GERBRANDY verdient lof
(inzake de oorlogvoering)
voor zijn onverzettelijkheid
„Te zwakke houding van regering
tegenover het M.G.
Churchilliaanse allures
oorzaak van spanningen
in de regering
Ontslagen
Wél een beschrijving, doch
géén oordeel
Koningin Wilhelinina 's
onschatbare verdiensten
Ongewenste gast
PARLEMENTAIRE ENQUêTE COMMISSIE OORDEELT:
Ontslag van de generaal Kruis
had moeten worden overwogen
Nobody's darling"
KABINETSFORMATIE VAN 1945
4
Zaterdag 26 Mei 1951
Bombcrazy?
Drie maanden later dienden de
katholieke ministers Stcenberghe en
Weiter tenminste hun ontslag in.
omdat de minister-president, zonder
overleg, een radio-rede had laten
uitspreken, naar aanleiding van een
bombardement op Rotterdam (3 en
4 Oct.) waarin de bevolking werd
aangeraden de omgeving der havens
zoveel mogelijk te ontruimen. Zij
zagen hierin weer een uiting van
het streven van hun voorzitter naar
een meer zelfstandige positie en
achtten het radio-advies tevens in
strijd met de regeringspolitiek. wel
ke er op gericht was bij de Engel
sen te bepleiten, dat er niet gebom
bardeerd zou worden op doeleinden,
welke in dichtbevolkte streken wa
ren gelegen. De heer Weiter achtte
Prof. rar. P. S. Gerbrandy
juiste man op kritiek moment
„Door zijri onverzettelijkheid ten aanzien van de doelstelling
van de oorlog is prof. mr P. S. Gerbrandy gebleken de juiste
man te zjjn om op dat kritieke moment in ons volksbestaan de
leidende plaats in te nemen." Met deze eensgezinde hulde
leidt de Parlementaire Enquête-commissie een aantal critische
hoofdstukken jegens de voorzitter van de Londensc kabinetten
in, welke van die aard zjjn, dat zij met nadruk meent te moeten
waarschuwen voor de indruk, dat er alleen maar tot critiek
aanleiding gevend beleid en moeilijkheden zyn geweest. De
parlementaire controle richt zich nu eenmaal sterker op dat
gene wat van de normale gang afwijkt dan wat goed verloopt.
Deze waarschuwing is niet overbodig. Want er blijken bij de
Londense ministers-crises wonderlijke dingen te zyn gebeurd.
Herhaaldelijk constateert de commissie „incorapatibilité d'hu-
meur" hetgeen in gewoon Nederlands beduidt, dat niet
alle ministers persoonlijk goed met prof. Gerbrandy konden
opschieten en omgekeerd. Onverbloemd blijkt dit ten aan
zien van de ministers Steenberghe, Kerstens, Burger en Weiter.
Al dadelijk geeft de commissie te
kennen, dat het ontslag van de mi
nister van Defensie, Dfjxhoorn, in
Juni '41, zeer wel had kunnen wor
den voorkomen, ook door een
krachtiger houding van deze be
windsman zelf. Doch prof. Gerbran
dy krijgt de voornaamste schuld.
Deze wordt verantwoordelijk ge
steld voor inbreuken op de be
voegdheden van minister Dijxhoorn.
Eén van diens ondergeschikten
kreeg bijv. acht geheime opdrach
ten, waarvan hij niets weten mocht;
van hem werd geëist dat hij be
paalde medewerkers zou ontslaan
onder wie de latere generaal
Kruis en hij werd gehouden bui
ten de oprichting van 't Prins Bern-
hardfonds, dat gelden voor de weer
macht verzamelde. De minister
mocht alleen de chèques aftekenen.
Prof. Gerbrandy blijkt niet altijd
oog te hebben gehad voor de eigen
verantwoordelijkheid van zijn col
lega's en voor de noodzaak om on
der de oorlogsomstandigheden tot
het uiterste solidariteit na te stre
ven. Zijnerzijds heeft de ex-premier
verklaard, dat als hij alles zeggen
kon. dit ontslag zo klaar zou zijn
als een klontje. Schuilt de verkla
ring wellicht in zijn opmerking, dat
hij de heer Dijxhoorn een aller-
charmantste man vond doch dat
deze in verschillende aangelegen
heden flinker had moeten zijn?
