Conclusies Pakkettencommissie
ten
dele onjuist genoemd
Repatriëringmisverstanden,
ruzies en improvisatie
Critiek
op cle evacuatie van
vluchtelingen
Commissie prijst Zweedse
gezant in Berlijn
ZESDE VERSLAG PARLEMENTAIREENQUETE-COMMISSIE
Moeilijkheden bij toelating in
de West door gouverneurs
Twee diensten werkten langs en
naast elkaar heen
A
Zwitsers sturen
vluchtelingen
Zaterdag 27 September 1932
(Van een onzer redacteuren)
De Parlementaire Enquête-Commissie spreekt in haar zesde
verslag als haar overtuiging uit, dat op verschillende punten
het rapport van de zogenaamde Pakkettencommissie, die in
opdracht van het Rode Kruis een onderzoek moest instellen
naar het verstrekken van pakketten aan gevangenen, gedepor
teerden en andere slachtoffers van de Duitsers, oordeelvellingen
en conclusies bevat, welke niet ten volle verantwoord zijn en
dat een aantal daarvan zelfs onjuist moet worden genoemd. Het
zesde verslag van de Commissie, dat vandaag is verschenen,
plaatst zich daarentegen vrijwel geheel achter de conclusies
van de Commissie-Clevermga, die een onderzoek heeft inge
steld naar de houding van de buitenlandse diplomatieke en
consulaire vertegenwoordigers gedurende de oorlogsjaren.
minister van Buitenlandse Zaken
heeft herhaalde malen persoonlijk
of door de gezant te Londen ge
tracht oy de Engelse autoriteiten ie
bereiken, dat deze hun medewer
king zouaen verlenen aan het
transport van in Zweden verblij
vende Nederlandse aspirant-vruwii-
ligers naar Engeland. De heer Ger-
brandy heeft de Britten gewezen
op het belang dat aan dit spoedige
vertrek verbonden was. De Com
missie is dan ook tot de conclusie
gekomen, dat ten deze van Neder
landse zijae het mogelijke is ge
daan Dat desondanks pas tegen
liet einae van 1944 dit transport
met de hulp der Amerikanen met
Amerikaanse vliegtuigen op rui
mere schaal mogelijk werd, is naar
het oordeel der Commissie in
hoofdzaak het gevolg van het te
kort aan geallieerde transportmni
delen.
Het Nederlandse gezantschap te
heren Warners en Maas Geestera-
nus bezig. Het is aan de Commissie
gebleken, dat reeds in 1942, (vóór
ce bezetting van Vichy-Frankrijk).
toen er nog meer mogelijkheden
waren om uit Frankrijk weg te
komen, door deze beide heren on
dernomen pogingen tot het vormen
van een illegale weg mislukt zijn.
Door mr. Maas Gccsteranus in 1943
gedane pogingen1 om groepen uit
gewekenen op illegale wijze uit
Spanje naar Portugal te transpor
teren hebben niet alleen weinig
succes gehad, doch ztfn bovendien
aanleiding geworden tot moeilijk-
neden met de Spaanse en Portugese
autoriteiten Mede door gebrek aan
een uitvoerige instructie, waarin
de bevoegdheden en werkverdeling
waren vastgelegd, is er in 1942 en
1943 veel onenigheid geweest tussen
de geheime dienst van mr. Maas
Gcesicranus enerzijds en de amb
tenaren van buitenlandse zaken :e
Madrid en de heren van Harinxma
thoe Slooten en Flaes te Lissabon
anderzijds.
