i n Si H Él Jp w E 1H p c i MOEILIJKHEDEN? De schuldeloze bloem f en andere jong :e klantjes) "E Pteranodon was enorme hagedis met vleugels ET ONBEWOONDE EILAND F! E ARTHUR RAMSOME In 3 maanden een paleis Wij storten ons op een kruiswoord-anagram 1 I i i r I Charlotte Armstrong '5 Zaterdag 8 September 1951 7. l&VOOR ANTJES E 'N JANTJESjh If IJKzei het schaap Veronica, nu zijn wij losgeslagen Warempel, zei de dominee en keek over de rand, wat moeten we nu verder doen? Ik zal 't aan Boesman vragen maar waar is meneer Boesman nou? Zit hij niet in de mand? Nee, zei het schaap Veronica, daar staat hij nog, heneden o, jammerden de dames Groen, we hebben 't wel gezegd dat heb je met zo'n luchtballon, je vliegt zó weg, och heden, we komen achter 't ijzeren gordijn of zo terecht. OF zei het schaap Veronica en zij begon te stralen we gaan door de wolken heen tot aan de hemelpoort, nee dames, sprak de domineeintegendeel, wij dalen gooit u die zakken zand alvast maar even overboord. Hè, zeiden toen de dames Groendat goeie zand? wat zonde niks hoor, we gaan het anders doen. Weggooien gekkepraat we eten onze broodjes op, dat scheelt beslist wel ponden toen aten ze de broodjes op, maar zonder resultaat. J-IOEP, zei ineens de luchtballon en maakte duikelingen 11 ze schrokken zich kapot en deden alles tegelijk... ze trokken aan de scheurbaan, aan de touwen aan de ringc- en even later landden zij vlak bij een hoge dijk. En? fluisterden de dames Groen, zijn wij in Afrika? Wij zijn in Wemeldinge, zei het schaap Veronica. ANNIE M. G. SCHMIDT De vorige keer vertelde ik jullie een en ander van uitgestorven rep tielen. Stellig heb je wel eens ge hoord van monsterachtige dieren, die vroeger onze aarde hebben be woond. Wel. dat waren allemaal rep tielen en geen kleintjes! Daar wa ren er onder die zes meter hoog waren en er waren er die dertig meter lang waren! Millioenen jaren geleden kwamen er ook vliegende reptielen, vliegen de hagedissen op aarde voor. Ze hadden weliswaar geen vleugels als vogels, nee. ze vlogen meer op de manier van de vleermuizen. Hun huid was héél ruim; de huid zat als een groot zeil tussen de voorpoten en het lichaam. De vierde vinger van hun hand de vijfde ontbrak was enorm lang en zo kon dat vliegzeil. die vlieghuid nog weer veel breder worden. Je had er met lange en zonder staart. Was er een staart, dan stuurden ze aaar mee. Eén soort onder de vliegende ha gedissan was een heel bijzondere. We weten heel wat van dat dier uit de resten, die van verschillende exemplaren zijn gevonden. Pterano don werd het met een wetenschap pelijke naam genoemd. Als vele van die vliegende hagedissan had ook dit dier een lange, snavelvormige bek zonder tanden. Het was een visvanger. die met de snavel de vis sen greep en opslokte. Het moet wel zo iets als een grote keelzak net als de vogel Pelikaan hebben gehad, waar de buit zolang in opgeborgen werd. Visvangers. die vliegende bo ven het water hun prooi vingen, waren de meeste van die vliegende hagedissen. De vierde vinger van deze Ptera nodon was enorm lang. Het was dan ook een heel groot dier met een enorme vleugelwijdte. Je had vlie gende hagedissen van een paar deci meter. zelfs van een paar meter. Grote hadden een spanwijdte van acht meter, de Ptenarodon spande de kroon. Die mat van vleugeltop tot vleu- geltop twaalf meter! Het was en is dan ook nog het grootste vliegend gedierte, dat ooit op aarde geleefd heeft. Maak maar eens op straat twaalf grote stappen, zo breed was dan Pteranodon! Onder het vliegen stuurde deze vliegende hagedis niet met zijn staart, die had hij nauwelijks. Dat