P ZOEK NAAR EEN BAAN IN J)AT VERRE AUSTRALIË 111 FlLMS IN AMERSFOORT „De Blauwe Sluier': een gunstige indruk „Korea" als heldenêpos zeer geslaagd Afwisseling, avontuur, ervaring, een vaste bestemming WERK IN OVERVLOED, MAAR HUISVESTING... Harde realiteit tekent wreedhëid van de oorlog 17 Mei 1952 ""N Goud zijn de bergen en diepgroen de dalen en doet er een anti-corrosiemidtfel in. Zeer verantwoordelijk werk! Er volgden nog enige punten van chemisch-technische aard. onaer andere het halen van melk voor de thee. Over tien maanden zou ik een huis krijgen. Ik kon bij mijn ge zin blijven. Ik zei de chemist, dat ik het aannam. Toen ik naar Mor- well terugkeerde, dacht ik bitter: Hiervoor kwam ik naar Australië. HET had weinig gescheeld of ik was niet naar de Scouts Hall gegaan, zo zeker was ik, dat ik niet op kantoor geplaatst zou worden. Het was mijn laatste dag bij de S.E.C., en daar ik toch in Morwell moest zijn. besloot ik pro forma even bij de Scouts Hall binnen te lopen. Ik stapte in mijn vuile werk plunje op de keurige functionaris toe en zei hem waarvoor ik kwam. Even gleed zijn blik over de werk man, die voor hem stond. „Bent u mr. X?" vroeg hij, met nauw ver holen verbazing. „Inderdaad", ant woordde ik. „Dan kunt u Maandag op kantoor beginnen." Het zong in mij Het blauw in mijn grauwe he mel brak door. Onzekerheid en beproevin gen liggen achter mij. Over drie maanden, wellicht eerder krijgen wij een mooi modern huis, dat na vijftien of twintig jaar ons eigendom zal zijn. Een veilige haven voor de oude dag, die nu niet meer zoals in mijn jeugd zo oneindig ver weg lijkt. Australië, dat verre conti nent, door zeeën omspoeld, heeft mij niet teleurgesteld. Het heeft mij gegeven wat ik zocht: afwisseling, avontuur, ondervinding en, het beste van alles, een vaste bestemming.. De film „De Blauwe Sluier" heeft in de grote Nederlandse steden blij kens de vier prolonga ties uitzonderlijk veel succes gehad. Deze door Curtis Bernhard gere gisseerde film wordt deze week in Grand ver toond. Men kan zich af vragen of deze film het kas-succes verdient. Er zijn momenten in, zo vol van vals sentiment, dat men de neiging heeft om de gehele film op jrond van die paar concessies aan het gro te publiek te veroorde len. Maar daarmede zou men toch geen recht doen wedervaren aan het geheel. Want gelukkig blijft een gunstige indruk overheersen. „De Blauwe Sluier" verhaalt van een vrouw (Jane Wyman), die man en enig kind in het begin van haar huwelijk verliest. Haar leven wordt dan een dienen. Zij neemt de zorg op zich van kinderen, die door al lerlei moeilijkheden zorg behoe- Spijkerharde thriller in City City draait deze week weer eens een onvervalste spijkerharde maar zeer aantrekkelijke Amerikaanse politiefilm, die u deze maal van begin tot eind het taaie en nauwge zette opsporingswerk laat zien, dat per slot (maar wel verschrikkelijk op het nippertje) een ontvoerd meisje bij haar familie terugbrengt. Dat het zo zou aflopen was te ver wachten. De verschillende flitsende en kilspannende situaties komen echter immer fel en zonder enige aankondiging aan. Sirenegehuil van politiewagens, het droge knallen van pistolen en een lichte afspie geling van een „third degree" zor gen voor de sfeer. William Holden, als een koude, echter niet voor vrouwelijke bekoorlijkheden onge voelige, inspecteur Calhoun, Nancy Olson, als dappere helpster en Bar ry Fitzgerald, de