Beer geloofde niet aan het Kerstmannetje VOOR ANTJES EN JANTJES Vreemd avontuur bij oma Bibbertje Samenkomst van oud-leerlingen De zeven kabouters van Ree de Sjoossee Spontane reactieseist faire reacties en andere jonge klantjes) theo rek pa gerard en er dirk bob nee leen citer i.c. rien u enig d 1 na es co kees ra p nar ru edict re piet ex deur be n rouw da l a d sta r n.t. o v. J IEén meisje en véle mannenj Zaterdag 22 December 1951 Er was eens een beer die niet aan het Kerstmannetje geloofde en ook niet aan Kerstmis. ..Hoe kan zoiets nou bestaan?'1 vroeg hij. Bovendien is het midden in de winter en dan slaap ik altijd." Ieder jaar bij het eerste teken van kou. rolde hij zich op in zijn hol en sliep lot het voorjaar. Daar om geloofde hij natuurlijk niet aan het Kerstfeest Maar dit jaar kon hij niet in slaap komen. Het was koud en tochtig in zijn hol. Scher pe rotspunten op de vloer staken door zijn matras van stro. Zijn rug jeukte op een plaats waar hij niet bij kon. Op het laatst stond hij op en schudde zijn lichaam om dc stijfheid uit zijn botten te krij gen. Hii probeerde zijn bontvelle tje netjes glad te strijken, maar hoe meer hij er aan likte des te meer het uit ging staan. Omdat hij nu toch eenmaal niet slapen kon ging hij naar buiten om zich er van te overtuigen dat er geen Kerstman en geen Kerstfeest was Hij wou er, nu hij uitging, netjes uit zien maar zijn haren stonden nog steeds rechtop en in alle richtingen als naalden aan een denneboom. Zo was het waarschijn lijk altijd 's winters geweest, maar dan sliep hij en wist er immers niets van Zoals een beer er nooit uit ziet. kwam hij uit zijn hol en snoof de koude wind op. Overal lag sneeuw en ijs. „Wat een klimaat." mopperde hij. Nu was hij wel blij dat zijn bont- velletje zo wijd uit stond, want het was warmer zo. Terwijl hij er over stond te den ken welke kant hij uit zou gaan. hoorde hij een luid gegons boven zijn hoofd. ..Zou dat een KLM-Con- stellation zijn?" vroeg hij zichzelf, „of een vier-motorig transport vliegtuig?" Hét gegons werd fluiten en toen maakte het 't geluil van een ratel. Daarna een harde klap een eind verder in het bos. „Een ongeluk!" schreeuwde de beer. „Ik moet helpen!" En hij holde er naar toe. Het was hele maal geen Constellation en ook geen vier-motorig transport-vlieg tuig. Het was helemaal geen vlieg tuig Toen de beer bij de plek aan kwam. hijgend van het harde lopen en omdat hu zo dik was. zag hij alleen maar een ouderwetse slee op zijn kant liggen, met allemaal pakjes er omheen in de sneeuw. Een stevige oude heer. met een witte baard, stond te roepen en sprong op en neer in de sneeuw. „Nou." dacht de beer. „hij is verschrikkelijk opgewonden. Ik vraag me af wie dat is?" Het rode pak. dat de oude heer droeg, leek hem nog bozer te maken dan hij was. Vixen!" schreeuwde de oude heer. ..Blitzen!" De beer. die netjes opgevoed was, bedekte zijn oren met zijn poten. De oude heer schreeuwde vast allemaal boze woorden in een vreemde taal. en de beer wou niet naar zo'n taaltje luisteren. Toen opeens zag de oude heer hem „Zo!" zei hij beschuldigend. Een beer zo maar buiten in het bos midden in de winter. Geen wonder dat mijn rendieren schrok- „Die vinden de weg naar huis alleen wel. Ik wil dat jij hun plaats inneemt en mij helpt om de pak jes rond te brengen." De beer schrok er van. „Nee!" schreeuwde hij. ..Wat een idee!' Ik ben geen paard!" De oude heer zuchtte. Nu zullen een heleboel zoete kinderen erg teleurgesteld worden," zei hij „Maar als je niet wilt helpen is er niets aan te doen." „O. vooruit dan