i
n
Si
H
Él
Jp
w
E
1H
p
c
i
MOEILIJKHEDEN?
De schuldeloze bloem
f en andere jong
:e klantjes)
"E
Pteranodon was enorme
hagedis met vleugels
ET ONBEWOONDE EILAND
F!
E
ARTHUR
RAMSOME
In 3 maanden
een paleis
Wij storten ons op een
kruiswoord-anagram
1
I
i
i
r
I
Charlotte Armstrong
'5 Zaterdag 8 September 1951
7.
l&VOOR ANTJES E
'N JANTJESjh
If IJKzei het schaap Veronica, nu zijn wij losgeslagen
Warempel, zei de dominee en keek over de rand,
wat moeten we nu verder doen? Ik zal 't aan Boesman vragen
maar waar is meneer Boesman nou? Zit hij niet in de mand?
Nee, zei het schaap Veronica, daar staat hij nog, heneden
o, jammerden de dames Groen, we hebben 't wel gezegd
dat heb je met zo'n luchtballon, je vliegt zó weg, och heden,
we komen achter 't ijzeren gordijn of zo terecht.
OF zei het schaap Veronica en zij begon te stralen
we gaan door de wolken heen tot aan de hemelpoort,
nee dames, sprak de domineeintegendeel, wij dalen
gooit u die zakken zand alvast maar even overboord.
Hè, zeiden toen de dames Groendat goeie zand? wat zonde
niks hoor, we gaan het anders doen. Weggooien gekkepraat
we eten onze broodjes op, dat scheelt beslist wel ponden
toen aten ze de broodjes op, maar zonder resultaat.
J-IOEP, zei ineens de luchtballon en maakte duikelingen
11 ze schrokken zich kapot en deden alles tegelijk...
ze trokken aan de scheurbaan, aan de touwen aan de ringc-
en even later landden zij vlak bij een hoge dijk.
En? fluisterden de dames Groen, zijn wij in Afrika?
Wij zijn in Wemeldinge, zei het schaap Veronica.
ANNIE M. G. SCHMIDT
De vorige keer vertelde ik jullie
een en ander van uitgestorven rep
tielen. Stellig heb je wel eens ge
hoord van monsterachtige dieren,
die vroeger onze aarde hebben be
woond. Wel. dat waren allemaal rep
tielen en geen kleintjes! Daar wa
ren er onder die zes meter hoog
waren en er waren er die dertig
meter lang waren!
Millioenen jaren geleden kwamen
er ook vliegende reptielen, vliegen
de hagedissen op aarde voor. Ze
hadden weliswaar geen vleugels als
vogels, nee. ze vlogen meer op de
manier van de vleermuizen. Hun
huid was héél ruim; de huid zat als
een groot zeil tussen de voorpoten
en het lichaam. De vierde vinger
van hun hand de vijfde ontbrak
was enorm lang en zo kon dat
vliegzeil. die vlieghuid nog weer
veel breder worden. Je had er met
lange en zonder staart. Was er een
staart, dan stuurden ze aaar mee.
Eén soort onder de vliegende ha
gedissan was een heel bijzondere.
We weten heel wat van dat dier uit
de resten, die van verschillende
exemplaren zijn gevonden. Pterano
don werd het met een wetenschap
pelijke naam genoemd. Als vele van
die vliegende hagedissan had ook
dit dier een lange, snavelvormige
bek zonder tanden. Het was een
visvanger. die met de snavel de vis
sen greep en opslokte. Het moet wel
zo iets als een grote keelzak net als
de vogel Pelikaan hebben gehad,
waar de buit zolang in opgeborgen
werd. Visvangers. die vliegende bo
ven het water hun prooi vingen,
waren de meeste van die vliegende
hagedissen.
De vierde vinger van deze Ptera
nodon was enorm lang. Het was dan
ook een heel groot dier met een
enorme vleugelwijdte. Je had vlie
gende hagedissen van een paar deci
meter. zelfs van een paar meter.
Grote hadden een spanwijdte van
acht meter, de Ptenarodon spande
de kroon.
Die mat van vleugeltop tot vleu-
geltop twaalf meter! Het was en is
dan ook nog het grootste vliegend
gedierte, dat ooit op aarde geleefd
heeft. Maak maar eens op straat
twaalf grote stappen, zo breed was
dan Pteranodon!
Onder het vliegen stuurde deze
vliegende hagedis niet met zijn
staart, die had hij nauwelijks. Dat
ging anders. Midden over de kop
liep een kam, net als bij een haan.
Maar die kam was een plat stuk
been. dat heel ver naar achteren
doorliep, en dus ver ook achter de
kop uitstak. Net als het roer van
een vliegmachine. De Pteranodon
draaide dus maar een beetje z'n kop
naar links of naar rechts en hij ver
anderde van koers.
