»IAU «rzoMonc O»0t«CMT(N] Gen. van Oor schot F Klljzmg A'.de Graaf SOL. Maj. Dobson ae aangewezen man was voor een leidende functie in de geheime dienst. Eerste periode Het beleid van de heer F. van 't Sant als hoofd van de C.I.D. wordt door dc commissie onverbloemd ver- oordceld. Zij betreurt liet, dat dc regering pas na oen jaar tot dc con- clusie is gekomen, dat hij niet tc handhaven was. Er bestond groot wantrouwen te- gen hem Ook van Nederland uit 1 werd tegen hem gewaarschuwd en toen mr Van Klcffens in de zomer van 1941 uit Batavia terug kwam i met het relaas, hoe men daar ge schokt was door de benoeming van de heer van 't Sant als hoofd van de C.I.D., kreeg hij opdracht met hem te spreken. Nog diezelfde mid dag bood de heer Van 't Sant zijn ontslag aan. Dat verkreeg hij op 14 Augustus 1941. De heer Gerbrandy heeft verklaard, dat Van 't Sant niet te handhaven was, omdat hij te vul- nerabel (kwetsbaar) was. Het was onmogelijk om het wantrouwen te gen hem weg te nemen. Met betrekking tot het uitzenden van agenten naar het bezette gebied heeft de heer Van 't Sant samenge werkt met de Britse dienst SI S. Aanvankelijk was zijn Britse tegen speler de heer Hooper, daarna kolo nel Rabagliatti. De verhouding tus sen de Britse en Nederlandse dienst was niet ep voet van gelijkheid. De communicatie met het bezette gebied en het transport daarheen waren ge heel in Britse handen. De telegram men van de agenten werden slechts geparaphraseerd aan de Nederlandse dienst ter kennis gebracht. Hoewel de commissie zich kan indenken, dat een samenwerken op voet van ge lijkheid in de eerste jaren moeilijk bereikbaar was, meent zij toch dat een streven naar een belangrijker politie van de Nederlandse dienst van het begin af aanwezig had moe ten zijn. De commissie acht 't eeo gro te fout, dat Van 't Sant de schaarse berichten van de uitge zonden agenten niet aan het de partement heeft doorgegeven. Hieruit blijkt, dat de samenwer king tussen de C.ID en het mi nisterie van Defensie volkomen was vastgelopen. De heer Van 't Sant zegt wel, dat hij dit niet meer heeft gedaan; om dat minister Dijxhoorn ten aanzien van de berichtgeving van de eerste uitgezonden agent Van Hamel niet de gewenste geheimhouding had be tracht, doch zelfs al zou dit waar ge weest zijn, dan ging het nog niet aan. dat de heer Van 't Sant op eigen gelegenheid besliste, dat dc in gekomen berichten niet meer aan de i minister van Defensie zouden wor- i den doorgegeven. Dat een Neder- landse inlichtingendienst in oorlogs- tijd militaire berichten niet door geeft aan het Nederlandse departe ment van Defensie, acht de commis sie een onhoudbare situatie. Spionnage niet beuezen De klachten omtrent de heer Van 't Sant over interne spionnage. acht de commissie vooralsnog niet bewe zen. Wel blijkt, dat de heer Van 't Sant een sfeer om zich heeft ge schapen, die tot deze klachten bij de commissie aanleiding gaf. Dat de oppositie tegen de heer Van 't Sant als hoofd van de Centrale In lichtingendienst dan ook voortdu- a rend groeide,'is de commissie volko- I men duidelijk. Bovendien moesten jj de geruchten omtrent het aannemen van een aanzienlijk bedrag dooi;, de heer Van 't Sant na de eerste wereld- I oorlog van de Engelse dienst voor Ij aan deze organisatie bewezen dien- sten, verlammend werken op het ge- I zag van de chef van de Centrale In- lientingendienst. De commissie wil in het midden laten, of deze geruch ten gegrond zijn. De vele hierover afgelegde verklaringen sluiten haors inziens de mogelijkheid niet uit, dat de heer Van 't Sant in de oorlog van 19141918 tegen betaling voor de j Engelsen heeft gewerkt. Wanneer de commissie daarnaast I heeft moeten vaststellen, dat de heer Van 't Sant voor de Engelsen inlich- I tingen inwon, zelfs omtrent Neder- I landse ministers, moet het duidelijk I zijn, dat een dergelijke