De mogelijkheden welke*de Ille
gale evacuatie bood waren dus
siechts gering, zeker na de gehele
bezetting van Frankrijk. Daarom
betreurt de Commissie 't des te meer
dat de regering pas tegen het ein-
de van 1942 in Wcst-Indiè de mo
gelijkheid tot het opnemen van een
enigszins belangrijk aantal uitge-
Madnd en het regeringscommlssa- wekenen geopend heeft Aan de/c
riaat te Lissabon behartigden de conclusie doet de mededeling van
legale evacuatie uit Frankrijk, mej. Mouwen, secretaresse van het
De sub-commissie, die dit verslag
onder voorzitterschap van de heer
J. Schilthuis heeft opgesteld. na
bijzonder uitvoerige en minutieuze
verhoren, heeft het als een nood
zaak gevoeld de talloze klachten,
die geuit zijn over vertegenwoor
digers van Nederland in het bui
tenland en over het beleid ten aan
zien van Nederlanders die hulp
van node hadden, grondig te onder
zoeken. De gevolgen van gemaakte
fouten immers waren zo verschrik
kelijk dat het nodig bleek de
schuldvraag nauwkeurig te onder
zoeken. om geen onverdiende blaam
op wie dan ook te laten rusten. Zij
is helaas ook op veel gestoten, wat
niet door de beugel kon.
De Commissie verklaart in de
inleiding, dat een belangrijk deel
van haar onderwerpen al behan
deld is in deel 3 van de verslagen
en verder door de commissie-Cle-
veringa en dat zij getracht heeft,
doublures zoveel mogelijk te voor
komen. Wie het verslag leest zal
1942, toen Nederlandsch-Indië reeds
geruime tijd als evacuatieoord was
weggevallen en dientengevolge de
evacuatie uit Portugal gedurende
enige maanden practisch stil stond,
werd de mogelijkheid geschapen
tot het evacueren van enige hon
derden uitgeweken uit Portugal
naar Suriname.
Dat zulks toen pas geschiedde
was een gevolg van de houding van
de betrokken koloniale autoriteiten
De regering zou er bij de gouver
neurs van Suriname en Curasao, de
heren J. C. Brons. G J. J. Wou
ters en later P Kasteel, op hebben
aangedrongen om inzake het toe
laten van Nederlandse uitgeweke
nen een ruimer standpunt in te
nemen, maar deze functionarissen
hebben zich tegen de inwilliging
van dat verzoek verzet.
De Commissie is van oordeel, dat
wel zeer laat is overgegaan tot het
nemen van maatregelen om de toe
lating op wat ruimere schaal mo
gelijk te maken. De Nederlandse
waarbij incidenteel wel eens is ge
bruik gemaakt van illegale midde
len. De twaalf honderd uitgeweke
nen, die niet meer op legale wijze
uit Frankrijk konden wegkomen,
waren aangewezen op illegale eva
cuatie. Daarmede hielden zich de
Nederlandse gezantschap te Parijs,
dat naar haar mening de Nedei- j
landse uitgewekenen op enkele uit
zonderingen na niet in Duitse han
den zijn gevallen, niets af. aange
zien de betrokkenen in ieder geval
een ernstig risico hebben gelopen.
Het kamp Amersfoort was voor
vele gevangenen het eerste van een
reeks kampen, maar overal was het
prikkeldraad eender en de kamp
methode hetzelfde. En overal keken
de gevangenen uit naar een brief,
naar een pakket, dat méér
betekenis had dan de inhoud al
leen: zo'n pakje betekende ook dat
nog iemand zich hun lot aantrok.
In het krijgsgevangenenkamp te
Stanislau zaten Nederlandse offi
cieren gevangen.
echter tot het inzicht komen, dat regering had krachtiger moeten op-
..1^ treden. Indien de regeringen van
in geslaagd is. De resultaten van
de commissie Clcveringa zijn er op
nieuw uitvoerig in te vinden
Slechts hier en daar velt zij een
afwijkend oordeel Daar het rap-
port-Cleveringa indertijd uitvoerig
is gepubliceerd, oehoeven wij dit
deel van het verslag niet op de
voet te volgen. De Commissie be
spreekt daarin de behandeling van
de uitgewekenen en hun evacuatie
in Portugal. Zwitserland. Spanje,
Frankrijk en Zweden.
