P ZOEK NAAR EEN BAAN IN J)AT
VERRE AUSTRALIË 111
FlLMS IN AMERSFOORT
„De Blauwe Sluier': een
gunstige indruk
„Korea" als heldenêpos
zeer geslaagd
Afwisseling, avontuur,
ervaring,
een vaste bestemming
WERK IN OVERVLOED,
MAAR HUISVESTING...
Harde realiteit tekent wreedhëid
van de oorlog
17 Mei 1952
""N
Goud zijn de bergen
en diepgroen de dalen
en doet er een anti-corrosiemidtfel
in. Zeer verantwoordelijk werk!
Er volgden nog enige punten van
chemisch-technische aard. onaer
andere het halen van melk voor de
thee.
Over tien maanden zou ik een
huis krijgen. Ik kon bij mijn ge
zin blijven. Ik zei de chemist, dat
ik het aannam. Toen ik naar Mor-
well terugkeerde, dacht ik bitter:
Hiervoor kwam ik naar Australië.
HET had weinig gescheeld of ik
was niet naar de Scouts Hall
gegaan, zo zeker was ik, dat ik niet
op kantoor geplaatst zou worden.
Het was mijn laatste dag bij de
S.E.C., en daar ik toch in Morwell
moest zijn. besloot ik pro forma
even bij de Scouts Hall binnen te
lopen. Ik stapte in mijn vuile werk
plunje op de keurige functionaris
toe en zei hem waarvoor ik kwam.
Even gleed zijn blik over de werk
man, die voor hem stond. „Bent u
mr. X?" vroeg hij, met nauw ver
holen verbazing. „Inderdaad", ant
woordde ik. „Dan kunt u Maandag
op kantoor beginnen." Het zong in
mij Het blauw in mijn grauwe he
mel brak door.
Onzekerheid en beproevin
gen liggen achter mij. Over
drie maanden, wellicht eerder
krijgen wij een mooi modern
huis, dat na vijftien of twintig
jaar ons eigendom zal zijn. Een
veilige haven voor de oude
dag, die nu niet meer zoals
in mijn jeugd zo oneindig
ver weg lijkt.
Australië, dat verre conti
nent, door zeeën omspoeld,
heeft mij niet teleurgesteld.
Het heeft mij gegeven wat ik
zocht: afwisseling, avontuur,
ondervinding en, het beste van
alles, een vaste bestemming..
De film „De Blauwe
Sluier" heeft in de grote
Nederlandse steden blij
kens de vier prolonga
ties uitzonderlijk veel
succes gehad. Deze door
Curtis Bernhard gere
gisseerde film wordt
deze week in Grand ver
toond. Men kan zich af
vragen of deze film het
kas-succes verdient. Er
zijn momenten in, zo
vol van vals sentiment,
dat men de neiging
heeft om de gehele film
op jrond van die paar
concessies aan het gro
te publiek te veroorde
len. Maar daarmede zou
men toch geen recht
doen wedervaren aan
het geheel. Want gelukkig blijft een
gunstige indruk overheersen. „De
Blauwe Sluier" verhaalt van een
vrouw (Jane Wyman), die man en
enig kind in het begin van haar
huwelijk verliest. Haar leven wordt
dan een dienen. Zij neemt de zorg
op zich van kinderen, die door al
lerlei moeilijkheden zorg behoe-
Spijkerharde thriller
in City
City draait deze week weer eens
een onvervalste spijkerharde maar
zeer aantrekkelijke Amerikaanse
politiefilm, die u deze maal van
begin tot eind het taaie en nauwge
zette opsporingswerk laat zien, dat
per slot (maar wel verschrikkelijk
op het nippertje) een ontvoerd
meisje bij haar familie terugbrengt.
Dat het zo zou aflopen was te ver
wachten. De verschillende flitsende
en kilspannende situaties komen
echter immer fel en zonder enige
aankondiging aan. Sirenegehuil van
politiewagens, het droge knallen
van pistolen en een lichte afspie
geling van een „third degree" zor
gen voor de sfeer. William Holden,
als een koude, echter niet voor
vrouwelijke bekoorlijkheden onge
voelige, inspecteur Calhoun, Nancy
Olson, als dappere helpster en Bar
ry Fitzgerald, de gangster, tonen
knap spel, op en top made in
U.S.A. De regie had Rudolph Mate.