figuur niet de aangewezen persoon was om op te treden als leider van de inlich tingendienst. Na zijn ontslag is de heer Van 't Sant echter zijn rol in het in lichtingenwerk blijven spelen. Hij bleef zich bemoeien met het uitzenden van agenten in nauwe samenwerking met kolonel Ra bagliatti en heeft daarmede het werk van zijn opvolger bijzonder verzwaard. Dit alles geschiedde onder sanctie van de minister president, prof. Gerbrandy! De heer Van 't Sant, die thans 67 jaar is, woont te Lancswood. Mortimer bij Reading in Engeland en is volgens zijn eigen opgaaf aan de commissie thesaurier van de Koningin en Prins Bernhard in Engeland. Onder mr. Derksema Na het ontslag van dc heer Van 't Sant als hoofd van de C.I.D. bleef het met deze dienst onbevredigend lopen. De benoeming van kapitein Derksema als opvolger acht dc commissie onjuist. Een bekwamere opvolger was nodig geweest om dc door zijn voorganger veroorzaakte moeilijkheden tot oplossing te bren gen. Bovendien was zyn rang te laag om by de Engelsen invloed te kun nen hebben. Dc verhouding tussen dc heer Derksema en zyn Britse tegenspeler van de S.I.S., kolonel Rabagliatti was slecht. Het gelukte hem niet meer invloed te krygen op de gang van zaken by het uitzenden van agenten naar Nederland. De dienst was nu onder de minis- ter van Binnenlandse Zaken, Van Boeyen gekomen, die krachtig ge- streefd heeft naar centralisatie. Dit heeft weinig succes opgeleverd door net intensieve contact dat er geweest is tussen Rabagliatti en mr. Hazel- hoff Roelfzema, die een organisatie op touw had gezet, welke zich ten doel stelde over zee verbindingen met Nederland te onderhouden. Ergerlijk geval Een van de uitzendingen uit die tijd, waarvoor echter de heer Van 't Sant nog verantwoorde lijk was. h^eft in hoge mate de ergernis van de commissie ge wekt. Jkvr. J. Ch. C. Rüell, die jarenlang in Zuid-Afrika had i gewoond, was naar Engeland ge komen om haar diensten aan te bicden. omdat 2ij gehoord had I dat er vrouwelijke agenten in I Nederland geparachuteerd zou den worden. Zij kreeg een opdracht maar de I Engelsen wilden haar wegens het I risico niet droppen, zodat zij op 14 I of 15 Augustus 1941 op een diploma- I tiek paspoort naar Portugal is ge- j stuurd. 4 Ofschoon men daar gewaarschuwd was. heeft men „het kind in de kou laten staan", zoals de heer Dcrkse- i ma het voor de commissie uitdrukte. I In Portugal heeft zij zich in verbin- I ding gesteld met de Duitse consul- I generaal Na zes weken Is zij met I een vliegtuig naar München gegaan I en op 1 October in Nederland aan- I gokornen. Haar opdracht luidde, dat I zij het goederenvervoer en het mili- I taire vervoer van de Spoorwegen I moest observeren. Contactadressen I had zij niet meegekregen en een man I die zij kende kon niets voor haar I doen, omdat hij al gepensionneerd was. Daarop heeft zij zich tot de KOLONEL DE' BRUIJNE. hoofd van de Militaire Inlichtingen Dienst M.l.D7) ten tijde van het England-Spiel. heer Posthumus Mcyjes van de Ned. Spoorwegen gewend, doch die had de indruk dat hij met een provoca- trice te maken had De heer Gies- berger van de directie der Ned. Spoorwegen heeft haar toen bij dc Duitsers aangegeven, waarop zij werd gearresteerd en tot 1945 in Duitse concentratiekampen verbleef. De wijze, waarop men oen op het gebied van spionnage on- ervaren meisje als freule Röell over Lissabon met behulp van de Duitsers naar Nederland heeft laten gaan, is onverantwoorde lijk. Op het gebied van de veiligheids dienst werkten twee bureaux naast elkaar. Een onder leiding van de I heer Derksema onder Justitie als Po litic Buitendienst en een onder Bin nenlandse Zaken als Bureau Docu- I mentatie. Beide verzamelden gege vens over de politieke betrouwbaar heid van Nederlanders. De commis sie acht het onjuist dat dc regering te Londen gedurende de gehele