Jongens, hadden jullie zulke rare kleren willen dragen Drie apothekertjes gingen op reis Voor onze schakers Verborgen spreekwoord ET «BEWÖ0WE EILAND De ROOS— SARON Aalscholvers: uitstekende vissers ARTHUR RAMSOME van Zaterdag 19 April 1952 7 Heel langtot in het begin van lemaal de achttiende eeuwhebben de kanten» kinderen altijd dezelfde kleren ge- f dragen als de grote mensen. Zodra ze zitten konden kregen zc in het klein alles aan wat hun vader en moeder droegenen dat was heel wat! Of het nu niet zo gemakkelijk zaten of ze er helemaal niet goed mee konden spelen en hollenach, daar zag niemand wat bijzonders in, want dat was altijd zo geweest. Een Engelse dame, die veel boe ken over de mode van vroeger heeft geschreven, is eens gaan be kijken wanneer de kinderen voor het eerst voor hen zelf uitgedach te kleren aankregen. Ze is er voor gaan snuffelen in oude boeken en bladen en ze is vooral ook gaan kijken naar alle schilderijen, waar op kinderen afgebeeld waren. Daarna heeft ze een boekje ge schreven over kinderkleren in En geland vanaf 1775 en ze tekende er overal bij hoe die kinderen er precies hebben uitgezien. Er zijn natuurlijk echte feest- kleren bij, of kleren die misschien meer voor de grap waren bedacht, maar toch zal het wel meestal zo geweest zijn als zij het heeft ge vonden. Ook al was dit in Enge land, dan zal dat heus niet zoveel hebben gescheeld met het vaste land van Europa. In ieder geval is het wel de moeite waard om er eens wat over te weten, want er zijn zulke vreemde dingen bij dat jullie je haast niet zullen kunnen voorstellen dat dc kinderen dat toen gewoon vonden. Neem nu de jongens eens. Die hadden zo om en nabij 1800 lange broeken die vlak onder hun armen aan een beeldig hemd vastgeknoopt zaten. Die hemden hadden dan een geplooide kraag, die soms open stond tot even boven hun middel. Koud hè? Ze hadden daar schoe nen bij met gespen en later schoe nen van zacht leer in de kleur van hun pak. Een jongen zag er. tot hij een jaar of vier was, net uit als een meisje, wèl met een lange broek, maar daaroverheen droeg hij dan een soepjurk met een uitgesne den hals en een vrolijke sjerp. En dat bleef nog lang zo. Nog in 1825 kon je een kleine jongen misschien alleen aan zijn kortere haar herken nen en dan zag hij er, als hij een paar jaar ouder was. in eens uit als een miniatuur-heer, ook al was zijn kleding dan wat makkelijker dan die van zijn vader. Het is niet bepaald zo dat je kan zeggen dat de mode steeds practi- scher en makkelijker werd. Er kwam wel telkens iets bij dat bleef en dat een verbetering was, maar er zijn toch iedere keer weer rare grillen geweest, die een tijdje duur den en dan ineens weer verdwenen. Er werden bijvoorbeeld wel nieuwe broeken uitgevonden, nu eens een soort van driekwart korte broek, dan weer een soort van plusfours en zo omstreeks 1855 de eerste korte broek. Kan je je voorstellen dat voor die tijd een jongen nog nooit met blote knieën had gelopen? Tegen 1850 droegen de jongens al laarzen met elastieke zij dat werden veel later rijg laarzen en in 1840 droegen ze knie kousen die in alle kleuren van de regenboog waren gestreept. En dan de haren' In 1825, in 1860 en in 1870 hebben ze jarenlang lange krullen gehad, 't laatst met ponnie tot in hun ogen. Wat moet dat lastig geweest zijn: 's avonds papillotten en dan 's ochtends uit kammen en