HUNTER
s
SA
ONDER EEN STIJVE BRIES
NAAR 'T
GRIJZE
DIEPPE
feestdagen
i dk\ ét ;i#>
Journaal
van
De Hoop'
MOEILIJKHEDEN?
Doorbetaling van loon in
geval van ziekte
Wij seven raad
matrozen spoog een straal tabaks
sap over boord. Toen zei hy: „D'r
zit geen lucht op de hoorn."
„O, maar dat kunnen we toch wel
even verzorgen?", zei ome Theo
met een luchtige opgewektheid die
my door de ziel sneed.
,,Als het maar niet te veel is!",
zei de machinist met een blik vol
aanvaringen in de mist ten gevolge
van gebrek aan gecomprimeerde
lucht op de misthoorn. Maar hy
ging het toch in orde maken. En
stuurman Floor klom al vast naar
de brug, want die jongen vaart al
zo lang dat niks hem te gek is.
Maar hg had wel iets ln de ogen
vanals ze op de schoolbanken eens
wisten wat hier een huisvader met
kinderen wordt aangedaan.
De machinist keek anders. Die
scheen te denken: die radiovent is
gek, en die daarnaast (dat was ik)
ook. Intussen zette ome Theo on
versaagd ztjn koffertje op scherp
en riep bly naar de brug: ,,Geef
maar arie korte stoten, dat is aar
dig!"
„Da's goed," riep de stuurman te
rug. ..Drie korte stoten betekent:
Volle Kracht Achteruit!"
En toen ging hy een dun shagje
rolfen.
Ten slotte werden ze het eens
over drie lange stoten, wat wel al3
groet gebezigd werd. Er viel een
druppel regen uit de loodgrijze
lucht en een gure wind gierde over
het dek. Ome Theo ging cp de hur
ken zitten en riep verheugd tegen
de microfoon: „Daar zyn we dan
met onze schoolradio aan boord van
„De Hoop". Stuurman Floor, geef
eens een welkomstgroet aan alle
schoolkinderen van Nederland!"
Op dat moment begon een klein
Fransmannetje niet ver van ons af
driftig met een beitel op een stuk
ijzer te slaan zonder enige aanwijs
bare redenen. Wij keken verstoord
over de railing, maar misschien ver
stond hij onze Hollandse blikken
niet. Hij sloeg maar door. Beng!
Beng! Beng! Intussen loeide onze
scheepshoorn braaf zijn drie lange
stoten.
..Mislukt! Dat moet over!" zei ome
Theo onverzettelijk.
„Pas maar op!" zei een matroos
en hij wees naar een Engels schip
dat in de buurt dobberde. „Die be
gint er direct door heen te toete
ren."
We keken allemaal naar de En
gelse vrachtvaarder. Over de brug
leunde een zwijgende Engelsman.
Voorzeker had hij de hand op de
hoorn, en kon hy elk ogenblik een
geloei de lucht inzenden dat de
muren van Jericho zou doen vallen.
Ome Theo draaide aan de knop
pen. „Daar zijn we dan kzzzztgrrr
beng! knerpte het koffertje vrolijk.
Nu, toen zijn we uit mekaar ge
gaan. Maar even later zag ik ome
Theo in een stil hoekje buiten het
bereik van profanerende blikken op
nieuw dat opgewekte „Daar zijn we
dan" in ziin microfoontje spreken.
En toen die avond in Dieppe een
der matrozen na een paar gezellige
uren in een klein café over de rai
ling klom, en op het dek de stuur
man vond, die zijn bedrijvige ver
richtingen onderzoekend stond aan
te kyken. hoorde ik hem in een
meesterlijke imitatie uitroepen:
„Daar zijn we dan!".
Ach, elk vak heeft zijn moeilijk
heden.
Het was Zaterdag toen de Hol
landse vissersvloot Dieppe binnen
liep. Er stond een ruwe zee. In lan
ge rijen kwamen ze door de sluis
gevaren: oude haveloze loggers met
opgelapte zeilen, roestige stomer-
tjes, brede motorschepen. Dertig
jaar scheepvaartontwikkeling trok
daar voorbij. De Henny, de Willy,
de Gezina-Geertrui. De dekken wa
ren bloederig van het haringkaken
en aan de railing stonden de man
nen van Katwijk, Vlaardingen,
Schevcnlngen, en IJmuiden in blau
we truien en waterlaarzen. Achter
mekaar kwamen ze over de hoge
golven de pieren binnen rijden,
waarachter na weken hard en vuil
werk op zee de neonlichten lokten
die zich spiegelden in het rimpelige
water van de haven van Dieppe.