Wie van dit min of meer brute
doch realistische en opwindende
genre houdt, sla „Meisje ontvoerd"
niet over.
Bij de achtervolging van de laatst
overgebleven gangster wordt in
specteur Calhoun getroffen. Een
scène uit Meisje ontvoerd
Jane Wyman en Charles Laugh-
ton in „De Blauwe Sluier".
(Grand)
ven. Ze doet dat tot ze oud en grijs
en teleurgesteld is.
Jane Wyman geeft aan de figuur
van deze vrouw gestalte. Neen. ze
benadert niet het peil van haar
Belinda, maar niettemin levert ze
in „De Blauwe Sluier" een goede
prestatie. Ze wordt o.a. bijgestaan
door Charles Laughton en Agnes
Moorehead. beiden nu eens in een
sympathieke rol.
Hoger inkomensgrens
voor vrijwillige
verzekering?
DEN HAAG. Do verwachting
schijnt gerechtvaardgd te zijn, dat
de mnister van Sociale Zaken en
Volksgezondheid de wijzigingen zal
overnemen, die de Sociaal Econo
mische Raad in haar advies van
December van het vorig jaar heeft
aangebracht in het ontwerp Zieken-
fondsenwet. De regering aal daar
mee de inkomensgrens voor de
vrijwillige verzekering volgens het
S E.R.-advies op f 4925 brengen,
d w.z. op een overeenkomstige hoog
te als de loongrens voor de ver
plichte verzekering. Aanvankelijk
was door de minister in het voor
ontwerp f 4000 als inkomensgrens
gesteld voor de vrijwillige verzeke.
ring, welke grens thans f 37501 be
draagt.
Bovendien schijnt het in het voor
nemen te liggen, om volgens het
S.E.R.-advies ook de ambtenaren
onder de verplichte verzekering te
laten vallen.
Het is nog niet zeker of dit wets
ontwerp nog in de huidige zittings
periode van de Tweede Kamer zal
kunnen worden behandeld.
Beperking van de
noodwoningbouw
DEN HAAG. Teneinde het
lichtvaardig bouwen van nood
woningen tegen te gaan, heeft de
minister van Wederopbouw en
Volkshuisvesting enkele richtlijnen
uitgevaardigd, die dezer dagen in
de staaatscourant zullen worden
opgenomen. Hieraan zullen ge
meentebesturen zich moeten hou
den, indien zij voor degelijke wo
ningen een bouwvergunning wil
len afgeven.
Journaal van zeven dagen
Het Nederlands nieuws van
deze week is gegrepen uit het
hart van ons nijvere land. Het
is Nederlands tot en met
de laatste meter. In Limburg
jubileren onze Staatsmijnen, in
Groningen bouwen wij aan ons
woningbezit, in Amsterdam
vocht ons nationale voetbalteam
tegen een Zweedse overmacht.
Voorts viel van het sportfront
te melden: een Betuwetocht
voor fietsen en bromfietsen en
een verkeerscompetitie in
Zwolle.
V.J
„Korea, een heldenepos" is onge
twijfeld een opmerkelijke oorlogs
film, omdat de makers er In zijn ge
slaagd dc geest, die dc vrijwilligers
van de Verenigde Naties bezielt,
weer te geven. „Wij groeiden op na
een oorlog, wc beleefden een twee
de en zijn nu bezig aan de derde,"
wordt er ergens In de film gezegd.
„Waarom?" vraagt een andere sol
daat. „Omdat het zoveel waard Is
te leven in een goede wereld," is
één van dc antwoorden, die worden
gegeven.