gangster, tonen knap spel, op en top made in U.S.A. De regie had Rudolph Mate. Wie van dit min of meer brute doch realistische en opwindende genre houdt, sla „Meisje ontvoerd" niet over. Bij de achtervolging van de laatst overgebleven gangster wordt in specteur Calhoun getroffen. Een scène uit Meisje ontvoerd Jane Wyman en Charles Laugh- ton in „De Blauwe Sluier". (Grand) ven. Ze doet dat tot ze oud en grijs en teleurgesteld is. Jane Wyman geeft aan de figuur van deze vrouw gestalte. Neen. ze benadert niet het peil van haar Belinda, maar niettemin levert ze in „De Blauwe Sluier" een goede prestatie. Ze wordt o.a. bijgestaan door Charles Laughton en Agnes Moorehead. beiden nu eens in een sympathieke rol. Hoger inkomensgrens voor vrijwillige verzekering? DEN HAAG. Do verwachting schijnt gerechtvaardgd te zijn, dat de mnister van Sociale Zaken en Volksgezondheid de wijzigingen zal overnemen, die de Sociaal Econo mische Raad in haar advies van December van het vorig jaar heeft aangebracht in het ontwerp Zieken- fondsenwet. De regering aal daar mee de inkomensgrens voor de vrijwillige verzekering volgens het S E.R.-advies op f 4925 brengen, d w.z. op een overeenkomstige hoog te als de loongrens voor de ver plichte verzekering. Aanvankelijk was door de minister in het voor ontwerp f 4000 als inkomensgrens gesteld voor de vrijwillige verzeke. ring, welke grens thans f 37501 be draagt. Bovendien schijnt het in het voor nemen te liggen, om volgens het S.E.R.-advies ook de ambtenaren onder de verplichte verzekering te laten vallen. Het is nog niet zeker of dit wets ontwerp nog in de huidige zittings periode van de Tweede Kamer zal kunnen worden behandeld. Beperking van de noodwoningbouw DEN HAAG. Teneinde het lichtvaardig bouwen van nood woningen tegen te gaan, heeft de minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting enkele richtlijnen uitgevaardigd, die dezer dagen in de staaatscourant zullen worden opgenomen. Hieraan zullen ge meentebesturen zich moeten hou den, indien zij voor degelijke wo ningen een bouwvergunning wil len afgeven. Journaal van zeven dagen Het Nederlands nieuws van deze week is gegrepen uit het hart van ons nijvere land. Het is Nederlands tot en met de laatste meter. In Limburg jubileren onze Staatsmijnen, in Groningen bouwen wij aan ons woningbezit, in Amsterdam vocht ons nationale voetbalteam tegen een Zweedse overmacht. Voorts viel van het sportfront te melden: een Betuwetocht voor fietsen en bromfietsen en een verkeerscompetitie in Zwolle. V.J „Korea, een heldenepos" is onge twijfeld een opmerkelijke oorlogs film, omdat de makers er In zijn ge slaagd dc geest, die dc vrijwilligers van de Verenigde Naties bezielt, weer te geven. „Wij groeiden op na een oorlog, wc beleefden een twee de en zijn nu bezig aan de derde," wordt er ergens In de film gezegd. „Waarom?" vraagt een andere sol daat. „Omdat het zoveel waard Is te leven in een goede wereld," is één van dc antwoorden, die worden gegeven. De film vertelt de geschiedenis van een groep soldaten, die, zoals in „Bastogne", strijden moeten tegen een overmacht, die terugtrekt van Noord-Korea naar het befaamde bruggenhoofd Pusan en dat deel uit maakt van het machtige leger, dat Zuid-Korea bevrijdt. En als oud- Korea-strijders zeggen: „Ja, zo was het," dan tekent dat de realiteit van deze film. welke zeker ook is bereikt door het invoegen van ver scheidene