HUNTER s SA ONDER EEN STIJVE BRIES NAAR 'T GRIJZE DIEPPE feestdagen i dk\ ét ;i#> Journaal van De Hoop' MOEILIJKHEDEN? Doorbetaling van loon in geval van ziekte Wij seven raad matrozen spoog een straal tabaks sap over boord. Toen zei hy: „D'r zit geen lucht op de hoorn." „O, maar dat kunnen we toch wel even verzorgen?", zei ome Theo met een luchtige opgewektheid die my door de ziel sneed. ,,Als het maar niet te veel is!", zei de machinist met een blik vol aanvaringen in de mist ten gevolge van gebrek aan gecomprimeerde lucht op de misthoorn. Maar hy ging het toch in orde maken. En stuurman Floor klom al vast naar de brug, want die jongen vaart al zo lang dat niks hem te gek is. Maar hg had wel iets ln de ogen vanals ze op de schoolbanken eens wisten wat hier een huisvader met kinderen wordt aangedaan. De machinist keek anders. Die scheen te denken: die radiovent is gek, en die daarnaast (dat was ik) ook. Intussen zette ome Theo on versaagd ztjn koffertje op scherp en riep bly naar de brug: ,,Geef maar arie korte stoten, dat is aar dig!" „Da's goed," riep de stuurman te rug. ..Drie korte stoten betekent: Volle Kracht Achteruit!" En toen ging hy een dun shagje rolfen. Ten slotte werden ze het eens over drie lange stoten, wat wel al3 groet gebezigd werd. Er viel een druppel regen uit de loodgrijze lucht en een gure wind gierde over het dek. Ome Theo ging cp de hur ken zitten en riep verheugd tegen de microfoon: „Daar zyn we dan met onze schoolradio aan boord van „De Hoop". Stuurman Floor, geef eens een welkomstgroet aan alle schoolkinderen van Nederland!" Op dat moment begon een klein Fransmannetje niet ver van ons af driftig met een beitel op een stuk ijzer te slaan zonder enige aanwijs bare redenen. Wij keken verstoord over de railing, maar misschien ver stond hij onze Hollandse blikken niet. Hij sloeg maar door. Beng! Beng! Beng! Intussen loeide onze scheepshoorn braaf zijn drie lange stoten. ..Mislukt! Dat moet over!" zei ome Theo onverzettelijk. „Pas maar op!" zei een matroos en hij wees naar een Engels schip dat in de buurt dobberde. „Die be gint er direct door heen te toete ren." We keken allemaal naar de En gelse vrachtvaarder. Over de brug leunde een zwijgende Engelsman. Voorzeker had hij de hand op de hoorn, en kon hy elk ogenblik een geloei de lucht inzenden dat de muren van Jericho zou doen vallen. Ome Theo draaide aan de knop pen. „Daar zijn we dan kzzzztgrrr beng! knerpte het koffertje vrolijk. Nu, toen zijn we uit mekaar ge gaan. Maar even later zag ik ome Theo in een stil hoekje buiten het bereik van profanerende blikken op nieuw dat opgewekte „Daar zijn we dan" in ziin microfoontje spreken. En toen die avond in Dieppe een der matrozen na een paar gezellige uren in een klein café over de rai ling klom, en op het dek de stuur man vond, die zijn bedrijvige ver richtingen onderzoekend stond aan te kyken. hoorde ik hem in een meesterlijke imitatie uitroepen: „Daar zijn we dan!". Ach, elk vak heeft zijn moeilijk heden. Het was Zaterdag toen de Hol landse vissersvloot Dieppe binnen liep. Er stond een ruwe zee. In lan ge rijen kwamen ze door de sluis gevaren: oude haveloze loggers met opgelapte zeilen, roestige stomer- tjes, brede motorschepen. Dertig jaar scheepvaartontwikkeling trok daar voorbij. De Henny, de Willy, de Gezina-Geertrui. De dekken wa ren bloederig van het haringkaken en aan de railing stonden de man nen van Katwijk, Vlaardingen, Schevcnlngen, en IJmuiden in blau we truien en waterlaarzen. Achter mekaar kwamen ze over de hoge golven de pieren binnen rijden, waarachter na weken hard en vuil werk