Beer geloofde niet aan het
Kerstmannetje
VOOR ANTJES EN JANTJES
Vreemd avontuur bij
oma Bibbertje
Samenkomst van oud-leerlingen
De zeven kabouters van Ree de Sjoossee
Spontane reactieseist
faire reacties
en andere jonge klantjes)
theo
rek
pa
gerard
en
er
dirk
bob
nee
leen
citer
i.c.
rien
u
enig
d 1 na
es
co
kees
ra p
nar
ru
edict
re
piet
ex
deur
be n
rouw
da l
a d
sta r
n.t.
o
v.
J
IEén meisje
en
véle mannenj
Zaterdag 22 December 1951
Er was eens een beer die niet
aan het Kerstmannetje geloofde en
ook niet aan Kerstmis. ..Hoe kan
zoiets nou bestaan?'1 vroeg hij.
Bovendien is het midden in de
winter en dan slaap ik altijd."
Ieder jaar bij het eerste teken
van kou. rolde hij zich op in zijn
hol en sliep lot het voorjaar. Daar
om geloofde hij natuurlijk niet aan
het Kerstfeest Maar dit jaar kon
hij niet in slaap komen. Het was
koud en tochtig in zijn hol. Scher
pe rotspunten op de vloer staken
door zijn matras van stro. Zijn
rug jeukte op een plaats waar hij
niet bij kon. Op het laatst stond
hij op en schudde zijn lichaam om
dc stijfheid uit zijn botten te krij
gen. Hii probeerde zijn bontvelle
tje netjes glad te strijken, maar
hoe meer hij er aan likte des te
meer het uit ging staan.
Omdat hij nu toch eenmaal niet
slapen kon ging hij naar buiten om
zich er van te overtuigen dat er
geen Kerstman en geen Kerstfeest
was Hij wou er, nu hij uitging,
netjes uit zien maar zijn haren
stonden nog steeds rechtop en in
alle richtingen als naalden aan een
denneboom. Zo was het waarschijn
lijk altijd 's winters geweest, maar
dan sliep hij en wist er immers
niets van
Zoals een beer er nooit uit ziet.
kwam hij uit zijn hol en snoof de
koude wind op. Overal lag sneeuw
en ijs.
„Wat een klimaat." mopperde hij.
Nu was hij wel blij dat zijn bont-
velletje zo wijd uit stond, want
het was warmer zo.
Terwijl hij er over stond te den
ken welke kant hij uit zou gaan.
hoorde hij een luid gegons boven
zijn hoofd. ..Zou dat een KLM-Con-
stellation zijn?" vroeg hij zichzelf,
„of een vier-motorig transport
vliegtuig?"
Hét gegons werd fluiten en toen
maakte het 't geluil van een ratel.
Daarna een harde klap een eind
verder in het bos.
„Een ongeluk!" schreeuwde de
beer. „Ik moet helpen!" En hij
holde er naar toe. Het was hele
maal geen Constellation en ook
geen vier-motorig transport-vlieg
tuig. Het was helemaal geen vlieg
tuig Toen de beer bij de plek aan
kwam. hijgend van het harde
lopen en omdat hu zo dik was. zag
hij alleen maar een ouderwetse slee
op zijn kant liggen, met allemaal
pakjes er omheen in de sneeuw.
Een stevige oude heer. met een
witte baard, stond te roepen en
sprong op en neer in de sneeuw.
„Nou." dacht de beer. „hij is
verschrikkelijk opgewonden. Ik
vraag me af wie dat is?" Het rode
pak. dat de oude heer droeg, leek
hem nog bozer te maken dan hij
was.
Vixen!" schreeuwde de oude
heer. ..Blitzen!"
De beer. die netjes opgevoed was,
bedekte zijn oren met zijn poten.
De oude heer schreeuwde vast
allemaal boze woorden in een
vreemde taal. en de beer wou niet
naar zo'n taaltje luisteren.