Als de vloot binnen is begint de
drukke tijd op De Hoop. En ze kun
nen vrij veel doen met hun hospi-
JJ ALLO HOOP! Hallo
J- J- Hoop! Een van de
mannen heeft een steenpuist
gehadik zeg een steenpuist
gehad. Die is weer wegmaar
nu begint zijn arm onder de
oksel op te zwellen; ik zeg on
der zijn oksel op te zwellen.
Wat moeten we doenOver!"
Vraag eens of het pijnlijk is
als hij er op druktvroeg de
scheepsdokter van De Hoop".
Dc marconist boog zich over
zijn apparaat en begon weer te
praten met de Vlaardinger die
een paar mijl uit de kust lag.
Even later gaf hij de bevesti
ging door. Ja, het deed pijn als
je er op drukte.
.Jchthyolzalfzei dc dokter. Misschien had hij nog wel meer
willen zeggen, maar de marconist begon al weer in zijn microfoon
te spreken. ,JIallo schipper, hallo schipper! Je neemt de Ich-
thyjolzalf uit je kastje. Dat is die zwarte rommel, die zwarte
rommel. Die smeer je d'r op, smeer je d'r op. En dan bind je dc
arm op in een driehoekig verband, zodat die rust heeft. Ik her
haal, dan bind je dc arm op in een driehoekig verbandzodat,
die rust heeft."
De dokter ging terug naar de ziekenboeg. De marconist stak
een sigaret op. Hij haalde zijn schouders op toen ik mijn ver
wondering liet blijken over het uitgebreide recept dat hij zonder
verdere hulp van de dokter had doorgegeven. „Ik vaar al zo lang
mee dat ik het zelf ook wel weet" zei hij. „Voor de vorm laat
ik de dokter roepen, maar vaak is die toch te zeeziek."
En na mij aldus zijn sceptische kijk op het medische te hebben
gegeven, liet hij mij alleen.
de sloper. Zes en een halve ton
moet hij hebben.
Het is een „stijf" schip,,
zeggen de insiders. Het is ge
bouw als een zeilertje, en sinds
er een motor in is gezet, en er
nog slechts zeil gehesen wordt
om bij te sturen, slingert het
bij ruw weer dermate hevig,
dat het binnen drie seconden
van zijn ene op zijn andere zij
komt te liggen. De ziekenboeg
is onder de waterlinie en kan
slechts geventileerd worden
via de deuren. Het bijbehorend
bad kan niet worden gebruikt
omdat er geen afvoermogelijk-
heid is. Het dek gaat telkens
lekken, wat lastig is als er
zeetjes over komen. Deze keer
zat er een lek boven het huis
orgeltje van de dominee.
.Het schip heeft veel meer
nadelen, maar wanneer ge de
kapitein of de stuurman daar
naar vraagt, geven ze ontwij
kende antwoorden, want ze
varen beiden al meer dan twin
tig jaar met De Hoop, en zo'n
oude makker laat ge niet zo
maar over de tong gaan. „De
romp is nog best" menen ze.
taaltje, maar Jan kwam met klach
ten die verdacht schenen en de dok
ter zei: „Naar het Franse zieken
huis voor nader onderzoek!"
Maar hy wou niet. Zyn hele ge
looide gezicht was een groot Neder
lands wantrouwen tegen die drukke
Fransozen met hun onverstaanbaar
geratel. Een stugge kleine visser in
'n vuile werkbroek, wiens zeebenen
onwrikbaar in de klompen stonden.
Daar kom je dan in goed vertrou
wen by een Nederlandse dokter, en
die stuurt je nog het bos in. Hy
was er vies ingetrapt.
Iedereen kwam er aan te pas. De
dominee, de dokter, de schipper, een
voorbijganger. Met z'n allen stonden
ze aan hem te duwen. En na een
tydje kwam hij inderdaad op gang.
in de richting van de Rue Pasteur
waar in een vaal gebouw vol bezig
gonzende nonnetjes het ziekenhuis
gevestigd bleek.