op zee de neonlichten lokten die zich spiegelden in het rimpelige water van de haven van Dieppe. Als de vloot binnen is begint de drukke tijd op De Hoop. En ze kun nen vrij veel doen met hun hospi- JJ ALLO HOOP! Hallo J- J- Hoop! Een van de mannen heeft een steenpuist gehadik zeg een steenpuist gehad. Die is weer wegmaar nu begint zijn arm onder de oksel op te zwellen; ik zeg on der zijn oksel op te zwellen. Wat moeten we doenOver!" Vraag eens of het pijnlijk is als hij er op druktvroeg de scheepsdokter van De Hoop". Dc marconist boog zich over zijn apparaat en begon weer te praten met de Vlaardinger die een paar mijl uit de kust lag. Even later gaf hij de bevesti ging door. Ja, het deed pijn als je er op drukte. .Jchthyolzalfzei dc dokter. Misschien had hij nog wel meer willen zeggen, maar de marconist begon al weer in zijn microfoon te spreken. ,JIallo schipper, hallo schipper! Je neemt de Ich- thyjolzalf uit je kastje. Dat is die zwarte rommel, die zwarte rommel. Die smeer je d'r op, smeer je d'r op. En dan bind je dc arm op in een driehoekig verband, zodat die rust heeft. Ik her haal, dan bind je dc arm op in een driehoekig verbandzodat, die rust heeft." De dokter ging terug naar de ziekenboeg. De marconist stak een sigaret op. Hij haalde zijn schouders op toen ik mijn ver wondering liet blijken over het uitgebreide recept dat hij zonder verdere hulp van de dokter had doorgegeven. „Ik vaar al zo lang mee dat ik het zelf ook wel weet" zei hij. „Voor de vorm laat ik de dokter roepen, maar vaak is die toch te zeeziek." En na mij aldus zijn sceptische kijk op het medische te hebben gegeven, liet hij mij alleen. de sloper. Zes en een halve ton moet hij hebben. Het is een „stijf" schip,, zeggen de insiders. Het is ge bouw als een zeilertje, en sinds er een motor in is gezet, en er nog slechts zeil gehesen wordt om bij te sturen, slingert het bij ruw weer dermate hevig, dat het binnen drie seconden van zijn ene op zijn andere zij komt te liggen. De ziekenboeg is onder de waterlinie en kan slechts geventileerd worden via de deuren. Het bijbehorend bad kan niet worden gebruikt omdat er geen afvoermogelijk- heid is. Het dek gaat telkens lekken, wat lastig is als er zeetjes over komen. Deze keer zat er een lek boven het huis orgeltje van de dominee. .Het schip heeft veel meer nadelen, maar wanneer ge de kapitein of de stuurman daar naar vraagt, geven ze ontwij kende antwoorden, want ze varen beiden al meer dan twin tig jaar met De Hoop, en zo'n oude makker laat ge niet zo maar over de tong gaan. „De romp is nog best" menen ze. taaltje, maar Jan kwam met klach ten die verdacht schenen en de dok ter zei: „Naar het Franse zieken huis voor nader onderzoek!" Maar hy wou niet. Zyn hele ge looide gezicht was een groot Neder lands wantrouwen tegen die drukke Fransozen met hun onverstaanbaar geratel. Een stugge kleine visser in 'n vuile werkbroek, wiens zeebenen onwrikbaar in de klompen stonden. Daar kom je dan in goed vertrou wen by een Nederlandse dokter, en die stuurt je nog het bos in. Hy was er vies ingetrapt. Iedereen kwam er aan te pas. De dominee, de dokter, de schipper, een voorbijganger. Met z'n allen stonden ze aan hem te duwen. En na een tydje kwam hij inderdaad op gang. in de richting van de Rue Pasteur waar in een vaal gebouw vol bezig gonzende nonnetjes het ziekenhuis gevestigd bleek. Er was een drukte van jewelste, want er was daar juist een splinter nieuw doorlichtingsapparaat gearri veerd: een geschenk uit Canada dat zich sinds de dagen van de proef- invasie veel aan het stadje gelegen laat liggen. Het apparaat stond