De andere ministers de heer
Steenberghe voorop hebben dit
ontslag betreurd. Volgens de com
missie hadden zij meer solidariteit
moeten tonen. Dit ontslag was im
mers het eerste van een reeks, die
het kabinet in bezet gebied en
daarbuiten geen goed hebben
gedaan. Intussen is bij de kabinets
reconstructie. die daarop volgde,
wel de afspraak gemaakt, dat
elk ontslag voortaan eerst in
de ministerraad zou worden bespro
ken hetgeen met de kwestic-Dijx-
hoorn niet het geval was geweest.
Tevens werd toen de splitsing van
het departement van Defensie in
Oorlog en Marine waartegen de
afgetreden bewindsman zich had
verzet, doorgevoerd. Voor Marine
kwam de opperbevelhebber der
zeestrijdkrachten Furstner in het
ministerie; een combinatie van
functies, welke de commissie af
keurt. Voorts poogde prof. Gerbran
dy tevens zijn positie als minister
president naar Engelse trant als
Churchill te versterken. Dit stuit
te af op staatsrechtelijke bezwaren
van zijn collega's, die meenden dat
een dergelijke wijziging, welke de
positie van de andere ministers zou
verzwakken, ongeoorloofd was in
een tijd, waarin het parlement niet
werkte. Doch ook op de mening
van de heren Weiter en Steen
berghe, dat de heer Gerbrandy
daarvoor niet de capaciteiten had.
Dat er dus niets van gekomen is,
acht de commissie een gelukkig
verloop van zaken; idem oordeelt
zij ten aanzien van zijn niet verwe
zenlijkte plan om binnen dc minis
terraad een kleiner „war-cabinet"
(oorlogskabinet) te vormen, op de
zelfde grond nl. dat er voldoen
de mogelijkheden waren voor breed
overleg binnen het ganse ministerie.
Intussen heeft zij niet de indruk,
dat de heer Gerbrandy zich altijd
heeft gehouden aan de beslissing
over het premierschap.
de Engelsen n.l. min of meer
„bombcrazy"! (bom-gek).
De andere ministers hadden over
deze kwestie echter een afwijkend
oordeel en dit had, volgens de com
missie, de beide bewindslieden moe
ten doen besluiten, de zaak opnieuw
in overweging te nemen. Dat dit
niet is geschied, valt blijkbaar toe
te schrijven aan niet nader aan
geduide beledigingen, welke prof.
Gerbrandy toen de heren zou heb
ben toegevoegd. De commissie be
treurt deze crisis ten zeerste, voor
al omdat het uittreden der katholie
ke ministers de constitutionele basis
van het kabinet verzwakte.
Na verloop van tijd werden de
vacatures vervuld door de heren
Kerstens (Handel en Nijverheid) en
Van Mook (Koloniën), welke laat
ste het ministerschap combineerde
met het ambt van Luitenant-Gou
verneur-Generaal. Volgens de com
missie had de minister-president
meer oog moeten hebben voor de
bezwaren van deze combinatie. In
beginsel acht zij het ook juist, dat
de gezant te Londen, Michiels van
Verduynen, tevens als minister zon
der portefeuille, tot bijstand van
de vaak afwezige minister Van
Kleffens (Buitenlandse Zaken) in
het ministerie werd opgenomen.
Doch door de grote verdiensten van
de betrokkene kwamen de nadelen
daarvan weinig naar voren. Een
pluimpje krijgt de heer Gerbrandy
voor de benoeming van de uit Java
overgekomen heer Soejono ge
matigd nationalist tot minister
zonder portefeuille. Betreurd wordt,
dat door diens spoedig overlijden,
de resultaten hiervan niet belang
rijker zijn geweest.
Lqken boven aarde
Tot 1944 ging het verder zonder
crisis. Toen stonden er. zoals minis
ter Kerstens het uitdrukte, drie
lijken boven aarde. E: rezen nl.
kwesties met de heren Van Boeyen
(Binnenlandse Zaken). Van Ange-
ren (Justitie) en hemzelf, met als
gevolg, dat voor de tweede maal
katholieke bewindslieden Van
Angeren en Kerstens aftraden.
De heer Van Boeyen voelde zich
gegriefd doordat de minister-presi
dent hem. met 't oog op zijn gezond
heidstoestand, niet als kwartier
maker naar het bevrijde Zuiden
wilde laten gaan temeer waar hij
vroeger nogal in de gunst had ge
staan. Het geschil werd opgelost in
die zin. dat hij zyn portefeuille
overdroeg aan de heer Burger
die dus naar Zuid-Nederland zou
vertrekken en zelf de portefeuil
le van Algemene Zaken op zich
nam.