Toen opeens zag de oude heer
hem „Zo!" zei hij beschuldigend.
Een beer zo maar buiten in het
bos midden in de winter. Geen
wonder dat mijn rendieren schrok-
„Die vinden de weg naar huis
alleen wel. Ik wil dat jij hun plaats
inneemt en mij helpt om de pak
jes rond te brengen."
De beer schrok er van. „Nee!"
schreeuwde hij. ..Wat een idee!' Ik
ben geen paard!"
De oude heer zuchtte. Nu zullen
een heleboel zoete kinderen erg
teleurgesteld worden," zei hij
„Maar als je niet wilt helpen is er
niets aan te doen."
„O. vooruit dan maar!" zei de
beer boos. Hij ging tussen de dis
selbomen van de slee staan.
„Gaat Uw gang. Maak me maar
vast. Ik zal Uw paard zijn ik
hoop alleen dat niemand mij ziet."
..Je bent een brave beer!" zei de
oude heer. terwijl hij de riemen om
de beer zijn schouders vastmaakte.
De beer likte zijn handen. Hij kon
het niet helpen. Hij vond de oude
heer aardig en deze rook zo heerlijk
naar koekjes en chocolade.
Toen riep de oude heer „hup" en
daar gingen ze.
„Ha", schreeuwde de beer over zijn
schouder. „Ik ben in de lucht. Ik
vlieg!"
„Natuurlijk." antwoordde de oude
grijze heer, „We hebben een hoop
te doen en als wij op de grond blij
ven komen we er nooit."
Ze deden de ene boodschap na de
andere en steeds weer landden zij
c.p het dak van een huis. Bij ieder
huis haalde de oude heer een pakje
van de slee. zwaaide dat op zijn
rug en in een wip liet hij dat door
de schoorsteen naar beneden zak
ken. Hij deed het zó vlug dat de
beer niet eens kon zien HOE hij het
eigenlijk deed en hij had ook geen
idee wie die oude heer eigenlijk
was en waarom hij dit allemaal
deed.
Eindelijk begon het licht te wor
den in het Oosten en ze zouden hun
en ook geen tocht. Hij sliep direct
Die winter droomde de beer van
Kerstmis en 't kerstmannetje, maar
in zijn slaap schudde hij zijn hoofd.
Er bestaat helemaal geen'Kerstman
netje. En toen. opeens, werd hij wak
ker terwijl de warme voorjaarszon
op hem scheen. Het was tijd om op
te staan.
..Wat een vreemde droom," mom
pelde hij, terwijl hij opstond. Hij
draaide zijn hoofd om en zag hèt.
Het was een Kerstboom in de hoek
van zijn hol. een Kerstboom voor
beren. Onder de Kerstboom stond
een kist met honing Om de Kerst
boom heen lagen zesendertig vissen
op gehakt ijs zodat ze vers zouden
blijven. De takken van de boom
waren versierd met lichtjes en tus
sen de lichtjes hingen heerlijke pin
da's. En er stond zelfs een ruggen-
krabber met een hele lange steel
tegen de boom aan. Er hing een wit
velletje schrijfpapier met een groene
rand er langs. En met rode letters
was er op geschreven: ..Voor mijn
beste vriend de beer, die mij hielp
om alle kinderen een gelukkig
Kerstfeest te bezorgen. Met de al
lerbeste wensen. Het Kerstmannetje."
„Het Kerstmannetje!" riep de beer
uit. „Dus er bestaat heus een Kerst
man. en een Kerstfeest. -s— hij
stopte zijn poot in de honing
ook voor beren.
(Copyright Story Parade Inc. 1949)
ken en weg liepen."
„Het spijt mij." zei de beer ver
ontschuldigend. ..Ik wou geen kwaad
doen. Ik kon alleen maar niet
slapen. Het spijt mij dat ik Uw
rendieren aan het schrikken heb
gemaakt."
De oude heer klopte de beer
eens op zijn kop en krabbelde hem
achter de oren. „Heb er maar geen
verdriet van." zef hij vriendelijk.
