HET EERBEWIJS
r
Hoe is t toch afgelopen met...?
Mensen op wie dit jaar alle aandacht viel
verhaal
Adriaan
Morriëm
J
Zaterdag 30 December 1950
OUDEJA~ARSNUMMER
VII
Ondertussen had men de onbekende overzeese
gevers verzocht geen poezen meer te zenden. Het
tekort dreigde in een overbevolking om te slaan;
het instinct heeft onze aanmoediging niet van
node. Aan de andere kant was het te veel van
ons verlangd dat wij ons nu met ratten en muizen
zouden verbroederen. Het comité staakte zijn ac
tiviteit, met weemoed, want de organisatie, hoa
bescheiden ook, was nu eenmaal opgebouwd en
het is moeilijk om een werk in de steek te laten,
zelfs wanneer het zinloos is geworden.
Toen kwam een oude dame, misschien wel die
van de sprot, op een lieve gedachte. Er moest in
onze stad een standbeeld worden opgericht ter
herinnering aan de poezen die, weliswaar zonder
hun voorkennis, hun leven hadden gegeven bij de
bevrijding van ons land.
Eerst vond men het* een waanzinnige, oneer
biedige gedachte. Het is een feit, dat men oorlo
gen meestal beëindigt met een nog grotere over
schatting van de mens dan waarmee men ze be
gonnen is Maar wanneer men iets wil behoeft
men er slechts over na te denken om het hoe
langer hoe hartstochtelijker te wensen. En er
waren er zovclcn in onze stad die het wilden,
want de gevoeligheid was groot en de durf om
voor zijn verlangen uit te komen nog niet geheel
verbruikt. Men was nog in staat tot een waanzin
die ons leven zo veel mooier had kunnen maken.
HET comité hervatte zijn werk, 'n beetja
onwennig in het eerst, omdat het doel
veranderd was. Maar een goedschrU-
vendc vulpen zet ons over alle aarze
lingen heen. Er werden circulaires op
gesteld. geld ingezameld: bankbiljetten van rljka
zonderlingen, maar ook de onooglijke oorlogsmunt
die plichtsgetrouw in ouderwetse beursjes was be
waard. En zelfs het dubbeltje van de kinderen
ontbrak niet. Uit de bijdragen kon men opmaken
waar er aan de poezen werd gedacht en menige
verafgelegen sombere straat deelde, op het bureau
van het comité, in dc glans die over de hele stad
uitstraalde. De machinerie van ons leven had cr
een kleine ontroerende rechtvaardiging bij gekre
gen.
Het gemeentebestuur gaf zijn toestemming aan
de oprichting van het monument in het grootste
park van de stad. Er was een stormachtige raads
zitting aan voorafgegaan, waarbij zelfs de levens
vragen ter sprake waren gekomen.
De volgende zomer, op een Zaterdagmiddag,
werd het monument onthuld. De plechtigheid
kwam een jaar te laat, want in bijna alle gezinnen
werden de jonge poezen nu weer in een keuken
emmer verdronken, of eenvoudig in de gracht ge
gooid. Zelfs de distributie liep op haar eind. Men
kon melk drinken zoveel men wilde.
Het regende en deze regen op bloeiende jasmijn
struiken en welverzorgde grasperken herinnerd©
aan de oorlog als een stilte aan het schieten.
Er werd, onder een paraplu, een toespraak ge
houden, belachelijk voor wie niet een ogenblik
zijn verstand kon laten stilstaan. Het was een
merkwaardig gezelschap van mensen die men an
ders niet zo gemakkelijk in de buitenlucht bü
elkaar krijgt: verwoede thuiszitters die zomers
nog aan de kachel denken; bedachtzame pijprokers
en mijmeraars; oude vrouwen die lopen te zor
gen alsof er aan haar leven geen einde komt;
kreupele kinderen; vrijgezellen met een water
hoofd; mismaakten, te arm voor de aanschaffing
van een kunstbeen; en een enkele blinde met een
glimlach op het gelaat, alsof hem het gezichts
vermogen was teruggegeven. Maar ook een mooie
jonge vrouw, met kleren aan om tussen de vingers
te voelen, met sieraden en schoenen van fijn duur
leer, die haar natte krullen uitschudde.