HENK VAN LAAR
II
„Zo stuurman', zei kapitein Jan.
„laten wij nu de omrek eens gaan
verkennen".
„Het eerste wat wij moeten doen",
zei Suze, „is de besta plek te vin
den voor ons kamp".
„Je moet het niet al te gemakke
lijk kunnen zienzei Tittie.
„We moeten een vlak stuk heb
ben met bomen om de tenten aan
te binden", zei Jan.
„En een goed plaatsje voor een
vuur", zei Suze.
„Is het wel veilig om de dingen
hier achter te laten?" zei Tittie.
„Misschien komt er wel een vloed
golf van tien meter hoog die alles
wegspoelt."
„Zo groot niet", zei Jan. „Dan zou
het hele eiland onderlopen."
„Waar is de scheepsjongen?" zei
de stuurman. Rutger was al op on
derzoek uit. Ze hoorden hem juist
roepen van achter een paar bosjes.
„Er heeft hier al iemand een vuur
gestookt."
De anderen renden naar hem toe.
Tussen de landingsplaats en het hoge
gedeelte van het eiland, waar de
grote den stond, was een ronde open
plek waar de grond met mos be
groeid was. Er stonden bomen om
heen en in het midden was een plek
waar de aarde weggekrabd was.
Rutger stond te kijken naar een
keurige kring van stenen, die een
soort oven vormden en waar de as
in lag van een oud vuur. Aan weers
kanten waren twee dikke gevorkte
stokken in de grond gestoken, ver
stevigd met zware stenen cn een
derde lange stok lag over het vuur
heen in de vorken van de twee
staande stokken, zodat je een ketel
boven het vuur kon hangen. Vlak
bij de stenen lag een keurige stapel
droog hout. dat allemaal tot dezelf
de lengte gebroken was. Iemand had
hier een vuur gestookt en hij was
van plan om het meer te doen.
„Inboorlingen", zei Tittie.
„Misschien zijn ze er nog," zei Rut
ger.
„Kom mee", zei kapitein Jan. „We
gaan alles onderzoeken."
Er was niet veel te onderzoeken
op het eiland. Het duurde niet lang
of de bemanning van de Zwaluw
had er zich van overtuigd, dat.
hoewel er iemand op het eiland
was geweest, er vandaag niemand
anders was dan zij zelf. Zij gingen
naar de noordkant van het eiland
en keken vanaf het hoge gedeelte
bij de grote boom uit over het
meer. Toen gingen zij naar de
zuidkant maar die was rotsachtig
en bedekt met heide en lage arme
lijke struiken, die zo dicht opeen
groeiden, dat het niet gemakkelijk
was om je er een weg doorheen te
banen. Er stonden ook bomen,
maar ze waren niet zo groot als
die aan de noordkant. Maar ner
gens was een spoor van mensen en
er was ook geen plek waar ze vei
lig een vuur konden stoken. Ze
kwamen weer op hun punt van
uitgang terug.
„De wilden wisten wel de goede
plek uit te kiezen." zei Suze. „en
het is een mooie haard."
„Er zijn nu geen inboorlingen op
het eiland." zei Rutger.
„Zij zijn misschien doodgemaakt
en opgegeten door andere wilden,"
zei Tittie.
„In ieder geval is dit de beste
plek voor een kamp." zei Jan.
„Laten wij onmiddellijk de ten
ten opzetten."
Zij begonnen met het gereedma
ken van hun kamp. Zij haalden de
opgerolde tenten van de landings
plaats en rolden ze uit. Zij kozen
vier bomen uit in de buurt van de
oven, zo dicht mogelijk bij de grote
den. „Het hoge gedeelte zal ze dan
aan de noordkant beschermen," zei
Jan. Toen klom hij ongeveer twee
meter hoog in een boom en maak
te het ene eind van een van de
touwen van de tent vast. Suze
hield het andere eind vast, totdat
hij in de volgende boom geklom
men was, waar hij het touw op
ongeveer dezelfde hoogte vast
maakte. Natuurlijk zakte het touw
in het midden door, zodat de tent
maar ongeveer anderhalve meter
hoog was. Het touw werd niet te
strak getrokken, omdat het door de
dauw zou krimpen. De tent hing
nu aan weerskanten van het touw
als een laken aan een drooglijn.
Nu moesten zij de zakken met ste
nen vullen. Zodra er een paar ste
nen in de zakken zaten kon je ge
makkelijk de zijkanten uiteen hou
den. Maar om zeker te weten dat
de tent stevig zou staan droegen ze
heel wat stenen aan van het
strand, behalve die, welke zij on
der de bomen opraapten, zodat aan
de zijkanten en aan de achterkant
van de tent een hele rij stenen lag,
die het linnen goed strak trok.