journaal-opnamen. Men kan mogelijk bezwaren hebben te gen de aaneenschakeling van ge dramatiseerde heldendaden van één der hoofdrolspelers, maar men diene toch ook niet te vergeten, dat elke frontsoldaat in het gevecht daden verricht, die hij zelf niet berede neert en die hij later niet begrijpt. En als men denkt, dat de film te realistisch is, laat men dan besef fen, dat de werkelijkheid nog ver schrikkelijker is. En mocht men menen, dat het slot van de film, als de laatste brief van een ge sneuvelde sergeant wordt voorgele zen, Amerikaans sentimentcel is, laat men dan onze verzekering ge loven, dat deze brief authentiek is en in zijn ontroerende eenvoud meer tot U kan zeggen, dan alle films cn alle frontbe^ichten uit Korea bij elkaar. Lew Landers voerde de regie over „Korea, een heldenepos" en dc tot nog toe vrij onbekende acteurs Low MacCallister en William „Bill" Phillips spelen de hoofdrollen als soldaat Andy en sergeant Kirly. I,fljM tocht naar Australië is een dubbele vlucht [*I Een vlucht utt een klein, overbevolkt land naar ie oneindigheden van een grootleeg land. En een ondermootc vlucht met een Constellation van de KLM. Weer zie ik de ruige bergen van Kreta en voel ik dc frisse avondwind in Cairo. Weer rijd ik door de donkere straten van Karatsji en voel ik mij opgenomen door het bruin gewemel in Calcutta o, die warme Oosterse zon! weer zie ik Singaporeverre witte stad vol herinneringen. Dan Port Darwin, een hel van hitte. Nachtvlucht over de zwarte eenzaamheid van Noord-Australië, waar als vurige ogen twee kampvuren branden. Half zeven 's ochtends boven Sydney. Ik ben ontroerd. Dit is mijn nieuwe vaderland. Waarheen zal het lot mij voeren Langzaam klimt de trein. Het is midzomerFebruari. Dc Blue Mountains trekken in haar onwerkelijke luister aan ons voorbij. Zes uren zwoegen wij door bergen cn wouden. De zon brandt. Eindelijk mak achter mij had gelaten. Iedere avond liep ik de advertentiekolom men van de krant door. Honderden, nee, duizenden betrekkingen be schikbaar, maar nergens huisves ting. Ik schreef op een advertentie van de shire (gemeente) te Mor well, waar iemand voor het kantoor werd gevraagd. Bij het zoeken naar huisvesting zou hulp worden ver leend! Na enige tijd kreeg ik een oproep. Na een dag reizen stapte lk binnen bij de Shire Secretary, een vriendelijke, jonge man. Het was bijna vijf uur en we had den een afspraak gemaakt voor de volgende dag, maar in het korte gesprek sprak hij zijn twijfel uit of het baantje iets voor mij zou zijn. Ik was de enige sollicitant [~)E volgende morgen om 9 uur was ik bij de secretaris. Hy vertelde mij wat het baantje in hield, hij liet mij het kleine, volle kantoortje zien, waar ik de dageu achter een schrijfmachine zou moe ten slijten en hij noemde mij het salaris, waarvan ik met mijn gezin nauwelijks rond zou kunnen komen Ik beaamde, dat dit baantje inder daad niet was wat ik zocht, en vroeg of er geen andere mogelijk heden in Morwell waren, mèt huis vesting. „Ik zal mijn best voor u doen, want ik wil niet, dat u die reis voor niets hebt gemaakt." Daarop belde hij een nummer, sprak met een meneer MacDonald, vertel de, dat hij „a decent chap, a Dutch man" op kantoor had en vroeg of er een plaats voor mij was. „O.K. Good, thanks mr. MacDo nald!" „Gaat u maar naar de S.E.C. en vraagt u maar naar mr. MacDonald." Ik bedankte hem hartelijk en ging op weg naar het opgegeven adres. Laat