HÉT 0NBEWWWE EILAND Leerling gooide zetsel dooreen Heremietkrab woont met zee-anemoon samen Beer van Engelse kinderen vinden t prettig op kostschool C^> Aardige meisjesblouse GESLAAGD... Zeg eens tien keer: symbiose ARTHUR RAMSOME Zaterdag 8 Maart 1952 7, Tussen krabben en kreeften is niet veel verschil: een krab is een kreeft, die z'n staart naar onderen heeft omgebogen tegen zijn lichaam aan. Misschien weet je ook. dat zij schaaldieren worden genoemd: in plaats van een huid hebben zij een stevig pantser van kalk om hun lichaam en dat beschermt hen opperbest. Toch zijn er weer uitzonderingen: de heremiet- krabben of kluizenaarskreeften (zie je nu wel. dat er weinig of geen verschil is tussen krabben en kreeften!). Die hebben een week, dus ongepantserd achterlijf en dat is een heel bedenkelijke zaak! Want er zwemmen en kruipen gulzige liefhebbers genoeg in zee rond. die verzot zijn op zo'n achterstuk van een krab. Wat doen nu die kluizenaarskreeften? Ze steken hun kwetsbare achterlijf in een lege schelp en de zaak is weer in orde. Lege schelp? Och, die is natuur lijk wel te vinden en anders eten ze de huiseigenaar, de slak dus, op en is het huis ook leeg. Bij tijd en wijle moeten de heren verhuizen, als ze te groot zijn geworden. Op ons strand vind je vaak ge noeg zo'n heremietkrab. dood maar nog in het huis. Of ook vind je al leen het huis. Hoe je dat dadelijk herkennen kan? Wel, zulke schel pen zijn steeds bedekt met een don kerbruine ruwe korst. Die korst wordt weer gevormd door de vele, vele huisjes van kleine holtedieren (zeeanemoontjes). De schelp is dus helemaal bedekt met een kolonie van zulke poliepen, behalve het plekje.' dat over het zand heeft ge schuurd toen de heremietkrab over de bodem van de zee aan het wan delen was. Met die gasten is de kluizenaarskreeft goed af. Want die poliepjes bezitten netelbatterijen; raak je de dieren aan, dan worden die batterijen afgeschoten. Wordt je hand geraakt, dan ondervind je hetzelfde branderige, prikkende ge voel als bij het raken aan een brandnetel. Kwallen kunnen dat ook. Kort en goed. de zeerasp be schermt op die manier niet alleen zichzelf, ook de kluizenaarskreeft. Maarde zeerasp heeft er nog meer voordeel bij: de krab brengt de kolonie steeds weer in nieuw, vers water, daar is ook weer nieuw voedsel en tot slot, er valt wel wat af voor die poliepen van de gulzi ge. slordig etende krab. In de Middellandse Zee, ook in vele andere zeeën, komen heremiet- krabben voor die gewone, alleen le vende zeeanemonen op hun schelp zetten. Niet één, maar soms wel vijf, tot zeven zelfs. Heel voorzich tig zet de krab die zelf met behulp van zijn scharen op zijn huis en voor deze keer brandt de anemoon niet. En dat kunnen ze veel beter dan die nietige zeerasp bij ons. Hun vangarmen zitten vol met netelcel- len en bovendien hebben ze nog lange draden, die uit de mond of andere holten in hun lichaam weg geslingerd kunnen worden en aller gemeenst kunnen branden. Gaat zo'n heremiet verhuizen, dan ver huizen de zeeanemonen mee. En al weer: er is voordeel voor die beide diersoorten, die hier samen leven. Doe je ogen dicht en zeg tienmaal het geleerde woord voor zulk sa menleven met voordeel naar twee kanten: symbiose. Weer mooier gaat het bij kluize- naarskrabben in de Golf van Ben galen. De jonge krabbetjes wonen nog in een leeg slakkenhuis zonder anemonen en de jonge anemoontjes leven in hun jeugd zonder *- Maar worden ze groot, nen ze eigenlijk niet meer elkaar. De anemoon