ging anders. Midden over de kop liep een kam, net als bij een haan. Maar die kam was een plat stuk been. dat heel ver naar achteren doorliep, en dus ver ook achter de kop uitstak. Net als het roer van een vliegmachine. De Pteranodon draaide dus maar een beetje z'n kop naar links of naar rechts en hij ver anderde van koers. HENK VAN LAAR II „Zo stuurman', zei kapitein Jan. „laten wij nu de omrek eens gaan verkennen". „Het eerste wat wij moeten doen", zei Suze, „is de besta plek te vin den voor ons kamp". „Je moet het niet al te gemakke lijk kunnen zienzei Tittie. „We moeten een vlak stuk heb ben met bomen om de tenten aan te binden", zei Jan. „En een goed plaatsje voor een vuur", zei Suze. „Is het wel veilig om de dingen hier achter te laten?" zei Tittie. „Misschien komt er wel een vloed golf van tien meter hoog die alles wegspoelt." „Zo groot niet", zei Jan. „Dan zou het hele eiland onderlopen." „Waar is de scheepsjongen?" zei de stuurman. Rutger was al op on derzoek uit. Ze hoorden hem juist roepen van achter een paar bosjes. „Er heeft hier al iemand een vuur gestookt." De anderen renden naar hem toe. Tussen de landingsplaats en het hoge gedeelte van het eiland, waar de grote den stond, was een ronde open plek waar de grond met mos be groeid was. Er stonden bomen om heen en in het midden was een plek waar de aarde weggekrabd was. Rutger stond te kijken naar een keurige kring van stenen, die een soort oven vormden en waar de as in lag van een oud vuur. Aan weers kanten waren twee dikke gevorkte stokken in de grond gestoken, ver stevigd met zware stenen cn een derde lange stok lag over het vuur heen in de vorken van de twee staande stokken, zodat je een ketel boven het vuur kon hangen. Vlak bij de stenen lag een keurige stapel droog hout. dat allemaal tot dezelf de lengte gebroken was. Iemand had hier een vuur gestookt en hij was van plan om het meer te doen. „Inboorlingen", zei Tittie. „Misschien zijn ze er nog," zei Rut ger. „Kom mee", zei kapitein Jan. „We gaan alles onderzoeken." Er was niet veel te onderzoeken op het eiland. Het duurde niet lang of de bemanning van de Zwaluw had er zich van overtuigd, dat. hoewel er iemand op het eiland was geweest, er vandaag niemand anders was dan zij zelf. Zij gingen naar de noordkant van het eiland en keken vanaf het hoge gedeelte bij de grote boom uit over het meer. Toen gingen zij naar de zuidkant maar die was rotsachtig en bedekt met heide en lage arme lijke struiken, die zo dicht opeen groeiden, dat het niet gemakkelijk was om je er een weg doorheen te banen. Er stonden ook bomen, maar ze waren niet zo groot als die aan de noordkant. Maar ner gens was een spoor van mensen en er was ook geen plek waar ze vei lig een vuur konden stoken. Ze kwamen weer op hun punt van uitgang terug. „De wilden wisten wel de goede plek uit te kiezen." zei Suze. „en het is een mooie haard." „Er zijn nu geen inboorlingen op het eiland." zei Rutger. „Zij zijn misschien doodgemaakt en opgegeten door andere wilden," zei Tittie. „In ieder geval is dit de beste plek voor een kamp." zei Jan. „Laten wij onmiddellijk de ten ten opzetten." Zij begonnen met het gereedma ken van hun kamp. Zij haalden de opgerolde tenten van de landings plaats en rolden ze uit. Zij kozen vier bomen uit in de buurt van de oven, zo dicht mogelijk bij de grote den. „Het hoge gedeelte zal ze dan aan de noordkant beschermen," zei Jan. Toen klom hij ongeveer twee meter hoog in een boom en maak te het ene eind van een van de touwen van de tent vast. Suze hield het andere eind vast, totdat hij in de volgende boom geklom men was, waar