Minister Van Angeren voelde zich
gewantrouwd doordat he'. konink
lijk fiat op zijn Buitengewoon Poli
tie besluit, dat hem verstrekkende
bevoegdheden zou geven, maar niet
afkwam. De commissie zoekt de
oorzaak van de vertraging echter
niet in wantrouwen doch bij een af
wijkend oordeel, dat de Buitenge
wone Raad van Advies de Lon
dense Raad van State op dit
punt aan de Kroon had verstrekt.
Wonderlijk acht zij het, dat het
In het verslag komt een regeringsbeleid aan de orde. dat de
resultante is van talloze beslissingen, waarin ook de Koningin
haar aandeel heeft gehad. Alleen blijkt niet wat dit aandeel is
geweest: de ministers zün verantwoordelijk. Eerst later zullen
historici dit aandeel kunnen vaststellen. Maar op één aspect van
het optreden van Koningin Wilhclmina in de oorlogsjaren wil de
commissie toch wijzen. Het is haar gebleken hoe de Koningin in
die jaren in den vreemde de personificatie is geweest van het
geknechte cn strijdende Nederland, hoe de eerbied voor haar
persoonlijkheid, die zü wist op te wekken, ons land ten goede is
gekomen en hoe zij door onversaagdheid en onverzettelijkheid de
krachtsinspanning van de landgenoten in en bulten bezet gebied
telkenmale heeft weten op te voeren tot het peil, dat nodig was
om de overwinning te behalen. Zij heeft daarmede het Neder
landse volk onschatbare diensten bewezen.
Bij de indienststelling van Hs
Ms Heemskerckdoor de Ko
ningin werd de minister van
Defensie meegedeeld, dat hij
daarbij niet werd verwacht,
omdat prof. Gerbrandy daarbij
tegenwoordig zou zijn. Toen
alles was geregeld heeft admi
raal Furstner zijn minister be
leefdheidshalve nog wel gezegd,
dat het hem zeer speet, dat de
ze bij de plechtigheid niet aan
wezig kon zijn omdat er dan
„in de longroom bij het gebruik
van verversingen een plaats te
weinig was
Volgens profGerbrandy had
minister Dijxhoorn dit niet „op
zijn fatsoen" behoeven te trek
ken. Niet dat de ministers van
Oorlog en Marine bij dergelijke
plechtigheden niet tegenwoor
dig plegen te zijn, zo zei hij,
maar er wordt altijd gevraagd
op de aanwezigheid van welke
ministers de Koningin zou prijs
stellen!
ontsla gverzoek van mr Van Ange
ren bij K.B. niet werd ingewilligd
zodat deze tegen zijn zin moest
aanblijven tot mr Van Heuven
Goedhart hem kwam aflossen. Al9
er dan niet direct een opvolger be
schikbaar was, zo meent de com
missie. had men de ontslagaanvrage
voorlopig beter onafgedaan kunnen
laten.
Deurwaardersexploit
Deze kwestie stond overigens ook
in verband met de crisis-Kerstens.
Mr Van Angeren kon zich nl. niet
verenigen met de wijze, waarop
deze collega tot ontslag was ge
drongen. Betrekkelijk kort tevoren
had prof. Gerbrandy de heer Ker
stens nog in vleiende bewoordingen
verzocht aan te blijven, toen deze
zich gegriefd voelde doordat hij bij
het staatshoofd niet was ontvangen
om verslag uit te brengen over een
belangrijke Amerikaanse reis na
vorstengunst te hebben genoten,
nog zo weinig in tel was en déar
verscheen eensklaps een brief,
waarin de premier hem in gebreke
stelde.
Dit „deurwaardersexploit" vloeide
volgens prof. Gerbrandy. voort uit
bezwaren, welke drie ministers had
den tegen de heer Kerstens. spe
ciaal tegen diens scheepvaartbeleid
en zijn optimisme over de financiële
en voedselpositie van Nederland na
de bevrijding. En de premier vond,
dat hij beter één dan drie ministers,
waaronder die van Financiën, v. d.
Broek, kon missen. Het is voor de
commissie de vraag of hij dit dilem
ma juist heeft gesteld en opgelost.
Allereerst acht zij de heer Kerstens
geen slecht minister, maar daar
naast hadden weer andere ministers
bezwaren tegen diens aftreden. Aan
vankelijk heeft prof. Gerbrandy
trouwens voorgesteld om de heer
Kerstens de zorg over de scheep
vaart te ontnemen en deze aan de
heer De Booy toe te vertrouwen.
Hiertegen rees bij de bewindsman
echter bezwaar omdat de heer De
Booy bij het redersconflict juist als
zijn tegenstander was opgetreden.