De film vertelt de geschiedenis
van een groep soldaten, die, zoals in
„Bastogne", strijden moeten tegen
een overmacht, die terugtrekt van
Noord-Korea naar het befaamde
bruggenhoofd Pusan en dat deel uit
maakt van het machtige leger, dat
Zuid-Korea bevrijdt. En als oud-
Korea-strijders zeggen: „Ja, zo was
het," dan tekent dat de realiteit
van deze film. welke zeker ook is
bereikt door het invoegen van ver
scheidene journaal-opnamen. Men
kan mogelijk bezwaren hebben te
gen de aaneenschakeling van ge
dramatiseerde heldendaden van één
der hoofdrolspelers, maar men diene
toch ook niet te vergeten, dat elke
frontsoldaat in het gevecht daden
verricht, die hij zelf niet berede
neert en die hij later niet begrijpt.
En als men denkt, dat de film te
realistisch is, laat men dan besef
fen, dat de werkelijkheid nog ver
schrikkelijker is. En mocht men
menen, dat het slot van de film,
als de laatste brief van een ge
sneuvelde sergeant wordt voorgele
zen, Amerikaans sentimentcel is,
laat men dan onze verzekering ge
loven, dat deze brief authentiek is
en in zijn ontroerende eenvoud
meer tot U kan zeggen, dan alle
films cn alle frontbe^ichten uit
Korea bij elkaar.
Lew Landers voerde de regie
over „Korea, een heldenepos" en dc
tot nog toe vrij onbekende acteurs
Low MacCallister en William „Bill"
Phillips spelen de hoofdrollen als
soldaat Andy en sergeant Kirly.
I,fljM tocht naar Australië is een dubbele vlucht
[*I Een vlucht utt een klein, overbevolkt land naar
ie oneindigheden van een grootleeg land. En een
ondermootc vlucht met een Constellation van de
KLM. Weer zie ik de ruige bergen van Kreta en voel
ik dc frisse avondwind in Cairo. Weer rijd ik door de
donkere straten van Karatsji en voel ik mij opgenomen
door het bruin gewemel in Calcutta o, die warme
Oosterse zon! weer zie ik Singaporeverre witte
stad vol herinneringen. Dan Port Darwin, een hel
van hitte. Nachtvlucht over de zwarte eenzaamheid
van Noord-Australië, waar als vurige ogen twee kampvuren
branden. Half zeven 's ochtends boven Sydney. Ik ben ontroerd. Dit is
mijn nieuwe vaderland. Waarheen zal het lot mij voeren
Langzaam klimt de trein. Het is midzomerFebruari. Dc Blue
Mountains trekken in haar onwerkelijke luister aan ons voorbij. Zes
uren zwoegen wij door bergen cn wouden. De zon brandt. Eindelijk
mak achter mij had gelaten. Iedere
avond liep ik de advertentiekolom
men van de krant door. Honderden,
nee, duizenden betrekkingen be
schikbaar, maar nergens huisves
ting. Ik schreef op een advertentie
van de shire (gemeente) te Mor
well, waar iemand voor het kantoor
werd gevraagd. Bij het zoeken naar
huisvesting zou hulp worden ver
leend! Na enige tijd kreeg ik een
oproep. Na een dag reizen stapte lk
binnen bij de Shire Secretary, een
vriendelijke, jonge man.
Het was bijna vijf uur en we had
den een afspraak gemaakt voor de
volgende dag, maar in het korte
gesprek sprak hij zijn twijfel uit of
het baantje iets voor mij zou zijn.
Ik was de enige sollicitant
[~)E volgende morgen om 9 uur
was ik bij de secretaris. Hy
vertelde mij wat het baantje in
hield, hij liet mij het kleine, volle
kantoortje zien, waar ik de dageu
achter een schrijfmachine zou moe
ten slijten en hij noemde mij het
salaris, waarvan ik met mijn gezin
nauwelijks rond zou kunnen komen
Ik beaamde, dat dit baantje inder
daad niet was wat ik zocht, en
vroeg of er geen andere mogelijk
heden in Morwell waren, mèt huis
vesting. „Ik zal mijn best voor u
doen, want ik wil niet, dat u die
reis voor niets hebt gemaakt."
Daarop belde hij een nummer, sprak
met een meneer MacDonald, vertel
de, dat hij „a decent chap, a Dutch
man" op kantoor had en vroeg of
er een plaats voor mij was.
„O.K. Good, thanks mr. MacDo
nald!"
„Gaat u maar naar de S.E.C. en
vraagt u maar naar mr. MacDonald."