maar!" zei de beer boos. Hij ging tussen de dis selbomen van de slee staan. „Gaat Uw gang. Maak me maar vast. Ik zal Uw paard zijn ik hoop alleen dat niemand mij ziet." ..Je bent een brave beer!" zei de oude heer. terwijl hij de riemen om de beer zijn schouders vastmaakte. De beer likte zijn handen. Hij kon het niet helpen. Hij vond de oude heer aardig en deze rook zo heerlijk naar koekjes en chocolade. Toen riep de oude heer „hup" en daar gingen ze. „Ha", schreeuwde de beer over zijn schouder. „Ik ben in de lucht. Ik vlieg!" „Natuurlijk." antwoordde de oude grijze heer, „We hebben een hoop te doen en als wij op de grond blij ven komen we er nooit." Ze deden de ene boodschap na de andere en steeds weer landden zij c.p het dak van een huis. Bij ieder huis haalde de oude heer een pakje van de slee. zwaaide dat op zijn rug en in een wip liet hij dat door de schoorsteen naar beneden zak ken. Hij deed het zó vlug dat de beer niet eens kon zien HOE hij het eigenlijk deed en hij had ook geen idee wie die oude heer eigenlijk was en waarom hij dit allemaal deed. Eindelijk begon het licht te wor den in het Oosten en ze zouden hun en ook geen tocht. Hij sliep direct Die winter droomde de beer van Kerstmis en 't kerstmannetje, maar in zijn slaap schudde hij zijn hoofd. Er bestaat helemaal geen'Kerstman netje. En toen. opeens, werd hij wak ker terwijl de warme voorjaarszon op hem scheen. Het was tijd om op te staan. ..Wat een vreemde droom," mom pelde hij, terwijl hij opstond. Hij draaide zijn hoofd om en zag hèt. Het was een Kerstboom in de hoek van zijn hol. een Kerstboom voor beren. Onder de Kerstboom stond een kist met honing Om de Kerst boom heen lagen zesendertig vissen op gehakt ijs zodat ze vers zouden blijven. De takken van de boom waren versierd met lichtjes en tus sen de lichtjes hingen heerlijke pin da's. En er stond zelfs een ruggen- krabber met een hele lange steel tegen de boom aan. Er hing een wit velletje schrijfpapier met een groene rand er langs. En met rode letters was er op geschreven: ..Voor mijn beste vriend de beer, die mij hielp om alle kinderen een gelukkig Kerstfeest te bezorgen. Met de al lerbeste wensen. Het Kerstmannetje." „Het Kerstmannetje!" riep de beer uit. „Dus er bestaat heus een Kerst man. en een Kerstfeest. -s— hij stopte zijn poot in de honing ook voor beren. (Copyright Story Parade Inc. 1949) ken en weg liepen." „Het spijt mij." zei de beer ver ontschuldigend. ..Ik wou geen kwaad doen. Ik kon alleen maar niet slapen. Het spijt mij dat ik Uw rendieren aan het schrikken heb gemaakt." De oude heer klopte de beer eens op zijn kop en krabbelde hem achter de oren. „Heb er maar geen verdriet van." zef hij vriendelijk. „We hebben allemaal wel eens van die dagen dat wij iets verkeerd doen. Ik wou alleen maar dat het op een ander moment was gebeurd. Nu heb ik het zo druk. Het is midden in het seizoen „Ik heb U een hoop moeite ver oorzaakt." zei de beer. „Kan ik helemaal niets voor U doen''" De oude heer schudde zijn hoofd. Toen keek hij eens aandachtig naar de beer. „Misschien." zei hij in ge dachten en tikte zich eens op de neus „Het is nog nooit eerder ge beurd Wou je mij WERKELIJK helpen?" .Natuurlijk!" riep de beer uit „Het was echt allemaal mijn schuld!" Eerst zetten zij de slee weer rechtop. Toen deden zij alle pakjes er weer in „Wat nur' vroeg de beer. ..Zal ik Uw rendieren achterna gaan''" „Nee!" zei de oude heer haastig. laatste bezoek gaan maken. De beer zuchtte dankbaar. Zijn taak was bij na voorbij. Hij kon weer gauw naar zijn hol terug. Nu was hij moe ge noeg om de