in een hoek te blinken dat het een lust was, en een Fransman in een witte jas stond er trots glim lachend naast, te midden van een kring bewonderaars. Daar het toestel nu onmiddellyk beproefd kon worden werd de komst van onze patiënt met geiuich begroet, wat hem nog wantrou wiger maakte, want hy had nu helemaal de indruk dat die Fransen geen ogenblik meer widen talmen om hem vroiyk fluitend een been af te zagen. Gelukkig was de dominee er bjj om hem opbeurend toe te spreken. Jan werd met een sierlijk gebaar uitgenodigd om opeen schavotje te gaan staan en de Fransman draaide bly aan de knoppen. Het was in een ogenblik gebeurd. Jan mankeerde niks, zei de Franse dokter. Hy had iets spjjtigs. De visser haalde Intussen zijn pakje zware shag voor de dag. en bood iedereen aan om een Holland se visserssigaret te rollen, wat ge coiffeerd werd aangenomen. „Rol maar een dikke", zei hij gul. En toen zowel de Franse dokter als diens assistent na een aantal trek ken zichtbaar begon te verbleken van die ongewoon zware pillen, stapte hy tevreden de deur uit. Maar op straat heeft hy van zijn eigen dokter toch nog een bevesti ging gevraagd of hy nu werkelijk niets mankeerde. DE dominee had aan de Boule vard de la Libération een ba rak afgehuurd, om die honderden vissers op Zondag voor te kunnen gaan in de dienst, en de rest van de dag aangenaam bezig te kunnen houden met halmaspelletjes en sjoelbakken. Het was een merk waardig gezicht in die levendige Franse stad plotseling grote groe pen vissers tegen te komen, die in de Zondagse pakken en petten ter kerke togen met dezelfde bedaarde stap als zy dat in hun dorpen doen. Op weg er heen liep ik achter drie fyse bonken van de zee. met stevige nekken onder de lakense petten, en de ln eerlyk werk ge bogen ruggen in zwarte jassen. Er was echter iets met die ruggen. Op een of andere manier waren het geen ruggen die ter kerke togen. „Jekennütmedoen!" zelden die rug gen. „Wy gaan niet naar die dienst. Wy gaan een biertje kopen!" Het waren sterk sprekende rug gen. Ik ben ze gevolgd. Over de Quai Henri Quatrième en de Quai Duquesne naar een schemerig café met spiegel en een mahoniehouten toonbank. Het heette daar Chez Susette. Er was niemand aanwezig, be halve Susette zelf. Ze was al een beetje op jaren, maar ze veerde met een verrassende snelheid over eind op het zien van die vroege klanten. Ah, de heren waren Hol landers? Nou, dan had ze iets spe ciaals. En met een glimlach stapte z* naar een hoek van het lokaal waar de nieuwste aanwinst van het eta blissement stond te glanzen: een radio als een straatorgel. Wat ze daar niet uit kon halen. Ze zette het toestel op Hilver sum en draalde trots aan de knop tot het niet harder kon. Zegevierend stond ze in een baaierd van Neder landse klanken. Afschuwelyk, mensen. Zet ge op Zondag wel èens uw radio aan? Een schalmei van een dominee trad daar met opgeheven wijsvinger door de luidspreker die Franse drankgrot binnen. Nu, toen zyn we maar naar de Boulevard de la Libération gegaan. De dominee schonk koffie. DIE avond nam ik afscheid van De Hoop, die nog een paar we ken in Dieppe zou blyven liggen, ter verzorging van de vissers. Een weemoedig afscheid, want De Hoop is een schip, waar men zich aan gaat hechten. De heer Suermondt, die de ziel is van de vereniging wel ke De Hoop exploiteert, zamelt op het ogenblik geld in voor een nieu we Hoop, omdat de oude rijp is voor Advertentie (l. M.J IN geval van ziekte kan een arbeider zijn werkgever aanspreken voor doorbetaling van het loon. De juiste verplichting van de werkgever wordt dan bepaald door de