Ik bedankte hem hartelijk en ging
op weg naar het opgegeven adres.
Laat ik, voor ik verder ga, even
duidelijk maken wat de S.E.C. is.
Het is de State Electricity Commis
sion of Victoria, het staatslichaam,
dat de opwekking en de levering
van electrische stroom verzorgt. De
S.E.C. voert geweldige werken uit.
die ten doel hebben de stroompro-
ductie te verhogen, ten einde leni
ging te brengen in het nijpende
electriciteitstekort.
Mr. MacDonald was een jonge,
kortaangebonden man. „Vult u dit
aanvraagformulier maar in voor een
doemt Bathurst op. Een half uur
lijden met een bus. Een slagboom.
Een groep houten barakken met
plaatijzeren dak. Een mijl verdei
weer een groep. En dan weer een.
Block D uitstappen. Een Hollands
blokhoofd ontvangt ons. Gauw wat
eten, dan naar onze barak en
ilapen slapen
Het kamp is een centrum var.
ontmoetingen. Enige bekenden uit
Holland. Hallo, hallo, wat? Jij ook
hier? Bathurst, trefpunt van emi
granten.
Queue maken in de eetzaal. Voor
treffelijk voedsel. Zijn dèt toiletten?
Mijn vrouw wordt ziek. Mijn jong
ste kind moet naar het hospitaal.
Groepjes mannen praten. Daar is
werk. Maar geen huisvesting. Over
al is werk. Nergens is huisvesting.
Alleen op het platte land, bij de
boeren. Ik bezorg een brief bij een
dame, die ik niet ken. Zij heeft een
jrief van een reisgenote, die in
Omeo woont, hoog in de Australi-'
rche Alpen. Zij weet een farmer, die
een Hollander in dienst wil nemen.
Hij heeft een huis beschikbaar! Te
legram naar Omeo. De volgende
ochtend vertrek ik.
Hoog vliegt de Dakota boven de
Blue Mountains. Veertig minuten
vliegen wij over de afstand waar
de trein een week geleden zes uren
over deecL
Mascot Airfield. Sydney, millioe-
r en stad aan de andere kant der
aarde. Auto's, trams .drommen voet
gangers, drukke straten, hoge ge
bouwen. Eindelijk vind ik de verte-
cenwoordiging van de maatschappij,
waarbij ik in Holland en Indonesië
werkte. Eindelek zie ik de man
wiens naam ik vele jaren lang on
der zovele brieven had zien staan.
Een kort gepsrek, een vriendelijk
afscheidswoord. Een lunch in de
majestueuze eetzaal van een groot
hotel met de vertegenwoordiger
voor Pertheen handdruk, die
bet definitieve afscheid bezegelt
tussen „mijn" Maatschappij en mij...
Drie uren vliegt de Dakota van de
A A. over zxvaro bergen en uitge
strekte wouden.
Melbourne, zuidelijke wereldstad.
Ik ga onder in de massa's en voel
mij een kleine, arme emigrant. De
zon priemt. Ik zwerf door de rechte,
drukke winkelstraten op zoek naar
een bepaalde Hollander, die mij mis-
•chien onderdak kan verlenen. Hij
van baan veranderd. Niemand
eet zijn adres. Bij de Y.M.C.A.
tryg ik een bed. De avond valt over
Melbourne. Ik luister naar de gelui
den van Melbourne en kijk naar de
onkelende sterren cn voel mij ver
oren in een zee van verlatenheid.
De trein naar Bairnsdale vertrekt
vroeg in de ochtend. Wij gaan naar
bc-t Oosten. Zes men boemelen wij
langs ontelbare stations. Een eento
nig landschap vol dode bomen. In
Bairnsdale staat de bus aan het sta
tion. Wij rijden naar het Noorden,
de Alpen tegemoet- Wij stijgen
steeds meer, kronkelend en draai
end. Diep onder ons stroomt de
Tambo-River. Weer valt de avond.
Goud zijn de bergen en diep-groen
de dalen en zilver het water. Ko
nijntjes schieten over de weg en
trachten de lichtbundels te ontlopen.