oprollen langs een stokje! O. er waren zoveel dingen die jullie raar zouden vinden. Stel je voor dat je een kort jasje droeg met een herenvest er onder. Of een geplisseerde kraag tot onder je oren, of korte met kant afgezette mouwtjes aan je bloes. Stel je voor dat je een wit pak met een ronde plooikraag aan had, een groen jas je, met rode knopen, witte kousen en rode slofschoentjes. Of een bol hoed op je hoofd, een enorme ba ret met een cvengrote klep, een klein rond dopje met een struis veer erover heen. Een jas die over al met repen bont was afgezet, of een mantel met drie capes en daar onder hoge slobkousen. Kun je 't je voorstellen0 Kijk maar naar het plaatje. De kinderen zelf vonden het toen allang prachtig, want spe len konden ze best in die kleren. Zy1!? waren eens drie apothekertjes, Die werkten de hele week. Met potjes en poeiers en bekertjes In Goes in de apotheek. Totdat zc verklaarden, op zeven April: „En dit is de laatste pil!" „Wy laten het lekkertjes waaien', „Wy kunnen geen poeiers meer zien! Wij willen geen pillen meer draaien! „En weg met de aspirien! „We willen gaan varen, we willen naar zee, „We willen naar Nieuw Guinee" Ze gingen een bottertje kopen, Maar 't eerste was veel te licht. Het tweede was veel te open, Het derde was veel te dicht! Ze vonden geen enkel klein bottertje goed, Toen namen ze maar een hoed. Daar voeren zc dan op de Schelde En waren geen ogenblik bang. Want hoeden vergaan er maar zelden, Dat wisten ze al zolang! Zc voeren drie nachten bij donkere maan... Toen spoelden ze eindelijk aan. Ze stonden venvonderd te kijken, Was dit nou wel Nieuw Guinee? Die huisjes en boompjes er» dijken? Zc riepen: „Kijk nou toch 's. hee! Daar loopt onze melkboer, daar zit onze poes! „We zijn weer terug in Goes!" Nu maken die drie apothekertjes Weer poeiertjes tegen de koorts, En zalf in potjes en bekertjes, En pilletjes enzovoorts. Ze hingen de hoed aan de port-mantoo! En dat was dan dat, ziezo! ANNIE M. G. SCHMIDT Van de week, met het mooie weer, heb ik een uurtje in het mollige gras gelegen, tegen de glooiing van een dijk. Het was rustig in het wij de Hollandse land en stil, maar saai was het er niet. Daar zijn al tijd weer de vogels, die door hun gedrag en schone vliegkunsten een voudige mensen uren kunnen boei en Ik heb geluisterd naar de zwa luwen, die over de diik heen en weer scheerden met kleine zwen kingen en korte wendingen, en ge probeerd te verstaan wat ze zei den. „As riet!" riepen ze en op een gekke manier „prt". Ach, het lukt je nooit met klinkers en mede klinkers vogelgeluiden precies na te maken. Er waren nog vele andere vogels: visdiefjes, kap- en zilvermeeuwen, blauwe reigers, karakieten en wei devogels. Dat gaf veel vertier in het land en in mezelf. Toen kwamen de aalscholvers. Hoog in de lucht kwamen ze aan- wieken, rustig en beheerst, zoals iemand, die liet vak verstaat. Ik denk dat het bewoners waren van de aalscholver-kolonie in het Naar- dermeer. Als steeds vlogen ze hoog' dat doen alle vogels, die door ae mensen jarenlang zijn vervolgd. Vooral in het verleden is de mens verschrikkelijk tegen de aalschol vers te keer gegaan, omdat deze van vis leven en de vissen, die de aalscholvers vangen, vangen de vissers niet. Aalscholvers zijn dus smerige dieven? Zo ligt de zaak toch niet; 't is helemaal de vraag of ze schadelijk voor de mensen zijn. Het