Een heilige baldadigheid hing in de lucht, het
gevoel dat men de aarde een ogenblik verlaten
had.
Het monument was eenvoudig: een voetstuk met
een bronzen liggende kat er op. Wanneer ik met
mijn kinderen in het park wandel, verzuim ik
nooit er voorbij te gaan. Het beeld begint al te
verkleuren, het wordt grijs van het weer. Mijn
kinderen bekijken hot met een opgewekte on
schuld en een verwondering die nog niet heeft
geleerd terug te tellen tot de oorlogsjaren, toen
de sneeuw niet wilde smelten en wij een wereld
reis moesten ondernemen om uit het warme bed
in de bevroren keuken te komen.
Het is goed te wonen in een stad, waar men een
standbeeld heeft opgericht voor de poes. Mogen d«
ratten en muizen het ons vergeven.
TOCH waren niet alle poezen uitgestorven.
Hier en daar leefden er, nog onbewust
van het medelijden dat hun soort alom
had gewekt. Toen ook zij de eerste hon
ger hadden gestild, aanvankelijk slechts
met brood en aangelengde melk. maar reeds spoe
dig met runderdarmen en viskoppen, kwamen zij
uit hun naamloosheid te voorschijn en werden per
soonlijkheden. Zij ontdekten de wereld opnieuw,
op een stralende zomermorgen in de zon by het
open raam, of 's avonds in de dakgoot waar de
laatste vochtigheid had liggen te verdampen, terwijl
de mensen weer buiten wandelden en kinderen
speelden in de straat. Een eenzame poezenkop schoot
vol dierbare herinneringen. Het was werkelijk vre
de en men had er het voorjaar en de zomer voor
uitgezocht. Een poes heeft niet veel moeite om te
erkennen dat het leven mooi en aandoenlijk is.
Bovendien heeft zij meer mogelijkheden om haar
gezichtspunt te wisselen. Nu eens ziet zij de we
reld tussen broekspijpen en vrouwenkousen door,
dan weer blikt zij van een dak op de toppen der
bomen, waartussen de straatlantarens branden en
het water van de gracht glinstert in de# diepte.
Een poes overleeft alle gedruis in de stilte van de
nacht, wanneer zij met haar soortgenoten alleen
is en het feest van schoorstenen en schuttingen
begint. Soms, laat thuiskomend, heb ik de ver
wonderde blik opgevangen van een kater die zijn
nachttaak onderbrak om mij de sleutel in het slot
te zien steken. Ik vergeleek mijn slaperigheid met
zijn forse stinkende levenshonger.
De katers hadden het druk die zomer. Bij de
algemene schaarste van poezen moesten zij dik
wijls buiten de buurt gaan, een straat, een plein,
of een brug oversteken om hun bezoeken af te
leggen. Zij ontwikkelden een gedeeltelijk zeer
grote kennis van de plattegrond van de stad. Men
kwam zijn kater soms in een afgelegen straat
tegen, waar het dier zich leek te schamen voor
zijn aanwezigheid, maar ook wel blij en herken
nend al zijn voornemens vergat en mee naar huis
.terugkeerde, honger of behoefte aan gezelligheid
voorwendend. Hij bleef een avond lang op een
stoel liggen, vol van een grootmoedige luiheid,
maar werd onrustig wanneer de huisgenoten aan
stalten maakten om naar bed te gaan. Wie een
poes bezat, kon op ieder ogenblik van de dag
een troep katers voor zijn huis zien zitten, een
vreemd gemengd gezelschap, kennelijk niet door
banden des bleeds verbonden, humeurig-afgunstig,
maar ook vol goed of misplaatst vertrouwen, ver
drietig en berustend. Katers zijn in gezelschap
niet op hun best. 's Nachts leek het huis door
katten omsingeld, de straat afgezet, als of een
vreemd soort manoeuvres werd gehouden. Er
was een druk verkeer in de dakgoot. Was er
vooral een tekort aan vrouwtjes? Of waren de
mannetjes zo trouweloos?
