s y h 1 dj et mmmmieiland mpi ©on flavin 1 R ANTJES EN Waar komen toch die prachtige speelgoedbeesten vandaan Het wandelstokje, dat alleen liep f Pacirdensprongpuzzle w en andere jonge klantjes) Luiaards leven onderste boven in de bomen loot onze dammers wn Pt'js /N' U n e E m t u e t a n a a m r r L 1 a k r m k a t. a d d a h n d V e C e e n a X s j n G t c o h n n b pi tl m m O o H s m m r/; 9 ffi 9 •M g m m m m m m mr^mt m m m GESLAAGD... DANK ZIJ Luc Josse wil Iaat opblijven De familie uit de Doodloopsteeg Zaterdag 26 Januari 1352 TK/flDDEN tussen de mensen, opgepast! J liep een wandelstokje. Niemand hield het vast. Het hippelde over de Botermarkt. Het trippelde over de Paardemarkt. Het trappelde over de Groentemarkt. De prei zei tegen het peentje: „Kijk, een wandelstok in z'n eentje!" Wil iemand weten hoe het is gegaan? Mannetje Mik had z'n stokje laten staan. Hij miste het niet op de Botermarkt. Hij miste het niet op de Paardemarkt. Maar hij schrok zich 'n aap op de Groentemarkt. Mannetje Mik riep: „Wacht even! Waar is m'n stokje gebleven?" De wandelstok bleef maar huppelen. 't Werd donker, het ging wat druppelen. Het druppelde over de Botermarkt. Het drippelde over de Paardemarkt. Het droppelde over de Groentemarkt. De stok vroeg: „Zag iemand het Mannetje Mik?" „Ja," riep het mannetje, „dat ben ik!" Op het hoekje van Amstel en Magere Brug vond het wandelstokje z'n baas terug. Al spattert 't op de Botermarkt, al spettert 't op de Paardemarkt, al klettert 't op de Groentemarkt: ze lopen weer samen, tïk-tak-tik, wandelstokje en Mannetje Mik. HAN G. HOEKSTRA Als je in een speelgoedwinkel rondkijkt, dan zijn er veel speelgoedbeesten. Grote en kleine, mooie en minder mooie, en een heleboel zijn zo echt dat je ze zo mee naar huis zou willen nemen, ook al ben je eigenlijk al te groot om er mee te spelen. En als je die allermooiste eens van dichterbij bekijkt, dan hebben ze allemaal een knopje in hun oor, dat be tekent dat ze gemaakt werden in de fabrieken van Steiff. Heb je wel eens bedacht hoe zo'n speelgoedfabriek ontstaat? Je begrijpt natuurlek wel dat het niet zo gaat dat iemand op een goede dag opeens zegt: „Hè. het lijkt me nou leuk om een speelgoedfabriek op te richten, laat ik dat eens doen." Eer het zover komt moet er heel wat gebeurd zijn, en het is wel aardig om te weten hoe dat met de Steiff-fabricage is gelopen. Het is allemaal begonnen bij Margaretha Steiff. die zowat een eeuw geleden geboren werd. Zij was geen gewoon gezond meisje, want zij was verlamd en ze kon haar beide benen en één arm niet ge bruiken. Maar met de andere arm was ze erg han dig, en toen ze later haar eigen brood moest ver dienen werd ze naaister. Het was in de tijd waarin men voor het eerst veel vilt ging gebruiken, en Margaretha kwam daardoor op een idee. Ze hield veel van kinderen en de kinderen hielden veel van haar. En terwijl ze hun verhaaltjes vertelde, maakte ze van vilt kleine beestjes voor hen, die er zo echt uit zagen, dat alle kinderen die graag wilden hebben. Eerst bedacht ze een olifantje, toen andere beesten, en steeds meer. En tenslotte gaf ze het naaien er aan. en begon, in 1880 met een paar andere mensen speelgoedbeesten te maken, die overal groot succes had den. Het grootste succes kwam mis schien wel in 1903 toen een neef van haar de teddy-beer uitvond. Denk je eens in wat dat betekende. Jullie hebben allemaal wel een ted dy-beer, en zelfs jullie vaders en moeders hadden er vroeger al een. Wij kunnen ons haast niet