komt op krab met of zonder schelp te zitten en met z'n onderkant omvat de anemoon het kwetsbare deel van de krab. Nou hoeft de krab nooit meer te verhuizen. En nóg mooier: er zijn krabben, die helemaal geen ingepantserd ach terlijf hebben, toch houden ze er zeeanemonen op na. Die houden ze vast met hun scharen, die klaar blijkelijk daar speciaal voor zijn ingericht Komt er een vijand, dan duwen ze de brandende zee-ane monen hem op het lichaam. Helpt dat?, zul je vragen. In het grote aquarium te Napels heeft men een keer gezien hoe een inktvis een kluizenaarskrab aanviel. Inktvissen zijn de grote vijanden van de krabben en kreeften moet je weten. Maar die inktvis heeft leer geld betaald: hij heeft het nooit meer gedaan. HENK VAN LAAR. Et zijn niet veel beren in Breukelen meer Je komt ze niet dikwijls meer tegen. Er is er nog eentje, een stokoude beer Die wandelt daar nog langs de wegen. Zo 's avonds in 't donker, daar kuiert hij dan. Die stokoude beer, met zijn bontjasje an. Een poosje geleden, toen was er een bal In Breukelen, bij meneer Jansen Er speelde een prachtig orkest in de hal En iedereen was aan het dansen. Toen sloeg het tien uren en iedereen vroeg: „Waar blijft de baron Van der Hoegcleboeg?" En juist op dat ogenblik, kijk's, wel wel Daar kwam net die beer aangelopen. Hij drukte per ongeluk tegen de bel. De huisknecht deed dadelijk open En schreeuwde gewichtig, zo hard als hij kon: Hier is zijne hoogheid, meneer de baron.'/' En iedereen juichte: ..Wees welkom, baron.'" De beer werd zo aardig ontvangen. De gastvrouw riep, in haar satijnen japon: ..Zal ik soms uw bontjas ophangen?" De beer stond te brommen. Hij hield daar niet van Hij schudde zijn kop en de jas hield hij an. Hij at zeven taartjes en dronk een glas port. Hij wilde ook één keertje dansen. Toen liep hij de deur uit. Ineens was ie vort'. „Wat jammer nou," zei meneer Jansen, „Nu gaat hij al weg en het is nog zo vroeg, „die beste baron Van der Hoegeleboeg!" En iedere dame zei tegen haar man: „Kijk zie je, zó schijnt het te horen! ,.Zo moet het op feesten. Je jas hou je an. ,JZo'n jas zonder knopen van voren. ,Dus denk er om. als je op avondjes komt, „Dan hou je je bontjas maar aan. En je bromt!" En de beer? Die zit weer in 't Brcukelse Woud, Hij is het vergeten. Hij is ook zo oud ANNIE M. G. SCHMIDT Zij gaf het papier aan de ande ren. „Het lijkt mij zo wel goed," zei kapitein Jan. „Er moet niet staan „de maand", maar „deze maand", zei Tittie. „En je hebt er de lengte- en breedte- In Engeland worden H prachtige scholen ge- bouwdmet ruime, lich te klaslokalen, grote gymnastiekzalen, een zwembad, sportvelden enz. In een van die nieuwe scholen wer den deze foto's ge maakt. Er gaan maar liefst zeshonderd meis jes op. Behalve ge wone dingen: zoals re kenen en aardrijks kunde, leren ze er ook weven en planten verzorgen. En een aantal meisjes hebben r >£*3».tKBBS9$s 7—8^~"\ N MFZ ':0°* 4KB onder leiding van een jflTCflgEBMMjflRv VNi-ggyO' lerares uitvoeringen yYraT*'«aaereafaL - geeft. Bij die school is ook een groot woonhuis V V \j met eetzalen en zalen, a.