ik, voor ik verder ga, even duidelijk maken wat de S.E.C. is. Het is de State Electricity Commis sion of Victoria, het staatslichaam, dat de opwekking en de levering van electrische stroom verzorgt. De S.E.C. voert geweldige werken uit. die ten doel hebben de stroompro- ductie te verhogen, ten einde leni ging te brengen in het nijpende electriciteitstekort. Mr. MacDonald was een jonge, kortaangebonden man. „Vult u dit aanvraagformulier maar in voor een doemt Bathurst op. Een half uur lijden met een bus. Een slagboom. Een groep houten barakken met plaatijzeren dak. Een mijl verdei weer een groep. En dan weer een. Block D uitstappen. Een Hollands blokhoofd ontvangt ons. Gauw wat eten, dan naar onze barak en ilapen slapen Het kamp is een centrum var. ontmoetingen. Enige bekenden uit Holland. Hallo, hallo, wat? Jij ook hier? Bathurst, trefpunt van emi granten. Queue maken in de eetzaal. Voor treffelijk voedsel. Zijn dèt toiletten? Mijn vrouw wordt ziek. Mijn jong ste kind moet naar het hospitaal. Groepjes mannen praten. Daar is werk. Maar geen huisvesting. Over al is werk. Nergens is huisvesting. Alleen op het platte land, bij de boeren. Ik bezorg een brief bij een dame, die ik niet ken. Zij heeft een jrief van een reisgenote, die in Omeo woont, hoog in de Australi-' rche Alpen. Zij weet een farmer, die een Hollander in dienst wil nemen. Hij heeft een huis beschikbaar! Te legram naar Omeo. De volgende ochtend vertrek ik. Hoog vliegt de Dakota boven de Blue Mountains. Veertig minuten vliegen wij over de afstand waar de trein een week geleden zes uren over deecL Mascot Airfield. Sydney, millioe- r en stad aan de andere kant der aarde. Auto's, trams .drommen voet gangers, drukke straten, hoge ge bouwen. Eindelijk vind ik de verte- cenwoordiging van de maatschappij, waarbij ik in Holland en Indonesië werkte. Eindelek zie ik de man wiens naam ik vele jaren lang on der zovele brieven had zien staan. Een kort gepsrek, een vriendelijk afscheidswoord. Een lunch in de majestueuze eetzaal van een groot hotel met de vertegenwoordiger voor Pertheen handdruk, die bet definitieve afscheid bezegelt tussen „mijn" Maatschappij en mij... Drie uren vliegt de Dakota van de A A. over zxvaro bergen en uitge strekte wouden. Melbourne, zuidelijke wereldstad. Ik ga onder in de massa's en voel mij een kleine, arme emigrant. De zon priemt. Ik zwerf door de rechte, drukke winkelstraten op zoek naar een bepaalde Hollander, die mij mis- •chien onderdak kan verlenen. Hij van baan veranderd. Niemand eet zijn adres. Bij de Y.M.C.A. tryg ik een bed. De avond valt over Melbourne. Ik luister naar de gelui den van Melbourne en kijk naar de onkelende sterren cn voel mij ver oren in een zee van verlatenheid. De trein naar Bairnsdale vertrekt vroeg in de ochtend. Wij gaan naar bc-t Oosten. Zes men boemelen wij langs ontelbare stations. Een eento nig landschap vol dode bomen. In Bairnsdale staat de bus aan het sta tion. Wij rijden naar het Noorden, de Alpen tegemoet- Wij stijgen steeds meer, kronkelend en draai end. Diep onder ons stroomt de Tambo-River. Weer valt de avond. Goud zijn de bergen en diep-groen de dalen en zilver het water. Ko nijntjes schieten over de weg en trachten de lichtbundels te ontlopen. Wij stijgen. Een bordje: Great Divi ding Rnage, 2450 ft. Nu dalen wij iets. Een paar huizen. Een hotel. Wij stoppen. Het is acht uur. Ie mand roept mijn naam. Een Bra bander. Ik