„We hebben allemaal wel eens van
die dagen dat wij iets verkeerd
doen. Ik wou alleen maar dat het
op een ander moment was gebeurd.
Nu heb ik het zo druk. Het is
midden in het seizoen
„Ik heb U een hoop moeite ver
oorzaakt." zei de beer. „Kan ik
helemaal niets voor U doen''"
De oude heer schudde zijn hoofd.
Toen keek hij eens aandachtig naar
de beer. „Misschien." zei hij in ge
dachten en tikte zich eens op de
neus „Het is nog nooit eerder ge
beurd Wou je mij WERKELIJK
helpen?"
.Natuurlijk!" riep de beer uit
„Het was echt allemaal mijn
schuld!"
Eerst zetten zij de slee weer
rechtop. Toen deden zij alle pakjes
er weer in
„Wat nur' vroeg de beer. ..Zal ik
Uw rendieren achterna gaan''"
„Nee!" zei de oude heer haastig.
laatste bezoek gaan maken. De beer
zuchtte dankbaar. Zijn taak was bij
na voorbij. Hij kon weer gauw naar
zijn hol terug. Nu was hij moe ge
noeg om de rest van de winter door
te slapen.
De oude heer stak zijn hoofd uit
de laatste schoorsteen en wenkte de
beer. „Kom eens met mij mee," zei
hij. .Ik wil je iets laten zien." Toen
gleed hij weer door de schoorsteen
naar beneden.
„Ik ben te dik om door een schoor
steen naar beneden te glijden," strib
belde de beer tegen. Maar voor hij
het wist WAS hij door de schoor
steen heen en stond naast de oude
heer in een kleine slaapkamer. In
een hoek van die kamer stond een
bed waarin twee kinderen lagen te
slapen. In een andere hoek stond
een Kerstboom, versierd met mooie
gekleurde ballen. Er onder lagen
stapels speeigocd. schaatsen en pop
pen en prentenboeken.
„Deze kinderen zouden geen kerst
boom en geen cadeautjes hebben
gehad als gij mij niet had geholpen"
zei de oude heer. „Je bent een goe
de. vriendelijke en onzelfzuchtige
beer."
De beer draaide een beetje en
zuchtte eens diep Wanneer zou de
oude heer hem nu laten slapen? Hij
begreep dat gepraat over kerstbo
men en cadeautjes niet.
Een ogenblikje later waren ze
weer buiten De oude heer klopte
de beer dankbaar op zijn schouder
en zei hem goede nacht. De beer
was nu zó moe dat hij nauwelijks
nog in zijn hol kon kruipen. Hij
was blij dat-ic er was. Nu voelde
hij geen scherpe rotspunten meer
Dit is het verhaal van oma
Bibbertje. Ze woont in een heel
oud huis, dat van buiten zo stof
fig is, dat je het haast niet kan
onderscheiden van het stof en het
zand erom heen. Vooral niet als
het zo'n dag is met veel zwarte
wolken in de lucht.
Maar binnen is het zo helder,
zo schoon, je zou van de steentjes
in de vestibule en in de gang,
van het zeil«in de keuken kunnen
eten. En van de rest natuurlijk ook.
Alles glanst als een opgepoetst
appeltje en wie dat doet? Oma
Bibbertje niet ,die zit maar voor
het raam en breit broekjes. Witte
en rose broekjes, blauwe en gele.
Altijd maar nieuwe voor al die
kinderen die oma Bibbertje tegen
haar zeggen. Eigenlijk heet ze al
leen maar oma maar omdat die
kinderen twee oma's hebben ga
ven ze haar een naam erbij. Ze
noemden haar naar Plop, het
hondje, dat allang Bibbertje heet
omdat het nooit stil kan zitten.
Dat is de oma van Bibbertje,
bedoelden die kinderen en zo
kwam ze aan haar naam.