kantonrechter. Deze zal bU zijn beslissing reke ning houden met een eventuele uitkering ingevolge de ziektewet. In dat geval ontvangt de werknemer dus alleen loon over de drie wachtdagen en eventueel daarna nog een aanvulling van 20 op het ziekengeld. Een algemene richtiyn kan hier niet worden gegeven. De desbetreffende be paling van het Burgerlijk Wetboek is namelijk vry vaag. De kantonrechter zal daarom van geval tot geval anders kunnen beslissen. Dat is ook de reden, dat de practische betekenis van de betreffende bepaling nimmer groot is geweest. Slechts in weinig gevallen zal de hulp van de kantonrechter worden ingeroepen. Bovendien is de mo gelijkheid geopend- dat het bewus te artikel (1638 c) geheel buiten werking wordt gesteld door een C.A.O. Dit in antwoord op een vraag van C. G. J. B. De termijn van drie jaar. die de kantonrechter kan stellen bij het toewijzen van een woning, die gekocht is met de be doeling, dat de koper erin kan trekken, is geen wet van Meden en Perzen. De kantonrechter houdt in elk voorkomend geval rekening met de omstandigheden van ko per en huurder. Daarnaast staat dan nog het verkrijgen van een huisvestingsvergunning, hetgeen een zaak op zichzelf is. A. B. Het uiteindelijk fiat om te emigreren wordt niet gegeven, wanneer er nog belastingschuld is. Mocht op een of andere wijze iemand het land verlaten, die be lastingschuld heeft dan is het niet uitgesloten, dat hii, terugkomende, voor zijn schuld aansprakelijk wordt gesteld en wel op een wij ze, die wellicht niet zo prettig is. Gepeiisionneerden en huurverhoging Met instemming las ik uw arti kel „Oud en arm" over het achter wege laten van een compensatie uitkering aan sociale rentetrekkers en gepensionneerden. Wat moet het nu worden als de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting zijn zin krygt en de huren weer omhoog gaan? Dan weten de ge pensionneerden en anderen met kleine vaste inkomens helemaal geen raad meer, temeer waar bij huurverhoging ook de personele belasting de hoogte in gaat. Laten we hopen, dat de meerderheid van dc Tweede Kamer niet voor dit plan te vinden is. N. W. Jong en arm Het zijn niet alleen zij, die „oud en arm" zijn. voor wie het een bittere teleurstelling is, dat de compensatie-uitkering-ineens niet aan gepensionneerden en sociale rentetrekkers wordt toegekend. Er is ook nog een groep, die niet oud is. maar wél arm en die de rege ring óók vergeet. Dat zijn zij. die reeds op jeugdige leeftijd gepen- sionneerd worden in verband met invaliditeit. Wordt het niet tijd, dat ook voor hun belangen eens een lans wordt gebroken? EEN TELEURGESTELDE Nogmaals: Christiansen U is „sprakeloos" schrijft u. Ik voel mij gedrongen over de vrij lating van Christiansen nog even te spreken. Men ontslaat een der gelijk man uit de gevangenis, in- plaats van hem tegen de muur te zetten. Wie is voor zulk een besluit nu eigenlijk verantwoorde lijk? En hebben wjj een volksver tegenwoordiging of hebben wij er geen? Als men dan iemand als Christiansen met alle geweld vrij wil laten, waarom laat men hem dan niet 'los in Putten? Of in het door zijn „Flieger" geteisterde Rot terdam? J. ROOLAART Zo zijn de feiten! Dezer dagen constateerde u wei nig bewondering te hebben voor het beleid van de regering inzake de gepensionneerden en zij die uit kering onfvangen krachtens de Noodwet-Drees. Dat is wel zeer zacht uitgedrukt. U kunt gerust spreken van een grof schanöaaL De blaam hiervoor treft niet al leen de regering. Zeker niet voor wat de gepensionneerden aangaat. Mogen wij er aan herinneren, dat teen voor de werkenden de zg. Joekes-gulden