SINT NICOLAAS BREEKT IN SJOERD WILDE SINT TECEMOET LOPEN r~ Bob van Dijk J* ..Zwarte Piet niet vleugels bracht hem thuis Kerknieuws [Eén meisje en vele mannen^ 4 Dinsdag 4 December 195 SJEMENOU! zei Sinterklaas en hij schudde zó met zijn hoofd, dat de witte vlokken uit zijn baard vlogen. „Asjemenou; daar kom ik tot de ontdekking, dat ons systeem al zeven honderd één en twintig jaar niet heeft geklopt,,' Hij klapte de brochure over „Sociale gerechtigheid", die hij had zitten lezen, dicht en zei nog eens met een zucht: „Asjemenou! Asjemenou!" Piet zat er met een schuldig gezicht bij. Hij kloof verwoed op zijn penhou der en tikte met zijn zwarte knokkels op het geopende boek, waarin de omstreeks zes en vijftig millioen cadeaux, in de loop der jaren uitgereikt aan Nederlandse kindertjes, stonden ge registreerd. Een naargeestig kraakgeluid liet v/eten, dat het kostbare kleding stuk van links naar rechts was opengescheurd. De bisschop slaak te een kreet, verloor het even wicht en stortte naar binnen. In zijn val sleurde hij een omvang rijke kamerlinde, die in een pot op de vensterbank had gestaan, mee. Maar het viel mee. Sint krabbel de overeind, wreef zijn gekneusde lichaamsdelen en plaatste toen de hand tegen de oorschelp. Zowaar, hij hoorde de heer des huizes nog steeds luidruchtig snurken. Zwarte Piet was echter zo bleek als een Europeaan geworden. Het hart bonsde hem in de keel. Had inderdaad niemand het spectakel gehoord? In huis in ieder geval niet. Maar hoofdagent Zo en Zo was tij dens zijn surveillance door de nachtelijke stad de vreemde gelui den wèl opgevallen. Hij zette zijn „Drommels, Piet. Kijk nou wat hier staat. Henkie Zus en Zo. Die en Die-weg. Kreeg vanavond het volgende: een speelgoed-brand weerauto, een fiets, een toverlan taarn, zes chocolade-letters. een zakmes met kurkentrekker, een verfdoos en een kroontjespen. In komen van papa 15.000 's jaars. Je voelt wel. Piet, dat is te gek! Neem nou Klaasje Dinges, Daar en Daar-straat. Die kreeg een marsepainen hart (gebroken) en vijf pepernoten. Loon van Dinges senior vijf en veertig gulden per week. Zeg nou zelf. is dat eer lijk, Pieter? Is dat sociale gerech tigheid? Heeft er niet iets aan ons distributie-systeem gehaperd? Je zou toch zeggen, dat Henkie is voorgetrokken, nietwaar?" „Tja, nou u het zegt...." aar zelde Zwarte Piet, „er moet wel een vergissing gemaakt zijn. Eh.. die kroontjespen voor Henkie had eigenlijk best achterwege kunnen blijven „Zo is het!" beaamde de Sint en aaide over zijn kale kruin. En hij vervolgde met iets van wee moed in zijn stem: „Waar ik ook in dit boek kijk. overal vertoont de verdeling van cadeau's hetzelf de beeld. Het is alsof we het erom gedaan hebben: de kindertjes van laten we zeggen beter gesi tueerde vaders véél speelgoed en die van de nou ja minder bemiddelden weinig ,,'t Was anders toch heus toe val. meesterstamelde Pieter „Toeval of geen toeval," hernam de bisschop resoluut, terwijl hij zijn Zondagse mijter op het hoofd plaatste, „we zullen onze fouten herstellen." En terwijl hij zijn staf nam uit een hoek van de kamer, voegde Sint er aan toe: „vannacht nog. Vooruit, Piet, geef me mijn gevoerde tabbaard en trek zelf ook iets warms aan. En het paard moet een extra-winterpeen heb ben, want het is koud buiten en we hebben een hele tocht voor de boeg." „Maar wat gaan we dan toch doen?" wilde Piet weten. „Wel. het is dood-eenvoudig." antwoordde Sint. „We gaan de huizen van de kindertjes langs, die vanavond te veel hebben gekre gen. Dan nemen we weer wat cadeau's mee en brengen die bij de jongens en meisjes, die te kort zijn gedaan. Is dat duidelijk?" Sint en Piet op stap „Zeg eens Sint," fluisterde Piet, toen ze een groot huis waren ge naderd. „Zou het nou geen ver velende geschiedenis worden, wanneer