Hoewel de heer Gerbrandy dit ont
kent. blijkt hij de heer De Booy
reeds gepolst te hebben voor hij de
heer Kerstens in gebreke stelde. Al
bij al acht de commissie haar on
derzoek naar deze kwestie niet erg
bevredigend.
Perzische staatszeden
Op 14 Januari sprak mr Burger
die toen als enige minister in
het bevrijde Zuiden vertoefde in
verband met ziekte van zijn moe
der een radio-rede uit, om de
door het Duitse Ardennen-offen
sief verontruste bevolking te kal
meren. Daarin zei hij o.a. dat de
zuivering zich moest concentreren
niet op degenen, die fouten had
den gemaakt doch op degenen, die
fout waren geweest. In strijd
met zijn bedoeling werd deze rede
o.a. door prof. Gerbrandy opgevat
als een verzwakking van het uit
gestippelde zuiveringsbeleid. Zon
der dat minister Burger gelegen
heid kreeg tot een nadere uiteen
zetting. werd hij tot ontslag ge
drongen. Tot grote verontwaardi
ging van minister Albarda, die dit
vergeleek met Perzische staats
zeden en derhalve, met zijn socia
listische collega v. d. Tempel, ont
slag verzocht.
Dat minister Burger op dat mo
ment een radio-rede uitsprak kan
de commissie met één uitzonde
ring die meent, dat de premier
hem duidelijk genoeg had ver
zocht dit na te laten aanvaar
den. Aangezien het Westen op dat
ogenblik echter nog niet was be
vrijd, acht zij zijn opmerkingen
over de zuivering niet opportuun.
De wijze, waarop prof. Gerbrandy
hem ontslag liet nemen, wordt
echter ook afgekeurd. Mr Burger
had gelegenheid moeten hebben
tot een nadere verklaring: zijn
collega's hadden meer solidariteit
moeten tonen. Hij kreeg immers
een blaam op zich, welke onver
diend was.
De crisis-Burger vond plaats ter
wijl het gehele kabinet op andere
gronden reeds demissionnair was.
Er waren geschillen over het Mi
litair Gezag en over de positie
van de Staten-Generaal en er wa
ren ook zieken en vacatures in de
ministerraad. De commissie ver
klaart het ontslagverzoek voorna
melijk uit de wens. de samenstel
ling van het kabinet meer te doen
beantwoorden aan het feit, dat het
overwegend katholieke gedeelte
des lands bevrijd was terwijl er in
het ministerie op dat moment geen
katholieken meer zitting hadden.
Het kabinet bedoelde een recon
structie tot stand te brengen doch
de aandrang van het Zuiden
waar de heren Beel en de Quay
grote invloed hadden ging uit
naar een nieuw kabinet, waarin
voor vertegenwoordigers van poli
tieke partijen als zodanig geen
plaats was doch wel voor perso
nen. die als dragers van de
..vernieuwingsgedachte" beschouwd
konden worden. Dit is dan ook de
oorzaak geweest, dat geen socialis
ten, hoewel ze wel uitgenodigd
Het eerste ministerie-Gerbrandy, dat functionneerde van 3 September
1940 tot 23 Februari 1945. Het werd herhaalde malen gereconstrueerd.
In deze samenstelling werkte het medio 1944: Bovenste rij v.l.n.r. jhr
ir O. C. A. van Lidth de Jeude (Oorlog), mr E. N. van Kleffens Bui
tenlandse Zaken), mr G. J. van Heuven Goedhart (Justitie); onderste
terstaat), J. Th. Furstner (Marine) en H. van Boeyen (algemene zaken)
rij v.l.n.r.: dr J. v. d. Tempel (Sociale Zaken), J. M. de Booy (Scheep
vaart en Visserij), ir J. v. d. Broek (Financiën)mr J. A. W. Burger
(Binnenlandse Zaken), prof. mr P. S. Gerbrandy (min.-pres. en alg.