nodig werd geacht, hierbij wel de Noodwet-mensen werden gerekend, maar de gepen sionneerden er "niet bij waren? Driemaal hebben werkenden en Noodwet-mensen een ronde van 5% gekregen. Maar de gepension neerden waren er niet by. Vier maal achtereen werden zij verge ten. Door wie? Door de Stichting voor de Arbeid In die Stichting hebben hun oude kameraden zit ting. Maar die vergeten hun oude kameraden glad. Dat maakt het de regering mogelijk zich met een Jantje van Leiden van de zaak af te maken. Zó zijn de feiten! H. J. KLEIN Gratie voor Kotalla Door aan Kotalla gratie te ver lenen hoont men gans een volk. Hoe lang zal dit gratie-beleid nog voortduren? Wat zeggen de inwo ners van Putten er van? Blijft het hierbij of wordt aan de thans le venslang opgesloten Kotalla over enige jaren weer barmhartigheid gedaan'' Het is de hoogste tijd. dat de Nederlanders eens duidelijk la ten weten, dat zij van dit soort barmhartigheid niet zijn gediend. W. T. Advertentie (1. M.) f/ief verend bin- inenwerk, maar •It |iiD ook de dekte,g ONVERSLIJTBAAR iG~ Zaterdag 22 December 1951 WE lagen nog in de IJmuiderhaven met „De Hoop", het veertig jaar oude schoenertje, dat elk jaar met een dokter, een dominee, een apotheekje en een huisorgeltje aan boord de vissersvloot op de Noordzee vergezelt, en dat de heer Suermondt, administrateur van de „Nederlandse Vereniging Hospitaal-Kerkschip De Hoop" elk jaar meer zorg baart om het benodigde geld bijeen te krijgen voor de jaarlijkse kalefate ring, die het antieke brikje zeewaardig moet houden. Gelukkig heeft hij juist dezer dagen bij een melkfabriek de hand weten te leggen op een aantal busjes, waar best collectebusjes van te maken zijn. Die middag voeren we uit met bestemming de Franse havenstad Dieppe, want het loopt tegen het eind van het seizoen, en dan zakken de vissers af naar Het Kanaal, waar de haring zich ln deze maanden in groten getale ophoudt. In de week ends lopen dc loggers en dc traw lers dan Dieppe binnen, en daar vin den ze „De Hoop", de dominee en de dokter. Deze keer waren er nog uw ver slaggever en niemand minder dan ome Theo van de schoolradio aan boord, om de thuisblyvers in te lich ten over het wedervaren van „De Hoop". Er stond een stijve bries op de grauwe Noordzee, en wy beklom men terstond na het uitvaren, ge kleed in oliejas en trui. met een „Ahoy!" op de lippen de brug, ten einde daar bars naar de einder te gaan turen, zoals volgens de boek jes de zeelui gaarne doen. Daar de stijve bries zich echter spoedig ont popte als een aankomend stormpje, en het schip by het slingeren hoe ken van vyftig graden met de hori zon begon te maken sen situatie waarin men minstens kapitein De Vreugd of stuurman Floor zelf moet zijn om overeind te blyven scharrelen wy na enige tyd met de-vis-wordt-duur-betaald koppen naar beneden, waar wy de eerste machinist nog juist tegen een der matrozen hoorden zeggen: En dan schryven ze in de krant dat de touwen werden los gegooid, en toen de motor gestart! Stel je voor! De touwen los gooien voordat de motor gestart is!" De ander lachte verachtelijk. In de ziekenboeg vonden we de dokter. „De wetenschap geeft hier omtrent geen zekerheid, maar velen menen dat de zeeziekte iets te ma ken heeft met de evenwichtsorga nen." zei hy, steeds bleker wordend. „Wat een fantastisch gezicht zeg. die golven!" hoorden we de tweede machinist op het gangetje brouwen Door een onzer verslag gevers in een geslaagde nabootsing van on ze gesprekken op de brug. Nee, veel prestige hadden we niet by de bemanning. DE scheepsdokter, die nieuw was op „De Hoop", bleek by nade re