s
y
h
1
dj
et mmmmieiland
mpi
©on
flavin
1
R ANTJES EN
Waar komen toch die prachtige
speelgoedbeesten vandaan
Het wandelstokje,
dat alleen liep
f
Pacirdensprongpuzzle
w
en andere jonge klantjes)
Luiaards leven onderste
boven in de bomen
loot
onze
dammers
wn Pt'js
/N'
U
n
e
E
m
t
u
e
t
a
n
a
a
m
r
r
L 1
a
k
r
m
k
a
t.
a
d
d
a
h
n
d
V
e
C
e
e
n
a
X
s
j
n
G
t
c
o
h
n
n
b
pi
tl m
m
O
o H
s m
m r/;
9 ffi
9
•M g
m
m
m
m
m m
mr^mt
m m
m
GESLAAGD... DANK ZIJ
Luc Josse wil
Iaat opblijven
De familie
uit de
Doodloopsteeg
Zaterdag 26 Januari 1352
TK/flDDEN tussen de mensen, opgepast!
J liep een wandelstokje. Niemand hield het vast.
Het hippelde over de Botermarkt.
Het trippelde over de Paardemarkt.
Het trappelde over de Groentemarkt.
De prei zei tegen het peentje:
„Kijk, een wandelstok in z'n eentje!"
Wil iemand weten hoe het is gegaan?
Mannetje Mik had z'n stokje laten staan.
Hij miste het niet op de Botermarkt.
Hij miste het niet op de Paardemarkt.
Maar hij schrok zich 'n aap op de Groentemarkt.
Mannetje Mik riep: „Wacht even!
Waar is m'n stokje gebleven?"
De wandelstok bleef maar huppelen.
't Werd donker, het ging wat druppelen.
Het druppelde over de Botermarkt.
Het drippelde over de Paardemarkt.
Het droppelde over de Groentemarkt.
De stok vroeg: „Zag iemand het Mannetje Mik?"
„Ja," riep het mannetje, „dat ben ik!"
Op het hoekje van Amstel en Magere Brug
vond het wandelstokje z'n baas terug.
Al spattert 't op de Botermarkt,
al spettert 't op de Paardemarkt,
al klettert 't op de Groentemarkt:
ze lopen weer samen, tïk-tak-tik,
wandelstokje en Mannetje Mik.
HAN G. HOEKSTRA
Als je in een speelgoedwinkel rondkijkt, dan zijn
er veel speelgoedbeesten. Grote en kleine, mooie en
minder mooie, en een heleboel zijn zo echt dat je
ze zo mee naar huis zou willen nemen, ook al ben
je eigenlijk al te groot om er mee te spelen. En als
je die allermooiste eens van dichterbij bekijkt, dan
hebben ze allemaal een knopje in hun oor, dat be
tekent dat ze gemaakt werden in de fabrieken van
Steiff.
Heb je wel eens bedacht hoe zo'n speelgoedfabriek
ontstaat? Je begrijpt natuurlek wel dat het niet
zo gaat dat iemand op een goede dag opeens zegt:
„Hè. het lijkt me nou leuk om een speelgoedfabriek
op te richten, laat ik dat eens doen." Eer het zover
komt moet er heel wat gebeurd zijn, en het is wel
aardig om te weten hoe dat met de Steiff-fabricage
is gelopen.
Het is allemaal begonnen bij Margaretha Steiff.
die zowat een eeuw geleden geboren werd. Zij was
geen gewoon gezond meisje, want zij was verlamd
en ze kon haar beide benen en één arm niet ge
bruiken. Maar met de andere arm was ze erg han
dig, en toen ze later haar eigen brood moest ver
dienen werd ze naaister. Het was in de tijd waarin
men voor het eerst veel vilt ging gebruiken, en
Margaretha kwam daardoor op een idee. Ze hield
veel van kinderen en de kinderen hielden veel van
haar. En terwijl ze hun verhaaltjes
vertelde, maakte ze van vilt kleine
beestjes voor hen, die er zo echt uit
zagen, dat alle kinderen die graag
wilden hebben.
Eerst bedacht ze een olifantje,
toen andere beesten, en steeds meer.
En tenslotte gaf ze het naaien er
aan. en begon, in 1880 met een paar
andere mensen speelgoedbeesten te
maken, die overal groot succes had
den. Het grootste succes kwam mis
schien wel in 1903 toen een neef
van haar de teddy-beer uitvond.