voorstel len dat er ooit géén teddy-beren zijn ze klaar. geweest zijn, dus je begrijpt hoe druk die fabriek het kreeg toer. iedereen een teddy-beer wou heb ben. En hoe worden die dieren nu ge maakt? Nou heus niet alleen maar met machines, hoor. Er komt een heleboel handwerk aan te pas, van mensen die dat precies en met veel zorg en liefde kunnen doen. Eerst bedenkt iemand een beest, en maakt er zelf een voorbeeld van. Dan worden er patronen van ge maakt, en die worden geknipt uit heel fijn mohair-pluche, dat ge maakt wordt van de vacht van de Angorageit. die in verre landen leeft. Naaisters naaien die stukjes aan elkaar, en dan komen de stop sters aan de beurt die zorgen dat er de goede vorm in komt. en dat de beesten stevig en gelijkmatig op gevuld worden. Dan moeten de ogen en oren er aan bevestigd wor den. en de neus erop geborduurd, en dan komen de dieren in de „schoonheidssalon". Daar worden ze van alle kanten bekeken. Ze krij gen hier en daar nog een steekje wol en een streekje verf, en dan T N de warme, vochtige bossen van -*• Zuid-Amerika leven luiaards, heel borgen. In de haren groeien ook nog microscopisch kleine plantjes, eigenaardige dieren, die om hun groen van kleur. Zo lijkt het of ze trage levenswijze een scheldwoord 6r°ene haren hebben dat werkt al- als naam ontvingen Het zijn echte v,eer mee om ze tussen de bladeren boomdieren. zo, dat ze eigenlijk niet verborgen te houden. Bij alle andere meer lopen kunnen en alleen in d,cren liggen de haren van de rug uiterste noodzaak naar beneden ko- naar de buik gericht. Worden men. Ze leven van bladknoppen, bladeren en vruchten. Daar. in het oerwoud, hangen ze onderste bo ven aan de takken en om het zo te zeggen, groeit het voedsel naar hun bek toe. Tot dat hangen in de bo men zijn ze voortreffelijk ingericht. Hun vier poten hebben op het eind nat. dan druipt het water dat af koelt! snel af. Bij de luiaard lo pen de haren juist tegengesteld- de tropische regens lopen nu snel langs zijn lichaam. Alleen nog: hun kop kijkt onder het hangen altijd naar het korte stompe staartje. Maar die kop zit op een zeer draaibare hals ENIGE tijd geleden behandelde itc in deze rubriek de Roozen- burg-variant Of beter, ik gaf met wat voorbeelden aan op welke prin cipes het door de wereldkampioen gelanceerde spelsysteem berust Op de keper beschouwd is de Roozen- burg-variant feitelijk een verbete ring van de vroegere systemen van De Haas en Marcel Bonnard. Het is niet te verwonderen, dat het systeem van Roozenbtirg veel navolging heeft ondervonden Succes trekt, en men bestudeerde Roozenburgs speel wijze heel minutieus om er zelf ook partijen mee tot winst te voe ren Het systeem komt er op neer, dat de zwarte korte vleugel, na eerst danig versterkt te zijn. agressief gaat optreden tegen de witte lange vleugel Eigenlijk lijkt dit onge rijmd. De korte vleugel heeft min der stukken tot zijn beschikking dan de lange, maar de kracht van het systeem zit juist in een dusda nige opstelling der schijven, dat er van de aanvallende stukken een wel haast verlammende kracht uitgaat. Een inleiding tot de Roozenburg- variant gaat bijvoorbeeld uit van de zettenreeks: 3228. 1621. 