rest van de winter door te slapen. De oude heer stak zijn hoofd uit de laatste schoorsteen en wenkte de beer. „Kom eens met mij mee," zei hij. .Ik wil je iets laten zien." Toen gleed hij weer door de schoorsteen naar beneden. „Ik ben te dik om door een schoor steen naar beneden te glijden," strib belde de beer tegen. Maar voor hij het wist WAS hij door de schoor steen heen en stond naast de oude heer in een kleine slaapkamer. In een hoek van die kamer stond een bed waarin twee kinderen lagen te slapen. In een andere hoek stond een Kerstboom, versierd met mooie gekleurde ballen. Er onder lagen stapels speeigocd. schaatsen en pop pen en prentenboeken. „Deze kinderen zouden geen kerst boom en geen cadeautjes hebben gehad als gij mij niet had geholpen" zei de oude heer. „Je bent een goe de. vriendelijke en onzelfzuchtige beer." De beer draaide een beetje en zuchtte eens diep Wanneer zou de oude heer hem nu laten slapen? Hij begreep dat gepraat over kerstbo men en cadeautjes niet. Een ogenblikje later waren ze weer buiten De oude heer klopte de beer dankbaar op zijn schouder en zei hem goede nacht. De beer was nu zó moe dat hij nauwelijks nog in zijn hol kon kruipen. Hij was blij dat-ic er was. Nu voelde hij geen scherpe rotspunten meer Dit is het verhaal van oma Bibbertje. Ze woont in een heel oud huis, dat van buiten zo stof fig is, dat je het haast niet kan onderscheiden van het stof en het zand erom heen. Vooral niet als het zo'n dag is met veel zwarte wolken in de lucht. Maar binnen is het zo helder, zo schoon, je zou van de steentjes in de vestibule en in de gang, van het zeil«in de keuken kunnen eten. En van de rest natuurlijk ook. Alles glanst als een opgepoetst appeltje en wie dat doet? Oma Bibbertje niet ,die zit maar voor het raam en breit broekjes. Witte en rose broekjes, blauwe en gele. Altijd maar nieuwe voor al die kinderen die oma Bibbertje tegen haar zeggen. Eigenlijk heet ze al leen maar oma maar omdat die kinderen twee oma's hebben ga ven ze haar een naam erbij. Ze noemden haar naar Plop, het hondje, dat allang Bibbertje heet omdat het nooit stil kan zitten. Dat is de oma van Bibbertje, bedoelden die kinderen en zo kwam ze aan haar naam. Het was een bijzonder hondje, klein met lange grijze krullen en twee ronde zwarte oogjes, die al les zagen. Je behoefde in oma's huis niets te doen. of Bibbertje wist het. En als één keer in het jaar, en wel op Kerstmis, alle kleinkinderen, uit alle hoeken en gaten van het land. met de ge breide broekjes aan, bii oma kwa men, dan kon het zijn dat Bibber tje wel eens even met zich liet sollen. Maar al gauw merkte je wie hier de baas was. Werd het hem te druk en te rommelig in de kamer, dan stuurde hij ze blaf fend naar buiten. Soms bleef hij er dan zelf wel even bij, of hij maakte gauw een kuil en een berg voor de allerkleinsten. Maar meestal liep hij snel naar binnen alsof daar allerlei werk was, dat op hem lag te wachten. Kwamen de kinderen dan na een poos, dan was de tafel gedekt met een blinkend wit kleed, ver sierd met rode linten en voor elk was er een bordje met twee sne den kerstbrood, koek en een man darijn, en een beker chocolade melk. Oma zat als altijd bij het raam te breien. En als een van de grootste kleinkinderen zei. „Oma, wanneer hebt u dat zo gauw ge daan" dan lachte ze geheimzinnig en ze zei: „Ja dat moest je eens weten Nou dan gingen ze eten, de sneden kerstbrood, de koek en de mandarijn en in de chocolademelk zat zoveel room. dat ze heel voor zichtig moesten drinken. En als ze daarmee klaar waren, glinsterde er opeens iets