kemiisfnaking een van die zwer vers die onze romanschrijvers zo graag met een doorgroefde kop sterk, zwijgend door hun pagina's laten schrydcn. Het was heerlijk nu eens een echte te zien. Waar hij niet was geweest was niks te doen. „In West-Afrika schenken ze een uit stekend biertje," lichtte hy ons ln. Maar zijn manier van doen had niets van die donderse hotsknots mannelykheid welke volgens Jan de Hartog steeds 't heimelijk schreien van het gouden zwervershart ver bergt. Als ge het mij vraagt stond zijn gezicht meer op: „My nemen ze niet!" Hy had een eigen primusje by zich, want die koffie uit de kombuis was nooit wat, en een kussentje om op te zitten als de banken hard zouden blijken. En hij had zyn wol len broek een minuut of wat in vyf liter wasbenzine, vermengd met een ons watervry wolvet gesopt, ver telde hy ons. ten einde het kleding stuk waterdicht te maken. Dat door een samenloop van om standigheden een gedeelte van de inventaris van het hospitaaltje niet aan boord bleek, nam hy op met de gemoedsrust van een die het blijk baar ook kon met een knopentrek- ker en een schoenlepel. Intussen trok hy echter wel degelyk aan de nodige touwen, en kwam het met die spullen nog op tijd ln orde. Wel keek hy vreemd op toen by zyn uitrusting een verlostang bleek te behoren, want hij kon niet bedenken wat hy daar nu mee moest aanvan gen by die stoere Katwykers en Scheveningers. Die waren overigens erg bly dat ze met hun kwalen en ongevallen bij een Hollandse dokter terecht konden. En tussen twee steenpuis ten en een zwerende vinger door wou hij nog wel eens verhalen ver tellen, van zyn zwerftochten. Een daarvan heeft my diep getroffen, en ik wil het u niet onthouden. „Ik werd in Arabië eens in consult ge roepen door de oude koning van Yemen." zei hy. „Die had nierklach ten. Nu. toen zei ik tegen de Arabi sche tolk: „Zeg eens tegen zyne majesteit dat hij zyn burnous uit doet." Dat gebeurde en toen bleek dat de koning daar onder nog een jae gertje aan had. „Zeg eens tegen zyne majesteit dat hij zyn hemmetje ook uit doet," zei ik tegen de tolk. Toen deed hy zyn hemmetje ook uit. En wat denk je dat er achter in dat jaegertje gedrukt stond? Jansen en Tilanus!" OVER het algemeen is het een vry enerverend beroep, dat ik uitoefen, en een mens wil daar wel eens somber van worden. Maar sinds ik hier aan boord ome Theo van dc schoolradio heb leren ken nen, ik getroost myn weg, in de wetenschap, dat hy het zwaarder heeft. Nu ja, toen ze op het schip wat aan hem gewend waren, en hy wat ongemerkt rond kon scharre len, ging het wel wat gemakkelyker maar dat begin!.O, moeder, laat uw kind nooit radio-ome worden. Die ochtend kwam hy fris gescho ren aan dek in een lichtgroene zell- trui, met een organiserende blik in de ogen en een klein koffertje aan de hand, waarmee hy naar behoeven geluiden op kon nemen voor zyn schoolnevcn en -nichtjes. Op de voorplecht stond een drom ruwe zeebonken hem van onder de petten zwijgend aan te kyken. Inplaats van rechtsomkeert te maken liep hy recht op hen af. Hij was een held. Ge moet dat meemaken hoe een groep ruige robben boordevol latent commentaar naar een radioman met een koffertje kykt. Zwakke naturen gaan dan door de knieën. Maar zo niet ome Theo. Hy stap te op hen af en riep met onvervaar de geestdrift: „Weet je wat leuk is? Ik zeg in de microfoon: „Stuur man Floor, geef eens een welkomst groet aan alle Nederlandse school kinderen!" En dan geeft de stuur man een signaal met de scheeps hoorn! Dat is leuk!" Diepe stilte volgde. Een van de

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1951 | | pagina 4