31261822: zwart heeft zon der dat er nu natuurlijk al van voor deel gesproken kan worden een bepaalde knellende greep od de wit te positie. Het hangt van de kunde en het inzicht van de witspeler af. wat HIJ doet. hoe HIJ zal reageren In het damspel wordt geen zet doelloos gespeeld. Van het begin af aan bereidt men iets voor Men tracht „Uin" in zijn spelsysteem te brengen. Men kan dit doen ..langs lijnen van geleidelijkheid" of langs nlatgetreden paden der theorie. Heeft men echter een onjuiste op vatting van het karakter van de Roozenburg-variant. dan begeeft men zich op glibberige paden! Men gaat. zonder de consequenties voor af voldoende bestudeerd te hebben, in de partij experimenteren en neemt men dat risico tegen een ge lijkwaardig en sterk tegenstander, die het systeem wèl en degelijk heeft onderzocht, dan moet men. het onderspit delven In mijn volgende rubriek zal ik dit met een bijzonder interessant voorbeeld uit de prac- tijk toelichten. E geniale problemist M a x ^Douwes te Groningen schreef mij over een aantal van zijn pro blemen, dat zij weliswaar irreëel aandoen, maar ik citeer hem cm met El wood P. Dowd uit de film ..Harvey" te spreken: ..Jaren lang heb ik tegen de realiteit ge streden en ik mag zeggen, dat ik de realiteit overwonnen heb." De man was abnormaal en had (dus) gelijk! Hieronder een prachtig staal tje van Douwes' surrealistische damkunst: (Advertentie lAf J Beschermt tegen verkoudheid, griep en keelontsteking vv Gt G gr^p geweldige klauwen, gróte haken en wat JU niet kl,nt. kan een lui eigenlijk. Aan de achterpoten zitten aard wel: z'n hoofd een halve slag er steeds drie, aan de voorpoten draaien. twee of drie. De poten zijn licht Het wijfje krijgt altijd maar één draaibaar; hoe de tak ook loopt, al- jong. hoogst zelden een tweeling, tijd haakt de klauw er rechthoekig Het jong haakt zich met z'n klau- over heen Zo sterk is elke poot, wen aan z'n moeder vast, net zo dat het dier gemakkelijk aan één ijverig als zij aan^ de takken. Lang poot hangt zonder gevaar van val len. De voorpoten zijn korter dan de achterpoten; hangt het aan de beide achterste, dan kunnen de lange voorste ver reiken en bebladerde twijgen naar de bek halen. Zo ver plaatst de luiaard zich ook: ver rei ken met de voorpoten, klauwen vastzetten, achterpoten bijtrekken. Het zijn nachtdieren, overdag sla pen ze; de vier poten met de haken bij mekaar, de kop naar de buik toe gekruist. Het haar is hooi-achtig en daardoor is het dier goed ver sjouwt zo de moeder met haar kind rond tot het zich zelfstandig redden kan. Héél, héél, héél veel vroeger heb- v._ ui Jan bekeek een rol touw in een hoek van de winkel. „En twintig meter van dit touw," zei hij. De winkelier mat twintig meter af en maakte er een keurige rol van. Hij zette vier flesjes limo nade op de toonbank Jan legde zijn vijf gulden neer Hij nam het touw op en twee van de flesjes. Suze nam de andere twee. ,,Het is een prachtige dag." zei de winkelier, terwijl hij het wis selgeld teruggaf. Dit was hun hele gesprek met de inboorlingen van Rio. Toen zjj terugkwamen bij de steiger, zei Rutger; ..Er is een van de inboorlingen naar mij toege komen en die zei: Je hebt daar een mooi bootje." ..En wat heb je tegen hem ge zegd?" vroeg Suze streng. ..Ik heb gezegd: Ja'., zei Rutger. Ook had hij niets verraden. Ze zeilden terug naar het eilandje om Tittie te halen. Zij wuifde hen toe. toen zij hen zag aankomen en stond aan de waterkant, gereed om in de boot te klimmen, toen Jan de Zwaluw langszij bracht. „Alles in orde." zei zij. .Zij ziin niet te voorschijn gekomen. Ze een niet dikker kon smeren dan de ander. Op de boterhammen leg de zij stukken pemmikan en ze spoelden het naar binnen met die pe teugen Rio-groc uit de flesjes. Toen aten ze de appels op. Voort durend hielden zij de heuvels, waarachter