was een lust het dalen van die prachtige vogels te zien; dat gaat in een wijde spiraal, in een fraaie duikvlucht. Niet dadelijk op het water, zoals je dat bij een eend wel eens hebt gezien. Neen. ze wie ken nog een paar tellen langs de oppervlakte cn strijken dan neer. Dan begint het vissen: ze duiken plotseling zonder geplens. Geloof i me: aan het duiken van vogels zit1 meer vast, dan je oppervlakkig meent. De veren houden een lucht- laag om het vogellichaam vast; zou je een vogel onder water duwen cn weer loslaten, dan flocpt-ie als een kurk naar boven. Tóch duikt de aalscholver vlot onder, blijft onder, zwemt rond en grijpt daarbij een vis. Probeer het ook eens cn dan met een zwemvest aan! „Mijn" aalscholvers doken niet zonder succes; door de kijker zag ik de schubben van de gevangen vissen blinken. Handig werd de vis in de bek gedraaid Ik krijg altijd de indruk, dat de vogel dan ook op slag is vergeten, zoéven wat te heb ben ingeslikt. Zo'n dorp aalscholvernesten is aardig om te zien. te horen cn te ruiken. E>?n groep bomen draagt de nesten, gebouwd van stevige takken; erin liggen de groengrijze „lange" eieren. Meestal sterven na een tijd die bomen, van onder tot boven zijn ze, als met kalk over goten. door dc uitwerpselen bevuild. Vroeger, en misschien in China nog wel, werden aalscholvers door vissers gebruikt voor de vangst. Die aalscholvers kregen een ring om de hals: zo werd het doorslikken van de vis voorkomen. De vogels werden er op afgericht vissen te vangen cn netjes aan boord te bren gen. Er moeten heel ondeugende dieren zijn geweest, die geen zin hadden aan boord le komen; tot groot vermaak van de kijkers deed de eigenaar dan de gekste dingen om zijn duikende slaaf weer terug te krijgen. HENK VAN LAAR „Je weet toch wel wat ze zeiden over die tekens bij de haven?" zei Jan. terwijl hij Suze de boomstronk met het witte kruis liet zien. „Nu, dit is er een van en het andere is die tak. waar een stuk schors af is De Amazones kunnen de haven binnenkomen zonder dat ze zich druk maken om de rotsen, door deze twee punten in het oog le houden. Kapitein Nannie heeft het mij laten zien. Het is heel eenvou dig als je weet hoe het moet. Maar in een echte haven zitten er op 2ulke tekens lichten, zodat de sche pen in het donker hun weg vinden kunnen. Ik ga lichtbakens aanbren gen, dan kunnen we een nachtaan- val doen op „De Amazone" en de weg terug vinden, hoe donker het ook is." Hij sloeg een spijker midden in hel witte kruis in de boomstronk en hing er een van de lantaarns aan. Toen gingen hij en Suze naar de voet van de boom met de gevorkta tak. Maar deze zat hoog boven hun bereik. „Klim je naar boven en hang je een lantaarn er aan?" vroeg Suze. „Neen, stuurman. Het heeft geen zin om dat te doen, want dan zou den alleen Jij en ik er bij kunnen klimmen om hem aan t© steken. "We moeten hem ergens hangen, waar we hem allemaal kunnen aan steken „Behalve Rutger", zei de stuur man. „Hij mag geen lucifers gebrui ken". „Dat is waar", zei Jan. „Hij hoeft niet lager te hangen dan de hoogste tak waar Tittie bij kan komen- Maar als wc hem te laag hangen, hebben we er niets aan. Wc moe ten hem boven de struiken uit kun nen zien. Ga jij naar de haven en blijf achter de stronk staan, zo dicht bij het water als je kunt." Suze ging terug en stond achter de boomstronk, die zich op onge veer tien meter van