kom in een huis met Hollandse meubels. Ik ben bij Hol landers in Omeo, een klein plaatsje de Australische Alpen Des morgens tref ik de farmer in de bar van het hoteL Hij is half dronken- „Can you kill a h e e p?" vraagt hij zwaaiend. Ik beken, dat ik dat nog nooit bij de hand heb gehad. „Can you milk a c o w?" stamelt hij. Ook dit moet ik ontkennen. Daarmede is voor hem de zaak afgedaan. Hij neemt er nog eentje en Iaat mij achter „In ery low spirits". In Omeo woont nog een Hollan der. Hij komt uit Voorschoten, is katholiek en kent Father O'Haye. Wij gaan naar Hotel Hilltop en zit ten spoedig tegenover de vriende lijke pater. Ja, hij weet wel iemand. Even later rijden we in zijn auto naar het Zuiden. Achterin ligt een jachtgeweer. Na 20 mijl zijn we in Swift's Creek. Wij bezoeken Kevin O'Brien, een grote, zware Ier; hij monstert mij even en neemt mij aan. NOG begrijp ik niet dat mijn hart is blijven kloppen en dat mijn rug niet gebroken is onder het erk in Swift's Creek. „Cocking" as niet zo erg: het maken van kleine hooibergjes, die naderhand op dc truck worden geladen tot een hoge, verende berg. Neen, het over brengen van het gras naar de hooi schelf, dat was de ware marteling. Eerst de worsteling om het ineen gestrengelde gras van de wagen los te scheuren en dan het opheffen van de zware vrachten naar de man op de schelf. En de zon brandde het vocht uit het lichaam weg. Dag aan dag reed ik de heuvels i. vergezeld van de honden. Dag aan dag zwierf ik over de heuvels en door dalen, dag aan dag groef ik konijnenholen uit met spade en houweel en nooit zag ik een mens of hoorde ik een menselijke stem Steeds alleen, alleen, alleen, op rot sige berghellingen of in de bossen... De Stilte werd té stil, de Eenzaam heid té eenzaam, de Verlatenheid te rootik ging, o ironie!, terug erlangen naar het mensdom dat ik aanden geleden, met zoveel ge- In September 1951 schreef de K.L.M. een prijsvraag uit voor het beste emigranten-verhaal. Winnaar werd de heer E. de Vries, die in Januari 1951 met zijn gezin naar Australië was vertrokken. Australië, naar hij hoopte de laatste etappe van een „zwerversbestaan". In 1947 was de heer De Vries namelijk als K.L.M.-employe gedetacheerd bij de Luchtvaartmaatschappij „Iberia" te Madrid. Enkele maanden later werd hij uitgezonden naar Indonesië en hij maakte van daaruit reizen naar Singapore, Bangkok en Calcutta. In 1950 keerde hij naar Nederland terug. Na een verblijf van twee weken in Israël emigreerde hij, op zoek naarja, naar wat? Naar avontuur, afwisseling, schrijft hij. Maar misschien nog wel het meest van alles op zoek naar een vaste bestemming, naar rust. Hoe hij die ten slotte vond kunt u lezen in zijn bekroonde ver haal dat wij in verkorte vorm plaatsen. TF EERTIEN blokken van elk veertig barakken en een uitge- breid tentenkamp, ziehier het kamp Bathurst, de eerste ver blijfplaats van vele duizenden die naar Australië emigreren. Vier weken leeft een emigrantengezin hier in omstandigheden, die nu niet bepaald ideaal genoemd kunnen worden, maar die het ver blijf toch zeker niet tot een beproeving maken. Maar va vier weken, zo zijn de voorschriften van de emigratie-autoriteiten, moeten de mannen het kamp verlaten om elders naar een werk gelegenheid te zoeken. Vrouwen en kinderen blijven dan alleen achter en dit wordt door velen, terecht, als een groot bezwaar en een ongewenste situatie gevoeld. kantoorfunctie. U