„Het is maar goed dat moeder
dit soort tent heeft gemaakt," zei
Suze. „Het is hier overal rotsgrond
en we zouden er nooit haringen in
hebben kunnen slaan."
Nu moest het grondzeil in de
tent gesleept en uitgespreid wor
den. Zodra dit gedaan was, kropen
ze allemaal naar binnen.
„Het is best," zei Suze. „Je kunt
van binnenuit juist het vuur zien."
De tweede tent werd op dezelfde
manier opgezet en toen werd de
rest van de voorraad van het
strand gehaald. Stuurman Suze be
gon over eten te denken. Matroos
Tittie en de scheepsjongen Rutger
werden er op uitgestuurd om
brandhout te verzamelen. Er lag
een massa droge takken onder de
bomen. Om de een of andere reden
wou niemand het keurige stapeltje
hout gebruiken, dat door de laat
ste, die de vuurhaard gebruikt had,
was achtergelaten. En het was trou
wens ook niet nodig. Kort daarop
brandde er een vuur in de gebla
kerde ring van stenen. Suze ont
dekte een plekje bij de landings
plaats waar je gemakkelijk op twee
rotsblokken kon staan om een
ketel met schoon water te vullen.
Zij kwam terug met de ketel en
hing die aan de dwarsstok boven
het vuur.
„Alles is dik in orde." zei kapl-
t;in Jan, „behalve de landings
plaats. Iedereen kan hem vanaf het
vasteland zien en als er oostenwind
komt is het een heel slechte plaats
voor de Zwaluw. Ik ga een betere
plek zoeken.
Uit het Engels vertaald
door
Jac. v. d. Ster
„Er is er geen." zei Suze. „Wij
zijn toch helemaal rond gevaren."
„Toch ga ik nog eens kijken,"
zei kapitein Jan.
„Maar we zijn net het hele eiland
over geweest." zei Suze.
„We zijn niet helemaal tot het
eind geweest," zei Jan.
„Maar daar zijn allemaal rot
sen." zei Suze.
„Jawel, maar ik ga toch kijken."
zei kapitein Jan. Hij liet de stuur
man en de bemanning aan hun
kokerij over en begaf zich naar het
zuidelijke gedeelte van het eiland.
Hij wist, dat er aan de noordkant
van het eiland of aan de westkant
nergens iets was dat je als haven
kon gebruiken, omdat daar de rots
als een stenen muur in het water
afdaalde. Op de landingsplaats na
was het aan de oostkant vrijwel net
zo. Maar er was een kleine moge
lijkheid. dat hij aan de zuidkant
zou vinden wat hij nodig had. daar
waar het eiland verbrokkeld was
tot kleine eilandjes, kale rotsen, die
uit het water omhoog staken, som
mige zo ver naar buiten, dat het
hem. toen zij om het eiland heen
zeilden in de Zwaluw, niet veilig
had geleken om er dichtbij te
komen.
Hij koos de gemakkelijkste weg
door het struikgewas en de kleine
boompjes. Het leek hem bijna toe,
dat daarvoor hem al iemand door
gegaan was. Hij wandelde regel
recht af op wat hij zocht. Hij was
er maar een paar meter vandaan
geweest toen zij de eerste keer het
eiland hadden onderzocht. Maar dc
plek was zo goed verborgen, dat
hij teruggekeerd was zonder hem
te zien. Ditmaal viel hij er bijna
in. Het was een kleine strook
grond om een kleine inham heen
aan het eind van het eiland. De
kanten waren dicht begroeid met
hazelaars, waardoor de plek ver
borgen was voor iedereen, die zich
niet een weg gebaand had door de
bosjes. De zuidwestelijke hoek van
het eiland stak bijna vijftien meter
in het water uit. een smalle rots'
van zeven of acht voet hoog, die
eerst ofnhoog liep en dan geleide
lijk weer afdaalde. Ook aan de
zuidoostelijke kant was de plek
door rotsen beschut. Er was een
grote rots. die deel uitmaakte van
het eiland en dan een reeks klei
nere. die er los van lagen. Het was
geen wonder, dat zij gedacht had
den dat hier alleen maar rotsen
waren, toen zij er buiten langs ge
varen waren.
„Misschien is het alleen maar
een plas zonder toegangsweg," zei
Jan bij zich zelf.
Hij klom op de top van de grote
rots. Er groeide heide en Jan kroop
er door en keek in de kleine plas
onder hem. Hij kon zien dat er
aan het uiteinde grote stenen on
der water lagen, maar aan deze
kant leek alles veilig. Het water
was zonder een rimpeltje, omdat
het door het eiland zelf beschut
werd tegen de wind, die nog altijd
zachtjes uit het noordwesten kwam.