iemand ons herkende?" „Daar heb ik aan gedacht," ant woordde de bisschop monter. „Kijk maar." En van onder zijn tabbaard haalde hij drie zwarte dingen tevoorschijn, waarvan hij er Pieter twee gaf. „O, het zijn maskers." sprak Piet verbaasd en haastte zich de witte schimmel ook zo'n zwart geval voor te binden. Het dier liet hem zacht hinnikend begaan. Toen Pieter zich ook van een masker had voorzien, ging het drietal op het grote huis aan. De bisschop voelde eens aan de deur, maar die bleek op het nachtslot te zitten. „Wat nu?" peinsde de Sint. „Hoe moeten we het sociale recht nu herstellen? We moeten naar bin nen. want ik weet zeker, dat het jongetje en het meisje, die hier wonen, vanavond véél te goed door ons zijn bedacht. Maar je ziet het, de deur zit zo vast als het maar zijn kan." Rinkeldekinkel „Ik heb een idee!" zong Zwarte Piet en fluisterde prompt iets in één van de grote flaporen van het paard, dat geduldig was blijven wachten. Het dier lichtte zijn ach terbeen op en trapte. Een luid gerinkel verkondigde, dat de grote spiegelruit van het huis aan dig gelen was gevallen. „Zal lk naar binnen gaan?" opperde Piet. Zwarte Piet had zich aan de re genpijp op de vensterbank gehe sen en stapte reeds met zijn ene voet naar binnen. „Wacht even", fluisterde zijn baas. „Sssssttt! Even horen of er geen onraad is". Piet haalde diep adem en liet zich* met een zachte plof op het tapijt in de kamer neervallen. „Nu ik", kondigde de bisschop aan. Zijn oude gewrichten kraak ten. Maar hij presteerde het de vensterbank te bereiken. Knecht Pieter hoorde zijn meester hijgen na deze krachttoer en stak zijn beide armen uit om Sint op te vangen bij de volgende etappe. Het paard keek belangstellend toe en knipoogde zo af en toe in de maneschijn. Toen gebeurde er iets verschrik kelijks. Sinterklaas' rode gewat teerde tabbaard bleef achter een glasscherf, die hij ln de sponning over het hoofd had gezien, haken. door fiets tegen het hek en kwam de tuin van het grote huis in. Nóg hadden Sint Nicolaas en Zwarte Piet niets gemerkt. Toen inééns begon het paard te steigeren en nog geen twee tellen later staar den meester en knecht ontzet in het verblindende licht van een zaklantaarn. „Wat moet dat daar?" klonk een barse stem. „Wwwie? Wwwij?" stamelde Sint. „Ja, wie zou ik anders bedoe len", baste hoofdagent Zo en Zo. „Kijk mij eens aan. En jij daar, kom eens nader. Jullie zijn er gloeiend bij. Inbraak hè, dat is een ernstig vergrijp." De politieman greep de bisschop bij de kraag, sleurde hem over de Zo en Zo. terwijl hij glom over heel zijn gezicht. „Zo zo, hebben zij ingebroken? Dat is niet zo mooi", meende de inspecteur. „En wat doet dat paard daar?" „Dat paard? O, dat hadden ze meegenomen om er de buit op te vervoeren", constateerde hoofd agent Zo en Zo zonder blikken of blozen. ,,'t Is nietes", waagde Sinter klaas. „Er is hier een betreurens waardig misverstand in het spel. Ik ben Sint Nicolaas, de kin dervriend, hij daar is Zwarte Piet, mijn bediende, en dét is onze schimmel Wij trachten sociaal on recht te herstellen." De inspecteur kuchte. „U begrijpt wei", begon hij. „dat ik dit niet zo zonder meer mag ge loven. U hebt inderdaad de kleren van Sint Nicolaas en Zwarte Piet aan. Maar dat Lijkt me juist een uitstekende vermomming voor in brekers. Hoe wilt u uw bewerin gen met bewijzen staven?" „EhhhTjaNou ja Zie eens hier. zei Sinterklaas, maar verder kwam hij niet. „Welnu", sprak de inspecteur weer, „komt u eerst naar eens het lokaal binnen. Agent laat het paard maa; zo lang op de gang. Ziezo, nu zullen we eerst die Zwarte Piet eens op zijn kleur echtheid beproeven. De inspecteur likte plechtig aan zijn wijsvinger en streek die langs het gezicht van Piet. Hierna be studeerde hij de vingertop, alsof deze een