oorlogvoering)G. Bolkestein (O. K. en W.), jhr mr E. F. M. J. Mi
chiels van Verduynen (zonder portefeuille), ir J. W. Albarda (Wa-
ALS een hoogst ernstige gezagscrisis, betitelt dc Parlementaire Enquête
Commissie de moeilijkheden, welke zicb tussen het kabinet Gerbrandy
en de chef van het Militair-Gezag hebben voorgedaan, vooral in de eerste
tjjd na de bevrijding van het Zuiden. Naar haar mening treft hierin gene
raal Kruis grote schuld. Uit zijn houding sprak een mentaliteit, welke zü
ten sterkste afkeurt. Doch de regering treft nog groter schuld. Het was
haar taak geweest terstond kenbaar te maken hoe de verhouding behoorde
te zün en indien de chef-staf aan deze aanwijzing niet dadelük loyaal ge
volg had gegeven, ontslag te doen volgen. Het verweer van minister-presi
dent Gerbrandy cn de minister van Oorlog, Lidth de Jeude, dat de heer
Kruis onvervangbaar was en dat hij zo'n grote waardering genoot bij de
geallieerde autoriteiten, kan de commissie niet aanvaarden. De crisis tussen
de hoogste organen van het staatsgezag, tijdens de overgang van bezetting
naar bevrüding, waarbij rekening moest worden gehouden met de moge-
lükheden van revolulionnaire situaties, had de ergste gevolgen kunnen
hebben. Tot haar spijt kan zij ook niet vinden, dat de eerst aangewezen
minister Lidth de Jeude, krachtige pogingen heeft gedaan om de moeilijk
beden te overbruggen.
In strijd met de verwachtingen,
bleek het. door het verloop der
krijgsverrichtingen niet mogelijk,
dat de regering aanstonds naar het
toen bevrijde gedeelte des lands
terugkeerde. Van geallieerde zijde
had men daartegen bezwaar. On
der de ministers, die geleid wer
den door hun gevoel van verant
woordelijkheid voor hetgeen er in
Nederland geschiedde. ontstond
hierover ontstemming, vooral toen
bekend werd. dat de Engelse ko
ning wel een bezoek aan de troe
pen in Zuid-Nederland had ge
bracht. Aangezien generaal Kruis
blijkbaar niet voldoende invloed
bij de geallieerden kon of wilde
uitoefenen, bracht prof. Gerbrandy
zelf een bezoek aan Churchill en
het hoofdkwartier van Eisenhower,
met als resultaat, dat enige minis
ters als „kwartiermakers" naar het
bevrijde gebied zouden mogen
gaan. Dat was echter niet naar de
zin van generaal Kruis. Hij wees
in een brief op het onwenselijke
van zulk een overkomst ontoe
laatbaar noemde hij o.a. de nei
ging van de ministers om bij ge
brek aan departementaal personeel
zich te bedienen van de hulp van
het personeel van het Militair Ge
zag en dat in bewoordingen,
die van een ambtenaar op zulk
een hoge post tegenover de rege
ring allerminst verwacht hadden
kunnen worden.
Generaal Kruis schreef: „Indien
de Ministers onder deze omstan
digheden naar Nederland komen,
dan mag dat slechts zeer tijdelijk
zijn voor het inwinnen van ver
schillende informaties en voor het
verlenen van rechtstreekse steun
aan het Militair Gezag, in de vorm
van raadgevingen en het vaststel
len van de mate, waarin het Mili-
MR KRULS,
...in 1944 onvervangbaar.
waren, toetraden. Zij hadden zich
n.l. reeds enigermate georgani
seerd. En de vertegenwoordigers
van het Zuiden wensten geen re
presentanten meer van politieke
partijen.
Er is een strijd gevoerd tussen
de reconstructie- en de vernieu
wingsgedachte, die door het kabi
net is verloren. De formatie is ten
slotte uitgelopen op een compro
mis, waarbij de functionarissen,
die het contact met de geallieer
den onderhielden, gehandhaafd
bleven. De formatie is voor de
heer Gerbrandy stellig hoogst on
aangenaam geweest en werd
hem door verschillende oud-colle
ga's ook wel kwalijk genomen
omdat hij zich met de reconstruc
tie-gedachte solidair had verklaar J.
Toch kan de commissie begrijpen,
dat hij de opdracht heeft uitge
voerd. gezien de uitermate moei
lijke omstandigheden, waarin Ne
derland zich bevond. Er was ten
slotte ook haast bij want er waren
belangrijke besprekingen met de
geallieerden op til.
Verwonderlijk acht de commis
sie het echter, dat de heer De
Quay, voormalig lid van het drie
manschap der Nederlandse Unie,
in het kabinet werd opgenomen.
tair Gezag meer vrijheid van han
delen dient te hebben."
Insubordinatie
De commissie begrijpt, dat deze
brief in de ministerraad als „in
subordinatie" inbreuk op ver
plichte gehoorzaamheid Is aan
geduid; zij betreurt, dat de rege
ring hierop niet krachtiger heeft
gereageerd. De heer Gerbrandy
heeft de generaal echter geen ont
slag willen geven. ..Was er een
andere man geweest," zo zei hij,
„dan was de heer Kruis waar
schijnlijk onthoofd. Het incident
eindigde ditmaal met de veront
schuldigingen van de chef-staf.