door
TOEN DE OORLOG voorbij was ontdekten
wij allen, als bij ingeving, dat er geen
poezen meer waren in onze mishandelde
stad. Waar waren zij gebleven? Uit het
leven verdwenen zoals zij eens in vreed
zamer tijden de huiskamers hadden verlaten: ge
ruisloos, wanneer tenminste de deur openstond.
Ook nu moest er een deur hebben opengestaan,
want niemand had ze horen miauwen. Waren ze
door de mensen opgegeten, verhongerd of in ge
breke gebleven zich voort te planten? Niemand
wist het. Maar iedereen verlangde naar ze. toen
het zomer was en de melk niet ontbrak. Zij be
hoorden tot het meubilair, zij vormden het sluit
stuk der gezelligheid, een troost voor oude men
sen. een voorbeeld voor jonggehuwden die de
komst van het eerste kind verwachtten. In de
keukens van vele gezinnen stond het melkschotel
tje nadrukkelijk leeg. De ratten en muizen wer
den hoe langer hoe dries
ter, zodat men zich soms
bijna gedrongen voelde
deze vraatzuchtige dieren
een stoel aan te bieden
bij de nu weer welvoor
ziene dis, of verontschul
diging te vragen voor de
eetlust van zijn gezin,
een evenwicht was ver
broken, weliswaar in de
lagere regionen van het
huishoudelijk bedrijf,
maar daarom niet min
der onuitstaanbaar. Want
zelfs het riool en de
straatgoot hebben hun
rechten.
In de kranten versche
nen artikelen over het
kattenvraagstuk. Men be
gon soms een gesprek
met de mededeling dat
men een poes had ge
zien. Vrouwen hadden
's middags, wanneer de
mannen nog op kantoor of in de fabriek werkten,
niets om te aaien en toe te spreken. Maar het
ergst waren toch de oudjes te beklagen, die met
een zwarte of gevlekte kater op schoot gemakke
lijker het einde tegemoet zien. Nooit had men zo
helder begrepen dat het kopjesgeven, het uitslaan
van scherpe nageltjes en het rondlopen met een
omhooggekrulde staart tot de onontbeerlijke stof
fering van ons leven behoort. Wanneer er ten
minste een poezendistributie was geweest! Velen
hadden er hun chocoladebon voor over gehad.
Langzamerhand werden bijzonderheden bekend,
hoewel voorlopig iedere statistiek van de poezen-
sterfte gedurende de laatste oorlogswinter ontbrak.
Velen hadden hun huisdier opgegeten, met tranen
in de ogen en wroeging in het hart: droevige
maaltijden, bij het licht van een kaars of olie
lamp, terwijl ieder meende te horen miauwen.
Ook waren er poezen van honger gestorven. Mis
leid door hun vacht hadden hun vrienden dikwijls
pas bij hun dood bemerkt hoe erg de arme dieren
er aan toe waren, want het is bedrieglijk om in
zijn ellende met een bontjas gekleed te gaan. Poe
zen waren in verbijstering de huizen ontvlucht
waar zij geboren en getogen waren en waar zij
moeder, groot-, overgroot-, en overoudgrootmoe-
der waren geworden, op zoek naar voedsel dat
niemand hun geven kon, verloren in de sneeuw
die toen op de straten lag, opgejaagd misschien,
doodgevroren en verwonderd over wat er gebeur
de. Toon lette niemand op ze, behalve een senti
menteel meisje of een bijziende oude heer. Nu
Werden zij door iedereen beklaagd. Er werd zelfs
in de raadszitting over hen gesproken. De burge
meester dacht aan ze. Bijna was er een nieuwe
politieke partij ontstaan, dwars door alle schei
dingslijnen heen. Maar na een korte weifeling, die
wij in de overmoed van die eerste vredeszomcr
bezinning noemden, keerde de politiek weer vast
besloten tot haar oude beslommeringen terug.
