HÉT 0NBEWWWE EILAND
Leerling gooide zetsel dooreen
Heremietkrab woont met
zee-anemoon samen
Beer van
Engelse kinderen vinden
t prettig op kostschool
C^>
Aardige meisjesblouse
GESLAAGD...
Zeg eens tien keer: symbiose
ARTHUR
RAMSOME
Zaterdag 8 Maart 1952
7,
Tussen krabben en kreeften is niet veel verschil:
een krab is een kreeft, die z'n staart naar onderen
heeft omgebogen tegen zijn lichaam aan. Misschien
weet je ook. dat zij schaaldieren worden genoemd: in
plaats van een huid hebben zij een stevig pantser
van kalk om hun lichaam en dat beschermt hen
opperbest.
Toch zijn er weer uitzonderingen: de heremiet-
krabben of kluizenaarskreeften (zie je nu wel. dat
er weinig of geen verschil is tussen krabben en
kreeften!). Die hebben een week, dus ongepantserd
achterlijf en dat is een heel bedenkelijke zaak! Want
er zwemmen en kruipen gulzige liefhebbers genoeg
in zee rond. die verzot zijn op zo'n achterstuk van
een krab. Wat doen nu die kluizenaarskreeften? Ze
steken hun kwetsbare achterlijf in een lege schelp
en de zaak is weer in orde.
Lege schelp? Och, die is natuur
lijk wel te vinden en anders eten
ze de huiseigenaar, de slak dus, op
en is het huis ook leeg. Bij tijd en
wijle moeten de heren verhuizen,
als ze te groot zijn geworden.
Op ons strand vind je vaak ge
noeg zo'n heremietkrab. dood maar
nog in het huis. Of ook vind je al
leen het huis. Hoe je dat dadelijk
herkennen kan? Wel, zulke schel
pen zijn steeds bedekt met een don
kerbruine ruwe korst. Die korst
wordt weer gevormd door de vele,
vele huisjes van kleine holtedieren
(zeeanemoontjes). De schelp is dus
helemaal bedekt met een kolonie
van zulke poliepen, behalve het
plekje.' dat over het zand heeft ge
schuurd toen de heremietkrab over
de bodem van de zee aan het wan
delen was. Met die gasten is de
kluizenaarskreeft goed af. Want die
poliepjes bezitten netelbatterijen;
raak je de dieren aan, dan worden
die batterijen afgeschoten. Wordt je
hand geraakt, dan ondervind je
hetzelfde branderige, prikkende ge
voel als bij het raken aan een
brandnetel. Kwallen kunnen dat
ook. Kort en goed. de zeerasp be
schermt op die manier niet alleen
zichzelf, ook de kluizenaarskreeft.
Maarde zeerasp heeft er nog
meer voordeel bij: de krab brengt
de kolonie steeds weer in nieuw,
vers water, daar is ook weer nieuw
voedsel en tot slot, er valt wel wat
af voor die poliepen van de gulzi
ge. slordig etende krab.
In de Middellandse Zee, ook in
vele andere zeeën, komen heremiet-
krabben voor die gewone, alleen le
vende zeeanemonen op hun schelp
zetten. Niet één, maar soms wel
vijf, tot zeven zelfs. Heel voorzich
tig zet de krab die zelf met behulp
van zijn scharen op zijn huis en
voor deze keer brandt de anemoon
niet. En dat kunnen ze veel beter
dan die nietige zeerasp bij ons. Hun
vangarmen zitten vol met netelcel-
len en bovendien hebben ze nog
lange draden, die uit de mond of
andere holten in hun lichaam weg
geslingerd kunnen worden en aller
gemeenst kunnen branden. Gaat
zo'n heremiet verhuizen, dan ver
huizen de zeeanemonen mee. En al
weer: er is voordeel voor die beide
diersoorten, die hier samen leven.
Doe je ogen dicht en zeg tienmaal
het geleerde woord voor zulk sa
menleven met voordeel naar twee
kanten: symbiose.
Weer mooier gaat het bij kluize-
naarskrabben in de Golf van Ben
galen. De jonge krabbetjes wonen
nog in een leeg slakkenhuis zonder
anemonen en de jonge anemoontjes
leven in hun jeugd zonder *-
Maar worden ze groot,
nen ze eigenlijk niet meer
elkaar. De anemoon komt op
krab met of zonder schelp te zitten
en met z'n onderkant omvat de
anemoon het kwetsbare deel van
de krab. Nou hoeft de krab nooit
meer te verhuizen.