hij het touw op ongeveer dezelfde hoogte vast maakte. Natuurlijk zakte het touw in het midden door, zodat de tent maar ongeveer anderhalve meter hoog was. Het touw werd niet te strak getrokken, omdat het door de dauw zou krimpen. De tent hing nu aan weerskanten van het touw als een laken aan een drooglijn. Nu moesten zij de zakken met ste nen vullen. Zodra er een paar ste nen in de zakken zaten kon je ge makkelijk de zijkanten uiteen hou den. Maar om zeker te weten dat de tent stevig zou staan droegen ze heel wat stenen aan van het strand, behalve die, welke zij on der de bomen opraapten, zodat aan de zijkanten en aan de achterkant van de tent een hele rij stenen lag, die het linnen goed strak trok. „Het is maar goed dat moeder dit soort tent heeft gemaakt," zei Suze. „Het is hier overal rotsgrond en we zouden er nooit haringen in hebben kunnen slaan." Nu moest het grondzeil in de tent gesleept en uitgespreid wor den. Zodra dit gedaan was, kropen ze allemaal naar binnen. „Het is best," zei Suze. „Je kunt van binnenuit juist het vuur zien." De tweede tent werd op dezelfde manier opgezet en toen werd de rest van de voorraad van het strand gehaald. Stuurman Suze be gon over eten te denken. Matroos Tittie en de scheepsjongen Rutger werden er op uitgestuurd om brandhout te verzamelen. Er lag een massa droge takken onder de bomen. Om de een of andere reden wou niemand het keurige stapeltje hout gebruiken, dat door de laat ste, die de vuurhaard gebruikt had, was achtergelaten. En het was trou wens ook niet nodig. Kort daarop brandde er een vuur in de gebla kerde ring van stenen. Suze ont dekte een plekje bij de landings plaats waar je gemakkelijk op twee rotsblokken kon staan om een ketel met schoon water te vullen. Zij kwam terug met de ketel en hing die aan de dwarsstok boven het vuur. „Alles is dik in orde." zei kapl- t;in Jan, „behalve de landings plaats. Iedereen kan hem vanaf het vasteland zien en als er oostenwind komt is het een heel slechte plaats voor de Zwaluw. Ik ga een betere plek zoeken. Uit het Engels vertaald door Jac. v. d. Ster „Er is er geen." zei Suze. „Wij zijn toch helemaal rond gevaren." „Toch ga ik nog eens kijken," zei kapitein Jan. „Maar we zijn net het hele eiland over geweest." zei Suze. „We zijn niet helemaal tot het eind geweest," zei Jan. „Maar daar zijn allemaal rot sen." zei Suze. „Jawel, maar ik ga toch kijken." zei kapitein Jan. Hij liet de stuur man en de bemanning aan hun kokerij over en begaf zich naar het zuidelijke gedeelte van het eiland. Hij wist, dat er aan de noordkant van het eiland of aan de westkant nergens iets was dat je als haven kon gebruiken, omdat daar de rots als een stenen muur in het water afdaalde. Op de landingsplaats na was het aan de oostkant vrijwel net zo. Maar er was een kleine moge lijkheid. dat hij aan de zuidkant zou vinden wat hij nodig had. daar waar het eiland verbrokkeld was tot kleine eilandjes, kale rotsen, die uit het water omhoog staken, som mige zo ver naar buiten, dat het hem. toen zij om het eiland heen zeilden in de Zwaluw, niet veilig had geleken om er dichtbij te komen. Hij koos de gemakkelijkste weg door het struikgewas en de kleine boompjes. Het leek hem bijna toe, dat daarvoor hem al iemand door gegaan was. Hij wandelde regel recht af op wat hij zocht. Hij was er maar een paar meter vandaan geweest toen zij de eerste keer het eiland hadden onderzocht. Maar dc plek was zo goed verborgen, dat hij teruggekeerd was zonder hem te zien. Ditmaal viel hij er bijna in. Het was een kleine strook grond om een kleine inham heen aan het eind van het eiland. De