Het was een bijzonder hondje,
klein met lange grijze krullen en
twee ronde zwarte oogjes, die al
les zagen. Je behoefde in oma's
huis niets te doen. of Bibbertje
wist het. En als één keer in het
jaar, en wel op Kerstmis, alle
kleinkinderen, uit alle hoeken en
gaten van het land. met de ge
breide broekjes aan, bii oma kwa
men, dan kon het zijn dat Bibber
tje wel eens even met zich liet
sollen. Maar al gauw merkte je
wie hier de baas was. Werd het
hem te druk en te rommelig in
de kamer, dan stuurde hij ze blaf
fend naar buiten. Soms bleef hij
er dan zelf wel even bij, of hij
maakte gauw een kuil en een
berg voor de allerkleinsten. Maar
meestal liep hij snel naar binnen
alsof daar allerlei werk was, dat
op hem lag te wachten.
Kwamen de kinderen dan na
een poos, dan was de tafel gedekt
met een blinkend wit kleed, ver
sierd met rode linten en voor elk
was er een bordje met twee sne
den kerstbrood, koek en een man
darijn, en een beker chocolade
melk. Oma zat als altijd bij het
raam te breien. En als een van de
grootste kleinkinderen zei. „Oma,
wanneer hebt u dat zo gauw ge
daan" dan lachte ze geheimzinnig
en ze zei: „Ja dat moest je eens
weten
Nou dan gingen ze eten, de
sneden kerstbrood, de koek en de
mandarijn en in de chocolademelk
zat zoveel room. dat ze heel voor
zichtig moesten drinken. En als ze
daarmee klaar waren, glinsterde
er opeens iets in de andere ka
mer. Iets wat er daarnet nog niet
was. Dat waren de kaarsjes van
de Kerstboom. Iemand had ze
r~
aangestoken, terwijl ze niet ke
ken. Oma misschien, maar die zat
nu weer te breien. Aldoor maar
te breien voor het raam, terwijl
de knot wol in het mandje rond
tolde alsof er hard aan getrokken
werd. zo snel waren haar steken
klaar.
Bibbertje tripte als altijd be
drijvig heen en weer, tik-tik-tik-
deden z'n tenen op het zeil, want
stil zitten kon hij niet.
Zo keken ze net zo lang naar de
kerstboom totdat de kaarsjes van
zelf uitgingen en dan moesten ze
allemaal naar boven, naar bed.
Bibbertje holde voor ze uit, oma
legde voor één keer haar brei
werk neer en stapte achter ze aan.
Boven hielpen de grootste kinde
ren de kleintjes, met handen was
sen en tanden poetsen. Bibbertje
zat op de drempel van de kamer
en keek met z'n zwarte ronde
ogen of er geen kind werd over
geslagen.
Nu boog oma zich over al die
bedjes. Bibbertje riep twaalf keer
luid en hartelijk „Blaf", voor elk
kind een keer, want er waren er
twaalf. En dan ging het licht uit.
Het werd weer stil in dat oude
huis.
Maar op de avond, waarvan ik
nu vertel, kon het oudste klein
kind met slapen. Ze lag eerst heel
lang wakker, stapte toen uit bed
want ze wou voorzichtig in het
donker naar beneden. In de keu
ken was nog licht. De deur stond
half open en ze hoorde duidelijk
het geklik-klak van kopjes en
bordjes. „Oma is aan het afwas
sen," dacht dit kind, „ik zal haar
nou maar helpen
Op blote voeten stapte ze door
de gang, daar lag nog een dik
kleed ook, zodat je haar helemaal
niet hoorde. Ze pakte de knop
van de deur„Oma," fluisterde
ze. het was zo stil, ze durfde niet
hardop te praten.
En weet je wat ze toen zag?
Daar stond Bibbertje. dat eigen
wijze, grijze hondje, dat nooit stil
kon zitten. Daar stond-ie op een
stoel met een klein vatenkwastje
in de ene poot. En met een
schortje voor, een heel klein
schortje, met van achteren een
split, daar kwam z'n grijze stsart
doorheen.