Het zag er naar uit dat je een boot
naar binnen kon brengen door een
smal kanaal tussen de rotsen, maar
natuurlijk konden er onder water
klippen zijn. die hij niet kon zien.
Hij kroop terug en haastte zich
naar het kamp.
„Ik heb precies gevonden, wat
wij nodig hadden," riep hij.
„Ik geloof ten minste van wel."
In het najaar wordt er te Parijs
een groot internationaal congres ge
houden van de UNO (Organisatie
van Verenigde Staten). Nu, over dat
congres zal ik het heus niet met je
hebben, maar wel over het grote
probleem waar al die honderden
nieuwe kantoren opeens vandaan
moeten komen. Want Par\js heeft
zoals de meeste grote en ook klei
nere steden in Europa, door de oor
log grote woningnood gekregen. Nu,
als je families al niet bergen kunt.
waar is er dan een huis dat al die
afgevaardigden en dat talrijke per
soneel van die afgevaardigden ber
gen kan
Dus zat er niets anders op dan
aan het werk te gaan. In drie maan
den, een huis van zes etages, vier
honderd kamers en gangen van
twee kilometer lengte tesamen te
bouwen vind je dat niet een gewel
dige prestatie?
Dit gebeurt nu op de Palace de
Trocadero en dat plein bevindt zich
vlakbij de Eiffcltoren. De mensen
die boven op die toren klimmen, of
beter liften, kijken dan neer op een
mierennest met nijvere kleine in
secten die bezig zijn stroohalmpjes
te vervoeren. Maar in werkelijkheid
zijn het de stoere Franse arbeiders
die reusachtige stalen balken dragen
om aan dit enorme mierennest een
eerste vorm te geven. Daarna ko
men de electrische kabels, de tele
fooncentrale die even uitgebreid is
als die voor een stad van 100.000
inwoners, de liften, enz. enz.
Toen ik ernaar stond te kijken
hoorde ik een onderwijzer die met
zfjn jongens een wandeling maak
te. zeggen: Zou het nu niet moge
lijk zijn in een paar maanden een
denkbeeldig gebouw (hij zei eigen
lijk: moreel gebouw) op te richten
voor de vrede. Met een beetje goe
de wil, een beetje onderling begrip,
een beetje naastenliefde en een
beetje gezond verstand, zou dat best
gaan. Vooruit, wij zullen hiervan
de eerste steen leggen. De jongens
gaven elkander toen de hand, vorm
den een krin§ en dansten om een
steen die er niet was. Dat is nu on
geveer een maand geleden. Ik ben
werkelijk benieuwd of dit morele
vredesgebouw even vlug is gevor
derd als dat paleis voor dc U.N.O.
JANINE.
Voor de kleintjes
If IJK die Flip eens lopen
Dwars door dc regen plas.
En al die grote natte spatten
Op zijn nieuwe jas.
BECCT
2
3
7
8
9
To
[IT
Ï3
14
15
16
17
18
Ï9
20
21
m
W
23
24
25
26
27
28"
29~
30
3
32
33~
34
35
36
JT~
38
39
40
4T~
A2~
43
44
W
46
47
48
49
50
52
53
54
m
55"
56
m
5?
58
59
60
6Ï
Uit de toverhoed
der schakers
Alleen al omdat zo weinig Neder
landers ln staat zijn grote schaakmees
ters te verslaan is dc partij, hieronder
toegelicht, ruimschoots waard te wor
den gepubliceerd. Bovendien ls het een
partij van opmerkelijke verdiensten,
niet zonder fouten, maar vol veldheers
kunst. tegenwoordigheid van geest en
behendigheid. Zij deed zich enige we
ken geleden voor in Spanje, waar de
heer Orbaan ook een zwaarbevochten
remise boekte tegen de Franse mees
ter Nicolas Rossolimo.
Wit: C. Orbaan. Zwart: H. Pilnik.
Siciliaans.
1. c2el, c7c5, 2. Pblc3, Pb8—cfi.
g2—g3. g7g6. 4. Lfl—g2, Lf8-g7,
d2d3, d7—d6 (dank zij Smyslov
weet men tegenwoordig dat 5 c6. 6
Advertentie (l. M.)
AAM BE IE NI ALF Al
EN ZETPILLEN V|
voortdurend schaak moet hij vervol
gens zijn overwicht aan materiaal prijs
geven. op één pion na. die hem tot
een nieuwe prestatie van voortreffelijk
gehalte inspireert.