Over het algemeen heeft niet de
Verzorging der Nederlandse uitge
wekenen het meest aanleiding ge
geven tot klachten. Die hielden
meer verband met het verder rei
zen. hetgeen dikwijls minder snel
geschiedde dan de uitgewekenen
hadden gehoopt. In het algemeen
was dit niet de schuld van de
Nederlandse autoriteiten in de on
derscheiden landen, al plaatst de
Commissie wel de aantekening.dat
de geringe belangstelling van de
gedelegeerde van de regeringscom
missaris voor de vluchtelingen, mr
B. Ph. baron van Harinxma thoe
Slooten, op de illegale evacuatie
een remmende invloed heeft ge
had.
De Commissie gaat na. in hoever
re de Nederlandse regering zelf
zich van Londen uit moeite heeft
gegeven om de mogelijkheden tot
een snelle evacuatie, zo nodig een
evacuatie op grote schaal, te be
vorderen. Dit laatste was vooral
van belang met betrekking tot
Portugal, omdat de Portugese rege
ring slechts inreisvisa verstrekte
naarmate de uitgewekenen. die
reeds in Portugal onderdak hadden
gevonden, naar elders vertrokken.
Omdat de evacuatie van de in
Frankrijk, Zwitserland en Spanje
vertoevenden derhalve afhankelijk
was van de mate, waarin vertrek
uit Portugal mogelijk was, was het
van belang dat getracht werd. zo
veel mogelijk uitgewekenen uit dat
land te doen vertrekken.
Welke grote Nederlandse belan
gen daarmede gemoeid waren
treedt duidelijk aan het licht, wan
neer men er zich rekenschap van
geeft dat, toen de Duitsers op 11
November 1942 overgingen tot be
zetting van Vichy-Frankrijk, zich
daar nog naar schatting ongeveer
1200 Nederlandse, grotendeels Jood
se. uitgewekenen bevonden. Voor
die Joodse uitgewekenen waren
hieraan grote gevaren verbonden.
Zij waren pas veilig voor de Duit
sers, indien zij Frankrijk en liefst
ook Spanje en Portugal hadden
verlaten.
De mogelijkheden dienden in de
eerste plaats gezocht te worden in
de Nederlandse overzeese gebieden,
die In 1942 nog bereikbaar waren,
te weten Nederlands West-Indië,
terwijl daarenboven gepoogd kon
worden de regeringen van Enge
land. de Verenigde Staten, de
Zuid-Amerikaanse landen en die
van Zuid-Afrika te bewegen om
althans met betrekking tot de toe
lating van de uitgewekenen van
Joodsen bloede, wier positie im
mers het gevaarlijkst was. een
ruimer standpunt in te nemen.
Ten aanzien van West-Indie was
de regering er aanvankelijk niet in
geslaagd de mogelijkheid tot toe
lating van vluchtelingen te verrui
men. Pas in de tweede helft van
Suriname en Curacao eerder haar
afwijzende houding ten aanzien van
I de toelating hadden prijsgegeven,
zou het naar het oordeel der Com
missie mogelijk zijn geweest om
een groter aantal vluchtelingen
bijtijds uit Frankrijk af te voeren
en had voor een gedeelte van hen
veel ellende voorkomen kunnen
worden. De door de regeringen
aangevoerde bezwaren van gebrek j
1 aan behuizing en tekort aan voed-
sël acht-de Commfssie van generlei-
waarde En voor zover de uitge- 1
v/ekenen in Suriname geen lonend
werk hadden kunnen vinden, zou
van regeringswege onderstand ver
leend hebben kunnen worden. De I
financiële offers zouden stellig
minder zwaar hebben gewogen dan
het levensgevaar. waarin zeer
velen der uitgewekenen in Frank
rijk, die immers grotendeels Joden J
waren, verkeerden.
De regeringen van de Verenigde i
Staten en Engeland stonden op het
standpunt, dat zolang de mogelijk
heid nog bestond om Nederlanders
naar de Nederlandse gebieden in
Oost- en West-Indië af te voeren, j
er voor haar geen aanleiding was j
om vrijgeviger met toelatingen te
zijn. In 1942 waren zij daar wel toe
bereid.