de waterkant af bevond. Zij stond vlak bij het water. „Kun je de gevorkte tak zien?" riep Jan tegen haar. „Ja" zei Suze. Hij legde zijn hand op de stam van de boom. zo hoog als hij kon. „Kun je mijn hand zien?" Vit het Engels vertaald door Jac. v. d. Ster „Ja". „Nu nog?' Hij bewoog zijn hand langzaam omlaag langs de boomstam. „Nu niet meer", zei Suze. Zijn hand ging een eindje cm- hoog. „Nu kan ik hem weer zien," zei Suze. „Blaas op je fluit voor Tittie," zei kapitein Jan en stuurman Suze deed dit. Tittie en Rutger kwamen aangerend. Jan hield zijn hand op de plek, tot zij bij hem waren. Toen vroeg hij Tittie of zij er bij kon. Het gelukte precies. „Goed." zei kapitein Jan. „Waarvoor is het?" vroeg Tittie. Kapitein Jan gaf geen antwoord. Hij sloeg een spijker in de stam vlak boven de plaats waar hij zijn hand had gehouden. Toen hing hij de tweede lantaarn er aan. „Probeer nu eens of je de lan taarn kunt openmaken." Matroos Tittie ging op haar te nen staan en maakte de lantaarn open „Maar waar is het voor?" vroeg zy. „Dat zal je zien, zodra het don ker is," zei kapitein Jan. „Ik kan er niet bij." zei Rutger, nadat hij het geprobeerd had. „Dat hoeft pas als je lucifers mag gebruiken," zei de stuurman, „cn tegen die tijd ben je groot genoeg." Zodra het donker begon te wor den was de hele bemanning van ..De Zwaluw" weer bij de haven. Jan gaf de matroos de lucifers en zij stak beide lantaarns aan, ter wijl de scheepsjongen toekeek. Toen gingen ze alle vier aan boord. „Rutger moest eigenlijk in bed liggen," zei de stuurman. „Het zal niet lang duren," zei kapitein Jan. „en wij kunnen hem niet alleen laten." „Ik heb trouwens helemaal geen slaap." zei Rutger. Zij roeiden weg over het meer. Het werd snel donker. Er glinster den sterren aan de hemel. Uilen krasten. De oevers van het meer verdwenen onder de heuvels. Zij konden de omtrekken van de heu vels zien, grole, zwarte vormen, die omhoog staken naar de lucht vol sterren. Toen werd de hemel door wolken bedekt en konden zij zelfs niet meer zien waar de heu vels eindigden en de lucht begon. Plotseling zagen zij hoog in het donker een heldere vlam flikkeren. Toen nog een cn nog een cn toen was er een fel licht, dat boven een rookwolk straalde. Ze keken er allen naar, alsof zij naar een klein raampje, hoog in een zwarte muur keken. Terwijl zij keken sprong de gestalte van een man midden in de rook, een zwarte gestalte, die druk met iets bezig was en op de vlammen sloeg. De vlammen doof den uit en het was alsof er een luik was dichtgegaan voor het kleine raam. Toen laaide er een nieuwe vlam op en weer zagen zij de man en toen doofde ook die vlam, net als de andere cn was er alleen nog maar duisternis. „Het zijn wilden." zei Tittie. ..Ik wist wel, dat er een paar in deze bos sen zouden zijn." (Wordt vervolgd.) KlJ alle klachten, die er over de ma- tcriéle welstand van het schaak leven wórden gehoord, kan niet worden vergeten, dat belangstelling voor althans schaakpersonen van betekenis niet zcl- den in klinkende munt tot uiting is ge komen. In de communistische landen organiseert de staat voor zijn beste i schakers de een of andere carrière, die i hun tijd genoeg beschikbaar laat voor het bovendien volgen van een schaak- carrlcre. Capablanca genoot sinds zijn 23ste jaar het salaris van een diploma tieke betrekking, die de Cubaanse rege ring hem had