HET EERBEWIJS r Hoe is t toch afgelopen met...? Mensen op wie dit jaar alle aandacht viel verhaal Adriaan Morriëm J Zaterdag 30 December 1950 OUDEJA~ARSNUMMER VII Ondertussen had men de onbekende overzeese gevers verzocht geen poezen meer te zenden. Het tekort dreigde in een overbevolking om te slaan; het instinct heeft onze aanmoediging niet van node. Aan de andere kant was het te veel van ons verlangd dat wij ons nu met ratten en muizen zouden verbroederen. Het comité staakte zijn ac tiviteit, met weemoed, want de organisatie, hoa bescheiden ook, was nu eenmaal opgebouwd en het is moeilijk om een werk in de steek te laten, zelfs wanneer het zinloos is geworden. Toen kwam een oude dame, misschien wel die van de sprot, op een lieve gedachte. Er moest in onze stad een standbeeld worden opgericht ter herinnering aan de poezen die, weliswaar zonder hun voorkennis, hun leven hadden gegeven bij de bevrijding van ons land. Eerst vond men het* een waanzinnige, oneer biedige gedachte. Het is een feit, dat men oorlo gen meestal beëindigt met een nog grotere over schatting van de mens dan waarmee men ze be gonnen is Maar wanneer men iets wil behoeft men er slechts over na te denken om het hoe langer hoe hartstochtelijker te wensen. En er waren er zovclcn in onze stad die het wilden, want de gevoeligheid was groot en de durf om voor zijn verlangen uit te komen nog niet geheel verbruikt. Men was nog in staat tot een waanzin die ons leven zo veel mooier had kunnen maken. HET comité hervatte zijn werk, 'n beetja onwennig in het eerst, omdat het doel veranderd was. Maar een goedschrU- vendc vulpen zet ons over alle aarze lingen heen. Er werden circulaires op gesteld. geld ingezameld: bankbiljetten van rljka zonderlingen, maar ook de onooglijke oorlogsmunt die plichtsgetrouw in ouderwetse beursjes was be waard. En zelfs het dubbeltje van de kinderen ontbrak niet. Uit de bijdragen kon men opmaken waar er aan de poezen werd gedacht en menige verafgelegen sombere straat deelde, op het bureau van het comité, in dc glans die over de hele stad uitstraalde. De machinerie van ons leven had cr een kleine ontroerende rechtvaardiging bij gekre gen. Het gemeentebestuur gaf zijn toestemming aan de oprichting van het monument in het grootste park van de stad. Er was een stormachtige raads zitting aan voorafgegaan, waarbij zelfs de levens vragen ter sprake waren gekomen. De volgende zomer, op een Zaterdagmiddag, werd het monument onthuld. De plechtigheid kwam een jaar te laat, want in bijna alle gezinnen werden de jonge poezen nu weer in een keuken emmer verdronken, of eenvoudig in de gracht ge gooid. Zelfs de distributie liep op haar eind. Men kon melk drinken zoveel men wilde. Het regende en deze regen op bloeiende jasmijn struiken en welverzorgde grasperken herinnerd© aan de oorlog als een stilte aan het schieten. Er werd, onder een paraplu, een toespraak ge houden, belachelijk voor wie niet een ogenblik zijn verstand kon laten stilstaan. Het was een merkwaardig gezelschap van mensen die men an ders niet zo gemakkelijk in de buitenlucht bü elkaar krijgt: verwoede thuiszitters die zomers nog aan de kachel denken; bedachtzame pijprokers en mijmeraars; oude vrouwen die lopen te zor gen alsof er aan haar leven geen einde komt; kreupele kinderen; vrijgezellen met een water hoofd; mismaakten, te arm voor de aanschaffing van een kunstbeen; en een enkele blinde met een glimlach op het gelaat, alsof hem het gezichts vermogen was teruggegeven. Maar ook een mooie jonge vrouw, met kleren aan om tussen de vingers te voelen, met sieraden en schoenen van fijn duur leer, die haar natte krullen uitschudde. Een heilige baldadigheid hing in de lucht, het gevoel dat men de aarde een ogenblik verlaten had. Het monument was eenvoudig: een voetstuk met een bronzen liggende kat er op. Wanneer ik met mijn kinderen in het park