De pogingen van regeringswege
om van de Amerikaanse en En
gelse autoriteiten medewerking bij
r-en snellere evacuatie van aspirant-
vrijwilligers uit Zweden te verkrij
gen hadden weinig resultaat. De
ii la m-mi
De laatste honderd pagina's van het vijf honderd bladzijden
tellende verslag van de Parlementaire Enquête-Commissie be
handelen de repatriëring van de over heel Europa verspreide
Nederlanders, een uitvoerig verhaal over wrijvingen, misver
standen, ruzies en prachtig improvisatiewerk van ambtenaren
en particulieren. Het voornaamste probleem was de tegen
stelling tussen Militair Gezag en het departement van Sociale
Zaken.
De voorbereiding in Londen werd
ter hand genomen door een inter-
departementale commissie onder
voorzitterschap van de Delftse hoog
leraar. prof. ir E. R Hondelink. in
gesteld door minister Van den Tem
pel Deze commissie-Hondelink, die
in 1943 haar werk aanving, kon zich
natuurlijk nog niet op feiten baseren
doch moest met veronderstellingen
werken Toch acht de Commissie het
door haar uitgebrachte rapport nut
tig werk.
Op voorstel van de commissie-
Hondelink werd een regeringscom
missaris voor de repatriëring aange
steld, waarvoor men een der direc
teuren van dc Unilever, de heer G
F. Ferwerda, bereid vond. Deze had
al een rol gespeeld in de Nederl.
Scheepvaart- en Handelscommissie
te Londen. Dat de benoeming van de
heer Ferwerda tot voorzitter van het
Technical Sub Committee for Dis
placed Persons te Londen mede
daaraan te danken is geweest, dat
destijds de Nederlandse regering het
verst was gevorderd met de opstel
ling van haar plannen, is een om
standigheid. waarvoor de regering
naar de mening der Commissie lof
verdient. Zij spreekt verder haar
waardering uit over de initiatieven
van de heren Van den Tempel en
Ferwerda. welke er toe hebben ge
leid. dat op 20 September 1944 tussen
Frankrijk en Nederland het eerste
repatriëringsverdrag tot stand is ge
komen, dat als voorbeeld heeft ge-
„ZURüCK AN ABSENDER EMP-
FtiNCER GESTORBEN" meldt dit
verzendstrookje van het Interna
tionale Rode Kruis. Het was be
vestigd aan een pakket, dat naar
een Nederlandse gevangene in
het concentratiekamp Dachau was
gestuurdDe Duitsers zonden het
terug met deze helaas al te dui
delijke aantekening.
diend voor verschillende andere zul
ke verdragen, die van zeer veel nut
zijn geweest.
De Commissie acht het onjuist, dat
er zo lang twee repatriëringsdiensten
naast elkaar hebben bestaan, al acht
zij het waarschijnlijk, dat er tenge
volge van de houding van het Ver
enigd Geallieerd Hoofdkwartier niet
te ontkomen viel aan de oprichting
van een afdeling repatriëring van
Militair Gezag. In ieder geval echter
zou, toen deze afdeling tot stand was
gebracht, samensmelting gewenst
zijn geweest na milltarisatie der
ambtenaren van de repatriërings-
dienst van Sociale Zaken Voor het
Waarom niet terug
naar Nederland
Er is geklaagd, dat op een vra
genlijst die aan de naar Portugal
uitgeweken Nederlanders werd
voorgelegd, de vraag voorkwam,
waarom zij niet naar Nederland
terugkeerden. De consul te Opor
to gaf meestal de raad in te vul
len- „Om dezelfde reden, als
waarom HM. de Koningin niet
naar Nederland teruggaat."