Er was een drukte van jewelste,
want er was daar juist een splinter
nieuw doorlichtingsapparaat gearri
veerd: een geschenk uit Canada dat
zich sinds de dagen van de proef-
invasie veel aan het stadje gelegen
laat liggen. Het apparaat stond in
een hoek te blinken dat het een
lust was, en een Fransman in een
witte jas stond er trots glim
lachend naast, te midden van een
kring bewonderaars.
Daar het toestel nu onmiddellyk
beproefd kon worden werd de
komst van onze patiënt met geiuich
begroet, wat hem nog wantrou
wiger maakte, want hy had nu
helemaal de indruk dat die Fransen
geen ogenblik meer widen talmen
om hem vroiyk fluitend een been af
te zagen. Gelukkig was de dominee
er bjj om hem opbeurend toe te
spreken.
Jan werd met een sierlijk gebaar
uitgenodigd om opeen schavotje te
gaan staan en de Fransman draaide
bly aan de knoppen. Het was in een
ogenblik gebeurd. Jan mankeerde
niks, zei de Franse dokter. Hy had
iets spjjtigs.
De visser haalde Intussen zijn
pakje zware shag voor de dag. en
bood iedereen aan om een Holland
se visserssigaret te rollen, wat ge
coiffeerd werd aangenomen. „Rol
maar een dikke", zei hij gul. En
toen zowel de Franse dokter als
diens assistent na een aantal trek
ken zichtbaar begon te verbleken
van die ongewoon zware pillen,
stapte hy tevreden de deur uit.
Maar op straat heeft hy van zijn
eigen dokter toch nog een bevesti
ging gevraagd of hy nu werkelijk
niets mankeerde.
DE dominee had aan de Boule
vard de la Libération een ba
rak afgehuurd, om die honderden
vissers op Zondag voor te kunnen
gaan in de dienst, en de rest van
de dag aangenaam bezig te kunnen
houden met halmaspelletjes en
sjoelbakken. Het was een merk
waardig gezicht in die levendige
Franse stad plotseling grote groe
pen vissers tegen te komen, die in
de Zondagse pakken en petten ter
kerke togen met dezelfde bedaarde
stap als zy dat in hun dorpen doen.
Op weg er heen liep ik achter
drie fyse bonken van de zee. met
stevige nekken onder de lakense
petten, en de ln eerlyk werk ge
bogen ruggen in zwarte jassen. Er
was echter iets met die ruggen. Op
een of andere manier waren het
geen ruggen die ter kerke togen.
„Jekennütmedoen!" zelden die rug
gen. „Wy gaan niet naar die dienst.
Wy gaan een biertje kopen!"
Het waren sterk sprekende rug
gen. Ik ben ze gevolgd. Over de
Quai Henri Quatrième en de Quai
Duquesne naar een schemerig café
met spiegel en een mahoniehouten
toonbank. Het heette daar Chez
Susette.
Er was niemand aanwezig, be
halve Susette zelf. Ze was al een
beetje op jaren, maar ze veerde
met een verrassende snelheid over
eind op het zien van die vroege
klanten. Ah, de heren waren Hol
landers? Nou, dan had ze iets spe
ciaals.
En met een glimlach stapte z*
naar een hoek van het lokaal waar
de nieuwste aanwinst van het eta
blissement stond te glanzen: een
radio als een straatorgel. Wat ze
daar niet uit kon halen.
Ze zette het toestel op Hilver
sum en draalde trots aan de knop
tot het niet harder kon. Zegevierend
stond ze in een baaierd van Neder
landse klanken.
Afschuwelyk, mensen. Zet ge op
Zondag wel èens uw radio aan? Een
schalmei van een dominee trad
daar met opgeheven wijsvinger
door de luidspreker die Franse
drankgrot binnen.
Nu, toen zyn we maar naar de
Boulevard de la Libération gegaan.
De dominee schonk koffie.