Denk je eens in wat dat betekende.
Jullie hebben allemaal wel een ted
dy-beer, en zelfs jullie vaders en
moeders hadden er vroeger al een.
Wij kunnen ons haast niet voorstel
len dat er ooit géén teddy-beren zijn ze klaar.
geweest zijn, dus je begrijpt hoe
druk die fabriek het kreeg toer.
iedereen een teddy-beer wou heb
ben.
En hoe worden die dieren nu ge
maakt? Nou heus niet alleen maar
met machines, hoor. Er komt een
heleboel handwerk aan te pas, van
mensen die dat precies en met veel
zorg en liefde kunnen doen.
Eerst bedenkt iemand een beest,
en maakt er zelf een voorbeeld van.
Dan worden er patronen van ge
maakt, en die worden geknipt uit
heel fijn mohair-pluche, dat ge
maakt wordt van de vacht van de
Angorageit. die in verre landen
leeft. Naaisters naaien die stukjes
aan elkaar, en dan komen de stop
sters aan de beurt die zorgen dat er
de goede vorm in komt. en dat de
beesten stevig en gelijkmatig op
gevuld worden. Dan moeten de
ogen en oren er aan bevestigd wor
den. en de neus erop geborduurd,
en dan komen de dieren in de
„schoonheidssalon". Daar worden ze
van alle kanten bekeken. Ze krij
gen hier en daar nog een steekje
wol en een streekje verf, en dan
T N de warme, vochtige bossen van
-*• Zuid-Amerika leven luiaards, heel
borgen. In de haren groeien ook
nog microscopisch kleine plantjes,
eigenaardige dieren, die om hun groen van kleur. Zo lijkt het of ze
trage levenswijze een scheldwoord 6r°ene haren hebben dat werkt al-
als naam ontvingen Het zijn echte v,eer mee om ze tussen de bladeren
boomdieren. zo, dat ze eigenlijk niet verborgen te houden. Bij alle andere
meer lopen kunnen en alleen in d,cren liggen de haren van de rug
uiterste noodzaak naar beneden ko- naar de buik gericht. Worden
men. Ze leven van bladknoppen,
bladeren en vruchten. Daar. in het
oerwoud, hangen ze onderste bo
ven aan de takken en om het zo te
zeggen, groeit het voedsel naar hun
bek toe. Tot dat hangen in de bo
men zijn ze voortreffelijk ingericht.
Hun vier poten hebben op het eind
nat. dan druipt het water dat af
koelt! snel af. Bij de luiaard lo
pen de haren juist tegengesteld- de
tropische regens lopen nu snel langs
zijn lichaam. Alleen nog: hun kop
kijkt onder het hangen altijd naar
het korte stompe staartje. Maar die
kop zit op een zeer draaibare hals
ENIGE tijd geleden behandelde
itc in deze rubriek de Roozen-
burg-variant Of beter, ik gaf met
wat voorbeelden aan op welke prin
cipes het door de wereldkampioen
gelanceerde spelsysteem berust Op
de keper beschouwd is de Roozen-
burg-variant feitelijk een verbete
ring van de vroegere systemen van
De Haas en Marcel Bonnard. Het is
niet te verwonderen, dat het systeem
van Roozenbtirg veel navolging
heeft ondervonden Succes trekt, en
men bestudeerde Roozenburgs speel
wijze heel minutieus om er zelf
ook partijen mee tot winst te voe
ren
Het systeem komt er op neer, dat
de zwarte korte vleugel, na eerst
danig versterkt te zijn. agressief
gaat optreden tegen de witte lange
vleugel Eigenlijk lijkt dit onge
rijmd. De korte vleugel heeft min
der stukken tot zijn beschikking
dan de lange, maar de kracht van
het systeem zit juist in een dusda
nige opstelling der schijven, dat er
van de aanvallende stukken een wel
haast verlammende kracht uitgaat.
Een inleiding tot de Roozenburg-
variant gaat bijvoorbeeld uit van
de zettenreeks: 3228. 1621.
31261822: zwart heeft zon
der dat er nu natuurlijk al van voor
deel gesproken kan worden een
bepaalde knellende greep od de wit
te positie. Het hangt van de kunde
en het inzicht van de witspeler af.
wat HIJ doet. hoe HIJ zal reageren
In het damspel wordt geen zet
doelloos gespeeld. Van het begin af
aan bereidt men iets voor Men
tracht „Uin" in zijn spelsysteem te
brengen. Men kan dit doen ..langs
lijnen van geleidelijkheid" of langs
nlatgetreden paden der theorie.