hoogst interessante be zienswaardigheid was. „De kleur is echt", constateerde de inspecteur, „het gezicht heeft niet afgegeven. Sta mij toe nu uw baard eens te onderzoeken, mijn heerSt. Nicolaas. zullen we maar zeggenDe inspecteur be tastte Sints kin-tooisel, mompelde cn trok er vervolgens zachtjes aan. „Ook de baard schijnt echt. Maar dit zijn nog geen bewijzen. De politie gaat nooit over één nacht ijs, heren. Het is best mo gelijk, dat een neger, die nog geen Zwarte Piet behoeft te zijn, in een inbrekers-complot betrokken is. Enne.... een baard.... tja. iede re man kan die laten staan en wit worden doet ie ook wel, wanneer je maar lang genoeg wacht." Verdachte omstandigheid „Een verdachte omstandigheid, mijnheer de inspecteur" voerde agent Zo en Zo aan, „is dat het drietal maskers voorhad. U heeft het zelf gezien." vensterbank naar buiten en deed hem de handboeien aan. Daarna moest Pieter's rechteroor het ont gelden. De agent trok het tweede slachtoffer naar het kozijn toe en tilde hem toen bij zijn broekriem naar buiten. Toen had hoofdagent Zo en Zo een opschrijfboekje voor de dag gehaald. Zo in zijn uniform met de revolver aan de zij, zag hij er gevaarlijk uit. „Jij daar, met dat rooie pak. Wat is je naam", brieste de politieman ineens. „Nicolaas", klonk het schuchter. „En verder", deed de dienaar der Wet gevaarlijk. „Kapoentje." „Beroep?" „Kindervriend." Het kwam er vrij onzeker uit Dikke tranen wel den in de ooghoeken van de bis schop. „Zeg ereis, je staat met toch niet te bedotten. Je wilt me toch niet wijsmaken, dat kindervriend een beroep is. En zeker niet het be roep van iemand die inbreekt." „Ja maar mijnheer de commis saris" begon Pieter bevend op een huiltoon. „We wilden hele maal niet inbreken. Wij wilden het so-so-so-ciale. „Hou jij je erbuiten", klonk het alsof er een projectiel explodeer de. „Wacht, ik zal jou ook maar even de armbandjes omdoen. Jij hebt me veel te veel praatjes." Met een klik sloten de stalen bo*ei- en om Pieter's zwarte polsen. Droeve optocht „Ik weet het goed gemaakt", hernam de politieman, „jullie gaan met me mee naar het bureau en moeten daar maar eens aan de inspecteur vertellen wat jullie hier aan het doen waren. En denk erom, onderweg geen geintjes, want mijn blaffertje is met scherp geladen." Daar ging de droeve optocht. Sinterklaas en Zwarte Piet ge boeid voorop. Hoofdagent Zo en Zo op de fiets erachter met het paard aan de hand. Zo kwamen ze op het bureau. „Waar is de inspecteur" vroeg hoofdagent Zo en Zo aan zijn col lega's, die meer interesse toon den in kaarten dan dan in de juist binnengekomenen. „Hier ben ik", klonk het van de andere kant. „Wat is er aan de hand? Wel heb ik van mijn leven! Wie breng je nou mee. agent' Doen jullie die maskers eens gauw af." De maskers zakten. Zo goed en zo kwaad als het ging met de handboeien aan, knoopte Piet ook het strikje achter de oren van het paard los. „Nee maar, wat komen die ge zichten me bekend voor. Zeg eens. agent, waar haal je ze vandaan?" „Ik heb ze op heterdaad betrapt bij een inbraak", sprak hoofdagent „Dat kan ik verklaren", vloog de oude bisschop op. „Ssssttt!" kalmeerde de inspec teur hem. „Gaat u beiden nu eerst eens rustig zitten." Met een vijandig gezicht schoof hoofdagent Zo en Zo stoelen aan. „U houdt dus vol, dat u Sinter klaas en Zwarte Piet bent?" wilde de inspecteur weten. „Ja", zeiden meester en knecht in koor. „Welnu, dan moet u beiden dus gedichten kunnen maken. En goed ook. Wat dacht u ervan, wan neer ik de proef eens op de som nam? Ik bedoel, dat u ons hier voordichtte, om uw identiteit te bewijzen." „Hum" zei Sinterklaas. „Hum" zei Zwarte Piet. En het paard op de gang hinnikte be scheiden. „Welnu?" deed de inspecteur on geduldig. ,,'t Is goed", antwoordde de grijsaard