aangeboden bij WÜze van jaarwedde. Een dergelijk voorrecht ec- nlet Arturo Pomar in Spanje, totdat hij dc leeftijd van 26 jaar zal hebben be reikt. Paul Kercs' studie ln Estland is indertijd van hogerhand bekostigd. Het Nederlandse schaakpubllek financierde voor dr M. Euwe zeven twee-kampen met grote schaakmeesters. Lasker dank te ccn onbezorgde oude dag aan zijn trouwe bewonderaars. Sinds ccn jaar behoort ook S. Reshev sky tot deze kleine groep van bevoor rechte schaakmeesters. Door in zlln naam een fonds te deponeren hebben vier of vijf doLlarkoningcn hem de bron voor levenslang Jaargeld verschaft op voorwaarde, dat hij zich geheel wijdt aan de muze van Caïssa. Dit schijnt zijn schaakactiviteit nog geenszins te hebben aangewakkerd. In de zomer van 1951 behaalde hij een overwinning in de New Yorkse twaalfkamp met Euwe. Najdorf en Fine en enige maanden later onttroonde Evans. no. 3 in die twaalf kamp. hem als kampioen van de Ver enigde Staten. Dat Is alles tot nu toe Uit deze nieuwe periode van Reshev- sky's schaakloopbaan volgt hieronder een knappe meesterpartü. Wit: :Zwart A. Bisguier S. Reshevsky 1. d2d4. Pg8—16: 2. c2—c4. el—. e6: 3. Pgl—f3. d7d5. 4. 5Pbl—c3. c7—<3 (Tarrasch zou glunderen, als hij kon zien hoe zijn veelgesmade verdediging is herleefd. Vooral nu Bisguier er zo schuchter tegen optreedt in plaats van met 5 Lg5 zwart voor zijn vroegtijdige invloed ln het centrum te betwisten zonder vereenvoudigingen voor het grij pen te leggen), 5. e4xd5. Pf6xd5, 6. c2— e4, Pd5xc3; 7. b2xc3, c5xd4; 8. c3xd4. Lf8 b4t: 9-Leld2. Lb4xd2110, Ddlxd2. 00 (wits plonnenccntrum is een doel wit voor dc vijandelijke officieren maar biedt voldoende terreinvoordeel voor dc bouw van een aanval. Dc kan sen zijn ongeveer gelijk: 11. Tel ver richt even goede diensten voor het be veiligen van d4 als dadelijk 11. Le2 cn dan 0—0 cn Tfdl), 11. Talcl, Pb8c6. 12. Lflc2. Dd8— f6 (12Db6. 13 0—0. Td8, 14. Tc4, Ld7. 15. Ld3 gevolgd door Tbl zou zwart geen blijvende druk hebben opgeleverd), 13. c4c5 (waarom zo haastig zelf het doelwit d4 bestendi gen? Met 13. 0—0, Td8. 14. Tc4 had het probleem op zijn scherpst kunnen wor den gesteld cn dan was c4e3 eventueel nog altijd ter beschikking geweest). 13. .Df6c7. 14. 0—0. Tf8—d3. 15. Tfl— dl (bezetting van d6 met het paard zou 13. cle5 kunnen rechtvaardigen, maar Is niet goed uitvoerbaar, vergelijk 15. Tc4. Ld7, 16. Dc3. Le3, 17 Pd2. Dd7l). 15. Lc8d7. 16. Pf3g5 (toch was de gevechtswaarde van wits troepen nog niet tot nui teruggebracht. Dadelijk 16. Lc2d3c4 of zelfs eerst 16. Tc4, Lc8, 17. Dc3 7.ou zekere verdiensten heb ben gehad. In plaats daarvan, gaat wit nog meer tijd verspillen aan nutte loze uitvallen, verliest bij gebrek aan gelegenheid tot manoeuvreren, voortdu rend belemmerd door dc zorg voor vel den op de d-HJn, alle Invloed cn wordt ten slotte tot machteloos afwachten ge doemd). 16Ld7—c8. 17. Le2—<13. h? h6. 18. Pg5— f3. Pc6b4. 19. Ld3—bl. Lc8c6 (zijn bedoelingen zijn eenvou dig: bezetting van d5. vereenvoudiging langs de c-HJn of waar anders ook. cn oprukken met zijn meerderheid op de vleugel), 20. Pf3el (veel beter toch al tijd nog 20. Tc4. Lf3:, 21. gf3.. Pd5. 22. Le4. Dh4: 23. Khl. respect. 20 Tc4. Pd5. 21. Tc5, respectievelijk 20. Tc4. a5. 21. Pel enz. Doordat wit niet werkelijk slag levert staat de partij op een matig peil, al is zij wel bijzonder leerzaam). 