Vanaf de komst der ministers
kwartiermakers op 25 Nov. '44
naar hotel „Bosch en Ven" te Ois-
terwijk, tot de ontslagname van
het kabinet op 24 Januari '45,
voerden zij een lange en verbitter
de worsteling met generaal Kruis,
waarbij de laatste aan de winnen
de hand is gebleven. De kwartier
makers, ziende hoeveel er te doen
was en verkeerd ging, gevoelden
behoefte om. waar mogelijk, rege
lend en coördinerend op te treden.
Dit werd hun echter èn door de
omstandigheden èn door de ge
ringe medewerking van het M.G.
vrijwel onmogelijk gemaakt. Zij
waren van vrijwel alle ambtelijke
hulp verstoken en beschikten ook
niet over credieten, hetgeen met
het M.G.. dat door militaire toe
lagen alle beschikbare krachten
opzoog, wel het geval was. Een
bezwaar was dan ook, dat de in
dividuele ministers tegenover de
chef-staf niets vermochten, aange
zien was bepaald, dat instructies
hem alleen door de Kroon de
ministerraad als geheel konden
worden verstrekt. Hoogst onwen
selijk noemt de commissie voorts,
dat het centrale apparaat van het
M.G. in Brussel vertoefde; het was
fout, dat dit niet eerder dan April
'45 naar Breda werd overgeplaatst.
Anderzijds hebben de „kwartier
makers" te weinig gedaan om
overleg met Brussel te voeren; in
te sterke mate hebben zij zich in
dit opzicht door gevoelens van
wrevel laten beïnvloeden. Het is
echter de vraag of zij loyale me
dewerking zouden hebben kunnen
verkrijgen. In de toon van zijn
weekrapporten viel geen verande
ring te beluisteren. Zo klaagde
Kruis op 8 Dec. '44 dat in de af
gelopen week de besprekingen
met de aanwezige leden der rege
ring weer een belangrijk deel van
zijn tijd en die zijner officieren in
beslag hadden genomen
Bakzeil
Naar het oordeel der commissie
hadden de in Nederland vertoe
vende ministers, indien zij voor
overleg niet naar Brussel wensten
te gaan, terstond gezamenlijk naar
Londen moeten vertrekken om een
aanwijzing van de regering aan de
chef-staf in de door hen gewenste
richting uit te lokken. Hun colle
ga's in Londen voelden deze pro
blemen n.l. in veel geringere main
aan; de daadkracht van het minis
terie was door interne spanningen
toch al verlamd. Op 17 December
zonden de kwartiermakers Van
Heuven Goedhart. Burger, v. d.
Broek een brief aan prof. Ger
brandy, waarin op het ontslag van
generaal Kruis werd aangedron
gen. De toestand verscherpte zich
nog met als gevolg, dat de minis
terraad een ernstige terechtwijzing
aan generaal Kruis richtte, welke
het gewenste gevolg had. Immers
op 12 Februari 1945 bleek de gene
raal in zijn dreigement om ont
slag te nemen, niet te volharden.
Reeds eerder had hij herhaalde
lijk „met zijn portefeuille geram
meld": de regering was daarvoor
steeds geweken. Dit beschouwt de
commissie als een van do belang
rijkste oorzaken voor de steeds
toenemende moeilijkheden. Immers
de eerste maal dat de regering
krachtig optrad, matigde de heer
Kruis zich. Zijn optreden tegen
over de regering in die maanden
kan de commissie niet anders dan
als ongepast kwalificeren.
Hoe scherp de tegenstelling was,
fs
In een nota van Aug. '44 pro
testeerde de heer Kruis bij de
regering tegen de miskenning
van 't Militair Gezag in de vol
gende bewoordingen. „Het
wordt door vele leden der re
gering gewantrouwd en als hun
natuurlijke vijand gezien, het
wordt in de pers belachelijk ge
maakt. Aan het Nederlandse
volk wordt 't vertoond als een
dier uan kwaadaardige afstam
ming, dat echter door de wijs
heid der regering tot kalmte
is gebracht cn slechts bij uit
zondering uit zijn kooi zal wor
den gelaten. Dit kan aan onze
geallieerde vrienden niet on
bekend blijven. Men kan van
hen niet verwachten, dat zij
aan ..nobody's darling" (nie-
mands lieveling) veel zullen
overlaten".
bieden, waar plotseling het be
schavingspeil tot vrijwel ul is ge
zonken of waar slee. s vreemde
overheersing heil kan brengen.