toonloos. „Agent!" beval de inspecteur De schimmel luid hinnikend van vreugde werd binnengela ten. „Begin jij maar Piet", opperde de Sint later en streek over zijn baard. Peter schraapte de keel en begon: „Sint, de oude filantroop, loopt met zijn goedheid graag te koop; want als de bisschop jarig is, blijkt, dat hij lang niet karig is. Hij geeft, hetzij aan jong of oud..." Hoofdagent Zo en Zo snoof ver achtelijk, maar Sinterklaas nam over: maar maakt wel meer dan eens een fout. Zo bleek hem plots'ling in deez' nacht, dat hij de welgestelden al te goed bedacht en kind'ren van de minder-welge- stelde pa's, die grepen er een beetje naast „Inspecteur." protesteerde hoofd agent Zo en Zo, „pa's en naast, dat rijmt niet op elkaar. Het zijn de echte Sinterklaas en Zwarte Piet niet." „Stil!", maande de inspecteur. „Gaat u verder, heren". En de bis schop vervolgde met rollende r's: „Zo kreeg een knaap, van ouders. welgesteld: een blokkendoos, een trein, een beurs met geld. een stoommachine en een fiets..." Zwarte Piet, glimmend van de in spiratie, vervolgde: maar and'ren kregen practisch niets. Het noodlot wilde, dat bleek ons alras: hun vaders zaten minder in de slappe was. Wat bleek dus ons verzuim bij onze ac-activiteit?" De oude Sint, zich weer van zijn waardigheid bewust, niettegenstaan de de grote scheur in zijn tabbaard, gaf het antwoord: „De sociale - hum - gerechtigheid. En om maar verder te vertellen: wij wilden toen vannacht het recht hersteilen. We dachten alle huizen langs te benen en waar te veel gegeven was, terug te nemen „Kreupelrijm!" onderbrak hoofd agent Zo en Zo verontwaardigd. „Benen en nemen, dat rijmt al weer niet." „Hei is ook maar een Sinterklaas gedicht," suste de inspecteur. Zwarte Piet snoot zijn neus en reciteerde vervolgens: de pakjes, aldus weer m onze handen. zouden dauma bij te kort gedanen aanbelanden „Pleonasme!" knalde de hoofd agent Zo en Zo, die vroeger op de toneelclub de klok wel eens had horen luiden. Maar de grijze bis schop, die weer een nieuwe inge ving had. vervolgde onverstoorbaar. U snapt, wc waren dus verplicht wel in te breken, want de deuren waren dicht Zo mocht het onze schimmel plots gelukken, een spiegelruitje van een villa in te drukken. En Piel en ik klommen zonder bezinnen het raam van deze villa binnen. Het sociale onrecht zou dus uiterst snel hersteld zijn, inspecteur, dat voelt u wel..." De inspecteur knikte instemmend, waarop Piet de slotfase inzette: .Een ongelukje bij de bezigheden mijn baas, de Sint, was uitge gleden trok d'aandacht van deze eh despoot „Alleen maar een dichterlijke vrij- heid," lichtte Sint Nicolaas toe Maar Zwarte Piet ging alweer door: die ons heel stevig in de boeien sloof. Maar naar mijn baas en ik beden ken. zal hij ons nu toch wel genade schenken." Zwarte Piet had het epos be ëindigd. Hij keek rond om de stemming te peilen. Hoofdagent Zo en Zo scheen niet geheel en al voldaan. Maar de inspecteur reikte Sint en Pieter glimlachend de hand. „Bravo!" riep hij en klopte bei den op de schouder. „U hebt mijn twijfel volledig weggenomen." Maar hoofdagent Zo en Zo bleef mokken, toen hij de opdracht kreeg beide arrestanten van de boeien te ontdoen. „Nu ik mijn handen weer vrij heb", zei Sint Nicolaas geheimzin nig, „ben ik in staat om ook de agent te overtuigen van onze ware identiteit." Hij graaide in zijn bin nenzak en haalde een enorme cho colade-sigaar tevoorschijn. „Die is voor u agent. Zijn we nu weer goede vrienden?" Vriendelijke glimlach Langzaam aan veranderde het gezicht van hoofdagent Zo en Zo. De nors© uitdrukking maakte plaats voor een allervriendelijkste glimlach, toen de bisschop hem de lekkernij tussen de lippen stak. ,.U neemt me toch niet kwalijk. Sinterklaas, u begrijpt, wij van de politie „Natuurlijk, natuurlijk. U moet altijd heel voorzichtig zijn", haast te Sinterklaas zich te zeggen. Intussen was de inspecteur even het lokaal uitgegaan. Toen hij te rugkwam, verborg hij iets achter de rug. „Ik had zo gedacht", lachte hij, „dat de agent nog maar eens kof fie moet zetten. Ik heb er iets bij. 