Heeft men echter een onjuiste op
vatting van het karakter van de
Roozenburg-variant. dan begeeft
men zich op glibberige paden! Men
gaat. zonder de consequenties voor
af voldoende bestudeerd te hebben,
in de partij experimenteren en
neemt men dat risico tegen een ge
lijkwaardig en sterk tegenstander,
die het systeem wèl en degelijk
heeft onderzocht, dan moet men. het
onderspit delven In mijn volgende
rubriek zal ik dit met een bijzonder
interessant voorbeeld uit de prac-
tijk toelichten.
E geniale problemist M a x
^Douwes te Groningen schreef
mij over een aantal van zijn pro
blemen, dat zij weliswaar irreëel
aandoen, maar ik citeer hem
cm met El wood P. Dowd uit de
film ..Harvey" te spreken: ..Jaren
lang heb ik tegen de realiteit ge
streden en ik mag zeggen, dat ik
de realiteit overwonnen heb." De
man was abnormaal en had (dus)
gelijk! Hieronder een prachtig staal
tje van Douwes' surrealistische
damkunst:
(Advertentie lAf J
Beschermt tegen
verkoudheid, griep
en keelontsteking
vv
Gt
G
gr^p
geweldige klauwen, gróte haken en wat JU niet kl,nt. kan een lui
eigenlijk. Aan de achterpoten zitten aard wel: z'n hoofd een halve slag
er steeds drie, aan de voorpoten draaien.
twee of drie. De poten zijn licht Het wijfje krijgt altijd maar één
draaibaar; hoe de tak ook loopt, al- jong. hoogst zelden een tweeling,
tijd haakt de klauw er rechthoekig Het jong haakt zich met z'n klau-
over heen Zo sterk is elke poot, wen aan z'n moeder vast, net zo
dat het dier gemakkelijk aan één ijverig als zij aan^ de takken. Lang
poot hangt zonder gevaar van val
len. De voorpoten zijn korter dan de
achterpoten; hangt het aan de beide
achterste, dan kunnen de lange
voorste ver reiken en bebladerde
twijgen naar de bek halen. Zo ver
plaatst de luiaard zich ook: ver rei
ken met de voorpoten, klauwen
vastzetten, achterpoten bijtrekken.
Het zijn nachtdieren, overdag sla
pen ze; de vier poten met de haken
bij mekaar, de kop naar de buik
toe gekruist. Het haar is hooi-achtig
en daardoor is het dier goed ver
sjouwt zo de moeder met haar kind
rond tot het zich zelfstandig redden
kan.
Héél, héél, héél veel vroeger heb-
v._
ui
Jan bekeek een rol touw in een
hoek van de winkel.
„En twintig meter van dit touw,"
zei hij.
De winkelier mat twintig meter
af en maakte er een keurige rol
van. Hij zette vier flesjes limo
nade op de toonbank Jan legde
zijn vijf gulden neer Hij nam het
touw op en twee van de flesjes.
Suze nam de andere twee.
,,Het is een prachtige dag." zei
de winkelier, terwijl hij het wis
selgeld teruggaf.
Dit was hun hele gesprek met
de inboorlingen van Rio.
Toen zjj terugkwamen bij de
steiger, zei Rutger; ..Er is een van
de inboorlingen naar mij toege
komen en die zei: Je hebt daar
een mooi bootje."
..En wat heb je tegen hem ge
zegd?" vroeg Suze streng.
..Ik heb gezegd: Ja'., zei Rutger.
Ook had hij niets verraden. Ze
zeilden terug naar het eilandje om
Tittie te halen. Zij wuifde hen toe.
toen zij hen zag aankomen en
stond aan de waterkant, gereed om
in de boot te klimmen, toen Jan
de Zwaluw langszij bracht.
„Alles in orde." zei zij. .Zij ziin
niet te voorschijn gekomen. Ze
een niet dikker kon smeren dan
de ander. Op de boterhammen leg
de zij stukken pemmikan en ze
spoelden het naar binnen met die
pe teugen Rio-groc uit de flesjes.
Toen aten ze de appels op. Voort
durend hielden zij de heuvels,
waarachter het witte zeil van het
piratenschip verdwenen was, scherp
in het oog.