moet dan later voor een interview naar het hoofd kantoor in Melbourne. Een huis kunt u over enige weken krijgen. Wilt u, tot u wordt opgeroepen, als hulp-elcctriciën werken?" „Accoord", zei ik, want ik wist per slot hoe ik een lamp in een fitting moest schroeven. Die Zaterdagmorgen scheen de zón. Mijn baas O'Brien had zich be reid verklaard ons en onze spulle tjes met zijn vrachtwagen naar Omeo te brengen, waar ik mijn ge zin tijdelijk moest achterlaten. De eerste dag klom ik in een hoge paal, waar een schijnwerper op zat. Ik spijkerde clipsjes vast voor een rub berkabel. Daarna bleef ik in de workshop, waar ik niets te doen had. Gelukkig werd ik spoedig over- geplaats naar een plaats buiten Morwell, waar een machtige graaf machine werd opgebouwd uit on derdelen, die per schip uit Duits land waren aangekomen. Ook ston den er ongeveer dertig grote en kleine electrische motoren van de Siemens-Schuckart Werke, die door ons gedemonteerd moesten worden. Iedere motor was voorzien van on- derhouds. en bedieningsvoorschrif ten in het Duits. Toen de ingenieur toevallig hoorde, dat ik die taal machtig was, vroeg hij of ik kans zou zien de voorschriften in het Engels te vertalen. Ik zei hem dat ik het graag wilde proberen, en dagenlang was ik druk bezig om te trachten technische Duitse benamingen en termen te be grijpen, en te vertalen in een taal welker technische vocabulaire mij totaal onbekend was. Het resultaat zou Shakespeare tot zelfmoord heb ben gedreven, doch de ingenieur las het ernstig door en verklaarde dat het hem volkomen begrijpelijk was Aan deze ingenieur heb ik veel te danken, maar hierover later. HET is merkwaardig dat ik met plezier aan mijn S.E.C. tijd terugdenk, want ik leefde onder de ruwste elementen, die Australië en de andere emigrantenlanden kun nen opbrengen. Uiterlijk assimileer de ik mij volledig met dit ruwe volk: ik liep in khaki en droeg rubber-waterlaarzen en bij slecht weer de zwarte oliejas, die alle werkers kregen Scheren deed ik mij niet al te dikwijls en als ik in dit tenue plotseling in mijn Hol landse kennissenkring was gezet, dan zou men zich vol ontzetting hebben afgevraagd hoe het kwam, dat ik zo diep was gezonken. Het voordeel hiervan was, dat ik mij vrij en onopgemerkt kon bewegen tussen* het grondwerkersdom. dat altijd enigszins argwanend staat te genover de witte-boordenstand. Op het werk assisteerde ik Jack Wright, een Engelse electric'en- mecanicien, een aardige vent en een goed vakman. Ik vijlde, sol deerde. zaagde ijzeren binten door, bediende de electrische boor en ba lanceerde hoog in de lucht over de balken van de geweldige graafma chine. Het was een goede tijd, tot het moment kwam waarop mijn verwachtingen met één slag de bodem werd ingeslagen. De S.E.C. werd gefinancierd door de Commonwealth, die grote leningen verstrekt voor het uit voeren van publieke werken. Plot seling ging het gerucht dat er geen geld meer verstrekt zou worden, daar de regering van oordeel was dat dit de inflatie in de hand wekte. Kort daarop werd al het overwerk gestaakt, waardoor de lonen bijna gehalveerd werden. Twee weken later was het pleit beslecht: op een kleine groep na werd iedereen ontslagen. Ook ik. Ik kan niet ontkennen, dat deze slag hard aankwam. Jack Wright was een goede vriend. Zijn vrolijkheid en opti misme hergaven mij mijn veer kracht. Samen trokken wij 's och tends vroeg er op uit in een