't Was eigenlijk wel voor moeder- de-vrouw bestemd, maar wie weet laat Sint er haar morgen nog wel niet eentje bezorgen Er kwam een grote witte doos met een boterletter erin op tafel. Piet leende de inspecteur zijn zak mes en hoofdagent Zo en Zo ging fluitend koffie zetten. De andere politiemannen hadden intussen hun kaartspel gestaakt en volgden met veel belangstelling de ceremonie van het aansnijden. Toen ging de telefoon. De in specteur nam zelf op. „Er is ingebroken", konden alle aanwezigen de hoorn hees horen fluisteren. De inspecteur fronste het voorhoofd. „Een gesprek voor u. Sinter klaas." DAAR stond Sjoerdje dan, helemaal alleen in een grote, witte wereld. De wind veegde wat sneeuw van de strui ken en blies de vlokken in Sjoerdjes toet Maar Sjoerd zag de witte bomen niet Hij lette niet op een bevroren plas en bijna viel hij achterover. Sjoerdje dacht, héél, héél diep. Weet je waarover? Luister! De bisschop kreeg een rood hoofd en nam de hoorn over. „Een misverstand. mijnheer", stamelde hij. „Ja, natuurlijk, mor genochtend stuur ik direct de gla zenmaker. Ja, een nieuwe kamer linde laat ik u ook sturen Het volgende jaar werd de 5 De- cember-sociale gerechtigheid pas ingevoerd. Spion n age koorts DEN HAAG. „Alweer spion- nage", dacht een pientere meneer op de Grote Markt, toen hij er Zondag een ongeveer achttienja rige jongeman een blanco envelop pe van de straat zag oprapen, die kort tevoren door een snel passe rende motorrijder was neergesme ten. De man greep de jongen ijlings in de kraag en leverde hem over aan de politie. In de enveloppe vond men een papier met morse tekens. Toen de motorrijder zich even later zelf kwam melden, kwam de „spionnerende aap" uit de mouw: padvinders, die hun vrije middag benutten voor een onschul dig spelletje. Ned. Herv. Kerk. Beroepen te Drie bergen. (vac R. Bos) (toez.) H. J. van Druten te Dell (Gld). Aangenomen naar Den Briel, R. Alers, cand. te Rotterdam. Naar Woudrlchem, G. F. Overgaauw te Schore (Zl.). Sjoerdje was een jongen van al zeven jaar. Hij woonde aan de rand van de stad: het tuinhek door cn hij stond in het boerenland. Ver weg kon je daar kijken, wel tot aan de boerderij van Beuke laar. Vorig jaar, toen de winter kwam, was Sint Nicolaas daar van daan gekomen. Nee, niet van de boerderij, maar toch van die kant. Nu was de winter er al een week. De sneeuw was al hard en het ijs zo sterk, dat je kon schaat sen. Als je tenminste schaatsen had en schaatsen kón. En zeven midda gen had Sjoerd aan het tuinhek ge staan, turend in de verre verte. Hij kende alle bomen en wist hoe de sloten hepen. Soms had hij het koud gekregen en had hij staan rillen in zijn jas. Het was allemaal voor niets geweest: Sint Nicolaas was niet gekomen. Waarom niet? Was Sint Nicolaas dit jaar dan niet jarig? Of had hij Sjoerd vergeten? Maar nee. dat kon niet. Sint Nicolaas vergeet nie mand, ook Sjoerdje niet. Waarom bleef hij dan zo lang weg? Moeder wist het niet. En vader was opreis. Vanavond zou hij thuiskomen. Va der was knap; zou hij het wèl we ten? Misschien! Vanavonddat duurde nog vier uur. Maar zolang kon Sjoerd toch niet meer wachten? Hij wachtte al een hele week! Hij hield het niet meer uit. Weet je wat? Hij zou gaan kijken. Hij zou dapper de weg op gaan naar de boerderij van Beukelaar. Hij zou aan de boerin vragen: Hebt u de Sint al gezien? Zij moest het weten; zij woonde toch veel dichter bij Spanje? Nou aan! Ï-J EEL lang was de weg naar de 1 1 boerderij van Beukelaar. Een koude