oor- log op verschillende bureaux dubbel werk heeft laten verrichten, dat op i eenvoudige wijze had kunnen wor den gecoördineerd. Conflict In Februari 1942 werd mr Derkse ma opgevolgd door de kolonel der mariniers M. R. de Bruyne, die toen reeds hoofd van het B.V.T. was. Het werk van de C.I.D. in de perio de-de Bruyne is weinig vruchtdra gend geweest. Hoewel de commissie van oordcel is, dat de heer De Bruy ne niet de aangewezen man was om aan het hoofd van een inlichtingen dienst te staan, ondanks zyn uitne mende kwaliteiten op ander gebied, erkent zij toch dat zijn positie zeer moeilyk is geweest. In de eerste plaats voldeed zyn verhouding tot zijn tegenspeler van de Nederlandse sectie van de Britse dienst, Rabagliatti. nimmer aan rede lijke eisen, hetgeen niet uitsluitend De Bruyne's schuld was. Tenslotte heeft deze verhouding tot een openlijk conflict geleid. Daarbij kwam. dat de heer Van t Sant, hoewel deze geen enkele officiële functie bekleedde die'hem het recht gaf zich met deze zaken in te laten, nauwe verbindingen bleef onderhouden met de heer Rabagliat ti en in samenwerking met deze het afzonderlijke optreden van Hazcl- hoff Roelfzema en de zijnen bleef bevorderen en begunstigen. Het conflict dat tot het aftreden van dc heer De Bruyne leidde school in de zaak-Hazelhoff Roelfzema, die door de heer De Bruyne was ont slagen. Toen de Brit Rabagliatti op 6 Mei 1942 berichtte voor een be paalde opdracht toch weer gebruik tc willen maken van de diensten van Hazelhoff Roelfzema. protesteerde de heer De Bruyne hiertegen Dc vol gende dag kreeg hij echter bericht van Rabagliatti. dat de minister-pre sident door middel v*n de heer Van 't Sant had laten weten, dat hij met de aanwijzing van Hazelhoff Roelf zema voor deze operatie accoord ging. Kolonel De Bruyne meende, dat nu wel het uiterste bereikt was en vroeg zijn ontslag. KAPITEIN LIEFTINCK, sous chef van de M.l.D. tot Maart 1944. grootste belang geweest, daar hier door een koeriersdienst tussen het bevrijde en het bezette gebied kon worden onderhouden en de regering bovendien gelegenheid had bepaalde mensen naar het bevrijde gebied te laten overkomen of naar het Noor den tc doen gaan. In de loop van de volgende week zal een artikel verschijnen, waarin in het bijzonder zal worden ingegaan op het beleid van het veelbesproken B.I. In Augustus 1940 hadden de Engel sen een organisatie opgericht, Spe cial Operations Executive (SOE). met de taak de volken van de be zette gebieden aan te moedigen, door sabotage-daden dc Duitse oor logsinspanningen te verzwakken en in de bezette gebieden geheime strijdkrachten te vormen met het oog op de laatste aanval. Deze dienst stond geheel los van de Engelse in lichtingendienst S.I.S. Aanvankelijk hadden de Nederlan ders geen met SOE corresponderen de dienst. Wel hielpen de adjudanten van de Nederlandse minister van Oorlog de heren Kruis cn Post Uiterweer, de SOE wel bij het zoe ken naar personen, geschikt om tot geheim agent te worden opgeleid. Dit geschiedde op verzoek van de heer Laming, die tot taak kreeg de Nederlandse sectie van SOE te orga niseren Deze trad in September 1941 af. waarschijnlijk als gevolg van moeilijkheden welke met de Neder landse autoriteiten waren ontstaan naar aanleiding van klachten van mr. ter Haar, die met een aantal Nederlandse adspirant-agenten niet tevreden was over de veiligheids maatregelen gedurende hun oplei ding. Vervolg pag. 7 diensl iderel land. I ook fel i gew«»l dc c»!| I een 41 elder!II Gisk'J! e van/ ond 1M uitse W e bear* Nederlflj meex fr P? EN deel der op deze pagina afgedrukte foto's is ontleend aan het binnenkort te verschijnen Gedenkboek van de LO cn LKP, ,Jdet grote gebod" (Uitg. J. H. Kok te Kampen en H. Neliuéu te Bilthoven.) Zaterdag 15 Juli 1950 -5

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1950 | | pagina 5