39Tg6Xg2t; 40. KglXg2. Dd6—
d2t; 41. Kg2fl. Dd2—f4t; 42. Kfl—
e2, Df4e4t; 43. Ko2—d2. Dc4\'b7, 44.
Dh5xc5t. Kh8-g8- 45. Dc5—e6.. Kg8—
g7; 46. Kd2—c2 (het ls een leerzaam
schema waarop wit zijn overwinning
baseert: dc zwarte koningin, gebonden
aan de bescherming van haar zwakke
pionnen moet lijdelijk toezien hoe haar
mededingster, geholpen door pion h3
een beslissende bedrijvigheid ontplooit).
46Db7—g2t; 47. Kc2—b3. Dg2—b7..
48. Kb3—a3. Db7— c7; 49 b2—b3, Dc7—
a5t: 50. Ka3—b2, Dn5—c7; 51. De6—e2.
Dc7d6; 52 h3—h4. DdG—c7. 53. De2
Lc3. Pd4. 7. Pee 2. Pc2 8. Pc2:, Lb2:. g4t. Kg7—17: 5» Dgl—15t. Kf7—g7; 55
Tbl. Da5t. 10. Ld2. Da2:. 11. Tb2 Df5—g5i. Kg7—17; 56. h4—h5. Dc7—h2r.
Db2 12. Lc3 zwart geen vruchten af
werpt). 6. Lel—c3, Pc6—d4. 7. Ddl—cl
(met het oog op Pce2 moet b2 gedekt
zijn maar bovendien coqucttccrt wit met
Le3h8 in geval van Pg8—16. 7.
Ta8b8. 8 Pc3—c2. Lc8—g4. 9. c2—e3.
Dd8a5. 10. Le3d2. Pd4c6 (zwart
neemt dc terugtocht voor Hef omdat het
nieuwe doelwit d3 hem in de gelegenheid
a
i
1
i
T
k
r~--
k
k
m
zal stellen Del weg te lokken cn daar
mee Le3—h6 uit te schakelen zodat zijn
koningsvleugel ongestoord zal kunnen
worden ontwikkeld Er dreigt Po5), 11
f2—f4. Da5a6. 12. Del—c2. e7—e5
(overmoed rendeert zelden en in dit
geval loont het allerminst een veldslag
uit te lokken voordat de ontwikkeling
ls voltooid. Het beste was misschien 12.
Le2\ 13. Pe2:, c6 gevolgd door Pgc7
etc.). 13 Pgl—13. Pg8el. 14. O—0. 0—0.
15. Ld2e3 (verhindert d6d5. Zwart
had dc consequenties véh zijn driest
heid moeten trekken en zich op 15.
f5 16. fc5:. Pe5\ 17. Pe5\ 18 Pf4 Inla
ten. Ook 15. b5 was doenlijk. Zwarts
volgende zet is oorzaak van vele moei
lijkheden in weerwil van de dreiging
Pc6d4, die niet belangrijk genoeg is
om het ontbreken van defensie rondom
de koning te compenseren), 15. Tf8
c8. 16. Dc2—d2. Da6—a5. 17. h2— h3. Lg4
d7. 18. g3—g4 (daarmede is wits of
fensief geïnstalleerd; het wordt met
meesterhand uitgewerkt, vooral nadat
zwart opnieuw verzuimt, f7—15 er op te
wagen). 18. d6—d5. 19. 14—f5. d5x
e4, 20 d3Xc4. Tc3—d8. 21. Dd2—cl.
17—f6 (treurige bescheidenheid: zwart
is weerloos), 22. Le3—h6. Ld7—c8 (niet
22. g5 wegens Lg7: cn Pg5:). 23.
Lh6xg7. Kg8Xg7, 24 g4—g5. Td8—dC.
25 Pf3h4. Pc7—g8. 26. Pe2—g3. Pc6—
c7, 27. f5xg6. Lc8XC6. 28. g5Xl6t. Td6
Xf6. 29. Del—g5. Tf6xflT. 30. TalXfl.
Da5—c7. 31. Pg3—h5t, Kg7—h8.
32 Tfl—f7 (dreigt Pg6: en Pf6), 32
Dc7—d6. 33. Ph4xg6t. Pe7Xg6. 34.
PhS—g3. Tb8f8 (er dreigde Dh5 en
tegen 34. De6 zou 35. Df5. Df5„ 36.
ef5- afdoende zijn geweest), 35. Tf7Xb7,
Pg8e7. 36. Pg3—15. Pe7xf5. 37. e4X
f5. T18g8. 38. 15xg6. Tg8xg6. 39. Dg5
-h5.