kanten waren dicht begroeid met hazelaars, waardoor de plek ver borgen was voor iedereen, die zich niet een weg gebaand had door de bosjes. De zuidwestelijke hoek van het eiland stak bijna vijftien meter in het water uit. een smalle rots' van zeven of acht voet hoog, die eerst ofnhoog liep en dan geleide lijk weer afdaalde. Ook aan de zuidoostelijke kant was de plek door rotsen beschut. Er was een grote rots. die deel uitmaakte van het eiland en dan een reeks klei nere. die er los van lagen. Het was geen wonder, dat zij gedacht had den dat hier alleen maar rotsen waren, toen zij er buiten langs ge varen waren. „Misschien is het alleen maar een plas zonder toegangsweg," zei Jan bij zich zelf. Hij klom op de top van de grote rots. Er groeide heide en Jan kroop er door en keek in de kleine plas onder hem. Hij kon zien dat er aan het uiteinde grote stenen on der water lagen, maar aan deze kant leek alles veilig. Het water was zonder een rimpeltje, omdat het door het eiland zelf beschut werd tegen de wind, die nog altijd zachtjes uit het noordwesten kwam. Het zag er naar uit dat je een boot naar binnen kon brengen door een smal kanaal tussen de rotsen, maar natuurlijk konden er onder water klippen zijn. die hij niet kon zien. Hij kroop terug en haastte zich naar het kamp. „Ik heb precies gevonden, wat wij nodig hadden," riep hij. „Ik geloof ten minste van wel." In het najaar wordt er te Parijs een groot internationaal congres ge houden van de UNO (Organisatie van Verenigde Staten). Nu, over dat congres zal ik het heus niet met je hebben, maar wel over het grote probleem waar al die honderden nieuwe kantoren opeens vandaan moeten komen. Want Par\js heeft zoals de meeste grote en ook klei nere steden in Europa, door de oor log grote woningnood gekregen. Nu, als je families al niet bergen kunt. waar is er dan een huis dat al die afgevaardigden en dat talrijke per soneel van die afgevaardigden ber gen kan Dus zat er niets anders op dan aan het werk te gaan. In drie maan den, een huis van zes etages, vier honderd kamers en gangen van twee kilometer lengte tesamen te bouwen vind je dat niet een gewel dige prestatie? Dit gebeurt nu op de Palace de Trocadero en dat plein bevindt zich vlakbij de Eiffcltoren. De mensen die boven op die toren klimmen, of beter liften, kijken dan neer op een mierennest met nijvere kleine in secten die bezig zijn stroohalmpjes te vervoeren. Maar in werkelijkheid zijn het de stoere Franse arbeiders die reusachtige stalen balken dragen om aan dit enorme mierennest een eerste vorm te geven. Daarna ko men de electrische kabels, de tele fooncentrale die even uitgebreid is als die voor een stad van 100.000 inwoners, de liften, enz. enz. Toen ik ernaar stond te kijken hoorde ik een onderwijzer die met zfjn jongens een wandeling maak te. zeggen: Zou het nu niet moge lijk zijn in een paar maanden een denkbeeldig gebouw (hij zei eigen lijk: moreel gebouw) op te richten voor de vrede. Met een beetje goe de wil, een beetje onderling begrip, een beetje naastenliefde en een beetje gezond verstand, zou dat best gaan. Vooruit, wij zullen hiervan de eerste steen leggen. De jongens gaven elkander toen de hand, vorm den een krin§ en dansten om een steen die er niet was. Dat is nu on geveer een maand geleden. Ik ben werkelijk benieuwd of dit morele vredesgebouw even vlug is gevor derd als dat paleis voor dc U.N.O. JANINE. Voor de kleintjes If IJK die Flip eens lopen Dwars door dc regen plas. En al die grote natte spatten Op zijn nieuwe jas. BECCT 2 3 7 8 9 To [IT Ï3 14 15 16 17 18 Ï9 20 21 m W 23 24 25 26 27 28" 29~ 30 3 32 33~ 34 35 36 JT~ 38 39 40 4T~ A2~ 43 44 W 46 47 48 49 50 52 53 54 m 55" 56 m 5? 