DIE avond nam ik afscheid van
De Hoop, die nog een paar we
ken in Dieppe zou blyven liggen,
ter verzorging van de vissers. Een
weemoedig afscheid, want De Hoop
is een schip, waar men zich aan
gaat hechten. De heer Suermondt,
die de ziel is van de vereniging wel
ke De Hoop exploiteert, zamelt op
het ogenblik geld in voor een nieu
we Hoop, omdat de oude rijp is voor
Advertentie (l. M.J
IN geval van ziekte kan een arbeider zijn werkgever aanspreken voor
doorbetaling van het loon. De juiste verplichting van de werkgever
wordt dan bepaald door de kantonrechter. Deze zal bU zijn beslissing reke
ning houden met een eventuele uitkering ingevolge de ziektewet. In dat
geval ontvangt de werknemer dus alleen loon over de drie wachtdagen en
eventueel daarna nog een aanvulling van 20 op het ziekengeld. Een
algemene richtiyn kan hier niet worden gegeven. De desbetreffende be
paling van het Burgerlijk Wetboek is namelijk vry vaag. De kantonrechter
zal daarom van geval tot geval anders kunnen beslissen. Dat is ook de
reden, dat de practische betekenis van de betreffende bepaling nimmer
groot is geweest.
Slechts in weinig gevallen zal de
hulp van de kantonrechter worden
ingeroepen. Bovendien is de mo
gelijkheid geopend- dat het bewus
te artikel (1638 c) geheel buiten
werking wordt gesteld door een
C.A.O. Dit in antwoord op een
vraag van C. G.
J. B. De termijn van drie
jaar. die de kantonrechter kan
stellen bij het toewijzen van een
woning, die gekocht is met de be
doeling, dat de koper erin kan
trekken, is geen wet van Meden en
Perzen. De kantonrechter houdt
in elk voorkomend geval rekening
met de omstandigheden van ko
per en huurder. Daarnaast staat
dan nog het verkrijgen van een
huisvestingsvergunning, hetgeen
een zaak op zichzelf is.
A. B. Het uiteindelijk fiat om
te emigreren wordt niet gegeven,
wanneer er nog belastingschuld is.
Mocht op een of andere wijze
iemand het land verlaten, die be
lastingschuld heeft dan is het niet
uitgesloten, dat hii, terugkomende,
voor zijn schuld aansprakelijk
wordt gesteld en wel op een wij
ze, die wellicht niet zo prettig is.
Gepeiisionneerden en
huurverhoging
Met instemming las ik uw arti
kel „Oud en arm" over het achter
wege laten van een compensatie
uitkering aan sociale rentetrekkers
en gepensionneerden. Wat moet
het nu worden als de minister van
Wederopbouw en Volkshuisvesting
zijn zin krygt en de huren weer
omhoog gaan? Dan weten de ge
pensionneerden en anderen met
kleine vaste inkomens helemaal
geen raad meer, temeer waar bij
huurverhoging ook de personele
belasting de hoogte in gaat. Laten
we hopen, dat de meerderheid van
dc Tweede Kamer niet voor dit
plan te vinden is.
N. W.
Jong
en arm
Het zijn niet alleen zij, die „oud
en arm" zijn. voor wie het een
bittere teleurstelling is, dat de
compensatie-uitkering-ineens niet
aan gepensionneerden en sociale
rentetrekkers wordt toegekend. Er
is ook nog een groep, die niet oud
is. maar wél arm en die de rege
ring óók vergeet. Dat zijn zij. die
reeds op jeugdige leeftijd gepen-
sionneerd worden in verband met
invaliditeit. Wordt het niet tijd,
dat ook voor hun belangen eens
een lans wordt gebroken?
EEN TELEURGESTELDE
Nogmaals: Christiansen
U is „sprakeloos" schrijft u. Ik
voel mij gedrongen over de vrij
lating van Christiansen nog even
te spreken. Men ontslaat een der
gelijk man uit de gevangenis, in-
plaats van hem tegen de muur te
zetten. Wie is voor zulk een
besluit nu eigenlijk verantwoorde
lijk? En hebben wjj een volksver
tegenwoordiging of hebben wij er
geen? Als men dan iemand als
Christiansen met alle geweld vrij
wil laten, waarom laat men hem
dan niet 'los in Putten? Of in het
door zijn „Flieger" geteisterde Rot
terdam?
J. ROOLAART
Zo zijn de feiten!
Dezer dagen constateerde u wei
nig bewondering te hebben voor
het beleid van de regering inzake
de gepensionneerden en zij die uit
kering onfvangen krachtens de
Noodwet-Drees. Dat is wel zeer
zacht uitgedrukt. U kunt gerust
spreken van een grof schanöaaL
De blaam hiervoor treft niet al
leen de regering. Zeker niet voor
wat de gepensionneerden aangaat.