aars*»
ZELFS in het buitenland, tot over de
oceaan, was het bericht van de vader
landse poezenschaarste doorgedrongen en
met de eerste voedsel- en kledingpak-
ketten arriveerden ook kleine zendingen
katten. In een van de havens, in het Zuiden van
het land, gingen zij aan wal, opgewacht door een
comité en met aan het hoofd de burgemeester die
zijn hoed in de hand had genomen. Zij waren
opgesloten in langwerpige manden, door schotten
in kleine hokjes verdeeld. Wanneer men het dek
sel oplichtte zag men ze zitten onder een rieten
traliedak: poezen in alle kleuren, die op hun ach
terste poten stonden om kopjes te geven tegen de
vertederde vingers van de leden van het comité.
Een oude dame ging met een zak gerookte sprot
rond. Er werd hartstochtelijk gemiauwd onder de
blauwe hemel. Om alle monden speelde eenzelfde
engelachtige glimlach en zelfs de lossers, sterke
nuchtere mannen die geen
kat in de zak kochten,
onderbraken hun werk
om dieren en mensen
met een gelijke blik te
omvatten.
Toch was er droefheid
bij deze ontscheping. Ver
scheidene poezen waren
tijdens de lange reis ge
storven en hadden een
eerlijk zeemansgraf ge
vonden, dat zij bij hun
leven waarschijnlijk zo
weinig hadden begeerd.
Zelfs de overlevenden wa
ren katterig en niet alle
sprot werd opgegeten,
constateerde de oude dame
met 'n voortvarende ver
drietigheid die nog met
vreugde en goedmoedig
heid was gemengd. Maar
hoe zouden zelfs de
poezen kunnen leven zon
der de graven van soort
genoten achter zich te laten? Ook hen wachtte de
dood, in een kleine kamer met kinderen als te
grote schaduwen spelend bij het raam, of in een
donkere schuur op een oude aardappelzak, waar
mensen moeten bukken om poczenleed te zien.
Hier, tegenover het grote schip dat nog dampte
van de reis, op deze zonnige zomermorgen die
zich uit de rij had losgemaakt, paste een volks
lied, een hymne waarbij de hoofden worden ont
bloot en de handen niet weten wat zij moeten
doen. Maar de poezen zouden het met hebben
begrepen en hun schelle wereldtaal geen ogen
blik hebben gedempt.
Nog diezelfde dag likten zij de eerste vader
landse melk van witte en gebloemde schoteltjes,
terwijl ouders en kinderen toekeken naar deze
plechtige handeling waarmee een hoekje van de
keuken wordt ingewijd. Langzaam, aandachtig, en
overal snuffelend begaf de poes zich naar de huis
kamer, gevolgd door het hele gezin dat zijn be
wegingen aan de fantasie van het dier moest aan
passen. Misschien verwonderde het zich over de
gelijkvormigheid van dat deel van dc wereld,
(Van een onzer redacteuren)
T OVERT de tovenaar van Apel-
-1- doorn nog steeds? Of plakt hij
weer fietsbanden9 Hij is een van dc
figuren die in 1950 plotseling in het
nieuws kwam en er min of meer
geruisloos weer uit verdween. Maar
op Oudejaarsavond want aan dat
terugblikken schijnt toch niemand
te kunnen ontkomen wil men wel
eens weten, hoe het nu verder is
gegaan met al deze mensen, wier
ervaringen ons weer treffen bij het
doorbladeren van de krantenlegger
'van het afgelopen jaar.
Wel, om meteen over die tovenaar
door te gaan: de heer A. D. J. R.