58 59 60 6Ï Uit de toverhoed der schakers Alleen al omdat zo weinig Neder landers ln staat zijn grote schaakmees ters te verslaan is dc partij, hieronder toegelicht, ruimschoots waard te wor den gepubliceerd. Bovendien ls het een partij van opmerkelijke verdiensten, niet zonder fouten, maar vol veldheers kunst. tegenwoordigheid van geest en behendigheid. Zij deed zich enige we ken geleden voor in Spanje, waar de heer Orbaan ook een zwaarbevochten remise boekte tegen de Franse mees ter Nicolas Rossolimo. Wit: C. Orbaan. Zwart: H. Pilnik. Siciliaans. 1. c2el, c7c5, 2. Pblc3, Pb8—cfi. g2—g3. g7g6. 4. Lfl—g2, Lf8-g7, d2d3, d7—d6 (dank zij Smyslov weet men tegenwoordig dat 5 c6. 6 Advertentie (l. M.) AAM BE IE NI ALF Al EN ZETPILLEN V| voortdurend schaak moet hij vervol gens zijn overwicht aan materiaal prijs geven. op één pion na. die hem tot een nieuwe prestatie van voortreffelijk gehalte inspireert. 39Tg6Xg2t; 40. KglXg2. Dd6— d2t; 41. Kg2fl. Dd2—f4t; 42. Kfl— e2, Df4e4t; 43. Ko2—d2. Dc4\'b7, 44. Dh5xc5t. Kh8-g8- 45. Dc5—e6.. Kg8— g7; 46. Kd2—c2 (het ls een leerzaam schema waarop wit zijn overwinning baseert: dc zwarte koningin, gebonden aan de bescherming van haar zwakke pionnen moet lijdelijk toezien hoe haar mededingster, geholpen door pion h3 een beslissende bedrijvigheid ontplooit). 46Db7—g2t; 47. Kc2—b3. Dg2—b7.. 48. Kb3—a3. Db7— c7; 49 b2—b3, Dc7— a5t: 50. Ka3—b2, Dn5—c7; 51. De6—e2. Dc7d6; 52 h3—h4. DdG—c7. 53. De2 Lc3. Pd4. 7. Pee 2. Pc2 8. Pc2:, Lb2:. g4t. Kg7—17: 5» Dgl—15t. Kf7—g7; 55 Tbl. Da5t. 10. Ld2. Da2:. 11. Tb2 Df5—g5i. Kg7—17; 56. h4—h5. Dc7—h2r. Db2 12. Lc3 zwart geen vruchten af werpt). 6. Lel—c3, Pc6—d4. 7. Ddl—cl (met het oog op Pce2 moet b2 gedekt zijn maar bovendien coqucttccrt wit met Le3h8 in geval van Pg8—16. 7. Ta8b8. 8 Pc3—c2. Lc8—g4. 9. c2—e3. Dd8a5. 10. Le3d2. Pd4c6 (zwart neemt dc terugtocht voor Hef omdat het nieuwe doelwit d3 hem in de gelegenheid a i 1 i T k r~-- k k m zal stellen Del weg te lokken cn daar mee Le3—h6 uit te schakelen zodat zijn koningsvleugel ongestoord zal kunnen worden ontwikkeld Er dreigt Po5), 11 f2—f4. Da5a6. 12. Del—c2. e7—e5 (overmoed rendeert zelden en in dit geval loont het allerminst een veldslag uit te lokken voordat de ontwikkeling ls voltooid. Het beste was misschien 12. Le2\ 13. Pe2:, c6 gevolgd door Pgc7 etc.). 13 Pgl—13. Pg8el. 14. O—0. 0—0. 15. Ld2e3 (verhindert d6d5. Zwart had dc consequenties véh zijn driest heid moeten trekken en zich op 15. f5 16. fc5:. Pe5\ 17. Pe5\ 18 Pf4 Inla ten. Ook 15. b5 was doenlijk. Zwarts volgende zet is oorzaak van vele moei lijkheden in weerwil van de dreiging Pc6d4, die niet belangrijk genoeg is om het ontbreken van defensie rondom de koning te compenseren), 15. Tf8 c8. 16. Dc2—d2. Da6—a5. 17. h2— h3. Lg4 d7. 18. g3—g4 (daarmede is wits of fensief geïnstalleerd; het wordt met meesterhand uitgewerkt, vooral nadat zwart opnieuw verzuimt, f7—15 er op te wagen). 18. d6—d5. 19. 14—f5. d5x e4, 20 d3Xc4. Tc3—d8. 21. Dd2—cl. 17—f6 (treurige bescheidenheid: zwart is weerloos), 22. Le3—h6. Ld7—c8 (niet 22. g5 wegens Lg7: cn Pg5:). 23. Lh6xg7. Kg8Xg7, 24 g4—g5. Td8—dC. 25 Pf3h4. Pc7—g8. 26. Pe2—g3. Pc6— c7, 27. f5xg6. Lc8XC6. 28. g5Xl6t. Td6 Xf6. 29. Del—g5. Tf6xflT. 30. TalXfl. Da5—c7. 31. Pg3—h5t, Kg7—h8. 32 Tfl—f7 (dreigt Pg6: en Pf6), 32 Dc7—d6. 33. Ph4xg6t. Pe7Xg6. 34. PhS—g3. Tb8f8 (er dreigde Dh5 en tegen 34. De6 zou 35. Df5. Df5„ 36. ef5- afdoende zijn geweest), 35. Tf7Xb7, Pg8e7. 36. Pg3—15. Pe7xf5. 37. e4X f5. T18g8. 38. 15xg6. Tg8xg6. 