Wordt deze zaak niet in net reine
gebracht, dan zullen ook de mooi
ste en beste plannen met het oog
op de terugkeer van het wettig
gezag in Nederland illusoir kun
nen blijken."
blijkt ook uit de visie van oud
minister Burger, dat de generaal
de kabinetsreconstructie zou heb
ben aangegrepen om zich van de
hem tegenstrevende „kwartierma
kers" te ontdoen en het nieuwe
kabinet-Gerbrandy te bemannen
met mensen uit het M.G. als de
heer Beel c.s. De commissie aan
vaardt deze opvatting echter niet.
Daarvoor had naar haar gevoel de
generaal toch te weinig invloed.
Onder het nieuwe '.cabinet wa
ren de verhoudingen overigens
veel minder gespannen. De forme
le constructie van het M.G. werd
verbeterd en de generaal was meer
geneigd aanwijzingen van indivi
duele ministers te aanvaarden ter- 1
wijl de bewindslieden meer bereid
waren de secties van het M.G. als
een verlengstuk van hun departe
ment te beschouwen. Bovendien
ging het M.G. naar 't bevrijde ge
bied over en kon de bevrijding
van de rest van Nederland ieder
ogenblik worden verwacht.
Was M.G. nodig?
Niettemin is het voor de
commissie de vraag gelet
op de ervaringen in België en
Noorwegen of een ander stelsel
dan het M.G. niet meer voordelen
en minder nadelen zou hebben op
geleverd. De zeggenschap over dit
instituut door de regering heeft
immers zeer veel te wensen over
gelaten en zijn taak vond een uit
breiding als wel door niemand
had kunnen worden voorzien
al moet toegegeven worden, dat
het verloop der krijgsverrichtin
gen zeer ten ongunste heeft ge
werkt.
De regering heeft weliswaar de
bezwaren, verbonden aan een vol
ledig militair bestuur, niet geheel
uit het oog verloren, blijkens het
voornemen om de minister van
Justitie krachtens het Buitenge
woon Politie-besluit op een be
paald moment de handhaving van
de openbare orde te laten overne
men doch daarvan is in de prac-
tijk niets gekomen.
Bij het tot stand brengen van
het M.G., dat namens haar bij de
bevrijding zou moeten optreden
tot herstel en handhaving van in-
en uitwendige veiligheid, heeft zij
zich sterk laten leiden door de
Oorlogswet van 1899.
Vrees voor geallieerden
Daarnaast is het M.G. mede in
het leven geroepen door de vrees,
dat de geallieerden anders zelf het
civiele bestuur in Nederland zou
den gaan uitoefenen. „Wat toch
moet men denken", zo schreef de
minister van Buitenlandse Zaken dat htf"het zo naar vond, dat hü het
Van Kleffens. op 24 Fcbr. 1943. aan zo druk had gehad en helemaal geen
de ministerraad, „van een verzoek tijd had kunnen vinden om de heer
van zekere kolonel Andrews aan Van Heuven Goedhart te zien. Maar
een lid van de Economische Missie het was waar. De heer Gerbrandy
te Washington, die om opgave ver- gjng nu naar Versailles en had geen
zocht van personen in bezet ge- 1 tfld om de portefeuille over te ne-
bied. die na de bevrijding hoge men. En de twee handtekeningen
bestuursfuncties zouden kunnen onder die twee Koninklijke Beslui-
bekleden? Blijkbaar worden de be- ten? Nu ja, neem een pennemesje
zette landen beschouwd als ge- 1 en radeer ze maar weg.
'T* OEN minister Dyxhoorn op 11
A Juni 1941 zijn ontslagverzoeK
had ingediend en de volgende dag
in de ministerraad kwam om deel
te nemen aan de discussies over
hetgeen verder gedaan moest wor
den, deelde prof. Gerbrandy na de
opening der vergadering mèe: „He
ren, het hoeft niet HM. heeft ge
tekend cn ik heb gecontrasigneerd".