Sinnighc Damsté uit Apeldoorn ma
noeuvreert nog steeds met geheim
zinnige kastjes en zwaaiende tover
stokjes en hij giet zijn experimen
ten tegenwoordig in een aantrekke
lijke vorm door ze in een eenacter-
tje te verwerken. Deze zomer trok
hij met een kermiswagen door de
Achterhoek, maar sinds begin Octo
ber is hij op tournée met dc N.C.
R.V., in welker Stcravonden hij op
treedt met de Veluwse zanger en
conferencier Jan van Riemsdijk.
NU we toch
in Apel
doorn zijn wat
is er geworden
van huzaar Mei-
ne Huizinga? Hij
stond 16 Augus
tus in de krant
omdat hij de
honderdduizend
ste demobilise
rende militair uit
Indonesië was.
Hij is nu in
dienst bij een
bouwonderneming
in zijn woon
plaats en koestert
trouwplannen.
Zijn meisje heeft
hij leren kennen
per brief: zij was
een correspon
dentvriendinnetje
van hem en pas
toen nij voet aan wal zette in
Nederland zag hij haar voor het
eerst. Zodra de uitzet bij elkaar is,
zal de ex-huzaar Huizinga zich
weer inschepen. In het huwelijks
bootje, wel te verstaan.
EN hoe is het met de uitvinding
van de Friese boer Anne Ba-
jema? Hij verscheen in Januari in
de krant met zijn melkmachine, die
30 pet. arbeidsbesparing zou geven
op de gebruikelijke machines en een
20 pet. hogere melkproductie van de
koeien zou opleveren. Wel de
machine is nu in de handel en is al
geëxporteerd naar Australië en
Nieuw Zeeland. Maar de Centrale
Melkmachinecommissie heeft in de
landbouwbladen nog onlangs een
zeer gereserveerde mededeling laten
publiceren, nadat verscheidene van
haar leden zich op Bajema s bedrijf
de melkmachine hadden laten de
monstreren. Een gefundeerd oordeel,
zo zegt de commissie,'is pas te ge
ven als de machine vrij lang op
verschillende bedrijven is gebruikt
of door een daartoe bevoegd on-
derzoekiivgsinstituut is gecontro
leerd. Dat laatste zal in Januari op
het Rijkslandbouwproefstation te
Hoorn gebeuren.
ER wordt dus nog aan gewerkt
net als aan het plan om de
goudschat van 75 millioen gulden
te «bergen, die daar bij Texel nog
maar steeds in de grond zit. De
technische voorbereidingen voor het
bergen van het wrak van de Duitse
„.Renate Leonhard" zijn in ontwerp
vrijwel gereed. Organisatorisch is er
echter nog het een en ander te ver
richten, onder andere het bijeen
brengen van het nodige kapitaal, om
terug te krijgen wat de zee geno
men heeft.
E zee neemt met altijd, zij geeft
ook wel eens. Vraag maar aan
n'importe welke Vlissinger of hij
zich de Snoetjes nog herinnert. Het
waren die twee zeehonden die in
Juli werden aangetroffen op het
Vlissingse strand. Mevrouw Sissingh
verzorgde de beide dieren. Maar
het is met de zeehonden niet goed
afgelopen. Snoetje I heeft nog een
tijdje geleefd in diergaarde Blijdorp
te Rotterdam hij was daar heen
gebracht omdat hij het flesjc-melk-
stadium was ontgroeid en het ron
de-visje-stadium had bereikt. Maar
na enkele weken kwam een onver
wacht einde aan zijn zeehonden
leventje. En Snoetje II stierf nog
als flessekindje. Hij is begraven in
de tuin van mevrouw Sissingh.
Maar aan belangstelling heeft het
de Snoetjes niet ontbroken: zelfs
DEMOBILISANT Mcinc Huizinga.
Nu bij een bouwonderneming en
bijna getrouwd met het meisje,
dat hij per brief leerde kennen.
Engelse journalisten zijn naar hen
komen kijken.