39. Dg5 -h5. In de grootste tijdnood laat wit de ge legenheid tot 39. Th7: t. Kh7. 40. Le4 of 39 Kg8. 40. Ld5f voorbijgaan. Om zich te hoeden tegen remise door 57. Kb2—a3. Dh2—d6. 58. c3—c4. Dd6 b6; 59. h5hG, Kf7—e6; 60. Dg5—g8t. Kcfi—c5; 61. Dg8—g7t. Ke5—c6: 62. Ka3 b2. Db6d6: 63. Dg7—g8t (Het be slissende belang van dit tusscnschaak blijkt zes zetten later. Zwart heeft rede lijkerwijze maar één wijkplaats). 63 Ke6—f6: 64 Dg8Xh7. DdG—d2165. Dh7 c2. Dd2xh6; 66. Dc2— 12t. K16—g7- 67. D12XC5. Dh6f6r; 68. Kb2—c2. DfG—gfit; 69 Kc2c3, Dg6aG. 70 a2— a4. Kg7— 17; 71. a4a5. Kf7—g7: 72. b3—b4. Kg7 h0. 73 Kc3b3, Da6-b7 74. Dc5— e3f. Kh6h5: 75. b4—b5. Db7—d7; 76. Kb3b4, Dd7—dl; 77. De3—e5t. Kh5— h4- 78 Kb4—c3. Ddl—b3. 79 De5—d4t. Kh4h3. 80. Kc5—c6. Db3—f3t: 81 Dd4 d5. Df3—a3: 82 Dd5—d7t. Kh3—h4; 83. Dd7xa7. Dn3—131. 84 Kc6—bG. Df3— f6t: 85. Kb6b7, Df6—171. 8G. Kb7—a8. Df7Xc487. Da7—d7. Dc4— g8i; 88. Kn8 a7, Dg8—a2: 89. a5—a6. Da2—a4; 90. Dd7—c7t. Kh4—h5: 91. b5—b6. Da4—d4; 92 De7c7. Kh5h4; 93. Ka7—a8. Dd4 h8t; 94. Dc7—b8. Dh8—16; 95. Db8— h2t. Kh4g4; 96. Dh2— git. Kg4— h3: 97. Ka8a7, Df6—e7t; 98 b6—h7. zwart geeft het op. LOD. PRINS Dit keer storten wij ons op een kruiswoord-ana gram. Gaat U er maar eens goed voor zitten, want zo eenvoudig is het dit keer niet. De omschrij ving van dit anagram be staat namelijk uit twee delen: a. het eerste woord, dat de letters bevat, waaruit het in te vullen woord ge zocht moet worden: niet alle letters behoeven ge bruikt te worden; b. dc op de onder a ver melde volgende woorden, die in grote lijnen de be tekenis van het in te vul len woord geven. Staat cr bijvoorbeeld. torenhoog vat dan moet de oplossing luiden: ton Of: Dirk wordt gezet; oplossing: dik. U ziet dus dat er iets meer gedacht moet worden, dan bij een ge woon kruiswoordraadsel. Enfin, wij geven er weer een hele week de tijd voor om do oplossing te vin den. Horizontaal: 1. stuurkabels zijn zeer nauwgezet 5. rijmloos is zekere verfrissing 10. kraaien vormen een woon schuit 12. malse groente 13. landelijke geestdrift 15. tante is vochtig 17. ramen geven een tijding aan 19. krenten voor de kippen 20. liefelijke bloem 22. hielen op het dak 23. mak is een meisje 24. onder steboven een rond bouw werk 26. geit wordt voor de landbouw gebruikt 27. miraculeuze verbeelding 28, fles bevat een getal 30. selderie ergens anders 32. kaartlegsters zijn wederkerig 33. diender maakt het slot 35. toezicht is een kwestie van smaak 37. leem wordt honigdrank 38. medaille tot poeder 40 stoute Franse munt 42. nurse verandert in zoogdier 43. beneden waterpeil 45. gereedschap verandert in snoepgoed 48. maar moeder 49. loeren leidt tot opstand 51. krekel werkt op kantoor 52. Liesjc is een moerasplant 53. kal veren zijn zeer effen 55. grenzen worden nauw 56. kasteel kan uw deel worden 57. sport vormt zeep water 59. koning op het dak 60. to renkamertjes van een soort riet 61. spurtende vlinderlarven. Verticaal: 1. angstkreten ge- v.n kracht 2 naakt uitgebraden stukje vet 3. buren maken een as- pot 4. kus een klein kindje 6 snood zoogdier 7. molen wordt een boom 8. lama als voedsel 9. gieters om op te staan 11 goalpalen zijn een boordsel 14. alleen een bijbelse figuur 15. sterren als vistuig 16. niet metaal 18. keer een hertje 20. roulerende papegaaiennaam 21. el lende van hoge komaf 24 Hendrik is een meisjesnaam 25. kloek wordt ieder 27. Amsterdam als woon plaats 29. lafbekken mislukken 31. smerig hengelsnoer 32. degelijke plaats op de Veluwe 34. regenman tels op geen enkele plaats 35. ver zwagerde landloper 36. dotterbloe men zijn vodderig 38. sluimerende vogel 