„Misschien hebben ze ons hele
maal niet gezien." zei Suze
..Ik weet zeker dat ze ons ge
zien hebben, anders hadden ze die
vlag niet gehesen," zei Jan.
„Misschien." zei Tittie. „waren er
nog meer Misschien lieten deze
hun vlag zien om ons weg te lok
ken van het eiland, terwijl een
paar van hun bondgenoten daar
landden om ons kamp in bezit te
nemen."
„Daar heb ik helemaal niet aan
gedacht," zei Jan. „Misschien lag
er wel een hele vloot te wachten
tot wij weggingen."
„En wie weet of ze nou niet op
ons eiland zijn." zei Tittie. „Laten
wij in ieder geval maar varen." zei
Rutger. die pas gelukkig was als
hij het water onder de voorsteven
van de Zwaluw hoorde klotsen.
Het was een heel karwei om te
rug te zeilen, waarbij ze eerst tus-
moeten nog altijd daar achter die sen de boten van de inboorlingen
ARTHUR
RAMSOME
Uit het Engels vertaald
door
Jac. v. d. Ster
Zwart: 15 st. op 268/1013
18—19—21—23/25—35—36—45.
Wit: 15 st. op 1116272832
333437 '40—42 41 49—50
Wit wint door: 37—31 33—29 31—
26 16*27! 34—29 42—37 37—31 32*
12 4439 49X9 met als eindspel-
10—14 25*14 26—21 14—19 21—16
19—23 12—7! 16*7 23—28 7—1
28—32A 1—23 32—38 23—29 38—43
29—40 50 X 48
A) 28—33 1—40 50*28.
PHILIP DE SCHAAP
Ongetwijfeld zy'n cr onder onze
lezers vele schaakliëfhebbcrs, die
graag eens hun hart aan een paar-
densprongpuzzle willen ophalen.
Voor hen, die de edele schaaksport
niet beoefenen, zullen we even een
verklaring geven van de wijze,
waarop het paard zich op het bord,
en dus ook in deze puzzle, mag be
wegen. Vermelden wc eerst nog,
dat de puzzle een spreekwoord be
vat. beginnend met de letter E
rechts bovenaan. Van daaruit mag
het paard twee velden verder in
horizontale of verticale richtingen
vervolgens één veld terzijde in
rechthoekige vorm. Dit is écn sprong
zodat het paard van de letter E
kan aanlanden op de letters m
of r. Laten we aannemen, dat hij
op de springt, dan kan hij van
daaruit weer naar de letters n. r,
Bosbranden woeden
in Australië
MELBOURNE. Grote bran
den woeden in Australië op dui
zenden hectares kurkdroge bos
grond. Minstens drie personen
kwamen in de vlammen om. hon
derden huizen werden door het
vuur verwoest. De reuk van bra
dend vlees vervult de lucht in de
afgelegen plaatsen, waar de waar
devolle kudden schapen en vee
een prooi der vlammen worden.
Het grootste gedeelte van Nicuw-
Zuid-Wales ligt onder een gordijn
van rook. Vuurtorenwachters
schieten raketten af en laten de
misthoorn klinken om de scheep
vaart te waarschuwen, een on
doordringbaar rookgordijn drijft
van het verwoeste land over zee.
k of r springen. Zo gaat u ver
der, tot u het gevraagde spreek
woord gevonden hebt De spreuk
rijmt ook nog.
De bedoeling is dus, dat de juiste
letters in de goede volgorde ko
men te staan en verbonden wor
den tot het gevraagde spreekwoord.
Gemakshalve vermelden wij nog.
dat de laatste letter een t. is. De.'.e
puzzle zal veel geduld vragen,
maar., ook veel genoegen ver
schaffen. Bedenkt u vooral, dat de
aanhouder wint.
Oplossing lYin optcl-
kruiswoordraadsel
Horizontaal: 1. visie, 4. pilcut,
7 lor. 8. aroma's, 9. Odeons, 10.
sim, 11. terra, 12. abt. 15 attent,
16. molest. 17. spaden 20. karpet.
22 esp. 23. staal, 24. dik. 27. ma
nier. 28. mispel, 29. ira, 30. weitas.
31. norit.
Verticaal: 1. vermist. 2. semi, 3
Elspeet, 4. program, 5. lies, 6.
omnibus. 13. reeds. 14 alarm. 18
passage, 19. notaris. 20. kaaiman.