wind streek over het lage land, langs Sjoerajes oren, die vuurrood werden. Hij blies door je jas en je bloesje heen. Handen in zijn zakken, kraag hoog op, daar liep Sjoerd. nu eens op een draf, dan weer met flinke stappen. Hij schoot al op. kijk maar, de boer derij was al heel goed te zien Je werd er wel moe van. Het was zo'n eind. En het waaid=> zo. dat je je haast niet warm kon lopen. Maar dacht je, dat Sjoerd het opgaf? Wel nee! Hij liep door. een. twee, een. twee. Alle pasjes helpen, Sjoerd, zei hij bij zichzelf. En hij zette door. Als een echt flink jongetje. Aan zijn moeder dacht Sjoerd niet. Die zou wel ongerust zijn. En dat hij nog terug moest wande len, nee, dat vergat hij ook. Dom me Sjoerd dan toch, wat ben je begonnen? Het is wel heel dap per van je om daar ir wind en weer de Sint tegemoet te lopen, maar jongen, dat kan toch zo maar niet? Voel je niet dat je neus steeds kouder wordt? Straks gaan je tenen tintelen en je ko nen pijn doen van de wind. Straks ben je zo verschrikkelijk moe. dat je niet verder meer kunt. Wat dan? Er is op heel die lange weg geen mens te zien. Er komen geen auto's voorbij die je kunnen mee nemen. Sjoerd, Sjoerd, dat gaat mis. heus. Maar Sjoerd voelde geen kou en hij werd niet moe. De Sint moest hij zien. Punt, uit! Hij stopte zijn handen nog wat dieper in zijn jaszakken. Hij keek niet op of om en liep en liep. Hij zag niet eens dat het al begon te schemeren. Wel anderhalf uur liep hij zo. Toen draaide hij een piepend hek open. En stond toen op het erf van boer Beukelaar. |-J ET was donker op dat erf. A Donker en stil. Alleen zijn voetstappen maakten geluidjes in het grind. En natuurlijk hoorde je die gure wind. Er was geen raam verlicht. Waar was de hond? Die hoort toch bij een boerderij? Dat daar moest het hok zijn; het was leeg. Sjoerd keek eens rond, zag niet veel door de hoge bomen op het erf en werd eigenlijk een klein beetje bang. Maar was hij een flink Sjoerdje, of niet? O zo! Daar had je de deur. Een bel was er niet. Dat is zo bij boerde rijen. Daar maak je de deur zelf maar open. Maar hier ging het niet. De voordeur dan? Nee, ook die was op slot. Toen ging Sjoerdje zitten, zo maar op de stoep. Hij vocht tegen zijn tranen maar het hielp niet. Daar kwamen ze, van die grot* dikke. Wat was hij moe en vn had hij het koud. En het was all* maal niet erg geweest, als hy Sü Nicolaas maar had gezien. Mai die was nergens. Nu zou hij tt rug moeten, weer helemaal allee: dwars door de koude sneeuw. steeds donkerder werd het en ko^ der ook. Arme, arme Sjoerdje! H was nog maar zeven, moet je dec ken! T* OEN kwam die raaf. Takke bewogen, Sjoerd hoorde et onheilspellend gefladder vlak b hem Hij dook van schrik in zij vogel voor hem. die hem vriend' lyk aankeek „Jij moet niet huilen." zei d raaf. „Welk jongetje huilt er no op Sinterklaasavond? Kom nou! J moet natuurlijk naar huis, heb goed geraden' Zie je weL Woo je ver? Zal ik je even thui brengen?" „Jij?" vroeg Sjoerd ongelovig. „Ja. ik. Wacht even." Weg was de raaf Een paar sU gen met zijn grote vleugels e hij stond voor de schuur. Tik, til tegen de deur. hij was binne Daar kwam hij er al uitgevloge met in zijn sterke snavel et schoen met een schaats eronder. „Doe aan, vlug, voor het hel maal donker is," zei hij en w< was hij weer. Voor dat Sjoerd d grote schoen aan zijn voetje hs gedaan, stond de tweede al b hem. Ze pasten niet zo best e toen Sjoerd wilde gaan staan, vi hij prompt. „Geeft niet, nog eens prober*» drong de raaf aan. Maar nu was Sjoerdje toch wi handiger Hij rende met eenschoe in elke hand naar de vaart lanj de weg en daar probeerde hij h< nog eens. Heel voorzichtig ston hij op. Zijn enkels wiebelden e het ijs was veel gladder da Sjoerdje dacht. Maar juist op tij zag liij de vogel voor zich. „Pak