In de grootste tijdnood laat wit de ge
legenheid tot 39. Th7: t. Kh7. 40. Le4 of
39 Kg8. 40. Ld5f voorbijgaan. Om
zich te hoeden tegen remise door
57. Kb2—a3. Dh2—d6. 58. c3—c4. Dd6
b6; 59. h5hG, Kf7—e6; 60. Dg5—g8t.
Kcfi—c5; 61. Dg8—g7t. Ke5—c6: 62. Ka3
b2. Db6d6: 63. Dg7—g8t (Het be
slissende belang van dit tusscnschaak
blijkt zes zetten later. Zwart heeft rede
lijkerwijze maar één wijkplaats). 63
Ke6—f6: 64 Dg8Xh7. DdG—d2165. Dh7
c2. Dd2xh6; 66. Dc2— 12t. K16—g7- 67.
D12XC5. Dh6f6r; 68. Kb2—c2. DfG—gfit;
69 Kc2c3, Dg6aG. 70 a2— a4. Kg7—
17; 71. a4a5. Kf7—g7: 72. b3—b4. Kg7
h0. 73 Kc3b3, Da6-b7 74. Dc5—
e3f. Kh6h5: 75. b4—b5. Db7—d7; 76.
Kb3b4, Dd7—dl; 77. De3—e5t. Kh5—
h4- 78 Kb4—c3. Ddl—b3. 79 De5—d4t.
Kh4h3. 80. Kc5—c6. Db3—f3t: 81 Dd4
d5. Df3—a3: 82 Dd5—d7t. Kh3—h4;
83. Dd7xa7. Dn3—131. 84 Kc6—bG. Df3—
f6t: 85. Kb6b7, Df6—171. 8G. Kb7—a8.
Df7Xc487. Da7—d7. Dc4— g8i; 88. Kn8
a7, Dg8—a2: 89. a5—a6. Da2—a4; 90.
Dd7—c7t. Kh4—h5: 91. b5—b6. Da4—d4;
92 De7c7. Kh5h4; 93. Ka7—a8. Dd4
h8t; 94. Dc7—b8. Dh8—16; 95. Db8—
h2t. Kh4g4; 96. Dh2— git. Kg4— h3: 97.
Ka8a7, Df6—e7t; 98 b6—h7. zwart
geeft het op. LOD. PRINS
Dit keer storten wij ons
op een kruiswoord-ana
gram. Gaat U er maar
eens goed voor zitten,
want zo eenvoudig is het
dit keer niet. De omschrij
ving van dit anagram be
staat namelijk uit twee
delen:
a. het eerste woord, dat
de letters bevat, waaruit
het in te vullen woord ge
zocht moet worden: niet
alle letters behoeven ge
bruikt te worden;
b. dc op de onder a ver
melde volgende woorden,
die in grote lijnen de be
tekenis van het in te vul
len woord geven. Staat cr
bijvoorbeeld. torenhoog
vat dan moet de oplossing
luiden: ton Of: Dirk
wordt gezet; oplossing:
dik. U ziet dus dat er
iets meer gedacht moet
worden, dan bij een ge
woon kruiswoordraadsel.
Enfin, wij geven er weer
een hele week de tijd voor
om do oplossing te vin
den.
Horizontaal: 1.
stuurkabels zijn zeer
nauwgezet 5. rijmloos is
zekere verfrissing 10.
kraaien vormen een woon
schuit 12. malse groente
13. landelijke geestdrift 15.
tante is vochtig 17. ramen
geven een tijding aan 19.
krenten voor de kippen
20. liefelijke bloem 22.
hielen op het dak 23. mak
is een meisje 24. onder
steboven een rond bouw
werk 26. geit wordt voor
de landbouw gebruikt 27.
miraculeuze verbeelding
28, fles bevat een getal 30.
selderie ergens anders 32.
kaartlegsters zijn wederkerig 33.
diender maakt het slot 35. toezicht
is een kwestie van smaak 37. leem
wordt honigdrank 38. medaille tot
poeder 40 stoute Franse munt 42.
nurse verandert in zoogdier 43.
beneden waterpeil 45. gereedschap
verandert in snoepgoed 48. maar
moeder 49. loeren leidt tot opstand
51. krekel werkt op kantoor 52.
Liesjc is een moerasplant 53. kal
veren zijn zeer effen 55. grenzen
worden nauw 56. kasteel kan uw
deel worden 57. sport vormt zeep
water 59. koning op het dak 60. to
renkamertjes van een soort riet 61.
spurtende vlinderlarven.