Wij stijgen. Een bordje: Great Divi
ding Rnage, 2450 ft. Nu dalen wij
iets. Een paar huizen. Een hotel.
Wij stoppen. Het is acht uur. Ie
mand roept mijn naam. Een Bra
bander. Ik kom in een huis met
Hollandse meubels. Ik ben bij Hol
landers in Omeo, een klein plaatsje
de Australische Alpen
Des morgens tref ik de farmer in
de bar van het hoteL Hij is half
dronken- „Can you kill a
h e e p?" vraagt hij zwaaiend. Ik
beken, dat ik dat nog nooit bij de
hand heb gehad. „Can you milk
a c o w?" stamelt hij. Ook dit moet
ik ontkennen. Daarmede is voor
hem de zaak afgedaan. Hij neemt er
nog eentje en Iaat mij achter „In
ery low spirits".
In Omeo woont nog een Hollan
der. Hij komt uit Voorschoten, is
katholiek en kent Father O'Haye.
Wij gaan naar Hotel Hilltop en zit
ten spoedig tegenover de vriende
lijke pater. Ja, hij weet wel iemand.
Even later rijden we in zijn auto
naar het Zuiden. Achterin ligt een
jachtgeweer. Na 20 mijl zijn we in
Swift's Creek. Wij bezoeken Kevin
O'Brien, een grote, zware Ier; hij
monstert mij even en neemt mij
aan.
NOG begrijp ik niet dat mijn
hart is blijven kloppen en dat
mijn rug niet gebroken is onder het
erk in Swift's Creek. „Cocking"
as niet zo erg: het maken van
kleine hooibergjes, die naderhand
op dc truck worden geladen tot een
hoge, verende berg. Neen, het over
brengen van het gras naar de hooi
schelf, dat was de ware marteling.
Eerst de worsteling om het ineen
gestrengelde gras van de wagen los
te scheuren en dan het opheffen
van de zware vrachten naar de man
op de schelf. En de zon brandde
het vocht uit het lichaam weg.
Dag aan dag reed ik de heuvels
i. vergezeld van de honden. Dag
aan dag zwierf ik over de heuvels en
door dalen, dag aan dag groef ik
konijnenholen uit met spade en
houweel en nooit zag ik een mens
of hoorde ik een menselijke stem
Steeds alleen, alleen, alleen, op rot
sige berghellingen of in de bossen...
De Stilte werd té stil, de Eenzaam
heid té eenzaam, de Verlatenheid te
rootik ging, o ironie!, terug
erlangen naar het mensdom dat ik
aanden geleden, met zoveel ge-
In September 1951 schreef de K.L.M. een prijsvraag uit
voor het beste emigranten-verhaal. Winnaar werd de
heer E. de Vries, die in Januari 1951 met zijn gezin naar
Australië was vertrokken. Australië, naar hij hoopte de
laatste etappe van een „zwerversbestaan". In 1947 was de
heer De Vries namelijk als K.L.M.-employe gedetacheerd
bij de Luchtvaartmaatschappij „Iberia" te Madrid. Enkele
maanden later werd hij uitgezonden naar Indonesië en hij
maakte van daaruit reizen naar Singapore, Bangkok en
Calcutta. In 1950 keerde hij naar Nederland terug. Na
een verblijf van twee weken in Israël emigreerde hij, op
zoek naarja, naar wat? Naar avontuur, afwisseling,
schrijft hij. Maar misschien nog wel het meest van alles
op zoek naar een vaste bestemming, naar rust. Hoe hij
die ten slotte vond kunt u lezen in zijn bekroonde ver
haal dat wij in verkorte vorm plaatsen.
TF EERTIEN blokken van elk veertig barakken en een uitge-
breid tentenkamp, ziehier het kamp Bathurst, de eerste ver
blijfplaats van vele duizenden die naar Australië emigreren. Vier
weken leeft een emigrantengezin hier in omstandigheden, die nu
niet bepaald ideaal genoemd kunnen worden, maar die het ver
blijf toch zeker niet tot een beproeving maken. Maar va vier
weken, zo zijn de voorschriften van de emigratie-autoriteiten,
moeten de mannen het kamp verlaten om elders naar een werk
gelegenheid te zoeken. Vrouwen en kinderen blijven dan alleen
achter en dit wordt door velen, terecht, als een groot bezwaar
en een ongewenste situatie gevoeld.
kantoorfunctie. U moet dan later
voor een interview naar het hoofd
kantoor in Melbourne. Een huis
kunt u over enige weken krijgen.