20 Lc6—a4. 21. Lbl—c2 (21. Pc2. Lc2:, 22. Lc2:, Pa2: kost wit een pion. Na 21. Lc2 door A. S. M. Hutchinson 10 Dat men de Schoonheid standjes kon geven! „Een standje, ja. En ik zat me af te vragen hoe ik vluchten kon. Ik kijk om me heen en ze is Een handbeweging beschreef de magische verdwijning „Maar een standje'" zei George. „Moet u zich daar druk om ma ken?" „Ja, dat moet ik wel. Ik woon bij haar in huis." „Krijgt u last met haar?" „Ik denk, dat» ze wel terugkomt. Toe, gaat u alstublieft even om de hoek zien of er een ongeluk ge beurd Is!" Uit die richting kwam een fietser aanrijden. George riep hem aan. „Is er om de hoek een ongeluk ge beurd met een rijtuig?" De jongeman staarde George aan. „Je grootje!" riep hij. en fietste door. George vertaalde het „Dat bete kent nee. Denkt u. dat u naar de hoek kunt lopen als u mij een arm geeft?" Volkomen natuurlijk stak ze een witgehandschoend handje onderzijn arm door. De aanraking deed hem sidderen. „Een net meisje zou zoiets niet doen bij iemand, die ze helemaal niet kent", zei ze. George drukte zijn arm wat vas ter aan zijn lichaam om de druk van het handje beter te voelen. „Er wordt trouwens toch al be weerd, dat ik helemaal niet netjes ben." „Wie beweert dat?" Ze gaf geen antwoord. Hij zag haar mondje trillen: een schaduw over haar ogen vallen. Zachtjes drukte z'n elleboog weer haar handje. Hij beschikte niet over mooie woorden. Onze George was in dit opzicht geen held. maar een alledaagse jonge man. die slechts de meest alledaag se woorden tot zijn beschikking had. „Vertel me eens wat er aan scheelt vroeg hij. „Wat er aan scheelt? Zou u niet vinden dat er wat aan scheelde als u zo juist uit een rijtuig was ko men tuimelen?" „Maar een ogenblik geleden lach te u nog." Hij keek haar aan, maar ze wendde haar gezicht af. „Nou ja. ik geloofHij deelde haar niet mee wat hij geloofde. Ze keek op. Haar lieve gezichtje zag rood. Haar oogleden knipper den; haar mondje trilde. „O." zei ze. „O ja, en ik weet niet waarom Ik geloof, dat ik. Ze probeerde te lachen. Maar het ging niet van harte. „Ik geloof dat ik ga huilen Onze onhandige George kon al leen maar zeggen: „Kan ik u mis schien helpen?" Ze bleef staan en trok haar handje uit zijn arm terug. „Nee, u moest maar weggaan. Toe. 'ga alstublieft weg! O. ik schaam me dood dat ik me zo aanstelZe deed zo ongelukkig, dat George onmid dellijk naar verontschuldigingen voor haar ging zoeken. „Maar u hebt geen reden om u te schamen," zei hij ,.U hebt een avontuur be leefd en het is heel natuurlijk, dat u wat in dc war bent!" Het luchtte haar op te merken, dat hij haar verkeerd begrepen had. „Ja, een avontuur." zei ze, „dat is het. Ik heb in jaren geen avontuur gekend en het is dus heel begrijpelijk, dat.... Maar ik heb heus liever, dat u weggaat. Als mijn mijn vriendin u bij me zag zou ze boos worden, o ja, heel boos." ..Maar waarom? Ze heeft u zien vallen. Ze heeft gezien, dat ik u opgevangen heb „U begrijpt het niet. Ze is eigen lijk niet mijn vriendin Ik werk bij haar Ik ben kindermeisje." De vrolijkheid, die nooit diep achter die blauwe ogen verborgen lag, kreeg ook nu weer de overhand. Ze ging verder: „Geen gewoon kindermeisje. Ik word zogenaamd bij het gezin gerekend, maar dat is juist het erge. O. het is zo verne derend. Ik leer maar heel lang zaam de regels waar ik me aan te houden heb, maar dit