-Y Aj V j een bibliotheek, een toneelzaal. Want m Engeiand zijn veel schoten kost scholen en de Engelse kinderen vinden het erg prettig om daar heen te gaan. graad niet bijgezet. Die zetten ze er altijd bij." Nannie nam het stuk papier weer. schrapte „de" voor het woord „maand" door en schreef er „deze" voor in de piaats en na het ■woord „Eiland" schreef zij: 7° N.B. 200° W.L. „We moesten het eigenlijk met bloed ondertekenen.'' zei zij. „maar met potlood gaat het ook wel." Jan nam het stuk papier en tekende: „Jan Walker kapitein." Nannie tekende: „Nannie Zwart, Amazone-piraat." De twee kapiteins drukten elkaar de hand. Greet zei: „Zo, in ieder geval is het vandaag vrede." Suze zei: „Willen jullie soms een paar toffees?" „Stroopjes,'* zei Tittie. Greet zei: „We hebben ze gezien, toen we het kamp innamen, maar we hebben er niets van willen nemen. Maar we zouden er graag een paar lusten, als jullie ze kunt missen." Nannie zei: „Laten we punch maken van Jamaicarum. We heb ben heel lekkere op „De Amazone". Laten we naar de haven gaan om ze te halen. Het is werkelijk goed spul. Soms is ons dienstmeisje heel vriendelijk, al is ze een inboorlin- ge. Zij noemt het limonade." HOOFDSTUK 11 HET BONDGENOOTSCHAP De Zwaluwen en de Amazones gingen gezamenlijk naar de haven aan de zuidkant van het eiland. Het pad was nu al platgeredcn, ofschoon zij moesten bukken voor de grote takken en over de braamstruiken moesten heenstappen. In de kleine baai lagen twee boten, allebei half op het zand getrokken. „De Ama zone" was een mooi scheepje, van gevernist grenenhout. Het was een veel nieuwere boot dan „De Zwa luw" en evenlang, maar niet zo ruim. Vlak bij de voet van de mast stond een vaatje van eikenhout, tussen de mast en de kist voor het kielzwaard. Ruiger begreep niet wat dit laat- ste was. „Wat is dat grote ding daar in he'. midden van de boot?" vroeg hij. „Jat is voor het kielzwaard". zei Jreet. „Maar wat is het kielzwaard?" „Dat is een ijzeren kiel, die wij ,n het water kunnen laten zakken als we tegen de wind in varen. Als wij voor de wind varen of als wij in ondiep water zijn kunnen we de kiel ophalen in die kist", zei Nan nie, „Hoe kunnen jullie tegen de wind in zeilen zonder kielzwaard?" „O, „De Zwaluw" doet het best." zei kapitein Jan. „De boot heeft een kiel van ongeveer vijftien een timeter, maar die is daar steeds zo dat we geen kist nodig hebben voor een kielzwaard, die van binnen maar in de weg zit". „Oom Jaap kapitein Flint zegt dat je niets kunt beginnen zon der een kielzwaard', zei Nannie. „Dat bewijst alleen maar, dat bij „De Zwaluw" niet kent", zei kapi- tein Jan. „Waar is het vat voor?" vroeg Rutger. „Dat was bedoeld als watervat, omdat onze inboorlingen dachten, Uit het Engels vertaald Jac. v. d. Ster dat je het water uit het meer niet kon drinken", zei Greet, „maar wij drinken het altijd, niet ineens uit het meer, maar gekookt in de thee cn daarom gebruiken we het water vat voor de punch voor feestelijke gelegenheden. Er zit nu juist erge lekkere in". „We zullen het naar het karftp brengen", zei Nannie. „Het is zeker wel zwaar, niet?' zei Suze- „Niet zoals wij het dragen", zei Nannie, „we hangen het aan een riem. Dat is een goede manier. Kom mee. Gleet, help een handje". De Amazones klommen in hun schip. Nannie haalde een stuk touw uit de achtersteven cn maakte een lus aan het einde daarvan. Toen trokken zij en Greet het vaatje op tot het op de rand van de boot lag. Jan cn Suze hielden het daar vast, terwijl de Amazones aan land stap ten met het touw en een van da roeiriemen. Nannie bevestigde de lus om het vaatje heen zodat het niet kon wegglijden. Toen sloeg zij het touw tweemaal om de riem heen en trok het door de lus. Daarna sloeg zij het weer om het vat heen en weer tweemaal om de riem en knoopte het ten slotte vast. „Klaar, Greet?" vroeg zij. „Klaar", zei Greet. „Een, twee, hup," zei kapitein