39. salarissen worden bundels aaneengeregen papieren 41. keurig eiland 42. sterke elasticiteit 44. blinkende schel 46. smakelijk En gels bier 47. regen wordt bedenke lijk 48. smikkel roggebrood 50. staal geeft moeite 52. slakken zijn traag 54. stokoude dompige woning 56. poters bovenaan de berg 58. knappe vader 59. punt thans. Oplossing L a d d e r r a a d s e 1: 1. industrie 2. hersenkwab 3. tam boerijn 4 noodweer 5. eenkennig 6. sporadisch 7. ebbenhout 8 Ulimanl 9. desperado 10. kattekwaad 11. neushoorn 12. individu. Het spreek woord luidt: Wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het lid op de neus. Li.iJui-imij.iMn wij geven raad Wanneer men hulp ontvangt van de gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken en men ontvangt een erfenis, dan Is het niet buitengesloten, dat dc Dienst verzoekt, zelfs eist, een gedeelte van die erfenis te gebruiken voor terugbetaling van de ondersteuning welke de gemeente heeft verleend. Alles hangt echter af, eensdeels van dc grootte van dc erfenis, anderdeels van dc omstandigheden waarin dc gesteunde cn zijn gezin verkeren. Op redelijke en ook zeer menselijke medewerking van dc Gemeentelijke Dien sten zal men zeer zeker mogen rekenen. Dit in antwoord op een vraag van M. H. v S. Het volgende in antwoord op andere vragen: W. M. van H. Indien men ouder dan 35 jaar is en niet in het bezit is van een rentekaart, kan deze niet meer worden verstrekt. Er kan dus bij geval van invaliditeit geen aanspraak op invaliditeitsrcntc wor den gemaakt. C. F. Een gehuwde man heeft in het onderhavige geval recht op een uitkering ingevolge de Noodwet Ouderdomsvoorziening van ten hoogste f 936 per jaar. Van het be drag aan onderverhuring mag wor den afgetrokken, hetgeen oor 't des betreffende deel der woning aan dc huiseigenaar als huur moet worden opgebracht. Is b.v. 1/3 gedeelte der woning onderverhuurd en bedraagt de totale huishuur f 30 per maand, dan komt voor aftrek op de ontvan gen ondehuur 1/3 van f 30 of f 10 per maand in aanmerking. De in komensgrens voor het recht op nooduitkering bedraagt voor een ge huwde man in een gemeente der lc klasse f 1470 per jaar. Bij dragen van kinderen, bedoeld als uitvloei sel van de onderhoudsplicht, blijven bij de berekening van het inkomen buiten beschouwing. J. F. M. v. A. Een ongehuwde vrouw, die geen kostwinster is, kan in de regel geen aanspraak maken op uitkering ingevolge de ovcr- bruggingsregeling. Deze bepaling is getroffen, omdat er voor vrouwen volop gelegenheid bestaat bij vrou wenarbeid te worden geplaatst. Een andere vraag is echter of de werk gever. waar het hier kantoorarbeid betreft, geen toestemming nodig had van het Gewestelijk Arbeids bureau om tot ontslag over te gaan. Heeft U echter reeds verklaard, dat U met de opzegging instemt, dan kan het Arbeidsbureau hier niets meer doen. J. v d. P. Een gehuwd persoon, die geen hoger inkomen heeft dan f 272 per kwartaal, kan nog een zekere aanvulling krijgen ingevolge de Noodwet Ouderdomsvoorziening. Is betrokkene echter ongehuwd dan is dit onmogelijk. (Wordt vervolgd). detective-verhaal door ïi „Bijzonder aardig om mij zo te helpen." zei Duff. „Ik hoop dat ik op mijn beurt evenveel voor jullie kan doen." Pring grinnikte, een beetje moei zaam alsof hij niet gewend was veel te lachen. „U en wij samen," zei hij, „we zullen het hopen. Die zaak met die wijnfles! Ik ga nu naar huis om het op te schrijven en van alle kanten te bekijken." Ze namen Duff mee naar boven naar een kamer aan de achterkant van het huis, waar Brownie altijd logeerde. Het was een kaal kamer tje. dat eruit zag alsof