De Commissie is van oordeel.
dat de Nederlandse regering met
die vraag geenszins de bedoeling
heeft gehad om Joodse uitge
wekenen tot terugkeer naar Ne
derland te brengen. Zij acht de
verklaring aannemelijk, dat die
vraag juist werd gesteld met het
doel diegenen te beschermen,
voor wie terugkeer gevaarlijk zou
kunnen worden.
Een minderheid van twee leden
van de Commissie echter vindt,
dat in het licht van de begrijpe
lijke overgevoeligheid der Joodse
vluchtelingen, die het grootste
deel uitmaakten van de Neder
landse uitgewekenen in Portugal,
de formulering der vragenlijst
misverstand kon wekken.
verzet van minister Van den Tempel
tegen deze militarisatie heeft de
Commissie geen bewondering, daar
uit de instructies van het genoemde
Hoofdkwartier de noodzaak daarvan
voor een doeltreffende taakvervul
ling wel duidelijk was gebleken en
er geen doorslaggevende bezwaren
tegen bestonden. Het standpunt van
de minister heeft een goede samen
werking in de weg gestaan.
Het verslag behandelt uitvoerig dc
plannen van dr A. Polak Daniels
voor de repatriëring van gedepor
teerde Nederlanders uit Oost-Europa
die, doordat alle omstandigheden an
ders uitkwamen dan hU had ver
wacht, mislukt zijn. Toen na de mis
lukking een beroep op zijn mede
werkers werd gedaan om zich te
Parijs ter beschikking te stellen van
de Nederlandse repatriëringsmissie,
hebben zij dit op enkele uitzonderin
gen na op ongegrond geachte motie
ven geweigerd. Al deze mensen had
den gedurende geruime tijd in Zwit
serland bezoldiging genoten met het
oog op door hen te gelegener tijd te
verrichten werkzaamheden ten be
hoeve van de repatriëring. De Com
missie verklaart dat zij dit optreden
niet kan bewonderen
In Frankrijk heeft de vertegen
woordiger van de heer Ferwerda, de
heer J. M Brandei, onmiddellijk na
de bevrijding van Parijs een orga
nisatie gevormd van grotendeels
De heer A. Millenaar bleef vrijwillig
in Duitsland achter
(Van een onzer redacteuren)
Onmiddellijk na de bezetting van Nederland werd de Zweedse regering
aangezocht om de behartiging van de Nederlandse belangen in Duitsland
op zich tc nemen. Volgens getuigen voor de Parlementaire Enquête-
Commissie was de Zweedse gezant te Berlijn, de heer Rickert, een uitge
sproken anti-nazifiguur, die minder dan de andere buitenlandse diploma
tieke vertegenwoordigers, die in die tijd in Berlijn vertoefden, onder de
invloed van de Duitsers heeft gestaan. HU stond echter onder een zeer
sterke Duitse druk, speciaal in verband met de zeer delicate positie van
Zweden.
De gezant had de volste belang
stelling voor de Nederlandse belan-
MINISTER v. d. TEMPEL
.waardering èn critiek
WKÊÊÊ
gen. Hij had ook de Poolse belangen i
behartigd doch deze werkzaamhe
den waren hem door de Duitsers
ontnomen, daar volgens hen Polen
niet meer bestond. Enige malen
hebben de Duitsers gedreigd het
zelfde te doen ten opzichte van Ne-
dcrland, dat volgens sommige pro
minente nazi's ook niet meer be
stond.
De heer A, Millenaar. die voor 10
Mei 1940 als hoofdassistent bij de
dienst van de rijkslandbouwconsu-
lcnten tc Berlijn werkzaam was,
werd aan de beschermingsafdeling
van het Zweedse gezantschap ver
bonden en nam via de Zweedse di-
filomatieke ambtenaren de Neder-
andse belangen in Duitsland waar.
Toen niemand van de ambtenaren
van het Nederlandse gezantschap
bereid bleek vrijwillig achter te
blijven, heeft de gezant de heer
Millenaar daartoe bereid gevonden.