Nan nie. Zij tilden de riem op. zodat zij elk een eind op hun schouders had den. Het vaatje hing stevig aan de riem tussen hen in. „Voorwaarts, mars" zei Nannie en de Amazone-piraten marcheerden van de haven vandaan, langs hot pad tussen de bomen. „Het weegt niets, als je het zo draagt", zei Greet. „Zo dragen alle zeerovers hun vaten en hun schat ten, cn alles wat ze van hun sche pen aan land brengen". Suze, Tittie en Rutger gingen mee. Kapitein Jan bleef bij de ha ven. Hij dacht nog altijd aan wat de Amazones hadden gezegd over een teken bij de haven. Wat hadden ze precies bedoeld? Hij had het kruis gezien op de boomstomp aan de oever en toen hij gezegd had. dat iedereen een kruis op de boom kon zetten, had Nannie gezegd, dat dU bewees, dat hij niet wist hoe de haven aangegeven was. Maar hoe hadden ze dat dan gedaan? Hij keek om zich heen. Daar stond de boom stomp met het witte kruis. Maar hij kon niets anders ontdekken, dat er als een teken uitzag. Er stond niets op de rotsen en hij zag verder ook mets op de bomen. Zijn ontzag voor de Amazones nam nog toe. Zij sche nen alles te weten en waren boven dien heel goede zeelui. Hij zou het ze moeten vragen, maar als kapi tein deed hij dat niet graag. Hij wierp nog een laatste blik in het rond en ging toen snel de anderen achterna. (Wordt vervolgd.) VDt/w in de leeftijd van 8 en 10 jaar LI ET voor- en achterpand inrimpelcn en de pasjes op de panden stikken. De schouder- en zijnaden dichtnaaien. Het beleg ran het klepje aan het zakje stikken en aan de binnenkant met een flanel steekje afwerken. Het zakje op de voorpanden stikken. De onderkant van de mouw inrimpelen. Het manchetje op de goede kant aan de mouw naaien en aan de binnenkant tegenzomen. De mouw wordt met een beetje ruimte in de kop er in gezet. Aan de onderkant van de blouse een zoompje van 1 cm naaien. Naar verkiezing kunnen 4 of 5 knoopsgaten worden aangebracht. Benodigde stof voor dc leeftijd van 10 jaar 1.75 m d 70 cm breed. Afgehaald aan ons kantoor bedraagt de prijs van dit patroon slechts 35 cent. Franco toezending per post i* eveneens mogelijk. De prijs bedraagt dan 50 cent. Bij toezending per post gelieve U ons een postwissel te doen toekomen van 50 cent met vermelding, welke maat gewenst wordt. Dit kruiswoordraadsel had den wij oorspronkelijk zelf reeds helemaal ingevuld en de oplossing aan de zetterij doorgegeven. Maar wat is daar gebeurd? De zetters- leerling tenslotte moet er toch iemand als de zonde bok aangewezen kunnen worden heeft alle zetsel door elkaar gerommeld cn nu is het abracadabra ge worden. Wij zagen geen kans meer vóór het drukken van deze krant de letters weer op hun juiste plaats te zetten en roepen aaarorn de wel willende medewerking van onze puzzleschare in. Ziet u kans. uit de onder Horizontaal cn Verticaal aangegeven wartaal weer goede woorden te vormen, die tevens in het kruis woordraadsel geheel op el kaar aansluiten? Probeert u het eens. Horizontaal: I apatar; 6 blkiek; 11 rlo; 12 pao: 13 ogo; 15 mo; 17 kba; 19 lop: 20 sa: 21 pso; 23 teleska: 27 ass; 28 lbsa30 nitar; 31 lgti, 32 gda; 34 tka: 35 rad: 36 al: 38 nte; 40 rae; 41 ie: 42 keneinkkr; 43 le: 44 oni; 45 ige; 46 ra; 48 tem49 nso: 51 fze; 53 vree; 55 degeo; 57 nitu; 59 sle: 60 leengra 62 nse; 63 re; 64 svi; 65 rlo; 67 er; 68 ene: 69 epi; 71 Iga; 73 bklune; 74 vitaeo. 