Wilt u, tot u wordt opgeroepen, als
hulp-elcctriciën werken?"
„Accoord", zei ik, want ik wist
per slot hoe ik een lamp in een
fitting moest schroeven.
Die Zaterdagmorgen scheen de
zón. Mijn baas O'Brien had zich be
reid verklaard ons en onze spulle
tjes met zijn vrachtwagen naar
Omeo te brengen, waar ik mijn ge
zin tijdelijk moest achterlaten. De
eerste dag klom ik in een hoge paal,
waar een schijnwerper op zat. Ik
spijkerde clipsjes vast voor een rub
berkabel. Daarna bleef ik in de
workshop, waar ik niets te doen
had. Gelukkig werd ik spoedig over-
geplaats naar een plaats buiten
Morwell, waar een machtige graaf
machine werd opgebouwd uit on
derdelen, die per schip uit Duits
land waren aangekomen. Ook ston
den er ongeveer dertig grote en
kleine electrische motoren van de
Siemens-Schuckart Werke, die door
ons gedemonteerd moesten worden.
Iedere motor was voorzien van on-
derhouds. en bedieningsvoorschrif
ten in het Duits. Toen de ingenieur
toevallig hoorde, dat ik die taal
machtig was, vroeg hij of ik kans
zou zien de voorschriften in het
Engels te vertalen.
Ik zei hem dat ik het graag wilde
proberen, en dagenlang was ik druk
bezig om te trachten technische
Duitse benamingen en termen te be
grijpen, en te vertalen in een taal
welker technische vocabulaire mij
totaal onbekend was. Het resultaat
zou Shakespeare tot zelfmoord heb
ben gedreven, doch de ingenieur las
het ernstig door en verklaarde dat
het hem volkomen begrijpelijk was
Aan deze ingenieur heb ik veel te
danken, maar hierover later.
HET is merkwaardig dat ik met
plezier aan mijn S.E.C. tijd
terugdenk, want ik leefde onder de
ruwste elementen, die Australië en
de andere emigrantenlanden kun
nen opbrengen. Uiterlijk assimileer
de ik mij volledig met dit ruwe
volk: ik liep in khaki en droeg
rubber-waterlaarzen en bij slecht
weer de zwarte oliejas, die alle
werkers kregen Scheren deed ik
mij niet al te dikwijls en als ik in
dit tenue plotseling in mijn Hol
landse kennissenkring was gezet,
dan zou men zich vol ontzetting
hebben afgevraagd hoe het kwam,
dat ik zo diep was gezonken. Het
voordeel hiervan was, dat ik mij
vrij en onopgemerkt kon bewegen
tussen* het grondwerkersdom. dat
altijd enigszins argwanend staat te
genover de witte-boordenstand.
Op het werk assisteerde ik Jack
Wright, een Engelse electric'en-
mecanicien, een aardige vent en
een goed vakman. Ik vijlde, sol
deerde. zaagde ijzeren binten door,
bediende de electrische boor en ba
lanceerde hoog in de lucht over de
balken van de geweldige graafma
chine. Het was een goede tijd, tot
het moment kwam waarop mijn
verwachtingen met één slag de
bodem werd ingeslagen.
De S.E.C. werd gefinancierd
door de Commonwealth, die grote
leningen verstrekt voor het uit
voeren van publieke werken. Plot
seling ging het gerucht dat er geen
geld meer verstrekt zou worden,
daar de regering van oordeel was
dat dit de inflatie in de hand
wekte. Kort daarop werd al het
overwerk gestaakt, waardoor de
lonen bijna gehalveerd werden.
Twee weken later was het pleit
beslecht: op een kleine groep na
werd iedereen ontslagen. Ook ik.
Ik kan niet ontkennen, dat deze
slag hard aankwam.