21. eminent, 25. sint, 26. Isar.
Advertentie l. M.)
'HILVERSUM
Bckindo ichriltclijk» cursus
heuvels zijn."
„Nu. ik ben in ieder geval blij,
dat wij het weten," zei Jan. „Mag
ik even op het eilandje?" vroeg
Ruteer.
„Waarom zouden wij er niet al
lemaal op gaan om er te eten?"
zei Suze. Zij lieten het zeil dus
zakken en eingen aan land, terwijl
zij het anker meenamen en de
Zwaluw aan de lijzijde van het
eiland lieten liggen aan het eind
de Riobaai door moesten lave
ren en toen tegen de Zuidwesten
wind in. die zij onmiddellijk stevig
voelden zodra zij de beschuttende
eilanden achter zich hadden gela
ten Ze dachten er over om het
zeil te reven maar als het niet
strikt nodig was. wilden ze dat
liever niet doen. Af en toe waren
er hevige windvlagen en stuur
man Suze stond klaar om de schoot
te vieren en zo nodig het zeil te
van het ankertouw. Een rotsblok laten zakken. Rutger werd zo nat
op het eilandje vormde een prach
tige tafel Jan maakte een pemmi-
kanblikje open en schudde ör aan
tot de pemmikan er in een stuk
uitkwam. Suze sneed de boter-
van het schuim dat over de voor
steven heenspatte. dat Suze hem
naar achteren liet komen, waar hij
ender in de boot moest gaan zit
ten. Zij hadden geen tijd om aan
zeilen, totdat zij aan de lijzijde van
hun eigen eiland kwamen. In de
Woonschipbaai stond de man van
het woonschip op van zijn stoel
op het achterdek en keek naar
hen door een kijker. Maar zij lét
ten nauwelijks op hem.
„Tegen zonsondergang zal de
wind wel gaan liggen," zei Jan.
„We gaan aan wal bij de oude
landingsplaats De Zwaluw ligt daar
goed beschut en later, als het niet
zo hard waait, breng ik hem naar
de haven."
Zij landden dus op de oude plek.
Zodra zij aan wal waren, renden
zij naar hun kamp en keken in de
tenten. Ze gingen het hele eiland
over. Alles was nog precies zoals
ze het hadden achtergelaten. Er
was niemand geweest De zeero
vers van de Amazone hadden geen
bondgenoten.
Zij maakten een vuur en tegen
de tijd dat zij er omheen zaten en
thee dronken, begonnen zij te ge
loven. dat ze zich helemaal had
den vergist, toen ze dachten dat
de piratenvlag op de
vöor hen gehesen was. Ze waren
er zelfs niet helemaal zeker meer
van dat zij het kanonschot in de
Woonschipbaai gehoord hadden
„Waarom zwaaide de man op het
woonschip met zijn vuist naar ons?
vroeg Tittie. „Er moet toch iets
gebeurd zijn waarom hij dat deed
..Misschien deed hii het niet
echt." zei Jan. ..Ik geloof nooit dat
we de zeerovers ooit terug zullen
zien." zei Tittie treurig.
„Waren het wel zeerovers?" zei
Suze.
(Wordi vervolgd)
ben er nog andere luiaards in Zuid-
Amerika geleefd: grond-luiaards.
Dat waren enorme dieren, groter
dan een olifant. Die hadden kolos
saal sterke achterpoten en een ste
vige staart. Waarschijnlijk stonden
ze op die poten en staart als een
stoeltje op drie poten Hun voor
poten hadden ook grote, haakvor
mige klauwen en daarmee haalden
ze bebladerde takken naar beneden,
die tot voedsel dienden Deze enor
me grondluiaards zijn allang uitge
storven, maar hun beenderen wor-
den nog veel in de bodem gevon
den. Zoveel, dat ze niet zeldzaam
zijn.
HENK VAN LAAR-
hammen en smeerde ze, zodat de iets anders te denken dan aan het
Pemmikan is vlees met vet en
rozijnen.
Ik schryf U uit naam van alle
kinderen der gehele wereld, om er
tegen te protesteren dat wij door
onze ouders om half negen naai
bed gestuurd worden! Dit moet tot
tien uur verlaat worden. Reken
maar zelf uit. Op dertig dagen gaan
wij minstens vijf en twintig maal
om half negen slapen Dat betekent
in een jaar een verlies van zestien
dagen, vijftien nachten en acht
uren. Hoe durven de volwassenen
zo met ons om te springen!