Onbeleefder kon volgens de heer
Dijxhoorn moeilijk. Hierop heeft hij
de-vergadering verlaten. Na zyn be
faamde radio-rede werd minister
Burger bij de minister-president
ontboden. Toen hii binnen kwam,
werd hem eenvoudig aangekondigd:
„Uw ontslag als minister wordt ge
reed gemaakt." De Regeringsvoor
lichtingsdienst had al een perscom
muniqué opgesteld voordat mr. Bur
ger zelf was ingelicht
Om in overtreffende trap te blij
ven: mr. Van Heuven Goedhart was
door de minister-president gepolst
na de kabinetsreconstructie van 45
óf Justitie wat hij had óf
Oorlog op zich te nemen. Op 23 Fe
bruari '45 zat hij enige Koninklijke
Besluiten voor uitgifte te tekenen,
toen de telefoon ging en een jour
nalist hem vroeg naar dc reden
van zjjn aftreden. Aangezien de mi
nister van niets wist, belde hij on
gelovig prof. Gerbrandy op, die zei,
r
De kabinetsformatie 1945, welke
tot het mlnisterie-Schcrmerhorn—
Drees voerde, heeft de Parlementai
re Enquête-commissie door enkele
evenals prof. Lieftinck uit de C.H
groep kwam. hadden gemaakt. De
formateurs konden toen nog niet
weten, dat laatstgenoemde heren
verhoren nader toegelicht. Conciu- later ook tot de P. v. a. A. zouden
sies heeft zij daaraan niet verbon
den, aangezien deze kwestie reeds
in de tijdelijke en voorlopige Sta
ten-Generaal werd besproken. Niet
temin treden uit haar verslag en
kele feiten naar voren, welke niet
van algemene bekendheid zün.
Uitgangspunt der formateurs Is
geweest, dat een beroep zou worden
gedaan op alle bclangryke politieko
stromingen in ons land cn dat an
derzijds ook de verhouding tot de
illegaliteit, bü welke met betrekking
tot haar staatkundige invloed van
Londen uit, grote verwachtingen
waren gewekt, in 't oog zou worden
gehouden.
Begonnen werd met een polsen
van de A.R.-partijleiders Schouten
en De Wilde, die zich echter ver
zetten tegen hun plan met betrek
king tot de Staten-Generaal n.l. om
daarin de vacatures te laten bezet
ten door verzetsmensen. De A.R.-
leiding wilde deze vacatures aan
vullen uit de lijsten van de verkie
zingen uit 1937. Deze onverwachte
teleurstelling heeft de formateurs
niet aangemoedigd om met leiders
van andere, oude politieke partijen
waar de samenhang bovendien
nog veel zwakker was dan bü de
A.R. te spreken. Wel hebben zij
nog de A.R. Bruins Slot. die uit het
verzet kwam en de daar heersende
gedachten deelde, verzocht de por
tefeuille van Binnenlandse Zaken
op zich te nemen. Deze verlangde
echter, dat ook de portefeuille van
Onderwijs in A.R.-handen zou ko
men een eis, die de A.R. bij de
jongste kabinetscrisis hebben her
haald! doch dit stuitte af op een
bindende afspraak, die de forma
teurs met prof. v. d. Leeuw, die
toetreden. In ieder geval hebben zij
getracht de verschillende politie.ee
richtingen in het kabinet vertegen
woordigd te krijgen. Ook de com
munisten. Deze namen echter geen
genoegen met een ministerschap
zonder portefeuille doch verlangden
tevens Landbouw. Visserij en Voed
selvoorziening. Daarop is hun me
dewerking afgesprongen.
Er kwamen drie katholieken in
het kabinet, waarvan de heer Beel
op het allerlaatste moment. Er was
n.l., eerst een ander aangezocht doch
er werd gedreigd met een schan
daal als deze zou worden benoemd.
Voorts drie S.D.A.P.-ers en van de
vrijzinnige richting, doch vooral ook
op grond van hun grote ken
nis de heren Van Kleffens en Rin
gers. Tenslotte ook één A.R., zij het
dan niet officieel n.l. mr. Meynen
voor Oorlog.
Met betrekking tot het tijdstip
der verkiezingen heeft de heer
Schermerhorn voor de Commissie
verklaard, dat dit voor hem een
zuiver technische kwestie was; dr.
Drees verklaarde echter, dat hy hel
wenselijk achtte, dat er bij de ver
warring van die eerste tijd een pe
riode van beraad zou zijn. Maar fcü
voegde er aan toe. dat de verkiezin
gen technisch toch niet veel eerder
dan na een jaar gehouden hadden
kunnen worden. In ieder geval heeft
prof. Schermerhorn ontkend, dat
het er om te doen was de verkie
zingen zo laat mogelijk te houden.
In Juni '45 leefde hij in de gedach
te. dat het kabinet toch niet langer
dan een half jaar zou kunnen wer
ken. Hij heeft toen bijv. gezegd
..Wie in deze put springt, is na een
half jaar een verloren mens!"