weet ik heel zeker: ik mag niet uit een rijtuig vallen de moeder van de kinderen alleen achterlaten." „Maar ze heeft nog minder aan u als u hier met een pijnlijke en kel blijft staan, dat begrijpt u toch wol? Ik moet bij u blijven of u naar huis brengen Toen ze antwoordde was haar stemming weer veranderd. Dit was inderdaad een avontuur en ze had in jaren geen avontuur gehad. Ze herinnerde zich de dagen, waarin een. sympathiek gesprek als dit met In de figuur moeten woor den ingevuld worden met een betekenis als hieronder om schreven. Wanneer de juiste .woorden ingevuld worden, kunt ge op de beide aangege ven verticale kolommen, van boven naar beneden lezende, een spreekwoord vinden. 1. „Hoofdstad van Europa"; 2. Terugkaatsen; 3. Bij vergis sing; 4. Geslaagde voor net doctoraal pxamen; 5. Stengels ener korensoort; 6. Delfstof- kunde; 7. Dorp ten Zuiden van Groningen; 8. Lichaamsdeel aan de rechterzijde van een dier; 9. Rookkanaal; 10. Pol ders die zijn uitgeveend; 11. Volksvocdsel; 12. Vandaag tussen 12 en 18 uur; 13. Klein eiland in Zuidholland; 14. De grijze kleur van zeker metaal; 15. Dorp bij Haarlem; 16. Een gevolgtrekking maken; 17. Kennis der lichaamsmisvor mingen: 18. Rubber; 19. Een der echtgenoten van Hendrik VIII; .20. Dar; 21. Grootouder; 22. Een lach op het gelaat hebbend; 23. Voorval: 24. Tes ten; 25. Lodewijk XIV. Kunt ge niet alle woorden vinden maar wel het gevraag de spreekwoord, dan is toch het doel bereikt! Oplossing puzzle: Meneer Nwon prijs in de loterij De namen der cadeaux zijn: 1. verfdoos; 2. zakkammetje; 3. actentas; 4 stormaansteker; 5. filterpot; 6. poederdoos; 7. haardfnuteuil; 8. uurwerk- trein; 9. portefeuille; 10. kou- senótui; 11. polshorloge; 12 vulpen; 13. toiletzeep; 14. ganzenbord; 15. schemerlamp; 16. mondorgel. De familienaam luidt: van N ieuwenhuizen. daarentegen zou 21Lc2\ 22 Fc2: Pa2:, 23. Tal zwart ccn stuk kosten), 21. Pb4xc2. 22. Pelxc2. Ta8—c8. 23. Tdl el (via dit tactische intermezzo zijn de zwakten d4 cn d5 nog erger geëx poneerd geraakt dan zij al waren), 23. Tc8—e4. 24 Pc2e3 (er dreigde Dc7 of Lc2: naar keuze). 24Tc4xd4, 25. Dd2a5, La4cG. 26. Dn5xa7. Td4— a4, 27. Da7—b6. Ta4xa2, 28. Tel—dl. Td8— d2. 29. Tdlxd2, Ta2xd2. 30. h2—h3. De7 g5. 31. Pe3g4 (wit stelt nog kleine val strikken zoals 31Tf2\ 32. Tc6. rer- pcctievelijk 31. h5, 32. Dc3 ofschoon dc laatste alleen tijdelijk uitkomst zou heb ben gebracht. Reshevsky zorgt voor een onberispelijk besluit), 31. Td2d5. 32. Tel—c4. 32 Tel dan 32 h5 33 De3. De3\ 34. Pc3 Te5:. (Zie ook 32. Tfl h5. 33. f4. Dh4, 34. Pc3. Td2 enz.), 32 Td5xc5. 33 12—14. Te5— elf. 34. Kgl—12. DgS. 35. Tc4d4. Tel—bl. 36. Db6xbl. Dd5xd4t. 37. Kf2—g3. h6—h5. 38. Pg4— e5, h5—h4t. 39. Kg3xh4. Dd4xf4f, 40. Pe5 g4. 17—15. 41. g2—g3. Df4—d4. 42. Db] a2, Dd-1d8t. wit geelt het op. LOD. PRINS Advertentie De Nationale Herdenking in O verveen AMSTERDAM De jaarlijkse „stille tocht" naar de ere-begraaf- plaats te Overveen. georganiseerd door dc commissie Nationale Her denking te Overveen wordt op Zaterdag 3 Mei a s. gehouden. De deelnemers komen die dag om 18 uur bijeen in dc garage van Pu blieke Werken te Overveen. waar ds D. Ringnalda cn pater C Tyna- gel O.F.M zullen spreken. Na af loop. om 18.55 uur, wordt dc stoet geformeerd .die van de Brouwcrs- kolkweg naar de erebegraafplaats vertrekt. .Vlaggenconflict tussen Indonesië en Monaco