het witte zeil van het piratenschip verdwenen was, scherp in het oog. „Misschien hebben ze ons hele maal niet gezien." zei Suze ..Ik weet zeker dat ze ons ge zien hebben, anders hadden ze die vlag niet gehesen," zei Jan. „Misschien." zei Tittie. „waren er nog meer Misschien lieten deze hun vlag zien om ons weg te lok ken van het eiland, terwijl een paar van hun bondgenoten daar landden om ons kamp in bezit te nemen." „Daar heb ik helemaal niet aan gedacht," zei Jan. „Misschien lag er wel een hele vloot te wachten tot wij weggingen." „En wie weet of ze nou niet op ons eiland zijn." zei Tittie. „Laten wij in ieder geval maar varen." zei Rutger. die pas gelukkig was als hij het water onder de voorsteven van de Zwaluw hoorde klotsen. Het was een heel karwei om te rug te zeilen, waarbij ze eerst tus- moeten nog altijd daar achter die sen de boten van de inboorlingen ARTHUR RAMSOME Uit het Engels vertaald door Jac. v. d. Ster Zwart: 15 st. op 268/1013 18—19—21—23/25—35—36—45. Wit: 15 st. op 1116272832 333437 '40—42 41 49—50 Wit wint door: 37—31 33—29 31— 26 16*27! 34—29 42—37 37—31 32* 12 4439 49X9 met als eindspel- 10—14 25*14 26—21 14—19 21—16 19—23 12—7! 16*7 23—28 7—1 28—32A 1—23 32—38 23—29 38—43 29—40 50 X 48 A) 28—33 1—40 50*28. PHILIP DE SCHAAP Ongetwijfeld zy'n cr onder onze lezers vele schaakliëfhebbcrs, die graag eens hun hart aan een paar- densprongpuzzle willen ophalen. Voor hen, die de edele schaaksport niet beoefenen, zullen we even een verklaring geven van de wijze, waarop het paard zich op het bord, en dus ook in deze puzzle, mag be wegen. Vermelden wc eerst nog, dat de puzzle een spreekwoord be vat. beginnend met de letter E rechts bovenaan. Van daaruit mag het paard twee velden verder in horizontale of verticale richtingen vervolgens één veld terzijde in rechthoekige vorm. Dit is écn sprong zodat het paard van de letter E kan aanlanden op de letters m of r. Laten we aannemen, dat hij op de springt, dan kan hij van daaruit weer naar de letters n. r, Bosbranden woeden in Australië MELBOURNE. Grote bran den woeden in Australië op dui zenden hectares kurkdroge bos grond. Minstens drie personen kwamen in de vlammen om. hon derden huizen werden door het vuur verwoest. De reuk van bra dend vlees vervult de lucht in de afgelegen plaatsen, waar de waar devolle kudden schapen en vee een prooi der vlammen worden. Het grootste gedeelte van Nicuw- Zuid-Wales ligt onder een gordijn van rook. Vuurtorenwachters schieten raketten af en laten de misthoorn klinken om de scheep vaart te waarschuwen, een on doordringbaar rookgordijn drijft van het verwoeste land over zee. k of r springen. Zo gaat u ver der, tot u het gevraagde spreek woord gevonden hebt De spreuk rijmt ook nog. De bedoeling is dus, dat de juiste letters in de goede volgorde ko men te staan en verbonden wor den tot het gevraagde spreekwoord. Gemakshalve vermelden wij nog. dat de laatste letter een t. is. De.'.e puzzle zal veel geduld vragen, maar., ook veel genoegen ver schaffen. Bedenkt u vooral, dat de aanhouder wint. Oplossing lYin optcl- kruiswoordraadsel Horizontaal: 1. visie, 4. pilcut, 7 lor. 8. aroma's, 9. Odeons, 10. sim, 11. terra, 12. abt. 15 attent, 16. molest. 17. spaden 20. karpet. 22 esp. 23. staal, 24. dik. 27. ma nier. 28. mispel, 29. ira, 30. weitas. 31. norit. Verticaal: 1. vermist. 2. semi, 3 Elspeet, 4. program, 5. lies, 6. omnibus. 13. reeds. 14 alarm. 18 passage, 19. notaris. 20. kaaiman. 21. eminent, 25. sint, 26. Isar. Advertentie l. M.) 