En nóg mooier: er zijn krabben,
die helemaal geen ingepantserd ach
terlijf hebben, toch houden ze er
zeeanemonen op na. Die houden
ze vast met hun scharen, die klaar
blijkelijk daar speciaal voor zijn
ingericht Komt er een vijand, dan
duwen ze de brandende zee-ane
monen hem op het lichaam. Helpt
dat?, zul je vragen.
In het grote aquarium te Napels
heeft men een keer gezien hoe een
inktvis een kluizenaarskrab aanviel.
Inktvissen zijn de grote vijanden
van de krabben en kreeften moet je
weten. Maar die inktvis heeft leer
geld betaald: hij heeft het nooit
meer gedaan.
HENK VAN LAAR.
Et zijn niet veel beren in Breukelen meer
Je komt ze niet dikwijls meer tegen.
Er is er nog eentje, een stokoude beer
Die wandelt daar nog langs de wegen.
Zo 's avonds in 't donker, daar kuiert hij dan.
Die stokoude beer, met zijn bontjasje an.
Een poosje geleden, toen was er een bal
In Breukelen, bij meneer Jansen
Er speelde een prachtig orkest in de hal
En iedereen was aan het dansen.
Toen sloeg het tien uren en iedereen vroeg:
„Waar blijft de baron Van der Hoegcleboeg?"
En juist op dat ogenblik, kijk's, wel wel
Daar kwam net die beer aangelopen.
Hij drukte per ongeluk tegen de bel.
De huisknecht deed dadelijk open
En schreeuwde gewichtig, zo hard als hij kon:
Hier is zijne hoogheid, meneer de baron.'/'
En iedereen juichte: ..Wees welkom, baron.'"
De beer werd zo aardig ontvangen.
De gastvrouw riep, in haar satijnen japon:
..Zal ik soms uw bontjas ophangen?"
De beer stond te brommen. Hij hield daar niet van
Hij schudde zijn kop en de jas hield hij an.
Hij at zeven taartjes en dronk een glas port.
Hij wilde ook één keertje dansen.
Toen liep hij de deur uit. Ineens was ie vort'.
„Wat jammer nou," zei meneer Jansen,
„Nu gaat hij al weg en het is nog zo vroeg,
„die beste baron Van der Hoegeleboeg!"
En iedere dame zei tegen haar man:
„Kijk zie je, zó schijnt het te horen!
,.Zo moet het op feesten. Je jas hou je an.
,JZo'n jas zonder knopen van voren.
,Dus denk er om. als je op avondjes komt,
„Dan hou je je bontjas maar aan. En je bromt!"
En de beer? Die zit weer in 't Brcukelse Woud,
Hij is het vergeten. Hij is ook zo oud
ANNIE M. G. SCHMIDT
Zij gaf het papier aan de ande
ren.
„Het lijkt mij zo wel goed," zei
kapitein Jan.
„Er moet niet staan „de maand",
maar „deze maand", zei Tittie. „En
je hebt er de lengte- en breedte-
In Engeland worden H
prachtige scholen ge-
bouwdmet ruime, lich
te klaslokalen, grote
gymnastiekzalen, een
zwembad, sportvelden
enz. In een van die
nieuwe scholen wer
den deze foto's ge
maakt. Er gaan maar
liefst zeshonderd meis
jes op. Behalve ge
wone dingen: zoals re
kenen en aardrijks
kunde, leren ze er
ook weven en planten
verzorgen. En een
aantal meisjes hebben r >£*3».tKBBS9$s 7—8^~"\ N MFZ
':0°* 4KB
onder leiding van een jflTCflgEBMMjflRv VNi-ggyO'
lerares uitvoeringen yYraT*'«aaereafaL -
geeft.
Bij die school is ook
een groot woonhuis V V \j
met eetzalen en zalen, a.-Y Aj V j
een bibliotheek, een toneelzaal. Want m Engeiand zijn veel schoten kost
scholen en de Engelse kinderen vinden het erg prettig om daar heen te gaan.
graad niet bijgezet. Die zetten ze
er altijd bij."
Nannie nam het stuk papier
weer. schrapte „de" voor het
woord „maand" door en schreef er
„deze" voor in de piaats en na het
■woord „Eiland" schreef zij: 7° N.B.
200° W.L.