„Bibbertje," riep dat kind, „oh
Bibbertje". Maar het hondje wees
boos met de vatenkwast. „Gauw
naar je bed." blafte htf, „laat oma
je niet horen
En dat deed het kind. Ze was
niet bang. Ze was tevreden, want
dit had ze nou even willen weten.
Ze holde door de gang: hop, hop,
de trap op, de kamer cn het bed
in. Ze sliep meteen. Alleen wist
ze de Tweede Kerstdag niet meer
precies of ze heus naar beneden
was geweest. Wat denk je?
BIBEB
a
Onlangs plaatste een oud-
hoofdonderwijzer van een
lagere school een oproep
in de krant, waarin hij
verzocht aan zijn oud-leer
lingen. op een vastgestcldo
dag een reünie te houden.
Inderdaad werd aan zijn
verzoek gevolg gegeven,
zodat, op de bewuste dag
één dame en tien heren,
allen reünisten, in de ban
ken van de oude school
plaats namen, voor zover
hun inmiddels gewijzigde
afmetingen dat toelieten.
De hoofdonderwijzer
sprak zijn oud-leerlingen
enige welkomstwoorden toe
en nodigde daarna elk hun
ner uit. zijn of haar naam
op het bord te schrijven en
daarachter twee willekeu
rige woordjes of afkortin
gen. Aldus gebeurde, en
toen ieder zijn taak vol
bracht had. stak een der
oud-leerlingen zijn vinger
op en zei:
„Meester, heeft u opge
merkt, dat van elke, uit
drie woordjes bestaande
horizontale regel, door ver
wisseling der letters een
beroep gevormd kan wor
den? En als ik mij niet
vergis, vormen de begin
letters van die beroepen
dan een toepasselijke
spreuk."
Daarop nam hü het
krijtje en schreef die be
roepen netjes onder elkaar,
terwijl ook de spreuk lees-/
baar werd. Dat dit voorval
een vrolijk aspect verwek
te. behoeft wel geen be
toog.
Maar nu onze vraag:
Welke beroepen schreef de
oud-leerling op en hoe
luidde de toepasselijke
spreuk?
Oplossing van „Een dub
bele puzzle": Vierennegen
tig. Omelet-Dubieus. Lad
der-Vervolg. Tramabonnc-
inent. Aert van der Goes.
IdiootDe la Rev. Ridder-
Parodie. Eenendertigste
De uitspraak is van Vol
taire en luidt: „De arbeid
bevrijdt ons van drie grote
rampen: De verveling, de
ondeugd en de armoede".
eeft
ich'
trzi-
pen
jot<
teel
ven'
at zi.
cha*
raar'
lega-
enti<
isch<
•erzi'
loof!
lijde;
DC.
Je kunt toch wel zienwie dit zijn? O nee?
De zeven kabouters van Ree de Sjoossee!
Ja zeker, ze zijn hetje moet ze toch kennen!
Ze wonen in 't bos van de vijf groene dennen.
Vijf lichtgroene dennen, cn één van die vijf
Dat is, zo te zeggen, hun winterverblijf.
Ze slapen er in en ze zitten er onder.
Die den is hun villa. Ze kunnen niet zonder.
Maar vorige Vrijdag, op veertien December,
Toen pingen ze uit. Voor een klein potje gember.
En toen ze terugkwamen, denk toch 's even.
De den was verdwenen! Waar was-ie gebleven.
Boos zeiden ze tegen elkander: „Kom mee!"
Die zeven kabouters van Ree de Sjoossee,
Ze gingen in 't donker de stad in, tezamen
Ze loerden door deuren en gluurden door ramen,
Ze keken in kerken, in kamers, in zalen,
En overal stond wel een kerstboom te pralen.
Soms riep een van hen: „Ik geloof dat 'k 'm ken!"
Maar nee. van dichtbij was 't een andere den.