'HILVERSUM Bckindo ichriltclijk» cursus heuvels zijn." „Nu. ik ben in ieder geval blij, dat wij het weten," zei Jan. „Mag ik even op het eilandje?" vroeg Ruteer. „Waarom zouden wij er niet al lemaal op gaan om er te eten?" zei Suze. Zij lieten het zeil dus zakken en eingen aan land, terwijl zij het anker meenamen en de Zwaluw aan de lijzijde van het eiland lieten liggen aan het eind de Riobaai door moesten lave ren en toen tegen de Zuidwesten wind in. die zij onmiddellijk stevig voelden zodra zij de beschuttende eilanden achter zich hadden gela ten Ze dachten er over om het zeil te reven maar als het niet strikt nodig was. wilden ze dat liever niet doen. Af en toe waren er hevige windvlagen en stuur man Suze stond klaar om de schoot te vieren en zo nodig het zeil te van het ankertouw. Een rotsblok laten zakken. Rutger werd zo nat op het eilandje vormde een prach tige tafel Jan maakte een pemmi- kanblikje open en schudde ör aan tot de pemmikan er in een stuk uitkwam. Suze sneed de boter- van het schuim dat over de voor steven heenspatte. dat Suze hem naar achteren liet komen, waar hij ender in de boot moest gaan zit ten. Zij hadden geen tijd om aan zeilen, totdat zij aan de lijzijde van hun eigen eiland kwamen. In de Woonschipbaai stond de man van het woonschip op van zijn stoel op het achterdek en keek naar hen door een kijker. Maar zij lét ten nauwelijks op hem. „Tegen zonsondergang zal de wind wel gaan liggen," zei Jan. „We gaan aan wal bij de oude landingsplaats De Zwaluw ligt daar goed beschut en later, als het niet zo hard waait, breng ik hem naar de haven." Zij landden dus op de oude plek. Zodra zij aan wal waren, renden zij naar hun kamp en keken in de tenten. Ze gingen het hele eiland over. Alles was nog precies zoals ze het hadden achtergelaten. Er was niemand geweest De zeero vers van de Amazone hadden geen bondgenoten. Zij maakten een vuur en tegen de tijd dat zij er omheen zaten en thee dronken, begonnen zij te ge loven. dat ze zich helemaal had den vergist, toen ze dachten dat de piratenvlag op de vöor hen gehesen was. Ze waren er zelfs niet helemaal zeker meer van dat zij het kanonschot in de Woonschipbaai gehoord hadden „Waarom zwaaide de man op het woonschip met zijn vuist naar ons? vroeg Tittie. „Er moet toch iets gebeurd zijn waarom hij dat deed ..Misschien deed hii het niet echt." zei Jan. ..Ik geloof nooit dat we de zeerovers ooit terug zullen zien." zei Tittie treurig. „Waren het wel zeerovers?" zei Suze. (Wordi vervolgd) ben er nog andere luiaards in Zuid- Amerika geleefd: grond-luiaards. Dat waren enorme dieren, groter dan een olifant. Die hadden kolos saal sterke achterpoten en een ste vige staart. Waarschijnlijk stonden ze op die poten en staart als een stoeltje op drie poten Hun voor poten hadden ook grote, haakvor mige klauwen en daarmee haalden ze bebladerde takken naar beneden, die tot voedsel dienden Deze enor me grondluiaards zijn allang uitge storven, maar hun beenderen wor- den nog veel in de bodem gevon den. Zoveel, dat ze niet zeldzaam zijn. HENK VAN LAAR- hammen en smeerde ze, zodat de iets anders te denken dan aan het Pemmikan is vlees met vet en rozijnen. Ik schryf U uit naam van alle kinderen der gehele wereld, om er tegen te protesteren dat wij door onze ouders om half negen naai bed gestuurd worden! Dit moet tot tien uur verlaat worden. Reken maar zelf uit. Op dertig dagen gaan wij minstens vijf en twintig maal om half negen slapen Dat betekent in een jaar een verlies van