in de andere ka mer. Iets wat er daarnet nog niet was. Dat waren de kaarsjes van de Kerstboom. Iemand had ze r~ aangestoken, terwijl ze niet ke ken. Oma misschien, maar die zat nu weer te breien. Aldoor maar te breien voor het raam, terwijl de knot wol in het mandje rond tolde alsof er hard aan getrokken werd. zo snel waren haar steken klaar. Bibbertje tripte als altijd be drijvig heen en weer, tik-tik-tik- deden z'n tenen op het zeil, want stil zitten kon hij niet. Zo keken ze net zo lang naar de kerstboom totdat de kaarsjes van zelf uitgingen en dan moesten ze allemaal naar boven, naar bed. Bibbertje holde voor ze uit, oma legde voor één keer haar brei werk neer en stapte achter ze aan. Boven hielpen de grootste kinde ren de kleintjes, met handen was sen en tanden poetsen. Bibbertje zat op de drempel van de kamer en keek met z'n zwarte ronde ogen of er geen kind werd over geslagen. Nu boog oma zich over al die bedjes. Bibbertje riep twaalf keer luid en hartelijk „Blaf", voor elk kind een keer, want er waren er twaalf. En dan ging het licht uit. Het werd weer stil in dat oude huis. Maar op de avond, waarvan ik nu vertel, kon het oudste klein kind met slapen. Ze lag eerst heel lang wakker, stapte toen uit bed want ze wou voorzichtig in het donker naar beneden. In de keu ken was nog licht. De deur stond half open en ze hoorde duidelijk het geklik-klak van kopjes en bordjes. „Oma is aan het afwas sen," dacht dit kind, „ik zal haar nou maar helpen Op blote voeten stapte ze door de gang, daar lag nog een dik kleed ook, zodat je haar helemaal niet hoorde. Ze pakte de knop van de deur„Oma," fluisterde ze. het was zo stil, ze durfde niet hardop te praten. En weet je wat ze toen zag? Daar stond Bibbertje. dat eigen wijze, grijze hondje, dat nooit stil kon zitten. Daar stond-ie op een stoel met een klein vatenkwastje in de ene poot. En met een schortje voor, een heel klein schortje, met van achteren een split, daar kwam z'n grijze stsart doorheen. „Bibbertje," riep dat kind, „oh Bibbertje". Maar het hondje wees boos met de vatenkwast. „Gauw naar je bed." blafte htf, „laat oma je niet horen En dat deed het kind. Ze was niet bang. Ze was tevreden, want dit had ze nou even willen weten. Ze holde door de gang: hop, hop, de trap op, de kamer cn het bed in. Ze sliep meteen. Alleen wist ze de Tweede Kerstdag niet meer precies of ze heus naar beneden was geweest. Wat denk je? BIBEB a Onlangs plaatste een oud- hoofdonderwijzer van een lagere school een oproep in de krant, waarin hij verzocht aan zijn oud-leer lingen. op een vastgestcldo dag een reünie te houden. Inderdaad werd aan zijn verzoek gevolg gegeven, zodat, op de bewuste dag één dame en tien heren, allen reünisten, in de ban ken van de oude school plaats namen, voor zover hun inmiddels gewijzigde afmetingen dat toelieten. De hoofdonderwijzer sprak zijn oud-leerlingen enige welkomstwoorden toe en nodigde daarna elk hun ner uit. zijn of haar naam op het bord te schrijven en daarachter twee willekeu rige woordjes of afkortin gen. Aldus gebeurde, en toen ieder zijn taak vol bracht had. stak een der oud-leerlingen zijn vinger op en zei: „Meester, heeft u opge merkt, dat van elke, uit drie woordjes bestaande horizontale regel, door ver wisseling der letters een beroep gevormd kan wor den? En als ik mij niet vergis, vormen de begin letters van die beroepen dan een toepasselijke spreuk." Daarop nam hü het krijtje en schreef die be roepen netjes onder elkaar, terwijl ook de spreuk lees-/ baar werd. Dat dit voorval een vrolijk aspect verwek te. behoeft wel