Deze brief heeft Luc Josse naa'-
een groot Frans dagblad gezonden.
Am^nne ondertekend met: De directeur van
Amazone Surtout» (Vooral of Boven Alles)
Luc Josse nu, is veertien jaar oud,
leerling van de derde klasse van een
lyceum, en directeur van dat
maandblad „Surtout" dat geheel
met de hand wordt geschreven, en
waarvan zjjn zuster. Martine, die
twaalf ls. de hoofdredactrice is.
Luc Josse en Martine schrijven
de hele krant vol met historische
verhalen en een vervolgroman, die
ze zelf Illustreren. Hoeveel kinde
ren in Parijs er door zijn dringende
boodschap die in dat dagblad ge
publiceerd werd. niet meer om half
negen naar bed gestuurd worden,
dat weet ik niet.
JA NI NE.
door EVE GARNETT
„Meneer," zei Kaatje, heus het is
de eerste keer. die ik hier ben, en
ik heb dat bordje nooit gezien, en
ik heb maar drie kleine padde-
stoeltjes. kijk maar," en ze hield
met bevende handen haar mandje
naar hem op.
De boer keek haar onderzoekend
aan. „Maar als je meer had gevon
den, had je ook meer geplukt, waar
of niet9" vroeg hij.
Kaatje liet het hoofd hangen. Dat
was immers zo'
„En wat doe je er mee. als je ze
hebt," ging hij door, „Eet jc zc op,
of verkoop je ze?"
„Verkopen," zei Kaatje prompt.
„Om snoep tc kopen zeker?"
„Nee," zei Kaatje en bloosde tot
haar rode haarwortels toe, „nee, om
een muts 'te kopen."
„Een muts!" riep de boer ver
baasd. (Wat gek. Net als zijn:vrouw
„Wat doe je met het geld van de
honing, wat ga je met Kerstmis ko
pen?" altijd: een hoed! Hoe kwam
het toch dat een vrouw zo gek op
hoeden of mutsen was?) „Koop je
wel eens meer mutsen?", vroeg hij
nieuwsgierig, „je hebt er nou. ge
loof ik, geen op." Tot zijn verwon-
rlng, gooide Kaatje haar mand op
de grond, begroef haar gezichtje in
haar handen en barstte in tranen
uit. Ze wist niet precies hoe het
kwam, maar het volgend ogenblik
zat ze boven op het hek, met de
boer vlak naast haar, en vertelde
hem het hele treurige verhaal, van
man. Kaatje probeerde harder te den dus gestolen, en als de boer
lopen, maar haar benen voelden net wist wie ze waren dan zou hij ze
aan als benen in een nachtmerrie misschien wel in de gevangenis la-
en wilden niet. „Jij bent het dus." ten zetten!
zei de man. toen ze bij het hek „Dus jij wist al, wie ze had weg
kwam, „Jij hebt al m'n paddestoe- genomen!" zei hij.
len geplukt, de laatste twee weken! Kaatje knikte.
Weet je wel dat je steelt, of kan „Maar je zegt niet. hoe ze ver-
je niet lezen!" en hij wees met zijn der heten, hé?"
stok naar een bord in de heg vlak „Nee", zei Kaatje vastbesloten,
bij het hek, waarop met grote dui- „Dat is juist' Heel juist' Kijk
delijke letters stond: „Gekweekte eens hier. jij gaat nu met mij mee
paddestoelen. Verboden toegang, naar het land hiernaast; daar krijg
Overtreding wordt gestraft." je van mij paddestoelen genoeg
„Weet je wie ik ben?" ging hij voor een nieuwe muts. maar eerst
voort. „Ik ben de eigenaar van dit zul je me beloven dat je die Ted
land. dus zeg maar eens wat je te en die Wim of hoe ze mog«en heten,
zeggen hebt!" op het hart drukt uit mijn land te
blijven, anders krijgen ze wat cr
voor staat!"
Kaatje beloofde het dadelijk. Nou.
ze zou het ze wel eens vertellen!
En mot plezier! Zulke jongens als
jullie, en dan stelen! Ze hoorde het
zichzelf al zeggen.
Het stuk land verderop was wit
van de paddestoelen en in een paar
minuten tijds hadden ze Kaatjes
mand tot de rand toe gevuld, en
nog een mandje van de boer erbij.