I
WIE het aan journalistieke be
langstelling ook niet heeft ont
broken Mej. Jopie Tijsterman uit
Amstelveen. Als wij Amerikanen
waren hadden wij geschreven mej.
Jopie („speld-in-long") Tijsterman.
„Ja hoor, ik maak het nu goed,
prima zelfs" zegt ze, als wij komen
kijken hoe het met haar is. Ze
helpt moeder thuis, maar wil graag
naaiwerk hebben, eventueel ook
thuis. (Spelden in haar mond ste
ken zal ze nooit meer doen) of een
betrekking als schoonmaakster op
een kantoor.
Uit Amerika komen nog steeds
brieven, ook van Hollanders, die
zelfs foto's sturen.
„Terug naar Amerika? Nee. liever
niet, tenminste niet alleen."
Wel, als dat mogelijk was, met
haar verloofde Cor Muileman, die
schilder is bij de KLM.
Th EN trip heen en weer naar
-L-/ Amerika maakte ook dat gezin
Lamers uit Gemert, dat in 1943 met
zijn dertienen naar Canada emi
greerde maar in Januari 1950 (met
zijn veertienen) terugkeerde, omdat
moeder Lamers heimwee had naar
Brabant. Het hele hebben en hou
den hier was bij het vertrek ver
kocht en ineens stonden ze weer
hier. Hoe hebben ze dat gered?
Wel, vader Lamers had tijdens zijn
afwezigheid contact gehouden met
kennissen te Gemert en gaf een van
die contactmensen opdracht tot aan
koop van een graan- tn kunstmest
handel, eenzelfde bedrijf als hij in
Mill had verkocht bij zijn vertrek.
Ja, jammer vond ik het wel,
dat we terug moesten. Ik heb van
1923 tot 1927 ook al in Amerika ge
werkt (hij spreekt vloeiend Engels,
deze Lamers) en drie broers en een
zuster van me wonen er ook Maar
moeder de vrouw kon maar niet
wennen.
Min of meer trots vertelt vader
Lamers. dat hij in anderhalf jaar
16.000 gulden verreisd heeft, waar
van de 8000 voor de terugreis ech
ter kon worden betaald met geld
dat al was overgelegd. Want de
Virginia-tabak in Tillsonburg- (On
tario) bracht goed op.
|h R is nog een Nederlander die
een retourreis naar een ander
werelddeel achter de rug heeft. Dat
is Onno Hoornweg van Rij, uit Rot
terdam. Hij kwam in Januari uit
Zuid-Afrlka terug, waar hij in de
goudmijnen zou gaan werken, doch
werd afgekeurd omdat door veel
sportbeoefening zijn long iets te
groot was geworden. Maar Onno
wilde terug naar Zuid-Afrika om
geologie te gaan studeren in Johan
nesburg, stond toen in de krant.
Hy is niet gegaan. Wel kreeg hij
nog 'n aanbieding van 'n bevriende
relatie te Johannesburg, om daar
spraakleraar te worden, maar Onno
was bang dat hier geen toekomst in
zat en bleef hier. Hij kon terugko
men in zijn oude vak: waterklerk
by de firma Antony Veder en hij
studeert nu M.O. Frans.
Bepaalde plannen?
Nee. ik kan alle kanten nog
uit. Maar voorlopig zie ik wel in
dat het hier in Nederland nog niet
zo gek is als wel eens wordt be
weerd, zei hij.
/\L die verhalen over mensen die
x x grote reizen maakten hebben
waarschijnlijk de jonge Utrechter
B. F. G. de Ridder geïnspireerd tot
het bouwen van een vaartuig in
Maart uit enige amphibietanks.
Met dat vaartuig wilde hij naar
Australië. Maar er is nooit iets van
JOPIE TIJSTERMAN. „Wel naai
werk, maar nooit meer zal ik
spelden in mijn mond steken."
SNOETJE. I EN SNOETJE II.