geen be toog. Maar nu onze vraag: Welke beroepen schreef de oud-leerling op en hoe luidde de toepasselijke spreuk? Oplossing van „Een dub bele puzzle": Vierennegen tig. Omelet-Dubieus. Lad der-Vervolg. Tramabonnc- inent. Aert van der Goes. IdiootDe la Rev. Ridder- Parodie. Eenendertigste De uitspraak is van Vol taire en luidt: „De arbeid bevrijdt ons van drie grote rampen: De verveling, de ondeugd en de armoede". eeft ich' trzi- pen jot< teel ven' at zi. cha* raar' lega- enti< isch< •erzi' loof! lijde; DC. Je kunt toch wel zienwie dit zijn? O nee? De zeven kabouters van Ree de Sjoossee! Ja zeker, ze zijn hetje moet ze toch kennen! Ze wonen in 't bos van de vijf groene dennen. Vijf lichtgroene dennen, cn één van die vijf Dat is, zo te zeggen, hun winterverblijf. Ze slapen er in en ze zitten er onder. Die den is hun villa. Ze kunnen niet zonder. Maar vorige Vrijdag, op veertien December, Toen pingen ze uit. Voor een klein potje gember. En toen ze terugkwamen, denk toch 's even. De den was verdwenen! Waar was-ie gebleven. Boos zeiden ze tegen elkander: „Kom mee!" Die zeven kabouters van Ree de Sjoossee, Ze gingen in 't donker de stad in, tezamen Ze loerden door deuren en gluurden door ramen, Ze keken in kerken, in kamers, in zalen, En overal stond wel een kerstboom te pralen. Soms riep een van hen: „Ik geloof dat 'k 'm ken!" Maar nee. van dichtbij was 't een andere den. Totdat ze toevallig opeens langs de ramen Van Opa en Oma van Dommelen kwamen. Ze keken naar binnen, verbluft, alle zeven. En riepen: „Wel, heb ik nou toch van m'n leven ..De boom!" En het was zo. Daar stond-ie, op stutten. En Opa en Oma die zaten te dutten. Die zeven kabouters van Ree de Sjoossee Ze namen de kerstboom onmiddellijk mee. Ze gingen naar binnen. Ze lieten 'm kiepen. En Opa en Oma? Welnee, zeg. die sliepen! Ze droegen 'm weg. mét de slingers en ballen. Totdat ze één kaarsje d'r uit lieten vallen. Dat maakte wat herrie en Opa van Dommelen Werd wakker en riep: „Hee, wie is daar aan 't stommelen. Daar sionden ze toen, heel verschrikt en gedwee, De zeven kabouters van Ree de Sjoossee. Maar Oma, die altijd wat rapper van tong is. Zei: ..Kom nou, en toe nou, en luister eens jonges, „Straks komen de kleinkinders, hier met z'n vijven, „En als jullie zin hebben, mag je wel blijven, ..Dan vieren we kerstmis, met liedjes en zo, „En jullie krijgt allemaal ook een cadeau. „En wees nou niet bang meer, 't loopt immers wel los! „Als 't over is, neem je die boom mee naar 't bos." De zeven kabouters van Ree de Sjoossee Die vierden toen joelend de kerstavond mee. Ze dansten en zongen met alle vijf kinderen. Ze aten enorm, maar dat mocht niet zo hinderen, En toen de klok tien sloeg, toen was het gedaan. Ze trokken hun vuurrode jasjes weer aan, „Tot ziens, en wanneer het soms nodig mocht blijken, „Dan moet je maar fluiten. Dan komen wij kijken!" Toen gingen ze weg. Met de boom. heel tevree, De zeven kabouters van Ree de Sjoossee. ANNIE M. G SCHMIDT De musicoloog Rutger Schoutc, die nu al jaren lang in de radio (V.A.R.A.) rustig zijn krachten wijdt aan heeft kweken van begrip en liefde voor de muziek, heeft de luisteraar even een kijkje gegund op het moeilijkt van zijn werk. In zijn veertiendaagse programma „Spontane Reacties", waarin hij van bekende musici muziek laat horen en hun er vragen over stelt, zei hij de laatste keer met enige nadruk, dat men zijn programma toch niet moest zien als een min of meer hu moristische poging om bekende kunstenaars publiekelijk in hun hemmetjes te zetten. Uit deze verklaring bleek duide lijk. dat er