..En nou opgemarcheerd", zei hij,
„als je mijn mandje terugbrengt,
zal ik je de boerderij laton zien
en dan mag je me eens vertellen
'wat je later allemaal wilt gaan do^n.
Fr zijn niet veel jongens of meisjes
die op 't land willen werken tegen
woordig. Tot zi-ens en denk eraan,
dat je die knullen waarschuwt!"
,.Ik vrees, dat we voor vandaag
geen paddestoelen meer kunnen ge
bruiken". zei de juffrouw van de
groentewinkel, toen Kaatje een paar
uur later haar mandjes liet zien.
(zo had ze even bij Patricia Wat-
kins achtergelaten toen ze naar huis
ging voor het ontbijt) „We hebben
vanmorgen al een heleboel gekre
gen".
„Maar u hebt het beloofd!", riep
Kaatje ontzet uit.
„Helemaal niet", zei de juffrouw.
„Ik heb gezegd, dat we er Maandag
wel weer wat afnemen konden, wel,
die hebben we nu gekregen voor
dat jij kwam. Dat is mijn schuld
niet. dat is gewoon pech!"
Pech! Het was een ramp!
„Nou, zoet maar", zei de juffrouw,
„ik zal ze kopen, maar we kunnen
je niet meer geven dan dertig rent
een pond, hoeveel heb je bij je?"
Kaatje wist het niet en ze keek
..En wie zijn dat. als ik vragen J"" cr0,<! «Panning toe. toen de juf-
frouw ze met haar rood-benagcldc
vinccrs in de weegschaal stortte.
..Bijna zes pond", zei ze. „Ik zal
je twee gulden geven en morgen
k zc niet meer nodig, h<
Ja. Kaatje hoorde het. vaagjes, ze
was druk aan het rekenen, onder
wijl
Twee gulden en drie gulden dat
was samen vijf guldende
schoolmuts kostte vier gulden
tien
„Hier is je geld zei de winkel
juffrouw. en paf haar een gulden
en kwartjes. ..En nou ingerukt!"
Kaatje huppelde terug naar de
Doodloopsteeg. Een nieuwe muts
en negentig cent over! Negentig
cent negentig cent
„D'r is een pakje voor je ge
komen uit dat gat-hoe-heet-het-
ook-weer." zei mevrouw Ruggles,
toen ze thuis kwam.
11
Kaatje zei niets meer. er was ook
niets meer te zeggen, maar ze voel
de zich echt zielig. Had het nu
nog zin, te gaan zoeken, misschien
hadden ze het maar gezegd om
haar af te schrikken, ze dacht dat
ze daar nog een wit dingetje zag
glinsteren, midden in het veld. Ze
draaide het hek open en liep cr
naar toe. Ja. het was zo. het was
een paddestoel, en met een iets vro
lijker gevoel deed ze het ding in
haar mandje.
Maar na twintig minuten zoeken
had ze er nog maar drie bij elkaar,
en dan nog kleintjes ook Ze vroeg
zich af. of ze het zou wagen op
het volgende veld te gaan zoeken,
dat stuk land vlak naast de boer
derij zou dat mogen, of zou ze
er afgegooid worden, en toen zei
een stem achter haar: „Hee daar!"
Kaatje draaide zich met een de beurs, de nieuwe kleren, de vre
sprongetje om en zag aan de an- selijke dag aan zee, en waarom ze
dere kant van het hek oen man nu probeerde paddestoelen te vin
die met een stok stond te zwaaien, den in zijn land.
„Kom jij eens hier," schreeuwde hij, „Maar ik heb dat bord niet ge
en. toen ze bleef staan: „Hierko- zien," besloot ze, „ik keek alleen
men!" nog harder. maar naar Ted en Wim."
Kaatje ging schoorvoetend naar hem
toe. kon zij nou nooit eens een mag9" informeerde de boer.
beetje geluk hebben! Misschien was ..Wel de jongens die al die padde-
die beurs wel het enige en laatste stoelenbegon Kaatje en zweeg
beetje geluk wat ze kreeg, voor plotseling. Ted en Wim moesten, dat
heel haar leven! Het was een treu- bord gezien hebben, die waren hier eb„ "i el.
rige gedachte. „Schiet op!" riep de 70 vaak geweest Tcd en Wim had-
Kaatje probeerde harder te
(Wordt vervolgd.)