wandel, verzuim ik nooit er voorbij te gaan. Het beeld begint al te verkleuren, het wordt grijs van het weer. Mijn kinderen bekijken hot met een opgewekte on schuld en een verwondering die nog niet heeft geleerd terug te tellen tot de oorlogsjaren, toen de sneeuw niet wilde smelten en wij een wereld reis moesten ondernemen om uit het warme bed in de bevroren keuken te komen. Het is goed te wonen in een stad, waar men een standbeeld heeft opgericht voor de poes. Mogen d« ratten en muizen het ons vergeven. TOCH waren niet alle poezen uitgestorven. Hier en daar leefden er, nog onbewust van het medelijden dat hun soort alom had gewekt. Toen ook zij de eerste hon ger hadden gestild, aanvankelijk slechts met brood en aangelengde melk. maar reeds spoe dig met runderdarmen en viskoppen, kwamen zij uit hun naamloosheid te voorschijn en werden per soonlijkheden. Zij ontdekten de wereld opnieuw, op een stralende zomermorgen in de zon by het open raam, of 's avonds in de dakgoot waar de laatste vochtigheid had liggen te verdampen, terwijl de mensen weer buiten wandelden en kinderen speelden in de straat. Een eenzame poezenkop schoot vol dierbare herinneringen. Het was werkelijk vre de en men had er het voorjaar en de zomer voor uitgezocht. Een poes heeft niet veel moeite om te erkennen dat het leven mooi en aandoenlijk is. Bovendien heeft zij meer mogelijkheden om haar gezichtspunt te wisselen. Nu eens ziet zij de we reld tussen broekspijpen en vrouwenkousen door, dan weer blikt zij van een dak op de toppen der bomen, waartussen de straatlantarens branden en het water van de gracht glinstert in de# diepte. Een poes overleeft alle gedruis in de stilte van de nacht, wanneer zij met haar soortgenoten alleen is en het feest van schoorstenen en schuttingen begint. Soms, laat thuiskomend, heb ik de ver wonderde blik opgevangen van een kater die zijn nachttaak onderbrak om mij de sleutel in het slot te zien steken. Ik vergeleek mijn slaperigheid met zijn forse stinkende levenshonger. De katers hadden het druk die zomer. Bij de algemene schaarste van poezen moesten zij dik wijls buiten de buurt gaan, een straat, een plein, of een brug oversteken om hun bezoeken af te leggen. Zij ontwikkelden een gedeeltelijk zeer grote kennis van de plattegrond van de stad. Men kwam zijn kater soms in een afgelegen straat tegen, waar het dier zich leek te schamen voor zijn aanwezigheid, maar ook wel blij en herken nend al zijn voornemens vergat en mee naar huis .terugkeerde, honger of behoefte aan gezelligheid voorwendend. Hij bleef een avond lang op een stoel liggen, vol van een grootmoedige luiheid, maar werd onrustig wanneer de huisgenoten aan stalten maakten om naar bed te gaan. Wie een poes bezat, kon op ieder ogenblik van de dag een troep katers voor zijn huis zien zitten, een vreemd gemengd gezelschap, kennelijk niet door banden des bleeds verbonden, humeurig-afgunstig, maar ook vol goed of misplaatst vertrouwen, ver drietig en berustend. Katers zijn in gezelschap niet op hun best. 's Nachts leek het huis door katten omsingeld, de straat afgezet, als of een vreemd soort manoeuvres werd gehouden. Er was een druk verkeer in de dakgoot. Was er vooral een tekort aan vrouwtjes? Of waren de mannetjes zo trouweloos? door TOEN DE OORLOG voorbij was ontdekten wij allen, als bij ingeving, dat er geen poezen meer waren in onze mishandelde stad. Waar waren zij gebleven? Uit het leven verdwenen zoals zij eens in vreed zamer tijden de huiskamers hadden verlaten: ge ruisloos, wanneer tenminste de deur openstond. Ook nu moest er een deur hebben opengestaan, want niemand had ze horen miauwen. Waren ze door de mensen opgegeten, verhongerd of in ge breke gebleven zich voort te planten? Niemand wist het. Maar iedereen verlangde naar ze. toen het zomer was en de melk niet ontbrak. Zij be hoorden tot het meubilair, zij vormden het sluit