DJAKARTA Indonesië en Monaco hebben dezelfde vlag en Monaco heeft daartegen al gepro testeerd. toen Indonesië zelfstandig werd. Het conflict wordt nu acuut omdat Indonesië zal deelnemen aan het hydrografische congres te Monaco cn daar dc natievlaggcn zullen worden uitgestoken van het congresgebouw. Indonesië heeft nu voorgesteld, dat de beide rood witte vlaggen elk aan een uiteinde van de vlagcenrij zullen worden geplaatst. Wijziging van de Indone sische vlag is niet mogelijk, omdat zij grondwettelijk is vastgesteld. Stagnatie in Indonesische havens door stakingen DJAKARTA Dc vakbonden van havenarbeiders hebben door hun anti-overwerk-actie. die thans reeds twee weken duurt en door plotseling geproclameerde „sit- down"-stakingen van een uur in de haven van Priok een situatie doen ontstaan waarvan, volgens zegslie den in scheepvaartkringen, de ge volgen niet zijn te overzien. Na de ophoping van goederen van verle den jaar, is er thans ccn ophoping van schepen ontstaan, die zich voor de ingang van dc haven van Priok verdringen. Op 15 April waren het er 23, waaronder de „Louis Pas teur" met een lading regeringsrljst, waaraan dringend behoefte bestaat. George heel normaal was, in het verlegen meeleven van George vond ze haar jeugd terug. „Ik ben er u heel dankbaar voor, dat u wilt helpen," zei ze. „Heus, u moet niet denken, dat ik ondankbaar ben. Maar het is toch beter, dat u weggaat. In mijn po sitie ben ik niet vrij om te doen cn te laten wat ik wil. Begrijpt u me?" Haar stem beefde ietwat, toen ze herhaalde; „Begrijpt u me?" „Ja," zei George, „ik begrijp het." II Dit was alles, wat er bij die eerste ontmoeting gebeurde. Een rijtuig zwaaide de hoek om en hield bij George en het meisje stil. In het rijtuig zat een dame met een gezicht als een onweerswolk. De koetsier riep: „Ik wist. dat het goed afgelopen was, juffrouw!" Hij wendde zich tot de dame m het rij tuig en herhaalde: „Ik wist, dat het in orde was, mevrouw De met „mevrouw" aangesprokene complimenteerde hem niet met zijn voorzeggende geest. De koetsier sloot •het raampje weer. Hij knipoogde te gen George en zei achter zijn hand: „Ze heeft 'cm zwaar zitten." Het meisje liep op het rijtuig toe. In haar opwinding vergat ze haar pijnlijke enkel. „O", riep ze. „ik ben zo blij. dat u niets overkomen is!" De dame met de onweerswolk zei: „Stap ln alstublieft. Ik heb een ern stige schok gehad." „Deze meneer Het meisje draaide zich half om naar George. „Stap in zeg ik' Onmiddellijk!" Het meisje werd vuurrood. „Ik dank u nogmaals", zei ze tegen George, en zette zich toen naast de donderwolk. De dame wierp het portier dicht, maakte naar George een buiging, die meer weghad van een messteek, en commandeerde: „Doorrijden, koet sier!" George liep op de koetsier toe. stopte hem een geldstuk ln de hand en vroeg: „Naar welk adres?" De man boog zich voorover. Om standig knipogend antwoordde hij: „Palace Gardens nummer veertien, St. John's Wood". En hij liet zijn zweep knallen. ZESDE HOOFDSTUK WAT DE ONTMOETING MET EEN HELDIN TEWEEGBRACHT George ging die middag niet meer naar het ziekenhuis. Hij bleef staan kijken tot het rijtuig uit het ge zicht verdwenen was. wandelde toen terug naar Waterloo en nam de trein naar Paltley HUI. Zijn geest zweefde in hogere sferen. (Wordt vervolgd)

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1952 | | pagina 7