Mevrouw Sissingh en diergaarde
Blijdorp hebben ze alle zorg ge
geven, maar het heeft niet mogen
baten. Beide diertjes hebben dc
strijd om het bestaan moeten op
geven.
gekomen. De eerste tanks die De
Ridder kocht, liggen nog net zo in
de Utrechtse Kruisvaart.
NOOIT zijn ook de verdere avon
turen aan het licht gekomen
van de vier Utrechtse gezinnen die
indertijd eind Augustus bivak
keerden in een kelder aan de Oude
Gracht. Maar gelooft u vooral niet,
dat ze er op het ogenblik nog zo
aan toe zijn. Enkele hebben korte
tijd later een woning toegewezen
gekregen. Een ander is gehuisvest
in speciale barakken die de gem.
Utrecht sindsdien heeft ingericht als
nachtverblijf voor dakloze geziftnen.
7 OEKEN naar een huiswie
doet het niet tegenwoordig?
Maar de heer J. W. van der Klein
uit Rotterdam (tenminste tot 1 Mrt.
in de Maasstad woonachtig) deed
het op een originele manier. Hij
wilde in Amsterdam gaan wonen en
gaf daarvan den volke kennis door
met een groot bord te gaan parade
ren bij het Centraal Station te Am
sterdam. „Wie ruilt mijn woning
Rotterdam voor Amsterdam, bel op
81045". Op 21 Januari stond hij
daarmee in de krant afgebeeld Het
kwam, via iemand die van Amster
dam naar IJmuiden en 'n IJmuide-
naar die naar Rotterdam wilde, tot
een driehoeksruil en de heer Van
der Klein woont nu allang op de
Amsterdamse Eendrachtstraat. (Er
was nog een complicatie aan dit ge
val verbonden: het telefoonnummer
stond verkeerd op het bord: het
moest 80145 zijn want 81045 was van
een meneer Van Elderen. Theodora
Jacobalaan 42 te Overschie, die alle
maal telefoontjes kreeg. De heer
Van der Klein heeft hem voor de
aangedane last een kistje sigaren
beloofd. Hopelijk is het niet bij een
belofte gebleven).
Q TRAKS slaat de klok twaalf,
dan moeten we allemaal weer
verder: de tovenaar en boer Bajema,
meneer Van der Klein en ex-huzaar
Huizinga, gij die dit leest en hij die
dit schreef. Dat het voor allen een
recht gelukkig 1951 mag worden....
waartegenover het altijd weer wordt geplaatst
Het nam de eerste geuren in zich op. de reuk van
een besloten levensrijk. Er werd weer gespind in
de huiskamer, een geluid dat praten, lachen en,
zingen tegelijk is. Poezen lagen op dierbare plaat
sen. inecngekruld als een hoorn, ruisend van
slaap.
Zodra de vreemde poezen ingeburgerd waren,
gingen zij op speurtocht in de buurt. Toen zij nog
opgesloten zaten had nachtelijk gemiauw van na
burige daken hen reeds gewaarschuwd dat de
wereld voor hen geen grenzen bezat. Op een goe
de dag kwamen zij buiten en stapten rillerig over
vochtige straatstenen. Er was altijd wel een soort
genoot die op dit ogenblik had gewacht en zijn
pupillen wijd opensperde, versteend in afwach
ting die wij voor vijandschap aanzien. Niet belem
merd door taalverschillen, fatsoensoverwegingen
of al te mensélijke schroom herkenden zij elkaar,
zoals straatjongens elkaar herkennen, maar met
het geduld dat in hun aard ligt en zomermidda
gen eindeloos maakt.
De gevolgen werden spoedig zichtbaar. Nog voor
de zomer teneinde was werden de jongen ge
boren, het nieuwe geslacht dat de oprlog of het
verre land van herkomst niet had gekend en dat
de wereld als zijn onvervreemdbaar eigendom in
bezit nam. Want om de ouderen hing. als een
schaduw, dc waardigheid van echte of vermeende
ontbering.