„We moesten het eigenlijk met
bloed ondertekenen.'' zei zij. „maar
met potlood gaat het ook wel."
Jan nam het stuk papier en
tekende: „Jan Walker kapitein."
Nannie tekende: „Nannie Zwart,
Amazone-piraat." De twee kapiteins
drukten elkaar de hand. Greet zei:
„Zo, in ieder geval is het vandaag
vrede." Suze zei: „Willen jullie
soms een paar toffees?"
„Stroopjes,'* zei Tittie.
Greet zei: „We hebben ze gezien,
toen we het kamp innamen, maar
we hebben er niets van willen
nemen. Maar we zouden er graag
een paar lusten, als jullie ze kunt
missen."
Nannie zei: „Laten we punch
maken van Jamaicarum. We heb
ben heel lekkere op „De Amazone".
Laten we naar de haven gaan om
ze te halen. Het is werkelijk goed
spul. Soms is ons dienstmeisje heel
vriendelijk, al is ze een inboorlin-
ge. Zij noemt het limonade."
HOOFDSTUK 11
HET BONDGENOOTSCHAP
De Zwaluwen en de Amazones
gingen gezamenlijk naar de haven
aan de zuidkant van het eiland. Het
pad was nu al platgeredcn, ofschoon
zij moesten bukken voor de grote
takken en over de braamstruiken
moesten heenstappen. In de kleine
baai lagen twee boten, allebei half
op het zand getrokken. „De Ama
zone" was een mooi scheepje, van
gevernist grenenhout. Het was een
veel nieuwere boot dan „De Zwa
luw" en evenlang, maar niet zo
ruim. Vlak bij de voet van de mast
stond een vaatje van eikenhout,
tussen de mast en de kist voor het
kielzwaard.
Ruiger begreep niet wat dit laat-
ste was.
„Wat is dat grote ding daar in he'.
midden van de boot?" vroeg hij.
„Jat is voor het kielzwaard". zei
Jreet.
„Maar wat is het kielzwaard?"
„Dat is een ijzeren kiel, die wij
,n het water kunnen laten zakken
als we tegen de wind in varen. Als
wij voor de wind varen of als wij
in ondiep water zijn kunnen we de
kiel ophalen in die kist", zei Nan
nie, „Hoe kunnen jullie tegen de
wind in zeilen zonder kielzwaard?"
„O, „De Zwaluw" doet het best."
zei kapitein Jan. „De boot heeft
een kiel van ongeveer vijftien een
timeter, maar die is daar steeds zo
dat we geen kist nodig hebben voor
een kielzwaard, die van binnen
maar in de weg zit".
„Oom Jaap kapitein Flint
zegt dat je niets kunt beginnen zon
der een kielzwaard', zei Nannie.
„Dat bewijst alleen maar, dat bij
„De Zwaluw" niet kent", zei kapi-
tein Jan.
„Waar is het vat voor?" vroeg
Rutger.
„Dat was bedoeld als watervat,
omdat onze inboorlingen dachten,
Uit het Engels vertaald
Jac. v. d. Ster
dat je het water uit het meer niet
kon drinken", zei Greet, „maar wij
drinken het altijd, niet ineens uit
het meer, maar gekookt in de thee
cn daarom gebruiken we het water
vat voor de punch voor feestelijke
gelegenheden. Er zit nu juist erge
lekkere in".
„We zullen het naar het karftp
brengen", zei Nannie.
„Het is zeker wel zwaar, niet?'
zei Suze-
„Niet zoals wij het dragen", zei
Nannie, „we hangen het aan een
riem. Dat is een goede manier. Kom
mee. Gleet, help een handje".
De Amazones klommen in hun
schip. Nannie haalde een stuk touw
uit de achtersteven cn maakte een
lus aan het einde daarvan. Toen
trokken zij en Greet het vaatje op
tot het op de rand van de boot lag.
Jan cn Suze hielden het daar vast,
terwijl de Amazones aan land stap
ten met het touw en een van da
roeiriemen. Nannie bevestigde de
lus om het vaatje heen zodat het
niet kon wegglijden.
Toen sloeg zij het touw tweemaal
om de riem heen en trok het door
de lus. Daarna sloeg zij het weer
om het vat heen en weer tweemaal
om de riem en knoopte het ten
slotte vast.
„Klaar, Greet?" vroeg zij.
„Klaar", zei Greet.
„Een, twee, hup," zei kapitein Nan
nie. Zij tilden de riem op. zodat zij
elk een eind op hun schouders had
den. Het vaatje hing stevig aan de
riem tussen hen in.