stuk der gezelligheid, een troost voor oude men sen. een voorbeeld voor jonggehuwden die de komst van het eerste kind verwachtten. In de keukens van vele gezinnen stond het melkschotel tje nadrukkelijk leeg. De ratten en muizen wer den hoe langer hoe dries ter, zodat men zich soms bijna gedrongen voelde deze vraatzuchtige dieren een stoel aan te bieden bij de nu weer welvoor ziene dis, of verontschul diging te vragen voor de eetlust van zijn gezin, een evenwicht was ver broken, weliswaar in de lagere regionen van het huishoudelijk bedrijf, maar daarom niet min der onuitstaanbaar. Want zelfs het riool en de straatgoot hebben hun rechten. In de kranten versche nen artikelen over het kattenvraagstuk. Men be gon soms een gesprek met de mededeling dat men een poes had ge zien. Vrouwen hadden 's middags, wanneer de mannen nog op kantoor of in de fabriek werkten, niets om te aaien en toe te spreken. Maar het ergst waren toch de oudjes te beklagen, die met een zwarte of gevlekte kater op schoot gemakke lijker het einde tegemoet zien. Nooit had men zo helder begrepen dat het kopjesgeven, het uitslaan van scherpe nageltjes en het rondlopen met een omhooggekrulde staart tot de onontbeerlijke stof fering van ons leven behoort. Wanneer er ten minste een poezendistributie was geweest! Velen hadden er hun chocoladebon voor over gehad. Langzamerhand werden bijzonderheden bekend, hoewel voorlopig iedere statistiek van de poezen- sterfte gedurende de laatste oorlogswinter ontbrak. Velen hadden hun huisdier opgegeten, met tranen in de ogen en wroeging in het hart: droevige maaltijden, bij het licht van een kaars of olie lamp, terwijl ieder meende te horen miauwen. Ook waren er poezen van honger gestorven. Mis leid door hun vacht hadden hun vrienden dikwijls pas bij hun dood bemerkt hoe erg de arme dieren er aan toe waren, want het is bedrieglijk om in zijn ellende met een bontjas gekleed te gaan. Poe zen waren in verbijstering de huizen ontvlucht waar zij geboren en getogen waren en waar zij moeder, groot-, overgroot-, en overoudgrootmoe- der waren geworden, op zoek naar voedsel dat niemand hun geven kon, verloren in de sneeuw die toen op de straten lag, opgejaagd misschien, doodgevroren en verwonderd over wat er gebeur de. Toon lette niemand op ze, behalve een senti menteel meisje of een bijziende oude heer. Nu Werden zij door iedereen beklaagd. Er werd zelfs in de raadszitting over hen gesproken. De burge meester dacht aan ze. Bijna was er een nieuwe politieke partij ontstaan, dwars door alle schei dingslijnen heen. Maar na een korte weifeling, die wij in de overmoed van die eerste vredeszomcr bezinning noemden, keerde de politiek weer vast besloten tot haar oude beslommeringen terug. aars*» ZELFS in het buitenland, tot over de oceaan, was het bericht van de vader landse poezenschaarste doorgedrongen en met de eerste voedsel- en kledingpak- ketten arriveerden ook kleine zendingen katten. In een van de havens, in het Zuiden van het land, gingen zij aan wal, opgewacht door een comité en met aan het hoofd de burgemeester die zijn hoed in de hand had genomen. Zij waren opgesloten in langwerpige manden, door schotten in kleine hokjes verdeeld. Wanneer men het dek sel oplichtte zag men ze zitten onder een rieten traliedak: poezen in alle kleuren, die op hun ach terste poten stonden om kopjes te geven tegen de vertederde vingers van de leden van het comité. Een oude dame ging met een zak gerookte sprot rond. Er werd hartstochtelijk gemiauwd onder de blauwe hemel. Om alle monden speelde eenzelfde engelachtige glimlach en zelfs de lossers, sterke nuchtere mannen die geen kat in de zak kochten, onderbraken hun werk om dieren en mensen met een gelijke blik te omvatten. Toch was er droefheid bij deze ontscheping. Ver scheidene poezen waren tijdens de lange reis ge storven en hadden een eerlijk zeemansgraf ge