kleine Hillman-Minx. Op naar Melbourne en Geelong. aan de baai. De zon scheen vrolijk en we snorden ge noeglijk door het vlakke land. Daar lag Geelongeen fris en helder stadje en een heerlijk mooi strand, waarop zachtkens het parelheldere water wiegde. In Geelong was een Ford-fabriek. Deze lag aan de grote weg. Jack kon direct als electri- cien worden geplaatst, ik kon tot electrisch lasser worden opgeleid en een goed loon verdienen. Maar geen kans op huisvesting We reden terug naar Melbourne. Jack ging door naar Morwell. De volgende ochtend ging ik naar het recruteringsbureau van de R.A.A.F. Mijn antecedenten waren uitstekend, „could'nt be beiter". Maarbent u genaturaliseerd? „Nee. ik kan pas over vijf jaar Australiër worden." O, das is jam mer, heel erg jammer, indeed! Dan zijn wij bangde voorschriften, ziet u. Maar we zullen uw aan vraag naar het departement door sturen. met een aanbeveling. MIJN vrouw en kinderen had- ïnmiddels een tijdelijk onder dak gevonden in Morwell, in af wachting van het S.E.C.-huis. Nau welijks herenigd, stonden wij voor een nieuwe scheiding. Geelong lag 250 kilometer van Morwell. Er was nog een mogelijkheid om bij el kaar *c blijven: de papierfabriek in Maryvale, zes mijl ten Noorden van Morwell. Ik hoorde, dat de fabriek zelf huizen bouwde voor haar per soneel Misschien De volgende morgen ging ik met de bus naar de fabriek, die alleen, grote rookowlken uitbrakend, tussen de heuvels ligt. Een uur lang stond ik tussen twintig arbeiders, velen van de S.E.C., die om werk kwa men. Ik vulde een formulier in en vroeg plaatsing aar. op kantoor, hoewel ik wist. dat vreemdelingen slechts sporadisch slagen om een plaats in dit heiligdom te bemach tigen. Ten slotte werd ik toegela ten tot de hoofdaccountant, een vriendelijke man met een Franse naam. Het feit, dat ik mij niet mijn leven lang met cijfers had omringd, scheen hem huiverig te maken. Hij raadde mij aan te proberen een job te krijgen in de fabriek; over twee dagen zou ik echter in de Scouts Hall in Morwell. waar een employ ment-officer zitting hield, kunnen vernemen of ik al dan niet op kan toor kon worden geplaatst. Ik nam afscheid en begreep, dat ook deze kans was verkeken. Bij de afde ling personeelszaken zei men. dat ik maar naar het laboratorium moest gaan. De chemist in charge ontving me met de grootste voor komendheid, was de vriendelijkheid zelve, maakte mij complimenten over mijn Engels, zorgde dat ik thee kreeg, gaf mij de helft van zijn appel, vertelde mij, dat hij van Perth kwam en deed mij een omslachtig verhaal over zeerovers op een eiland aan de Westkust van Australië. Urenlang praatten wij als oude vrienden, totdat hij een lijst te voorschijn haalde, waarop hij, zo als hij zei. enige aantekeningen had gemaakt omtrent de aan mijn functie verbonden werkzaamheden. Vol verwachting klopte mijn hart. dat bijna stopte bij het vernemen van het eerste punt: 1. U begint om halfacht met de vloer van het laboratorium aan te vegen. Zweetdruppels kwamen op mijn voorhoofd bij de gedachte aan de zware verantwoordelijkheid, die op mijn schouders werd gelegd 2. Daarna ledigt u de prulleman- den. Grote genade, dacht ik, waar zijn mijn diploma's? 3. U gaat naar de cantine en haalt de lunches voor het perso neel. Ik zag mij gaan, kreunend onder de sandwiches. 4. U haalt monsters uit de ketels

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1952 | | pagina 5