„Voorwaarts, mars" zei Nannie en
de Amazone-piraten marcheerden
van de haven vandaan, langs hot
pad tussen de bomen.
„Het weegt niets, als je het zo
draagt", zei Greet. „Zo dragen alle
zeerovers hun vaten en hun schat
ten, cn alles wat ze van hun sche
pen aan land brengen".
Suze, Tittie en Rutger gingen
mee. Kapitein Jan bleef bij de ha
ven. Hij dacht nog altijd aan wat
de Amazones hadden gezegd over
een teken bij de haven. Wat hadden
ze precies bedoeld? Hij had het
kruis gezien op de boomstomp aan
de oever en toen hij gezegd had. dat
iedereen een kruis op de boom kon
zetten, had Nannie gezegd, dat dU
bewees, dat hij niet wist hoe de
haven aangegeven was. Maar hoe
hadden ze dat dan gedaan? Hij keek
om zich heen. Daar stond de boom
stomp met het witte kruis. Maar hij
kon niets anders ontdekken, dat er
als een teken uitzag. Er stond niets
op de rotsen en hij zag verder ook
mets op de bomen. Zijn ontzag voor
de Amazones nam nog toe. Zij sche
nen alles te weten en waren boven
dien heel goede zeelui. Hij zou het
ze moeten vragen, maar als kapi
tein deed hij dat niet graag. Hij
wierp nog een laatste blik in het
rond en ging toen snel de anderen
achterna.
(Wordt vervolgd.)
VDt/w
in de leeftijd van 8 en 10 jaar
LI ET voor- en achterpand inrimpelcn en de pasjes op de panden
stikken. De schouder- en zijnaden dichtnaaien. Het beleg ran het
klepje aan het zakje stikken en aan de binnenkant met een flanel
steekje afwerken. Het zakje op de voorpanden stikken. De onderkant
van de mouw inrimpelen. Het manchetje op de goede kant aan de
mouw naaien en aan de binnenkant tegenzomen. De mouw wordt met
een beetje ruimte in de kop er in gezet. Aan de onderkant van de
blouse een zoompje van 1 cm naaien. Naar verkiezing kunnen 4 of 5
knoopsgaten worden aangebracht.
Benodigde stof voor dc leeftijd van 10 jaar 1.75 m d
70 cm breed.
Afgehaald aan ons kantoor bedraagt de prijs van dit
patroon slechts 35 cent. Franco toezending per post i*
eveneens mogelijk. De prijs bedraagt dan 50 cent.
Bij toezending per post gelieve U ons een postwissel
te doen toekomen van 50 cent met vermelding, welke
maat gewenst wordt.
Dit kruiswoordraadsel had
den wij oorspronkelijk zelf
reeds helemaal ingevuld en
de oplossing aan de zetterij
doorgegeven. Maar wat is
daar gebeurd? De zetters-
leerling tenslotte moet er
toch iemand als de zonde
bok aangewezen kunnen
worden heeft alle zetsel
door elkaar gerommeld cn
nu is het abracadabra ge
worden.
Wij zagen geen kans meer
vóór het drukken van deze
krant de letters weer op
hun juiste plaats te zetten
en roepen aaarorn de wel
willende medewerking van
onze puzzleschare in.
Ziet u kans. uit de onder
Horizontaal cn Verticaal
aangegeven wartaal weer
goede woorden te vormen,
die tevens in het kruis
woordraadsel geheel op el
kaar aansluiten? Probeert u
het eens.
Horizontaal: I apatar; 6
blkiek; 11 rlo; 12 pao: 13
ogo; 15 mo; 17 kba; 19 lop:
20 sa: 21 pso; 23 teleska: 27
ass; 28 lbsa30 nitar; 31 lgti,
32 gda; 34 tka: 35 rad: 36 al:
38 nte; 40 rae; 41 ie: 42
keneinkkr; 43 le: 44 oni; 45
ige; 46 ra; 48 tem49 nso:
51 fze; 53 vree; 55 degeo;
57 nitu; 59 sle: 60 leengra
62 nse; 63 re; 64 svi; 65 rlo;
67 er; 68 ene: 69 epi; 71 Iga;
73 bklune; 74 vitaeo. 1
Verticaal: 2 la; 3 bro; 4
kara; 5 ot; 6 ab: 7 loko8
lko; 9 ge; 10 somles; 14 ta-
pies; 16 lmo; 18 kra; 19 pte; 20 iaa;
22 pda; 24 ski; 25 kaudelant; 26 ten:
27 als; 29 bierkan; 31 narteig; 33
netog: 35 fered; 37 ala; 39 nti: 40
gre; 41 vea; 43 leende47 neenrn;
48 sme; 49 ore; 50 slo; 52 szu54
rve; 55 sag; 56 ree: 58 en; 60 kegi:
61 goan; 64 lve: 66 tal; 68 un; 69
ni; 70 op; 72 il.