Totdat ze toevallig opeens langs de ramen
Van Opa en Oma van Dommelen kwamen.
Ze keken naar binnen, verbluft, alle zeven.
En riepen: „Wel, heb ik nou toch van m'n leven
..De boom!" En het was zo. Daar stond-ie, op stutten.
En Opa en Oma die zaten te dutten.
Die zeven kabouters van Ree de Sjoossee
Ze namen de kerstboom onmiddellijk mee.
Ze gingen naar binnen. Ze lieten 'm kiepen.
En Opa en Oma? Welnee, zeg. die sliepen!
Ze droegen 'm weg. mét de slingers en ballen.
Totdat ze één kaarsje d'r uit lieten vallen.
Dat maakte wat herrie en Opa van Dommelen
Werd wakker en riep: „Hee, wie is daar aan 't stommelen.
Daar sionden ze toen, heel verschrikt en gedwee,
De zeven kabouters van Ree de Sjoossee.
Maar Oma, die altijd wat rapper van tong is.
Zei: ..Kom nou, en toe nou, en luister eens jonges,
„Straks komen de kleinkinders, hier met z'n vijven,
„En als jullie zin hebben, mag je wel blijven,
..Dan vieren we kerstmis, met liedjes en zo,
„En jullie krijgt allemaal ook een cadeau.
„En wees nou niet bang meer, 't loopt immers wel los!
„Als 't over is, neem je die boom mee naar 't bos."
De zeven kabouters van Ree de Sjoossee
Die vierden toen joelend de kerstavond mee.
Ze dansten en zongen met alle vijf kinderen.
Ze aten enorm, maar dat mocht niet zo hinderen,
En toen de klok tien sloeg, toen was het gedaan.
Ze trokken hun vuurrode jasjes weer aan,
„Tot ziens, en wanneer het soms nodig mocht blijken,
„Dan moet je maar fluiten. Dan komen wij kijken!"
Toen gingen ze weg. Met de boom. heel tevree,
De zeven kabouters van Ree de Sjoossee.
ANNIE M. G SCHMIDT
De musicoloog Rutger Schoutc,
die nu al jaren lang in de radio
(V.A.R.A.) rustig zijn krachten
wijdt aan heeft kweken van begrip
en liefde voor de muziek, heeft de
luisteraar even een kijkje gegund
op het moeilijkt van zijn werk. In
zijn veertiendaagse programma
„Spontane Reacties", waarin hij van
bekende musici muziek laat horen
en hun er vragen over stelt, zei hij
de laatste keer met enige nadruk,
dat men zijn programma toch niet
moest zien als een min of meer hu
moristische poging om bekende
kunstenaars publiekelijk in hun
hemmetjes te zetten.
Uit deze verklaring bleek duide
lijk. dat er luisteraars zun. die cr
zich in verkneukelen, indien een
bekend componist of uitvoerend
kunstenaar een antwoord niet weet
of verkeerd gist Een soort „Scha
denfreude" schijnt dan te heersen.
in ieder geval
geen edel ver
schijnsel. Dit
bemoeilijkt
Schoute na-
tuurlijk in het
bereid vinden
van bekende kunstenaars om met
hem voor de microfoon te komen,
omdat de onsportieve houding van
een deel van het publiek deze
kunstenaars voor hun reputatie be
vreesd doet zijn.
Wij hopen van ganser harte, dat
het beroep op meer faire gevoelens
tegenover „Spontane Reacties" ter
harte zal worden genomen. Want
het is buitengewoon aardig, zowel
anecdotisch als instructief program
ma, het welk spelenderwijs tal van
interessante bijzonderheden over
muziek onthult.