Mogen wij er aan herinneren, dat
teen voor de werkenden de zg.
Joekes-gulden nodig werd geacht,
hierbij wel de Noodwet-mensen
werden gerekend, maar de gepen
sionneerden er "niet bij waren?
Driemaal hebben werkenden en
Noodwet-mensen een ronde van
5% gekregen. Maar de gepension
neerden waren er niet by. Vier
maal achtereen werden zij verge
ten. Door wie? Door de Stichting
voor de Arbeid In die Stichting
hebben hun oude kameraden zit
ting. Maar die vergeten hun oude
kameraden glad. Dat maakt het
de regering mogelijk zich met een
Jantje van Leiden van de zaak af
te maken. Zó zijn de feiten!
H. J. KLEIN
Gratie voor Kotalla
Door aan Kotalla gratie te ver
lenen hoont men gans een volk.
Hoe lang zal dit gratie-beleid nog
voortduren? Wat zeggen de inwo
ners van Putten er van? Blijft het
hierbij of wordt aan de thans le
venslang opgesloten Kotalla over
enige jaren weer barmhartigheid
gedaan'' Het is de hoogste tijd. dat
de Nederlanders eens duidelijk la
ten weten, dat zij van dit soort
barmhartigheid niet zijn gediend.
W. T.
Advertentie (1. M.)
f/ief verend bin-
inenwerk, maar •It |iiD
ook de dekte,g
ONVERSLIJTBAAR iG~
Zaterdag 22 December 1951
WE lagen nog in de IJmuiderhaven met „De Hoop", het
veertig jaar oude schoenertje, dat elk jaar met een
dokter, een dominee, een apotheekje en een huisorgeltje aan
boord de vissersvloot op de Noordzee vergezelt, en dat de heer
Suermondt, administrateur van de „Nederlandse Vereniging
Hospitaal-Kerkschip De Hoop" elk jaar meer zorg baart om het
benodigde geld bijeen te krijgen voor de jaarlijkse kalefate
ring, die het antieke brikje zeewaardig moet houden. Gelukkig
heeft hij juist dezer dagen bij een melkfabriek de hand weten
te leggen op een aantal busjes, waar best collectebusjes van
te maken zijn.
Die middag voeren we uit met
bestemming de Franse havenstad
Dieppe, want het loopt tegen het
eind van het seizoen, en dan zakken
de vissers af naar Het Kanaal, waar
de haring zich ln deze maanden in
groten getale ophoudt. In de week
ends lopen dc loggers en dc traw
lers dan Dieppe binnen, en daar vin
den ze „De Hoop", de dominee en
de dokter.
Deze keer waren er nog uw ver
slaggever en niemand minder dan
ome Theo van de schoolradio aan
boord, om de thuisblyvers in te lich
ten over het wedervaren van „De
Hoop". Er stond een stijve bries op
de grauwe Noordzee, en wy beklom
men terstond na het uitvaren, ge
kleed in oliejas en trui. met een
„Ahoy!" op de lippen de brug, ten
einde daar bars naar de einder te
gaan turen, zoals volgens de boek
jes de zeelui gaarne doen. Daar de
stijve bries zich echter spoedig ont
popte als een aankomend stormpje,
en het schip by het slingeren hoe
ken van vyftig graden met de hori
zon begon te maken sen situatie
waarin men minstens kapitein De
Vreugd of stuurman Floor zelf
moet zijn om overeind te blyven
scharrelen wy na enige tyd met
de-vis-wordt-duur-betaald koppen
naar beneden, waar wy de eerste
machinist nog juist tegen een der
matrozen hoorden zeggen: En
dan schryven ze in de krant dat de
touwen werden los gegooid, en toen
de motor gestart! Stel je voor! De
touwen los gooien voordat de motor
gestart is!"
De ander lachte verachtelijk.
In de ziekenboeg vonden we de
dokter. „De wetenschap geeft hier
omtrent geen zekerheid, maar velen
menen dat de zeeziekte iets te ma
ken heeft met de evenwichtsorga
nen." zei hy, steeds bleker wordend.
„Wat een fantastisch gezicht zeg.
die golven!" hoorden we de tweede
machinist op het gangetje brouwen
Door een onzer verslag
gevers
in een geslaagde nabootsing van on
ze gesprekken op de brug.
Nee, veel prestige hadden we niet
by de bemanning.