vonden, dat zij bij hun leven waarschijnlijk zo weinig hadden begeerd. Zelfs de overlevenden wa ren katterig en niet alle sprot werd opgegeten, constateerde de oude dame met 'n voortvarende ver drietigheid die nog met vreugde en goedmoedig heid was gemengd. Maar hoe zouden zelfs de poezen kunnen leven zon der de graven van soort genoten achter zich te laten? Ook hen wachtte de dood, in een kleine kamer met kinderen als te grote schaduwen spelend bij het raam, of in een donkere schuur op een oude aardappelzak, waar mensen moeten bukken om poczenleed te zien. Hier, tegenover het grote schip dat nog dampte van de reis, op deze zonnige zomermorgen die zich uit de rij had losgemaakt, paste een volks lied, een hymne waarbij de hoofden worden ont bloot en de handen niet weten wat zij moeten doen. Maar de poezen zouden het met hebben begrepen en hun schelle wereldtaal geen ogen blik hebben gedempt. Nog diezelfde dag likten zij de eerste vader landse melk van witte en gebloemde schoteltjes, terwijl ouders en kinderen toekeken naar deze plechtige handeling waarmee een hoekje van de keuken wordt ingewijd. Langzaam, aandachtig, en overal snuffelend begaf de poes zich naar de huis kamer, gevolgd door het hele gezin dat zijn be wegingen aan de fantasie van het dier moest aan passen. Misschien verwonderde het zich over de gelijkvormigheid van dat deel van dc wereld, (Van een onzer redacteuren) T OVERT de tovenaar van Apel- -1- doorn nog steeds? Of plakt hij weer fietsbanden9 Hij is een van dc figuren die in 1950 plotseling in het nieuws kwam en er min of meer geruisloos weer uit verdween. Maar op Oudejaarsavond want aan dat terugblikken schijnt toch niemand te kunnen ontkomen wil men wel eens weten, hoe het nu verder is gegaan met al deze mensen, wier ervaringen ons weer treffen bij het doorbladeren van de krantenlegger 'van het afgelopen jaar. Wel, om meteen over die tovenaar door te gaan: de heer A. D. J. R. Sinnighc Damsté uit Apeldoorn ma noeuvreert nog steeds met geheim zinnige kastjes en zwaaiende tover stokjes en hij giet zijn experimen ten tegenwoordig in een aantrekke lijke vorm door ze in een eenacter- tje te verwerken. Deze zomer trok hij met een kermiswagen door de Achterhoek, maar sinds begin Octo ber is hij op tournée met dc N.C. R.V., in welker Stcravonden hij op treedt met de Veluwse zanger en conferencier Jan van Riemsdijk. NU we toch in Apel doorn zijn wat is er geworden van huzaar Mei- ne Huizinga? Hij stond 16 Augus tus in de krant omdat hij de honderdduizend ste demobilise rende militair uit Indonesië was. Hij is nu in dienst bij een bouwonderneming in zijn woon plaats en koestert trouwplannen. Zijn meisje heeft hij leren kennen per brief: zij was een correspon dentvriendinnetje van hem en pas toen nij voet aan wal zette in Nederland zag hij haar voor het eerst. Zodra de uitzet bij elkaar is, zal de ex-huzaar Huizinga zich weer inschepen. In het huwelijks bootje, wel te verstaan. EN hoe is het met de uitvinding van de Friese boer Anne Ba- jema? Hij verscheen in Januari in de krant met zijn melkmachine, die 30 pet. arbeidsbesparing zou geven op de gebruikelijke machines en een 20 pet. hogere melkproductie van de koeien zou opleveren. Wel de machine is nu in de handel en is al geëxporteerd naar Australië en Nieuw Zeeland. Maar de Centrale Melkmachinecommissie heeft in de landbouwbladen nog onlangs een zeer gereserveerde mededeling laten publiceren, nadat verscheidene van haar leden zich op Bajema s bedrijf de melkmachine hadden laten de monstreren. Een gefundeerd oordeel, zo zegt de commissie,'is pas te ge ven als de machine vrij lang op verschillende bedrijven is gebruikt of door een daartoe bevoegd on- derzoekiivgsinstituut is gecontro leerd. Dat laatste zal in Januari op het Rijkslandbouwproefstation te Hoorn gebeuren. ER wordt dus nog aan gewerkt net als aan het plan om de