In de laatste aflevering zat: Rut
ger Schoute tegenover twee'konin
gen van de lichte muziek* Theo
Uden Masman cn Dolf van der Lin
de. De luisteraar maakte onder an*
dere kennis met enkele niet alle
daagse muziekinstrumenten als „on-
des Martenot" en met een op zeer
bijzondere wijze gebruikte altsaxo
foon. Evenals hun „klassieke" colle
ga's in vorige uitzendingen gingen
de twee befaamde dienaren der lich
te muze met animo cn intelligentie
in op de hun voorgelegde ..puzzles".
PIET BEISHUIZEN.
(Advertentie l.M.)
door EDWARD HOPE
,,De dochter van de rector, hè?
Daar geloof ik geen woord van.
En bovendien: wat deed zij alleen
in jouw kamer? Wie het ook is"' Het
is zeker geen juffrouw die ik
alleen met een man zou vertrou
wen. Ze...."
„Hou je mond," schreeuwde
Paul getergd, „ik zou jou willen
vragen wat jou bezielt om hier bin
nen te sluipen! Om te zien of je me
met iets op heterdaad kan betrap
pen. Met die smerige gedachten van
jou! Zó te durven spreken tegen
dat meisje
Hij verslikte zich van woede.
Gesticuleerde wild.
Mevrouw Arbuthnot kwam haas
tig tussen beiden.
„Kom nu. kinderen!", zei ze kal
merend. „kom nukom nu
„Nee. mama! We moeten dit
rechtzetten
„Nou èn of! Jij moet me maar
eens vertellen wat je hier komt
doen op deze gluiperige, deze
„Dat zal ik! We kwamen in ant
woord op die onbeschaamde brief
van je....! Waèr is dat. lieve, klei
ne danseresje nu van je? Of ben
je bang dat ik die óók zou beledi
gen?"
Je beledigt mij. dat kan Ik je
wel vertellen."
„Paul! Alsjeblieft' Paul!", zei
mevrouw Arbuthnot wanhopig. Paul
keek haar aan.
„Paul, bedenk dat Frances een
zeer fijngevoelig meisje is
„Fijngevoelig? Dat heb ik ge
merkt! Fijngevoelig als een molen-
paard!"
..Paul!", zei mevrouw Arbuthnot,
pijnlijk getroffen door deze verge
lijking, „Paul, jongen, je moet wel
bedenken dat Frances een grote
schok heeft gekregen. Ze is..."
Ze kriigt direct nog een grotere
schok, als ze haar mond niet
houdt."
„Paul. ik ben ervan overtuigd
dat Frances een verkeerde indruk
van de situatie heeft. Er zijn im
mers zo veel jongelieden die zo
ontzettend in moeilijkheden komen
door kleine lieve danseresjes?
Daarom dacht Frances....'"
Te oordelen naar je slechte
smaak, die je al duizend keer hier
voor demonstreerdezei Fran
ces gemeen.
Paul draaide zich naar haar toe.
„Mun slechte smaak bleek wel het
beste, toen ik
„Paul!", riep mevrouw Arbuth
not radeloos.
„Zeg eens op als je durft!" Fran
ces ogen vlamden.
„Hou je kalm, Frances! Paul,
zou het niet goed zijn als wij bui
ten eens even rustig praatten. Kun
nen we niet even gaan wandelen''"
„Goed. Hier is het ook zo lollig
niet."
„Kom dan maar meteen. Dan
kan Frances hier blijven om te
rusten. Ik ben er zeker van dat de
spanning haar erg heeft aangegre
pen."
Ze hoorden Frances verontwaar
digd snuiven, toen ze naar buiten
gingen.
Mike Haley had *rg met zich
zelf te doen. Een boodschappenjon
gen was hij geworden. Fijn baan
tje voor een volwassen man!
Hij bonkte met zijn vuist op de
deur van Paul Lawton's kamer en
liep meteen naar binnen. Hij hield
plotseling stil alsof hij een hamer
tegen zijn voorhoofd had gekregen.