Jack Wright was een goede
vriend. Zijn vrolijkheid en opti
misme hergaven mij mijn veer
kracht. Samen trokken wij 's och
tends vroeg er op uit in een kleine
Hillman-Minx. Op naar Melbourne
en Geelong. aan de baai. De zon
scheen vrolijk en we snorden ge
noeglijk door het vlakke land. Daar
lag Geelongeen fris en helder
stadje en een heerlijk mooi strand,
waarop zachtkens het parelheldere
water wiegde. In Geelong was een
Ford-fabriek. Deze lag aan de grote
weg. Jack kon direct als electri-
cien worden geplaatst, ik kon tot
electrisch lasser worden opgeleid
en een goed loon verdienen. Maar
geen kans op huisvesting
We reden terug naar Melbourne.
Jack ging door naar Morwell.
De volgende ochtend ging ik
naar het recruteringsbureau van de
R.A.A.F. Mijn antecedenten waren
uitstekend, „could'nt be beiter".
Maarbent u genaturaliseerd?
„Nee. ik kan pas over vijf jaar
Australiër worden." O, das is jam
mer, heel erg jammer, indeed! Dan
zijn wij bangde voorschriften,
ziet u. Maar we zullen uw aan
vraag naar het departement door
sturen. met een aanbeveling.
MIJN vrouw en kinderen had-
ïnmiddels een tijdelijk onder
dak gevonden in Morwell, in af
wachting van het S.E.C.-huis. Nau
welijks herenigd, stonden wij voor
een nieuwe scheiding. Geelong lag
250 kilometer van Morwell. Er was
nog een mogelijkheid om bij el
kaar *c blijven: de papierfabriek in
Maryvale, zes mijl ten Noorden van
Morwell. Ik hoorde, dat de fabriek
zelf huizen bouwde voor haar per
soneel Misschien
De volgende morgen ging ik met
de bus naar de fabriek, die alleen,
grote rookowlken uitbrakend, tussen
de heuvels ligt. Een uur lang stond
ik tussen twintig arbeiders, velen
van de S.E.C., die om werk kwa
men. Ik vulde een formulier in en
vroeg plaatsing aar. op kantoor,
hoewel ik wist. dat vreemdelingen
slechts sporadisch slagen om een
plaats in dit heiligdom te bemach
tigen. Ten slotte werd ik toegela
ten tot de hoofdaccountant, een
vriendelijke man met een Franse
naam. Het feit, dat ik mij niet mijn
leven lang met cijfers had omringd,
scheen hem huiverig te maken. Hij
raadde mij aan te proberen een job
te krijgen in de fabriek; over twee
dagen zou ik echter in de Scouts
Hall in Morwell. waar een employ
ment-officer zitting hield, kunnen
vernemen of ik al dan niet op kan
toor kon worden geplaatst. Ik nam
afscheid en begreep, dat ook deze
kans was verkeken. Bij de afde
ling personeelszaken zei men. dat
ik maar naar het laboratorium
moest gaan. De chemist in charge
ontving me met de grootste voor
komendheid, was de vriendelijkheid
zelve, maakte mij complimenten
over mijn Engels, zorgde dat ik
thee kreeg, gaf mij de helft van
zijn appel, vertelde mij, dat hij
van Perth kwam en deed mij een
omslachtig verhaal over zeerovers
op een eiland aan de Westkust van
Australië.
Urenlang praatten wij als oude
vrienden, totdat hij een lijst te
voorschijn haalde, waarop hij, zo
als hij zei. enige aantekeningen
had gemaakt omtrent de aan mijn
functie verbonden werkzaamheden.
Vol verwachting klopte mijn hart.
dat bijna stopte bij het vernemen
van het eerste punt:
1. U begint om halfacht met de
vloer van het laboratorium aan te
vegen.
Zweetdruppels kwamen op mijn
voorhoofd bij de gedachte aan de
zware verantwoordelijkheid, die op
mijn schouders werd gelegd
2. Daarna ledigt u de prulleman-
den.
Grote genade, dacht ik, waar zijn
mijn diploma's?
3. U gaat naar de cantine en
haalt de lunches voor het perso
neel.
Ik zag mij gaan, kreunend onder
de sandwiches.
4. U haalt monsters uit de ketels