goudschat van 75 millioen gulden te «bergen, die daar bij Texel nog maar steeds in de grond zit. De technische voorbereidingen voor het bergen van het wrak van de Duitse „.Renate Leonhard" zijn in ontwerp vrijwel gereed. Organisatorisch is er echter nog het een en ander te ver richten, onder andere het bijeen brengen van het nodige kapitaal, om terug te krijgen wat de zee geno men heeft. E zee neemt met altijd, zij geeft ook wel eens. Vraag maar aan n'importe welke Vlissinger of hij zich de Snoetjes nog herinnert. Het waren die twee zeehonden die in Juli werden aangetroffen op het Vlissingse strand. Mevrouw Sissingh verzorgde de beide dieren. Maar het is met de zeehonden niet goed afgelopen. Snoetje I heeft nog een tijdje geleefd in diergaarde Blijdorp te Rotterdam hij was daar heen gebracht omdat hij het flesjc-melk- stadium was ontgroeid en het ron de-visje-stadium had bereikt. Maar na enkele weken kwam een onver wacht einde aan zijn zeehonden leventje. En Snoetje II stierf nog als flessekindje. Hij is begraven in de tuin van mevrouw Sissingh. Maar aan belangstelling heeft het de Snoetjes niet ontbroken: zelfs DEMOBILISANT Mcinc Huizinga. Nu bij een bouwonderneming en bijna getrouwd met het meisje, dat hij per brief leerde kennen. Engelse journalisten zijn naar hen komen kijken. I WIE het aan journalistieke be langstelling ook niet heeft ont broken Mej. Jopie Tijsterman uit Amstelveen. Als wij Amerikanen waren hadden wij geschreven mej. Jopie („speld-in-long") Tijsterman. „Ja hoor, ik maak het nu goed, prima zelfs" zegt ze, als wij komen kijken hoe het met haar is. Ze helpt moeder thuis, maar wil graag naaiwerk hebben, eventueel ook thuis. (Spelden in haar mond ste ken zal ze nooit meer doen) of een betrekking als schoonmaakster op een kantoor. Uit Amerika komen nog steeds brieven, ook van Hollanders, die zelfs foto's sturen. „Terug naar Amerika? Nee. liever niet, tenminste niet alleen." Wel, als dat mogelijk was, met haar verloofde Cor Muileman, die schilder is bij de KLM. Th EN trip heen en weer naar -L-/ Amerika maakte ook dat gezin Lamers uit Gemert, dat in 1943 met zijn dertienen naar Canada emi greerde maar in Januari 1950 (met zijn veertienen) terugkeerde, omdat moeder Lamers heimwee had naar Brabant. Het hele hebben en hou den hier was bij het vertrek ver kocht en ineens stonden ze weer hier. Hoe hebben ze dat gered? Wel, vader Lamers had tijdens zijn afwezigheid contact gehouden met kennissen te Gemert en gaf een van die contactmensen opdracht tot aan koop van een graan- tn kunstmest handel, eenzelfde bedrijf als hij in Mill had verkocht bij zijn vertrek. Ja, jammer vond ik het wel, dat we terug moesten. Ik heb van 1923 tot 1927 ook al in Amerika ge werkt (hij spreekt vloeiend Engels, deze Lamers) en drie broers en een zuster van me wonen er ook Maar moeder de vrouw kon maar niet wennen. Min of meer trots vertelt vader Lamers. dat hij in anderhalf jaar 16.000 gulden verreisd heeft, waar van de 8000 voor de terugreis ech ter kon worden betaald met geld dat al was overgelegd. Want de Virginia-tabak in Tillsonburg- (On tario) bracht goed op. |h R is nog een Nederlander die een retourreis naar een ander werelddeel achter de rug heeft. Dat is Onno Hoornweg van Rij, uit Rot terdam. Hij kwam in Januari uit Zuid-Afrlka terug, waar hij in de goudmijnen zou gaan werken, doch werd afgekeurd omdat door veel sportbeoefening zijn long iets te groot was geworden. Maar Onno wilde terug naar Zuid-Afrika om geologie te gaan studeren in Johan nesburg, stond toen in de krant. Hy is niet gegaan. Wel kreeg hij nog 'n aanbieding van 'n bevriende relatie te Johannesburg, om daar spraakleraar te worden, maar Onno was bang dat hier geen toekomst in zat en bleef hier. Hij kon terugko men in zijn oude vak: waterklerk by de firma Antony Veder en hij studeert nu M.O. Frans. Bepaalde plannen? Nee. ik