DEN HAAG. Het smaldeel V,
onder bevel van commandeur F.
T. Burghard, is Vrijdag aangeko
men in Algiers. Het is de eerste
maal sedert de oorlog dat Neder
landse oorlogsschepen Algiers be
zoeken.
Oplossing
Kruistocht door
Noord-Brabant
Noord-Brabant kan in de ge
geven figuur langs achttien
verschillende wegen worden
gespeld. Deze achttien wegen
zijn aangegeven in het hierbij
afgedrukte figuurtje.
door
Robert Nathan
Maar Otkar antwoordde bedacht
zaam: „Dat is het hem nou net" en
hij ging voort: „Het is waar dat jij
en ik tot nu toe alleen nog maar
een duif hebben gestolen. Maar
juist daarvoor zullen we worden
vervolgd."
„Wat bedoel je met „tot nu toe
vroeg Rosenberg bezorgd
Otkar lette niet op de underbre.
king en vervolgde: „Tenslotte is iet
niet meer dan billijk om mensen ie
bestraffen, die niet in staat zijn om
anderen respect in te boezemen
Hoe moeten we anders weten wat
goed is en wat kwaad? Je herin
nert je misschien dat God dc Joden
aanried om, voor ze Egypte verlie
ten. al het goud en zilvei te ste'cn
dat ze 'te pakken konden krijgen
Dat noemen we nu geen diefstal
meer, omdat het geschiedenis is.
omdat de Joden ontkwamen, en Je
rusalem bouwden. Je kunt geen
critiek uitoefenen op zo'n enorme
onbeschaamdheid. In tegendeel: ons
hart klopt van trots als we bedek
ken tot wat voor schrikbarende
daden een mens in staat is."
„Zou je denken", vroeg Rosen
berg, „Dat ze ons voor een duif ii:
dc gevangenis zouden zetten?"
Otkar antwoordde met over'u;-
ging dat ze zeker in de gevangene
zouden komen als ze werden ont
dekt. „De duif, waarvan jij een
vleugel hebt gegetenzei hij, en
ik een achterpoot, was klein, en een
beschermeling van de stad. De be
lastingbetalers van de ctad zoude.i
heel kwaad op ons zijn, Rosenberg
als ze wisten dat we een van hun
duiven hadden gedood <-n opgege
ten. En ik stel aaarorn voor om dit
plekje zo snel mogelijk 'e verlaten,
en een andere schuilplaats voor or.s
te zoeken."
„Je hebt gelijk", zei Rosenberg
vastberaden, „Laten we hier weg
gaan". Hij ging naar het bed terug
en begon het zo snel als hij tcoo
uit elkaar te halen.
Otkar zat op een steen naar hem
te kijken. Dc vroege morgenzon
scheen prettig warm op zijn rug. en
de lucht rook zoet en pittig naar
roetende bladeren. Het was hem
ongelooflijk blij te moede. „Ik ben
als Robin Hood", dacht hij. „of ala
een aanvoerder van een cndc." En
hij keek opgewekt naar zijn bende,
die bestond uit de van angst ba-
vende Rosenberg.
„Het is niet zo beroerd als het
lijkt om een balling te zijn" dacht
hij verder. „Het moeilijkste is ori
er toe te besluiten, en dc eerste
nacht zonder huis is de ergste. Het
is een beetje als met een geboor'e;
als het kind leeft na net doorsnij
den van de navelstreng, dan blijkt
het er niet slechter aan toe te zijn
dan de ouders."