zestien dagen, vijftien nachten en acht uren. Hoe durven de volwassenen zo met ons om te springen! Deze brief heeft Luc Josse naa'- een groot Frans dagblad gezonden. Am^nne ondertekend met: De directeur van Amazone Surtout» (Vooral of Boven Alles) Luc Josse nu, is veertien jaar oud, leerling van de derde klasse van een lyceum, en directeur van dat maandblad „Surtout" dat geheel met de hand wordt geschreven, en waarvan zjjn zuster. Martine, die twaalf ls. de hoofdredactrice is. Luc Josse en Martine schrijven de hele krant vol met historische verhalen en een vervolgroman, die ze zelf Illustreren. Hoeveel kinde ren in Parijs er door zijn dringende boodschap die in dat dagblad ge publiceerd werd. niet meer om half negen naar bed gestuurd worden, dat weet ik niet. JA NI NE. door EVE GARNETT „Meneer," zei Kaatje, heus het is de eerste keer. die ik hier ben, en ik heb dat bordje nooit gezien, en ik heb maar drie kleine padde- stoeltjes. kijk maar," en ze hield met bevende handen haar mandje naar hem op. De boer keek haar onderzoekend aan. „Maar als je meer had gevon den, had je ook meer geplukt, waar of niet9" vroeg hij. Kaatje liet het hoofd hangen. Dat was immers zo' „En wat doe je er mee. als je ze hebt," ging hij door, „Eet jc zc op, of verkoop je ze?" „Verkopen," zei Kaatje prompt. „Om snoep tc kopen zeker?" „Nee," zei Kaatje en bloosde tot haar rode haarwortels toe, „nee, om een muts 'te kopen." „Een muts!" riep de boer ver baasd. (Wat gek. Net als zijn:vrouw „Wat doe je met het geld van de honing, wat ga je met Kerstmis ko pen?" altijd: een hoed! Hoe kwam het toch dat een vrouw zo gek op hoeden of mutsen was?) „Koop je wel eens meer mutsen?", vroeg hij nieuwsgierig, „je hebt er nou. ge loof ik, geen op." Tot zijn verwon- rlng, gooide Kaatje haar mand op de grond, begroef haar gezichtje in haar handen en barstte in tranen uit. Ze wist niet precies hoe het kwam, maar het volgend ogenblik zat ze boven op het hek, met de boer vlak naast haar, en vertelde hem het hele treurige verhaal, van man. Kaatje probeerde harder te den dus gestolen, en als de boer lopen, maar haar benen voelden net wist wie ze waren dan zou hij ze aan als benen in een nachtmerrie misschien wel in de gevangenis la- en wilden niet. „Jij bent het dus." ten zetten! zei de man. toen ze bij het hek „Dus jij wist al, wie ze had weg kwam, „Jij hebt al m'n paddestoe- genomen!" zei hij. len geplukt, de laatste twee weken! Kaatje knikte. Weet je wel dat je steelt, of kan „Maar je zegt niet. hoe ze ver- je niet lezen!" en hij wees met zijn der heten, hé?" stok naar een bord in de heg vlak „Nee", zei Kaatje vastbesloten, bij het hek, waarop met grote dui- „Dat is juist' Heel juist' Kijk delijke letters stond: „Gekweekte eens hier. jij gaat nu met mij mee paddestoelen. Verboden toegang, naar het land hiernaast; daar krijg Overtreding wordt gestraft." je van mij paddestoelen genoeg „Weet je wie ik ben?" ging hij voor een nieuwe muts. maar eerst voort. „Ik ben de eigenaar van dit zul je me beloven dat je die Ted land. dus zeg maar eens wat je te en die Wim of hoe ze mog«en heten, zeggen hebt!" op het hart drukt uit mijn land te blijven, anders krijgen ze wat cr voor staat!" Kaatje beloofde het dadelijk. Nou. ze zou het ze wel eens vertellen! En mot plezier! Zulke jongens als jullie, en dan stelen! Ze hoorde het zichzelf al zeggen. Het stuk land verderop was wit van de paddestoelen en in een paar minuten tijds hadden ze Kaatjes mand tot de rand toe gevuld, en nog een