luisteraars zun. die cr zich in verkneukelen, indien een bekend componist of uitvoerend kunstenaar een antwoord niet weet of verkeerd gist Een soort „Scha denfreude" schijnt dan te heersen. in ieder geval geen edel ver schijnsel. Dit bemoeilijkt Schoute na- tuurlijk in het bereid vinden van bekende kunstenaars om met hem voor de microfoon te komen, omdat de onsportieve houding van een deel van het publiek deze kunstenaars voor hun reputatie be vreesd doet zijn. Wij hopen van ganser harte, dat het beroep op meer faire gevoelens tegenover „Spontane Reacties" ter harte zal worden genomen. Want het is buitengewoon aardig, zowel anecdotisch als instructief program ma, het welk spelenderwijs tal van interessante bijzonderheden over muziek onthult. In de laatste aflevering zat: Rut ger Schoute tegenover twee'konin gen van de lichte muziek* Theo Uden Masman cn Dolf van der Lin de. De luisteraar maakte onder an* dere kennis met enkele niet alle daagse muziekinstrumenten als „on- des Martenot" en met een op zeer bijzondere wijze gebruikte altsaxo foon. Evenals hun „klassieke" colle ga's in vorige uitzendingen gingen de twee befaamde dienaren der lich te muze met animo cn intelligentie in op de hun voorgelegde ..puzzles". PIET BEISHUIZEN. (Advertentie l.M.) door EDWARD HOPE ,,De dochter van de rector, hè? Daar geloof ik geen woord van. En bovendien: wat deed zij alleen in jouw kamer? Wie het ook is"' Het is zeker geen juffrouw die ik alleen met een man zou vertrou wen. Ze...." „Hou je mond," schreeuwde Paul getergd, „ik zou jou willen vragen wat jou bezielt om hier bin nen te sluipen! Om te zien of je me met iets op heterdaad kan betrap pen. Met die smerige gedachten van jou! Zó te durven spreken tegen dat meisje Hij verslikte zich van woede. Gesticuleerde wild. Mevrouw Arbuthnot kwam haas tig tussen beiden. „Kom nu. kinderen!", zei ze kal merend. „kom nukom nu „Nee. mama! We moeten dit rechtzetten „Nou èn of! Jij moet me maar eens vertellen wat je hier komt doen op deze gluiperige, deze „Dat zal ik! We kwamen in ant woord op die onbeschaamde brief van je....! Waèr is dat. lieve, klei ne danseresje nu van je? Of ben je bang dat ik die óók zou beledi gen?" Je beledigt mij. dat kan Ik je wel vertellen." „Paul! Alsjeblieft' Paul!", zei mevrouw Arbuthnot wanhopig. Paul keek haar aan. „Paul, bedenk dat Frances een zeer fijngevoelig meisje is „Fijngevoelig? Dat heb ik ge merkt! Fijngevoelig als een molen- paard!" ..Paul!", zei mevrouw Arbuthnot, pijnlijk getroffen door deze verge lijking, „Paul, jongen, je moet wel bedenken dat Frances een grote schok heeft gekregen. Ze is..." Ze kriigt direct nog een grotere schok, als ze haar mond niet houdt." „Paul. ik ben ervan overtuigd dat Frances een verkeerde indruk van de situatie heeft. Er zijn im mers zo veel jongelieden die zo ontzettend in moeilijkheden komen door kleine lieve danseresjes? Daarom dacht Frances....'" Te oordelen naar je slechte smaak, die je al duizend keer hier voor demonstreerdezei Fran ces gemeen. Paul draaide zich naar haar toe. „Mun slechte smaak bleek wel het beste, toen ik „Paul!", riep mevrouw Arbuth not radeloos. „Zeg eens op als je durft!" Fran ces ogen vlamden. „Hou je kalm, Frances! Paul, zou het niet goed zijn als wij bui ten eens even rustig praatten. Kun nen we niet even gaan wandelen''" „Goed. Hier is het ook zo lollig niet." „Kom dan maar meteen. Dan kan Frances hier blijven om te rusten. Ik ben er zeker van dat de spanning haar erg heeft aangegre pen." Ze hoorden Frances verontwaar digd snuiven, toen ze naar buiten gingen. Mike