Deze stond nogal vooraan in het
gezelschapsleven in de Nederlandse
kolonie te Berlijn en ook in het
kerkelijk leven. Hij was voorts se
cretaris van verschillende instel
lingen Exterritoriale rechten heeft
hij nimmer gekregen.
Öe Commissie acht de keuze van
Zweden gelukkig, mede omdat dit
land niet in de oorlog betrokken
geraakte. Zij Is van oordeel dat wij
Mr v. Vredenburch
moest zien aan
geld te komen
Het merendeel van de Neder-
landse uitgewekenen bevond zich
in de zomer van 1940 in Frank
rijk. Over het aantal cn de in
Frankrijk heersende toestanden
was aan de regering te Londen
weinig bekend. Daarom zond zij
jhr mr H. F. L. K. van Vreden
burch er heen met de opdracht
zich op de hoogte tc .stellen en
verder te trachten iets te doen
voor de goeddeels uit Breda ge
vluchte Nederlanders, die zich
daar bevonden. Hij kreeg daartoe
machtiging om enige honderd
duizenden guldens uit te geven.
Hij had echter slechts fr 5000 en
50 bij zich. die hem door een
bankier waren geleend.' Na zijn
aankomst in Frankrijk moest hij
maar zien, hoe hij aan geld
kwam. De heer Van Vredenburch
is begonnen met geld te lenen
van zich in Frankrijk bevindende
Nederlanders, van wie sommigen
over tamelijk grote geldsommen
beschikten. Later heeft het Ne
derlandse gezantschap hem de
gelden bezorgd, die hij voor zijn
werk nodig had.
v
reeds in Frankrijk woonachtige Ne
derlanders. Deze organisatie onder
leiding van de heren J. G. van Wa-
veren en mr A Knappert, kreeg tot
taak de duizenden Nederlanders, die
zich toen in Frankrijk bevonden, te
verzorgen en later te repatriëren.
De Commissie heeft de indruk ge
kregen, dat deze missie, mede dank
zij de hulp. welke de geallieerde
legerautoriteiten en de Franse over
heid daarbij hebben verleend zich
op bevredigende wijze van haar taak
heeft gekweten.
Op grond van hetgeen de Commis
sie is gebleken met betrekking tot de
repatriëring van Nederlandse gede
porteerden uit Rusland en door de
Russen bezette gebieden is zij tot het
oordeel gekomen, dat deze meer dan
die uit andere streken onderhevig is
geweest aan moeilükheden. welke
niet alleen veroorzaakt werden door
de uitgestrektheid van het terrein,
waaruit gerepatrieerd moest worden,
doch ook door de toenmalige vrij
ongeregelde toestanden in het mid
den en Oosten van Europa en de
politieke verhoudingen. Dc Com
missie heeft de indruk, dat aan de
genen. die zich met dit gedeelte der
repatriëringswerkzaamheden hebben
bezig gehouden, geen tekortkomin
gen kunnen worden verweten. Zij
meent met name. dat zowel in Rus
land door de toenmalige ambassa
deur te Moskou, de heer C. baron
Van Breugel Douglas, als in Tsjecho-
Slowakije en omliggende gebieden
door de missie-Boon bevredigende
resultaten zun verkregen.
De klachten van dr A. Polak Da
niels uit Den Haag acht de Commis- I
sie zonder meer ongefundeerd. Zij i
betreurt het. dat deze klachten door j
opneming daarvan in het rapport J
van de Pakketten-commissie een ze-
ker reliëf hebben gekregen.
Zweden dankbaar moeten zijn voor
al hetgeen het gedurende de oor
logsjaren voor tallozen onzer in
nood verkerende landgenoten heeft
gedaan Al kan, volgens getuigen
van de Zweedse leiders en mede
werkers niet worden gezegd, dat zU
veel werklust aan de da^ hebben
gelegd, terwijl van enigerlei initia
tief bij hen zelden sprake was. aan
bereidwilligheid jegens de zaak der
verdrukte Nederlanders heeft het
hun nimmer ontbrokm. Een nadere
aansporing van Nederlandse zijde
werd echter wel eens nodig geacht
De heer Millenaar heeft zien vol
gens de Commissie op uitnemende
wijze en ten koste van veel opoffe
ringen in dikwijls gevaarluke om
standigheden gekweten van zun
taak.