DE scheepsdokter, die nieuw was
op „De Hoop", bleek by nade
re kemiisfnaking een van die zwer
vers die onze romanschrijvers zo
graag met een doorgroefde kop
sterk, zwijgend door hun pagina's
laten schrydcn. Het was heerlijk nu
eens een echte te zien. Waar hij niet
was geweest was niks te doen. „In
West-Afrika schenken ze een uit
stekend biertje," lichtte hy ons ln.
Maar zijn manier van doen had
niets van die donderse hotsknots
mannelykheid welke volgens Jan de
Hartog steeds 't heimelijk schreien
van het gouden zwervershart ver
bergt. Als ge het mij vraagt stond
zijn gezicht meer op: „My nemen ze
niet!"
Hy had een eigen primusje by
zich, want die koffie uit de kombuis
was nooit wat, en een kussentje om
op te zitten als de banken hard
zouden blijken. En hij had zyn wol
len broek een minuut of wat in vyf
liter wasbenzine, vermengd met een
ons watervry wolvet gesopt, ver
telde hy ons. ten einde het kleding
stuk waterdicht te maken.
Dat door een samenloop van om
standigheden een gedeelte van de
inventaris van het hospitaaltje niet
aan boord bleek, nam hy op met de
gemoedsrust van een die het blijk
baar ook kon met een knopentrek-
ker en een schoenlepel. Intussen
trok hy echter wel degelyk aan de
nodige touwen, en kwam het met
die spullen nog op tijd ln orde. Wel
keek hy vreemd op toen by zyn
uitrusting een verlostang bleek te
behoren, want hij kon niet bedenken
wat hy daar nu mee moest aanvan
gen by die stoere Katwykers en
Scheveningers.
Die waren overigens erg bly dat
ze met hun kwalen en ongevallen
bij een Hollandse dokter terecht
konden. En tussen twee steenpuis
ten en een zwerende vinger door
wou hij nog wel eens verhalen ver
tellen, van zyn zwerftochten. Een
daarvan heeft my diep getroffen,
en ik wil het u niet onthouden. „Ik
werd in Arabië eens in consult ge
roepen door de oude koning van
Yemen." zei hy. „Die had nierklach
ten. Nu. toen zei ik tegen de Arabi
sche tolk: „Zeg eens tegen zyne
majesteit dat hij zyn burnous uit
doet."
Dat gebeurde en toen bleek dat
de koning daar onder nog een jae
gertje aan had.
„Zeg eens tegen zyne majesteit
dat hij zyn hemmetje ook uit doet,"
zei ik tegen de tolk.
Toen deed hy zyn hemmetje ook
uit. En wat denk je dat er achter
in dat jaegertje gedrukt stond?
Jansen en Tilanus!"
OVER het algemeen is het een
vry enerverend beroep, dat ik
uitoefen, en een mens wil daar wel
eens somber van worden. Maar
sinds ik hier aan boord ome Theo
van dc schoolradio heb leren ken
nen, ik getroost myn weg, in de
wetenschap, dat hy het zwaarder
heeft. Nu ja, toen ze op het schip
wat aan hem gewend waren, en hy
wat ongemerkt rond kon scharre
len, ging het wel wat gemakkelyker
maar dat begin!.O, moeder, laat
uw kind nooit radio-ome worden.
Die ochtend kwam hy fris gescho
ren aan dek in een lichtgroene zell-
trui, met een organiserende blik in
de ogen en een klein koffertje aan
de hand, waarmee hy naar behoeven
geluiden op kon nemen voor zyn
schoolnevcn en -nichtjes. Op de
voorplecht stond een drom ruwe
zeebonken hem van onder de petten
zwijgend aan te kyken. Inplaats van
rechtsomkeert te maken liep hy
recht op hen af. Hij was een held.
Ge moet dat meemaken hoe een
groep ruige robben boordevol latent
commentaar naar een radioman met
een koffertje kykt. Zwakke naturen
gaan dan door de knieën.
Maar zo niet ome Theo. Hy stap
te op hen af en riep met onvervaar
de geestdrift: „Weet je wat leuk
is? Ik zeg in de microfoon: „Stuur
man Floor, geef eens een welkomst
groet aan alle Nederlandse school
kinderen!" En dan geeft de stuur
man een signaal met de scheeps
hoorn! Dat is leuk!"
Diepe stilte volgde. Een van de