mijn -taart maar vast,"» de raaf. „en zeg maar waar heen moet." Daar gingen ze, eerst langzaar toen harder en harder. Nog sne Ier dan de wind. Anderhalf uur had hij g< lopen. Nu was hij thuis in ee kwartier. Het was net helema donker geworden toen hij hettuii hek opengooide en de tuin doo rende. Hij stoof de keuken doo de kamer in. En je weet al w: daar zaten? Moeder? Natuurlij! En vader? Ja. vader ook. En ir. c grote stoel, dicht bij de kache daar zat Sint Nicolaas. In de deuropening bleef Sjoerdi staan. Dus was hij toch gekomer. Ze lachten alle vier. En moedi zei: „Domme Sjoerd, ik heb zo angst gezeten. Waar ben je g< weest? Sint Nicolaas heeft g< zegd, dat ik me niet ongerui moest maken. Maar ik ben toe heel erg blij dat je weer bij n bent. Vertel eens gauw Maar Sjoerd vertelde niets. E keek met grote ogen naar Sü Nicolaas en naar de pakjes, di op tafel lagen. „Je mag wel, hoor Sjoerd, zijn heus voor jou!" In het grootste zaten schaatse In een ander een brandweerau van plastic. In het derde 'n pa vinders riem met een echte flu En in het vierde een heerlijk mo< lijke legpuzzle. Toen vloog Sjoerd moeder de hals. Hij vergat helemaal a de Sint te bedanken en begon zi hele avontuur te vertellen. „En waar is de raaf nu?" vrw vader. O, daar had Sjoerd ni( meer aan gedacht. Hij liep naar de tuindeur, tuurde in h< donker, maar zag niets. Of bewoo daar iets zwarts in de sneeuw Plotseling: weer dat gefladde Daar ging de raaf. „Prettige avon verder," hoorde Sjoerd hem rot pen en de vogel verdween in h< donker. De volgende morgen vondSjoe: de schoenen met de schaatsen b het tuinhek. Zün vader heeft teruggebracht. En Beukelaar w helemaal niet boos. door EDWARD HOPE Toen zijn baas tevreden bleek te kijken werd hij nog argwanender. J. Thor val Jones leunde vertrou welijk naar voren. „We zijn gered!" zei hij theatraal. „Wass „Het wonder is geschied. „Love for beginners" wordt dè film van het jaar. We gaan er een millioen aan verdienen". „Aberrr Unterweiger kon niet uit zijn woorden komen van verba zing. „Éérst dit: L'Amour krijgt geen rol. Alles wat je opgenomen hebt waar L'Amour opstaat kan je weg gooien". „Eh eh stotterde de regisseur, „kraigen wai dann ene neue star?" „Geen nieuwe ster. Of misschien wel. Je hebt nog nooit van haar gehoord. Ze heeft nog nooit voor de film gespeeld. Ik heb haar zelf nog nooit gezien". „Wass? Was is das nou?" „Kijk eens", zei Jones en hij glim lachte breed, „de publiciteit moet 't hem doen Wat we nu gaan doen is gewoon de droom van een pers chef. Het is te mooi om waar te zijnen het is waar!" „Fertellen. bitte", vroeg Unterwei ger. „Luister. Hier heb je het verhaal. Laat er vandaag nog een stel goeie lui aan werken. En bewaar alles wat je kan gebruiken van wat je al hebt gefilmd. Hier is het. Er is een meisje in een nachtclub een jong en fatsoenlijk meisje, zie je en ze begint daar pas te werken. Haar familie weet niet dat ze in dit soort werk is verzeild. Ze heeft een fijne oude moeder en een beetje strenge vader, weet je. Echte goeie mensen. Dus die mogen niet weten dat dat meisje daar werkt. Voel je? Nou, terwijl zc op een avond haar kleine solootje afwerkt, schiet een gangster een dranksmokkelaar over hoop in die zaak. De politie wil het meisje hebben voor getuige. Begrijp je dat?" Unterweiger zat te knikken van ja. „Goed. Ze loopt weg voor ze haar te pakken krijgen. Ze weet niet waar ze naar toe moet. Ze zwerft zo maar rond, weet ik veel. Dat moeten jullie maar uitmaken. In ie der geval komt ze op een universi teitsterrein terecht. Ze heeft honger, vat je? En is doodsbang, voel je? Wanhopig. En daar ligt die grote universiteit, zo rijk en zo rustig. Rijkeluis-zoontjes. Nu. ze zwerft zo'n beetje tussen die gebouwen en die studentenbarakken door. En ze kijkt door een