Haley had *rg met zich zelf te doen. Een boodschappenjon gen was hij geworden. Fijn baan tje voor een volwassen man! Hij bonkte met zijn vuist op de deur van Paul Lawton's kamer en liep meteen naar binnen. Hij hield plotseling stil alsof hij een hamer tegen zijn voorhoofd had gekregen. Als hij plotseling een rij lijken had zien liggen had hij niet ver- schrikter kunnen kijken Mike Haley haalde sissend adem en keek Zover het hem betrof constateer de hij hier een van de ernstigste studentenmisdaden op universiteits terrein. Meisje zonder chaperonne op kamer van student. Artikel 54 sub C Reglement Huisórde Universi teit Princeton. Dit was een misdrijf, waarvoor men van de Universiteit kon worden gestuurd De detective voelde zich oprecht verontwaardigd „Zo!", zei hij beschuldigend. De woede laaide opnieuw in Fran ces óp. De afschuw, waarmee ze de de tective aankeek zou vele mensen hebben verkreukeld Mike Haley hield echter stand. Hij bleef zelfs verontwaardigd „Zou ik mogen weten", vroeg ze vanuit de hoogte, „wat U voor heeft met dit binnendringen?" ,.N }g een grote mond óók, hè!", zei Haley vernietigend „Pardon?" „Ik moet U vragen wat U hier doet. In de kamer yan een student, na zonsondergang, zonder chaperon ne! Misschien wilt U die hoge toon eens laten varen en me vertellen hoe dat zit!" „Ik vertel U helemaal niets Ik moet U verzoekerl de kamer te ver laten. Voordat meneer Lauton te rugkomt en U er uit góóit!" Mike Haley grinnikte geluidloos. Hij knikte langzaam. „Ha-ha. Hoor dat nu eens even aan! Daar ben ik nu ondersteboven van. Meneer I-aw- ton terugkomt en mij er uit góóitT Ha!" „Als U wellicht te sterk voor hem Is kan hij assistentie halen: een. agent van politic". De Universiteitsdetective explo deerde haast. „Zeg", zei hu kwaad, „weet U wel wie ik ben?" „Ik heb niet het vaagste idee. Het interesseert me ook helemaal niet. Ik weet zeker, dat U niet iemand is die me interesseren zal. Wilt U alstublieft weggaan? Nu?" „U denkt misschien dat U nio kunt overbluffen", zei Haley. „Maar U is hier op de kamer van een stu dent. zonder chaperonne. Dat heb ik met mijn eigen ogen gezien en Frances vloog overeind. „Genoeg! Wilt U ogenblikkelijk deze kamer verlaten?" „Ik ga al", zei Haley spottend, „en weet U waar ik naar toe ga? Regelrecht naar de rector magni ficus. Ha!" JHij keek haar aan alsof hij ver wachtte dat ze in snikken uit zou barsten. „D'r uit!", zei Frances. Mike Haley ging er uit. Hij smeet de deur achter zich toe. „Waar heb jij gezeten, Andy? rk zit hier al eeuwen op je te wach ten". „Ik ontdekte dat al mijn flits lampen kapot waren. Ik heb overal geprobeerd andere te krijgen. Niets. Tenslotte heb ik poeder gekregen bU de een of andere plaatselijke foto graaf". „Poeder?", vroeg Gus McNeal wantrouwend, „werkt dat spul goed?" „Ik heb vijftien jaar met magne sium-licht gewerkt voordat ze die flitslampen uitvonden. Dat maak ik best voor elkaar". „Kijk, het zijn die twee ramen boven. We moeten nu alle plaatjes maken voordat er iets fout gaat. Het meisje is boven Ik zal haar la ten poseren in jongenskleren voor het raam Dan klim jij daar in die boom. „In die boom klimmen. Hè, Gus. Ik ben fotograaf. geen chim pansee...." „Schiet op. het is een pracht boorp om in fe klimmen.... een horizon tale tak" Andy bleef bedenkelijk kijken. „Het is e*?n pracht boom om in te klimmen", zei hij bang. „het is ook een pracht boom om uit te vallen". „Kom nou hier. zet je voet op die knobbel hiér en pak die tak boven je (Wordt Vervolgd)

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1951 | | pagina 7