Het feit dat de actie van de heer
Millenaar om pakketten te zenden
of te doen zenden aan in Duitsland
van hun Vrijheid beroofde Neder
landers in vergelijking tot het gro
te anntal hunner van betrckkcluk
geringe omvang is geweest, acht de
Commissie meer een gevolg van de
moeilijkheid voor dc heer Millenaar
om dc namen en de juiste verblijf
plaatsen dezer personen op te spo
ren dan van een gebrek aan acti
viteit zijnerzijds. Ondanks de moeite
welke hij zich daartoe gaf, was hem
slechts van enkele honderden ge
vangenen de verblijfplaats bekend.
Door deze gegevens te verstrekken
aan de Berlijnse gedelegeerde van
het Internationale Rode Kruis en
door ze via Stockholm naar de Ne
derlandse regering te Londen te
zenden, heeft hij op lofwaardige
wijze gepoogd het toezenden van
pakketten tc bevorderen. De toen
malige gezant te Berlijn is zeer ge
lukkig geweest in zijn keuze, toen
hu de heer Millenaar opdroeg ach
ter te blijven om de beschermende
mogendheid behulpzaam te zijn bij
het behartigen van de Nederlandse
belangen in Duitsland.
VAN KLEFFENS
....verwijten aan
Zwitserland
In Zwitserland heeft pas na Aug.
1941 een steeds toenemend aantal
uitgewekenen een veilig onderkomen
gezocht of op doorreis naar Engeland
een gunstig moment afgewacht om
voorzien van de nodige visa vla
FrankrUk, Spanje en Portugal de
tocht te vervolgen. AanvankelUk
maakte de Zwitserse regering geen
bezwaar. In 1942 maakte zU *'<"h ech
ter bezorgd en werd lastig. Er zUn
zelfs vluchtelingen uitgewezen!
De toenmali
ge minister van
buitenlandse
A zaken, mr Van
I Kleffens. heeft
1 bU de Zwitser
se regering
scherp gepro
testeerd. toen
deze een paar
mensen, die in
Zwitserland
waren aange
komen. over de
grens had ge
zet. Hij is zelfs
zo ver gegaan,
dat hu gezegd
heeft, dat de
Zwitserse autoriteiten er wel aan
moesten denken, dat de neutrali
teit niet alleen voordelen, maar
ook plichten met zich brengt.
Die uitlating is hem tijdelijk heel
kwalUk genomen. De gezant te
Bern. mr J. J. B Bosch ridder van
Rosenthal, had de regering van de
terugzending op de hoogte gesteld.
Hij heeft herhaalde malen bij de
Zwitserse autoriteiten getracht hun
houding gewijzigd te krügen. Daar
het aantal vluchtelingen nog nlot 1%
van de bevolking bedroeg, doet het
argument, dat de voedselpositie zor
gen baarde, de lezer van het verslag
wel zeer onoprecht aan Generaal-
majoor A. G. van Tricht. dc militaire
attaché te Bern. die zich met het
vraagstuk van de vluchtelingen heeft
bezig gehouden, verklaarde dan ook
dat de Zwitsers bepaald anti-semi-
tisch waren en vreesden met de Jo
den na de oorlog te blijven zitten.
Het moet gezegd worden dat het
Zwitserse volk zelf in beweging is
gekomen, toen het van deze zaken
hoorde. Nadien is cr veel veranderd
en kon het gezantschap alle mensen
van wie het wist dat zij kwamen
binnen krügen. Anderen werden
door de Zwitsers zelf. tegen de gel
dende wetten in. binncngeholpen.
Maar tot het einde toe zijn er men
sen bij de grens teruggestuurd.