kan alle kanten nog uit. Maar voorlopig zie ik wel in dat het hier in Nederland nog niet zo gek is als wel eens wordt be weerd, zei hij. /\L die verhalen over mensen die x x grote reizen maakten hebben waarschijnlijk de jonge Utrechter B. F. G. de Ridder geïnspireerd tot het bouwen van een vaartuig in Maart uit enige amphibietanks. Met dat vaartuig wilde hij naar Australië. Maar er is nooit iets van JOPIE TIJSTERMAN. „Wel naai werk, maar nooit meer zal ik spelden in mijn mond steken." SNOETJE. I EN SNOETJE II. Mevrouw Sissingh en diergaarde Blijdorp hebben ze alle zorg ge geven, maar het heeft niet mogen baten. Beide diertjes hebben dc strijd om het bestaan moeten op geven. gekomen. De eerste tanks die De Ridder kocht, liggen nog net zo in de Utrechtse Kruisvaart. NOOIT zijn ook de verdere avon turen aan het licht gekomen van de vier Utrechtse gezinnen die indertijd eind Augustus bivak keerden in een kelder aan de Oude Gracht. Maar gelooft u vooral niet, dat ze er op het ogenblik nog zo aan toe zijn. Enkele hebben korte tijd later een woning toegewezen gekregen. Een ander is gehuisvest in speciale barakken die de gem. Utrecht sindsdien heeft ingericht als nachtverblijf voor dakloze geziftnen. 7 OEKEN naar een huiswie doet het niet tegenwoordig? Maar de heer J. W. van der Klein uit Rotterdam (tenminste tot 1 Mrt. in de Maasstad woonachtig) deed het op een originele manier. Hij wilde in Amsterdam gaan wonen en gaf daarvan den volke kennis door met een groot bord te gaan parade ren bij het Centraal Station te Am sterdam. „Wie ruilt mijn woning Rotterdam voor Amsterdam, bel op 81045". Op 21 Januari stond hij daarmee in de krant afgebeeld Het kwam, via iemand die van Amster dam naar IJmuiden en 'n IJmuide- naar die naar Rotterdam wilde, tot een driehoeksruil en de heer Van der Klein woont nu allang op de Amsterdamse Eendrachtstraat. (Er was nog een complicatie aan dit ge val verbonden: het telefoonnummer stond verkeerd op het bord: het moest 80145 zijn want 81045 was van een meneer Van Elderen. Theodora Jacobalaan 42 te Overschie, die alle maal telefoontjes kreeg. De heer Van der Klein heeft hem voor de aangedane last een kistje sigaren beloofd. Hopelijk is het niet bij een belofte gebleven). Q TRAKS slaat de klok twaalf, dan moeten we allemaal weer verder: de tovenaar en boer Bajema, meneer Van der Klein en ex-huzaar Huizinga, gij die dit leest en hij die dit schreef. Dat het voor allen een recht gelukkig 1951 mag worden.... waartegenover het altijd weer wordt geplaatst Het nam de eerste geuren in zich op. de reuk van een besloten levensrijk. Er werd weer gespind in de huiskamer, een geluid dat praten, lachen en, zingen tegelijk is. Poezen lagen op dierbare plaat sen. inecngekruld als een hoorn, ruisend van slaap. Zodra de vreemde poezen ingeburgerd waren, gingen zij op speurtocht in de buurt. Toen zij nog opgesloten zaten had nachtelijk gemiauw van na burige daken hen reeds gewaarschuwd dat de wereld voor hen geen grenzen bezat. Op een goe de dag kwamen zij buiten en stapten rillerig over vochtige straatstenen. Er was altijd wel een soort genoot die op dit ogenblik had gewacht en zijn pupillen wijd opensperde, versteend in afwach ting die wij voor vijandschap aanzien. Niet belem merd door taalverschillen, fatsoensoverwegingen of al te mensélijke schroom herkenden zij elkaar, zoals straatjongens elkaar herkennen, maar met het geduld dat in hun aard ligt en zomermidda gen eindeloos maakt. De gevolgen werden spoedig zichtbaar. Nog voor de zomer teneinde was werden de jongen ge boren, het nieuwe geslacht dat de oprlog of het verre land van herkomst niet had gekend en dat de wereld als zijn onvervreemdbaar eigendom in bezit nam. Want om de ouderen hing. als een schaduw, dc waardigheid van echte of vermeende ontbering.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1950 | | pagina 11