de Molari ty's hun meubels zelf hard nodig hadden en er daarom niet veel meer voor de logeerkamer was overgebleven. Maar het was toch een gezellig vriendelijk kamertje. Brownie's bezittingen lagen uitge spreid op het smalle bed. Rustige kleren van donkere zij en onopvallende gebloemde jurken. Nog meer orthopaedische schoenen, zakdoeken en een flesje eau de cologne. Verder haar handtas, chèqueboek. rantsoenbonnen, safe een kiekje van hem is." zei Pring. „Stel je voor, hij vertelde dat die juffrouw Brown dat kiekje lang geleden heeft bemachtigd cn het leuk vond hem er mee te pla gen." „Had ze het altijd bij zich?" vroeg Duff verbaasd. „Zoals U ziet." Pring gooide het schouderophalend op het bed. Duff bestudeerde het nadenkend. Met die ouderwetse kleren aan was het onmogelijk te zeggen, of het kind op de foto een jonden dan wel een meisje was. Het haar was verborgen onder het hoedje, trou wens, jongens droegen in die dagen vaak even lange krullen als meis jes. Duff zuchtte. „Dit hebben we ook nog," zei Pring. Hij gaf Duff een kranten knipsel. Het was alleen maar de kop van een krantenbericht, een sleuteltje, haarspelden, patience- kaarten. „Dit hebben we gevonden," zei Pring en liet een heel oud kiekje zien. Op de hoekjes zat een glim mend goedje. Het was het portret van een baby op een wit dekentje op een grasveld, met als achter grond een perk bloemen. De baby had een treurig gezichtje. Hij had een heleboel kleertjes .-an alhoewel het in de zomer genomen leek te zijn. Een hoedje met plooien cn linten, een soort geplooid manteltje, witte laarsjes met kwastjes, gebor duurde rokjes. Het kind leek be dolven onder al die kleren. Zo worden baby's tegenwoordig niet meer opgedirkt, dat wist Duff zelfs. Dit kiekje was jaren oud en flus de baby ook. „Dokter Christenson zegt dat het klein bericht, klein lettertype, één kolom breed. Er stond: „Acteur ver brand in auto. Metgezellin op de loop." Dat was alles, geen datum. Het papier was vrij wit en bros. Duff draaide het om. aan dc ande re kant stond een stuk advertentie van een middel om grijze haren te verven en wel het gedeelte met het adres van de fabrikant erop. Ze hoorden gestommel op de trap. „Ah," zei Duff, „onze worstjes, houdt U ons gezelschap?" „Nee," zei Pring. „dank U wel. Ehwe gaan U verlaten. We zullen de eetkamer moeten verze gelen. wanneer U die morgen wilt bekijken „Natuurlijk," zei Duff, „ik dank U wel. heel graag." Hij schudde hen de hand. „Ik zal niemand binnen houden, maar de wijkagent zal een oogje in 't zeil moeten houden Maar U raakt het voedsel toch niet aan?" „Beslist niet," beloofde Duff. „Wat ik nog vragen wilde, weet U iets van meneer Moriarity af?" „O die!" Pring die zich had op gericht om weg tc gaan zakte weer in zijn oude houding terug. „Nee, niets, hij woont hier niet." „Al sinds jaren niet." zei Robin. „Ik ben wel nieuwsgierig, want ik kan geen touw aan deze zaak vastknopen. U wel?" Duff zei het luchtig „Wie weet. misschien was het wel een ongeluk Ze keken een andere kant uit. „Nu. we wensen U er veel sücces mee zei Pring somber. „Tot ziens." „We gaan beneden sluiten." HOOFDSTUK 3 De kinderen hadden de papieren zakken nog niet opengedaan toen Duff binnenkwam. Er was stilte in de kamer. Duff had het gevoel dat zij over iets gesproken hadden dat zij voor hem wilden verbergen, dat ze niet helemaal openhartig waren; er klonk iets van terughoudendheid in hun begroeting. Davey uitgeslo ten want die was in slaap gevallen. Duff vond hem precies op een mar motje lijken. (Wordt vervolgd)

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1951 | | pagina 7