Verticaal: 1. angstkreten ge-
v.n kracht 2 naakt uitgebraden
stukje vet 3. buren maken een as-
pot 4. kus een klein kindje 6 snood
zoogdier 7. molen wordt een boom
8. lama als voedsel 9. gieters om
op te staan 11 goalpalen zijn een
boordsel 14. alleen een bijbelse
figuur 15. sterren als vistuig 16.
niet metaal 18. keer een hertje 20.
roulerende papegaaiennaam 21. el
lende van hoge komaf 24 Hendrik
is een meisjesnaam 25. kloek wordt
ieder 27. Amsterdam als woon
plaats 29. lafbekken mislukken 31.
smerig hengelsnoer 32. degelijke
plaats op de Veluwe 34. regenman
tels op geen enkele plaats 35. ver
zwagerde landloper 36. dotterbloe
men zijn vodderig 38. sluimerende
vogel 39. salarissen worden bundels
aaneengeregen papieren 41. keurig
eiland 42. sterke elasticiteit 44.
blinkende schel 46. smakelijk En
gels bier 47. regen wordt bedenke
lijk 48. smikkel roggebrood 50.
staal geeft moeite 52. slakken zijn
traag 54. stokoude dompige woning
56. poters bovenaan de berg 58.
knappe vader 59. punt thans.
Oplossing L a d d e r r a a d s e 1:
1. industrie 2. hersenkwab 3. tam
boerijn 4 noodweer 5. eenkennig 6.
sporadisch 7. ebbenhout 8 Ulimanl
9. desperado 10. kattekwaad 11.
neushoorn 12. individu. Het spreek
woord luidt: Wie het onderste uit
de kan wil hebben, krijgt het lid
op de neus.
Li.iJui-imij.iMn wij geven raad
Wanneer men hulp ontvangt van de gemeentelijke Dienst voor Sociale
Zaken en men ontvangt een erfenis, dan Is het niet buitengesloten, dat dc
Dienst verzoekt, zelfs eist, een gedeelte van die erfenis te gebruiken voor
terugbetaling van de ondersteuning welke de gemeente heeft verleend.
Alles hangt echter af, eensdeels van dc grootte van dc erfenis, anderdeels
van dc omstandigheden waarin dc gesteunde cn zijn gezin verkeren. Op
redelijke en ook zeer menselijke medewerking van dc Gemeentelijke Dien
sten zal men zeer zeker mogen rekenen. Dit in antwoord op een vraag
van M. H. v S. Het volgende in antwoord op andere vragen:
W. M. van H. Indien men ouder
dan 35 jaar is en niet in het bezit
is van een rentekaart, kan deze
niet meer worden verstrekt. Er kan
dus bij geval van invaliditeit geen
aanspraak op invaliditeitsrcntc wor
den gemaakt.
C. F. Een gehuwde man heeft in
het onderhavige geval recht op een
uitkering ingevolge de Noodwet
Ouderdomsvoorziening van ten
hoogste f 936 per jaar. Van het be
drag aan onderverhuring mag wor
den afgetrokken, hetgeen oor 't des
betreffende deel der woning aan dc
huiseigenaar als huur moet worden
opgebracht. Is b.v. 1/3 gedeelte der
woning onderverhuurd en bedraagt
de totale huishuur f 30 per maand,
dan komt voor aftrek op de ontvan
gen ondehuur 1/3 van f 30 of f 10
per maand in aanmerking. De in
komensgrens voor het recht op
nooduitkering bedraagt voor een ge
huwde man in een gemeente der lc
klasse f 1470 per jaar. Bij dragen
van kinderen, bedoeld als uitvloei
sel van de onderhoudsplicht, blijven
bij de berekening van het inkomen
buiten beschouwing.
J. F. M. v. A. Een ongehuwde
vrouw, die geen kostwinster is, kan
in de regel geen aanspraak maken
op uitkering ingevolge de ovcr-
bruggingsregeling. Deze bepaling is
getroffen, omdat er voor vrouwen
volop gelegenheid bestaat bij vrou
wenarbeid te worden geplaatst. Een
andere vraag is echter of de werk
gever. waar het hier kantoorarbeid
betreft, geen toestemming nodig
had van het Gewestelijk Arbeids
bureau om tot ontslag over te gaan.
Heeft U echter reeds verklaard, dat
U met de opzegging instemt, dan
kan het Arbeidsbureau hier niets
meer doen.
J. v d. P. Een gehuwd persoon,
die geen hoger inkomen heeft dan
f 272 per kwartaal, kan nog een
zekere aanvulling krijgen ingevolge
de Noodwet Ouderdomsvoorziening.
Is betrokkene echter ongehuwd dan
is dit onmogelijk.
(Wordt vervolgd).
detective-verhaal
door
ïi
„Bijzonder aardig om mij zo te
helpen." zei Duff. „Ik hoop dat ik
op mijn beurt evenveel voor jullie
kan doen."