raam naar binnen in een verlichte kamer. Dat is groots. Ze ziet een student. Hij ziet er uit of hij rijk is in ieder geval warm en gelukkig. En hij is knap. Geef Pardridge die rol maar. Goed. Daar is ze nu. Hongerig. In de kou. Ge zocht door de politie. Tenslotte kan ze het niet langer meer uithouden. Ze klopt op het raam. Misschien is het beter dat ze flauwvalt in de sneeuw. Ja. d'r moet sneeuw zyn. Die jonge vent raapt haar op. neemt haar mee naar binnen, hoort haar verhaal. Hij is ontroerd. Hij kan haar niet meer wegsturen, de kou in Maar toch is het niet veilig om haar in zijn kamer te verbergen. Bang voor New York. Schandaal en zo". J.Thorval Jones ging gemakkelijk zitten. Hij blies een grote wolk rook uit en spreidde zijn handen. Hij straalde. „Zo. dat is het. Is dat een pracht verhaal of niet?" „Grrroots". zei Unterweiger eer biedig, „wo hebben U dat te pakken gekraigt?" „Ha ha. Daar vraag je me wat. Het is wèar! Het is echt gebeurd. Het is nü aan het gebeuren!" „Und was gebeurt dann weiter?" „Wat er verder gebeurt is niet belangrijk. Laat de schrijvers dat maar uitwerken. Misschien trouwt ze met die student. Zal wel. Maar voor ze zover zijn heb je al die stories met die agenten en recher che. die gangsters en die familie van dat meisje. Al die opnamen van een universiteit hebben we al. Het is groots, het is machtig. En de pu bliciteit!'' „Goed. Wai hebben werk te doen, nicht?" „Werk? Dat is geen werk. Het moet een plezier zijn om aan zo iets bezig te zijn. McNeal krijgt de publiciteit. Morgenochtend staat het .hele verhaal op de voorpagina van elke krant in het land Plotseling bedacht hij wat. Hij keek naar de deur van de kamer ernaast. „Oh .ehluister eens", zei hy „Bitte?" „Er is nog wat. Was die Niles hier vanmiddag niet ergens?" „Niles?", herhaalde Unterweiger vaag. „Niles? Ach, sie meinen de acteur? Ja ja! Hebben sie een rol vor hem" „Ja. hij moet wat voor me spi len. Maar niet voor de film. Vo< mij. Precies wat hij goed kan: h moet even voor dokter spelen". De regisseur luisterde. En knild begrijpend „Zeg eens één-twee-drie-één-twei drie-één-twee-drie; zó ja. Net lang tot al Uw adem op is." Buzz Jones deed wat gevraag werd. De dokter scharrelde met ee stethoscoop op zijn klamme bors De president van de Supersour zat bezorgd op zijn onaangestoke sigaar te kluiven. „In-ademen!", zei de dokter verplaatste de stethoscoop. „Di« in-ademen en adem inhouden". Buzz hield zijn adem in tot 1 paars werd. „Goed", zei de dokter. „Ja, maar hoor'ns", protesteert Buzz. „Nee, nee", zei de dokter, kunt dadelijk wat zeggen." De st< thoscoop vervolgde z'n weg Buzz' blote borst. „Hmmm", zei c dokter en weer: „Hmmm". Buzz probeerde verveeld te kj ken. De dokter beklopte zijn rug. „Drinkt U?". vroeg hij. „Niet veel. Beslist niet veel". „Mmmm". „Ik lieg niet". „Natuurlijk niet, nee, natuurlij nietRookt U?" „Natuurlijk". „Sigaretten, hè?" De dokter dee een stap terug en keek naar Buz bovenlichaam. „Eet U geregelc Goed voedsel?" „Ja. Zo goed als in Princeton krijgen is". „Mmmm. Laat me eens even na: Uw ogen kijken". Hij lichtte hoeken van de oogleden op en ke< er aandachtig onder. „Hmmm. J Dat is het". „Wat is het?", vroeg Buzz. „Wilt U even bij het raam k< men? Zo ja Uw hoofd eve achteroverTong uitstekc Mmmm. Zeg eens: „A!"... Mon een beetje verder open ja. Slaap U goed?" „Best". „Goed. Kleed U zich maar we< aan". De dokter deed zijn stethoscoe in een foudraal en stak het din in zijn zak. Hij krabde met een viir! n ger in zijn puntbaardje. „Er is toch niets ernstigs, dot ter?" vroeg de vader ongerust. „Nee. Ernstig niet. Maar hij m<* heel voorzichtig aandoen. Zo niet. Hij trok zijn schouders hoog op liet ze toen plotseling weer zas ken. (Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1951 | | pagina 4