1 Verticaal: 2 la; 3 bro; 4 kara; 5 ot; 6 ab: 7 loko8 lko; 9 ge; 10 somles; 14 ta- pies; 16 lmo; 18 kra; 19 pte; 20 iaa; 22 pda; 24 ski; 25 kaudelant; 26 ten: 27 als; 29 bierkan; 31 narteig; 33 netog: 35 fered; 37 ala; 39 nti: 40 gre; 41 vea; 43 leende47 neenrn; 48 sme; 49 ore; 50 slo; 52 szu54 rve; 55 sag; 56 ree: 58 en; 60 kegi: 61 goan; 64 lve: 66 tal; 68 un; 69 ni; 70 op; 72 il. DEN HAAG. Het smaldeel V, onder bevel van commandeur F. T. Burghard, is Vrijdag aangeko men in Algiers. Het is de eerste maal sedert de oorlog dat Neder landse oorlogsschepen Algiers be zoeken. Oplossing Kruistocht door Noord-Brabant Noord-Brabant kan in de ge geven figuur langs achttien verschillende wegen worden gespeld. Deze achttien wegen zijn aangegeven in het hierbij afgedrukte figuurtje. door Robert Nathan Maar Otkar antwoordde bedacht zaam: „Dat is het hem nou net" en hij ging voort: „Het is waar dat jij en ik tot nu toe alleen nog maar een duif hebben gestolen. Maar juist daarvoor zullen we worden vervolgd." „Wat bedoel je met „tot nu toe vroeg Rosenberg bezorgd Otkar lette niet op de underbre. king en vervolgde: „Tenslotte is iet niet meer dan billijk om mensen ie bestraffen, die niet in staat zijn om anderen respect in te boezemen Hoe moeten we anders weten wat goed is en wat kwaad? Je herin nert je misschien dat God dc Joden aanried om, voor ze Egypte verlie ten. al het goud en zilvei te ste'cn dat ze 'te pakken konden krijgen Dat noemen we nu geen diefstal meer, omdat het geschiedenis is. omdat de Joden ontkwamen, en Je rusalem bouwden. Je kunt geen critiek uitoefenen op zo'n enorme onbeschaamdheid. In tegendeel: ons hart klopt van trots als we bedek ken tot wat voor schrikbarende daden een mens in staat is." „Zou je denken", vroeg Rosen berg, „Dat ze ons voor een duif ii: dc gevangenis zouden zetten?" Otkar antwoordde met over'u;- ging dat ze zeker in de gevangene zouden komen als ze werden ont dekt. „De duif, waarvan jij een vleugel hebt gegetenzei hij, en ik een achterpoot, was klein, en een beschermeling van de stad. De be lastingbetalers van de ctad zoude.i heel kwaad op ons zijn, Rosenberg als ze wisten dat we een van hun duiven hadden gedood <-n opgege ten. En ik stel aaarorn voor om dit plekje zo snel mogelijk 'e verlaten, en een andere schuilplaats voor or.s te zoeken." „Je hebt gelijk", zei Rosenberg vastberaden, „Laten we hier weg gaan". Hij ging naar het bed terug en begon het zo snel als hij tcoo uit elkaar te halen. Otkar zat op een steen naar hem te kijken. Dc vroege morgenzon scheen prettig warm op zijn rug. en de lucht rook zoet en pittig naar roetende bladeren. Het was hem ongelooflijk blij te moede. „Ik ben als Robin Hood", dacht hij. „of ala een aanvoerder van een cndc." En hij keek opgewekt naar zijn bende, die bestond uit de van angst ba- vende Rosenberg. „Het is niet zo beroerd als het lijkt om een balling te zijn" dacht hij verder. „Het moeilijkste is ori er toe te besluiten, en dc eerste nacht zonder huis is de ergste. Het is een beetje als met een geboor'e; als het kind leeft na net doorsnij den van de navelstreng, dan blijkt het er niet slechter aan toe te zijn dan de ouders." Toen dc handkar weer beladen was met het bed, de kachel, de viool en de jas, zetten >.e koers in dc richting van de dierentuin. Otkar had gehoord dat daar een boerenerf was, waar ganzen, eenden, kippen, een koe en een paar varkens huis den, vlak naast de Fifth Avenue, iets verderop dan de kooien met tijgers en leeuwen. Hij wilde «Jjt allemaal zelf wel eens zien. Want hij geloofde dat een gewetcn-oos mens. onder de bescherming van het duister, zichzelf wel zou kun