mandje van de boer erbij. ..En nou opgemarcheerd", zei hij, „als je mijn mandje terugbrengt, zal ik je de boerderij laton zien en dan mag je me eens vertellen 'wat je later allemaal wilt gaan do^n. Fr zijn niet veel jongens of meisjes die op 't land willen werken tegen woordig. Tot zi-ens en denk eraan, dat je die knullen waarschuwt!" ,.Ik vrees, dat we voor vandaag geen paddestoelen meer kunnen ge bruiken". zei de juffrouw van de groentewinkel, toen Kaatje een paar uur later haar mandjes liet zien. (zo had ze even bij Patricia Wat- kins achtergelaten toen ze naar huis ging voor het ontbijt) „We hebben vanmorgen al een heleboel gekre gen". „Maar u hebt het beloofd!", riep Kaatje ontzet uit. „Helemaal niet", zei de juffrouw. „Ik heb gezegd, dat we er Maandag wel weer wat afnemen konden, wel, die hebben we nu gekregen voor dat jij kwam. Dat is mijn schuld niet. dat is gewoon pech!" Pech! Het was een ramp! „Nou, zoet maar", zei de juffrouw, „ik zal ze kopen, maar we kunnen je niet meer geven dan dertig rent een pond, hoeveel heb je bij je?" Kaatje wist het niet en ze keek ..En wie zijn dat. als ik vragen J"" cr0,<! «Panning toe. toen de juf- frouw ze met haar rood-benagcldc vinccrs in de weegschaal stortte. ..Bijna zes pond", zei ze. „Ik zal je twee gulden geven en morgen k zc niet meer nodig, h< Ja. Kaatje hoorde het. vaagjes, ze was druk aan het rekenen, onder wijl Twee gulden en drie gulden dat was samen vijf guldende schoolmuts kostte vier gulden tien „Hier is je geld zei de winkel juffrouw. en paf haar een gulden en kwartjes. ..En nou ingerukt!" Kaatje huppelde terug naar de Doodloopsteeg. Een nieuwe muts en negentig cent over! Negentig cent negentig cent „D'r is een pakje voor je ge komen uit dat gat-hoe-heet-het- ook-weer." zei mevrouw Ruggles, toen ze thuis kwam. 11 Kaatje zei niets meer. er was ook niets meer te zeggen, maar ze voel de zich echt zielig. Had het nu nog zin, te gaan zoeken, misschien hadden ze het maar gezegd om haar af te schrikken, ze dacht dat ze daar nog een wit dingetje zag glinsteren, midden in het veld. Ze draaide het hek open en liep cr naar toe. Ja. het was zo. het was een paddestoel, en met een iets vro lijker gevoel deed ze het ding in haar mandje. Maar na twintig minuten zoeken had ze er nog maar drie bij elkaar, en dan nog kleintjes ook Ze vroeg zich af. of ze het zou wagen op het volgende veld te gaan zoeken, dat stuk land vlak naast de boer derij zou dat mogen, of zou ze er afgegooid worden, en toen zei een stem achter haar: „Hee daar!" Kaatje draaide zich met een de beurs, de nieuwe kleren, de vre sprongetje om en zag aan de an- selijke dag aan zee, en waarom ze dere kant van het hek oen man nu probeerde paddestoelen te vin die met een stok stond te zwaaien, den in zijn land. „Kom jij eens hier," schreeuwde hij, „Maar ik heb dat bord niet ge en. toen ze bleef staan: „Hierko- zien," besloot ze, „ik keek alleen men!" nog harder. maar naar Ted en Wim." Kaatje ging schoorvoetend naar hem toe. kon zij nou nooit eens een mag9" informeerde de boer. beetje geluk hebben! Misschien was ..Wel de jongens die al die padde- die beurs wel het enige en laatste stoelenbegon Kaatje en zweeg beetje geluk wat ze kreeg, voor plotseling. Ted en Wim moesten, dat heel haar leven! Het was een treu- bord gezien hebben, die waren hier eb„ "i el. rige gedachte. „Schiet op!" riep de 70 vaak geweest Tcd en Wim had- Kaatje probeerde harder te (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1952 | | pagina 7