Pring grinnikte, een beetje moei
zaam alsof hij niet gewend was
veel te lachen. „U en wij samen,"
zei hij, „we zullen het hopen. Die
zaak met die wijnfles! Ik ga nu
naar huis om het op te schrijven
en van alle kanten te bekijken."
Ze namen Duff mee naar boven
naar een kamer aan de achterkant
van het huis, waar Brownie altijd
logeerde. Het was een kaal kamer
tje. dat eruit zag alsof de Molari
ty's hun meubels zelf hard nodig
hadden en er daarom niet veel
meer voor de logeerkamer was
overgebleven. Maar het was toch
een gezellig vriendelijk kamertje.
Brownie's bezittingen lagen uitge
spreid op het smalle bed.
Rustige kleren van donkere zij
en onopvallende gebloemde jurken.
Nog meer orthopaedische schoenen,
zakdoeken en een flesje eau de
cologne. Verder haar handtas,
chèqueboek. rantsoenbonnen, safe
een kiekje van hem is." zei
Pring. „Stel je voor, hij vertelde
dat die juffrouw Brown dat kiekje
lang geleden heeft bemachtigd cn
het leuk vond hem er mee te pla
gen."
„Had ze het altijd bij zich?"
vroeg Duff verbaasd.
„Zoals U ziet." Pring gooide het
schouderophalend op het bed.
Duff bestudeerde het nadenkend.
Met die ouderwetse kleren aan was
het onmogelijk te zeggen, of het
kind op de foto een jonden dan
wel een meisje was. Het haar was
verborgen onder het hoedje, trou
wens, jongens droegen in die dagen
vaak even lange krullen als meis
jes. Duff zuchtte.
„Dit hebben we ook nog," zei
Pring. Hij gaf Duff een kranten
knipsel. Het was alleen maar de
kop van een krantenbericht, een
sleuteltje, haarspelden, patience-
kaarten.
„Dit hebben we gevonden," zei
Pring en liet een heel oud kiekje
zien. Op de hoekjes zat een glim
mend goedje. Het was het portret
van een baby op een wit dekentje
op een grasveld, met als achter
grond een perk bloemen. De baby
had een treurig gezichtje. Hij had
een heleboel kleertjes .-an alhoewel
het in de zomer genomen leek te
zijn. Een hoedje met plooien cn
linten, een soort geplooid manteltje,
witte laarsjes met kwastjes, gebor
duurde rokjes. Het kind leek be
dolven onder al die kleren. Zo
worden baby's tegenwoordig niet
meer opgedirkt, dat wist Duff zelfs.
Dit kiekje was jaren oud en flus
de baby ook.
„Dokter Christenson zegt dat het
klein bericht, klein lettertype, één
kolom breed. Er stond: „Acteur ver
brand in auto. Metgezellin op de
loop." Dat was alles, geen datum.
Het papier was vrij wit en bros.
Duff draaide het om. aan dc ande
re kant stond een stuk advertentie
van een middel om grijze haren te
verven en wel het gedeelte met
het adres van de fabrikant erop.
Ze hoorden gestommel op de
trap.
„Ah," zei Duff, „onze worstjes,
houdt U ons gezelschap?"
„Nee," zei Pring. „dank U wel.
Ehwe gaan U verlaten. We
zullen de eetkamer moeten verze
gelen. wanneer U die morgen wilt
bekijken
„Natuurlijk," zei Duff, „ik dank
U wel. heel graag." Hij schudde
hen de hand.
„Ik zal niemand binnen houden,
maar de wijkagent zal een oogje
in 't zeil moeten houden Maar U
raakt het voedsel toch niet aan?"
„Beslist niet," beloofde Duff.
„Wat ik nog vragen wilde, weet U
iets van meneer Moriarity af?"
„O die!" Pring die zich had op
gericht om weg tc gaan zakte weer
in zijn oude houding terug. „Nee,
niets, hij woont hier niet."
„Al sinds jaren niet." zei Robin.
„Ik ben wel nieuwsgierig, want
ik kan geen touw aan deze zaak
vastknopen. U wel?" Duff zei het
luchtig „Wie weet. misschien was
het wel een ongeluk
Ze keken een andere kant uit.
„Nu. we wensen U er veel sücces
mee zei Pring somber.
„Tot ziens."
„We gaan beneden sluiten."
HOOFDSTUK 3
De kinderen hadden de papieren
zakken nog niet opengedaan toen
Duff binnenkwam. Er was stilte in
de kamer. Duff had het gevoel dat
zij over iets gesproken hadden dat
zij voor hem wilden verbergen, dat
ze niet helemaal openhartig waren;
er klonk iets van terughoudendheid
in hun begroeting. Davey uitgeslo
ten want die was in slaap gevallen.
Duff vond hem precies op een mar
motje lijken.
(Wordt vervolgd)