Toen dc handkar weer beladen
was met het bed, de kachel, de
viool en de jas, zetten >.e koers in
dc richting van de dierentuin. Otkar
had gehoord dat daar een boerenerf
was, waar ganzen, eenden, kippen,
een koe en een paar varkens huis
den, vlak naast de Fifth Avenue,
iets verderop dan de kooien met
tijgers en leeuwen. Hij wilde «Jjt
allemaal zelf wel eens zien. Want
hij geloofde dat een gewetcn-oos
mens. onder de bescherming van
het duister, zichzelf wel zou kun
nen bedruipen door kleine diefstal
len uit zo'n soort inrichting- Bo
vendien wilde hij in de nabijheid
een schuilplaats vinden waar hij
zijn bed weer op kon zetten.
„Misschien zou het mogelijk zijn."
zei hij terwijl ze in de zonnige och
tend voortliepen, „om ons te ver
bergen tussen de beesten, en om met
de kameel of dromedaris hun war
me winterkwartier te delen."
„Poe", zei Rosenberg. „Wat een
idee." „En dan nog", voegde hij een
ogenblik later toe. „Zelfs dc kameel
heeft een oppasser, die ons er voor
het minste geringste weer uit zou
zetten".
„Dan moeten we een beest zonder
oppasser vinden." zen Otkar.
Maar toen ze in de dierentuin
kwamen was het meteen wel duide
lijk dat er da®r Ceen schuilplaats
voor hen was Zelfs de dieren had
den geen tehuis van enige betekenis,
geen ruimte om anders dan heel be
scheiden in te leven. Voor hen was
er geen wijde goede wereld, geen
mogelijkheid om iets anders te gaan
doen Geen prettige of geheimzin
nige toevalligheden. Otkar werd
bleek bij het aanschouwen van zo'n
gevangenschap, en Rosenberg wilde
onmiddellijk weer weg.
„Nee." zei Otkar. „Eerst het erf
zien".
En ze gingen op zoek naar de
hectare, die de huisdieren ter be
schikking was gesteld. Toen ze die
hadden gevonden stond Otkar lange
tijd dc dikke koe te bewonderen, de
vette eenden en varkens de zenuw
achtige kippen en de kleine ezel.
Het kleine erf met zijn vijvertje,
(Advertentie l.M.)
DANK Zll
B*k»nd»
tehrilltlijk» Curiui
HILVERSUM
H.B.S. - Onderwijsokte
zijn trog en kippenhokken, die cr
in het heldere zonlicht vrolijk uit
zagen. „Hier is niets om ons te be
droeven". merkte hij op „Want hier
is alleen een wijs verzorgen van de
natuur. In dit tafereel voel ik niets
van de nieuwsgierigheid of van de
onvriendelijkheid van de mensen.
En ook zie ik in een hoek van het
erf een kleine verbuiging aan het
hek. waar een wanhopig man zoals
jij. Rosenberg, zich 's nachts best
doorheen zou kunnen wringen, op
zoek naar eieren of vette kuikens".
„Wat. ik°" riep Rosenberg.
Otkar kon geen antwoord geven,
want op dat ogenblik beval een po-
litie-agent. die een diep wantrou
wen had opgevat tegen de twee
mannen met hun handkar, hen om
door te lopen .Vooruit." zei hij.
Schiet op. Dit is geen plaats voor
marskramers. En breng je handkar
weg. die kunnen we in het park niet
gebruiken."
Otkar wou met hem argumen
teren. „Ik ben geen marskramer."
begon hij. Het was een ongelukkige
opmerking. De agent was geen te
genspraak gewend, en omdat het hem
te voren al niet beviel, pakte hij
Otkar bij de arm en leidde hem met
vaste hand het park uit. Rosenberg
volgde met de handkar.
„Blijf er uit." zei hij. „En waag
het niet om terug te komen En
met een laatste verontwaardigde
blik liet hij ze op het trottoir ach
ter. vlak bij de goot.
De twee mannen posteerden zich
tegen de muur van het park en
staarden somber naar de straat.
„Wat nu?" vroeg Rosenberg. Otkar
haalde zijn schouders op. „Wc kun
nen hier niet blijven.zei hij. ..Dan
moeten wc weer weg. En wc kun
nen nergens naar toe. Als we de
handkar niet hadden, zouden we er
beter aan toe zijn. Dan konden we
naar het park terug gaan. en op
een bank in de zon zitten."
„Maar 's nachts", onderbrak Ro
senberg. die er aan dacht, dat hij het
de vorige nacht goed had gehad.
..'s Nachts zouden we ook op die
bank moeten slapen, omdat we geen
bed zouden hebben Laten we dus
maar houden wat we hebben, en
een goede plek zoeken om 't neer te
zetten". (Wordt vervolgd.)