nen bedruipen door kleine diefstal len uit zo'n soort inrichting- Bo vendien wilde hij in de nabijheid een schuilplaats vinden waar hij zijn bed weer op kon zetten. „Misschien zou het mogelijk zijn." zei hij terwijl ze in de zonnige och tend voortliepen, „om ons te ver bergen tussen de beesten, en om met de kameel of dromedaris hun war me winterkwartier te delen." „Poe", zei Rosenberg. „Wat een idee." „En dan nog", voegde hij een ogenblik later toe. „Zelfs dc kameel heeft een oppasser, die ons er voor het minste geringste weer uit zou zetten". „Dan moeten we een beest zonder oppasser vinden." zen Otkar. Maar toen ze in de dierentuin kwamen was het meteen wel duide lijk dat er da®r Ceen schuilplaats voor hen was Zelfs de dieren had den geen tehuis van enige betekenis, geen ruimte om anders dan heel be scheiden in te leven. Voor hen was er geen wijde goede wereld, geen mogelijkheid om iets anders te gaan doen Geen prettige of geheimzin nige toevalligheden. Otkar werd bleek bij het aanschouwen van zo'n gevangenschap, en Rosenberg wilde onmiddellijk weer weg. „Nee." zei Otkar. „Eerst het erf zien". En ze gingen op zoek naar de hectare, die de huisdieren ter be schikking was gesteld. Toen ze die hadden gevonden stond Otkar lange tijd dc dikke koe te bewonderen, de vette eenden en varkens de zenuw achtige kippen en de kleine ezel. Het kleine erf met zijn vijvertje, (Advertentie l.M.) DANK Zll B*k»nd» tehrilltlijk» Curiui HILVERSUM H.B.S. - Onderwijsokte zijn trog en kippenhokken, die cr in het heldere zonlicht vrolijk uit zagen. „Hier is niets om ons te be droeven". merkte hij op „Want hier is alleen een wijs verzorgen van de natuur. In dit tafereel voel ik niets van de nieuwsgierigheid of van de onvriendelijkheid van de mensen. En ook zie ik in een hoek van het erf een kleine verbuiging aan het hek. waar een wanhopig man zoals jij. Rosenberg, zich 's nachts best doorheen zou kunnen wringen, op zoek naar eieren of vette kuikens". „Wat. ik°" riep Rosenberg. Otkar kon geen antwoord geven, want op dat ogenblik beval een po- litie-agent. die een diep wantrou wen had opgevat tegen de twee mannen met hun handkar, hen om door te lopen .Vooruit." zei hij. Schiet op. Dit is geen plaats voor marskramers. En breng je handkar weg. die kunnen we in het park niet gebruiken." Otkar wou met hem argumen teren. „Ik ben geen marskramer." begon hij. Het was een ongelukkige opmerking. De agent was geen te genspraak gewend, en omdat het hem te voren al niet beviel, pakte hij Otkar bij de arm en leidde hem met vaste hand het park uit. Rosenberg volgde met de handkar. „Blijf er uit." zei hij. „En waag het niet om terug te komen En met een laatste verontwaardigde blik liet hij ze op het trottoir ach ter. vlak bij de goot. De twee mannen posteerden zich tegen de muur van het park en staarden somber naar de straat. „Wat nu?" vroeg Rosenberg. Otkar haalde zijn schouders op. „Wc kun nen hier niet blijven.zei hij. ..Dan moeten wc weer weg. En wc kun nen nergens naar toe. Als we de handkar niet hadden, zouden we er beter aan toe zijn. Dan konden we naar het park terug gaan. en op een bank in de zon zitten." „Maar 's nachts", onderbrak Ro senberg. die er aan dacht, dat hij het de vorige nacht goed had gehad. ..'s Nachts zouden we ook op die bank moeten slapen, omdat we geen bed zouden hebben Laten we dus maar houden wat we hebben, en een goede plek zoeken om 't neer te zetten". (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1952 | | pagina 7