Als hij plotseling een rij lijken
had zien liggen had hij niet ver-
schrikter kunnen kijken Mike
Haley haalde sissend adem en
keek
Zover het hem betrof constateer
de hij hier een van de ernstigste
studentenmisdaden op universiteits
terrein. Meisje zonder chaperonne
op kamer van student. Artikel 54
sub C Reglement Huisórde Universi
teit Princeton. Dit was een misdrijf,
waarvoor men van de Universiteit
kon worden gestuurd
De detective voelde zich oprecht
verontwaardigd
„Zo!", zei hij beschuldigend.
De woede laaide opnieuw in Fran
ces óp.
De afschuw, waarmee ze de de
tective aankeek zou vele mensen
hebben verkreukeld Mike Haley
hield echter stand. Hij bleef zelfs
verontwaardigd
„Zou ik mogen weten", vroeg ze
vanuit de hoogte, „wat U voor heeft
met dit binnendringen?"
,.N }g een grote mond óók, hè!",
zei Haley vernietigend
„Pardon?"
„Ik moet U vragen wat U hier
doet. In de kamer yan een student,
na zonsondergang, zonder chaperon
ne! Misschien wilt U die hoge toon
eens laten varen en me vertellen
hoe dat zit!"
„Ik vertel U helemaal niets Ik
moet U verzoekerl de kamer te ver
laten. Voordat meneer Lauton te
rugkomt en U er uit góóit!"
Mike Haley grinnikte geluidloos.
Hij knikte langzaam. „Ha-ha. Hoor
dat nu eens even aan! Daar ben ik
nu ondersteboven van. Meneer I-aw-
ton terugkomt en mij er uit
góóitT Ha!"
„Als U wellicht te sterk voor hem
Is kan hij assistentie halen: een.
agent van politic".
De Universiteitsdetective explo
deerde haast. „Zeg", zei hu kwaad,
„weet U wel wie ik ben?"
„Ik heb niet het vaagste idee. Het
interesseert me ook helemaal niet.
Ik weet zeker, dat U niet iemand
is die me interesseren zal. Wilt U
alstublieft weggaan? Nu?"
„U denkt misschien dat U nio
kunt overbluffen", zei Haley. „Maar
U is hier op de kamer van een stu
dent. zonder chaperonne. Dat heb ik
met mijn eigen ogen gezien en
Frances vloog overeind. „Genoeg!
Wilt U ogenblikkelijk deze kamer
verlaten?"
„Ik ga al", zei Haley spottend,
„en weet U waar ik naar toe ga?
Regelrecht naar de rector magni
ficus. Ha!"
JHij keek haar aan alsof hij ver
wachtte dat ze in snikken uit zou
barsten.
„D'r uit!", zei Frances.
Mike Haley ging er uit. Hij smeet
de deur achter zich toe.
„Waar heb jij gezeten, Andy? rk
zit hier al eeuwen op je te wach
ten".
„Ik ontdekte dat al mijn flits
lampen kapot waren. Ik heb overal
geprobeerd andere te krijgen. Niets.
Tenslotte heb ik poeder gekregen bU
de een of andere plaatselijke foto
graaf".
„Poeder?", vroeg Gus McNeal
wantrouwend, „werkt dat spul
goed?"
„Ik heb vijftien jaar met magne
sium-licht gewerkt voordat ze die
flitslampen uitvonden. Dat maak ik
best voor elkaar".
„Kijk, het zijn die twee ramen
boven. We moeten nu alle plaatjes
maken voordat er iets fout gaat.
Het meisje is boven Ik zal haar la
ten poseren in jongenskleren voor
het raam Dan klim jij daar in die
boom.
„In die boom klimmen. Hè,
Gus. Ik ben fotograaf. geen chim
pansee...."
„Schiet op. het is een pracht boorp
om in fe klimmen.... een horizon
tale tak"
Andy bleef bedenkelijk kijken.
„Het is e*?n pracht boom om in te
klimmen", zei hij bang. „het is ook
een pracht boom om uit te vallen".
„Kom nou hier. zet je voet op
die knobbel hiér en pak die tak
boven je
(Wordt Vervolgd)