Conclusies Pakkettencommissie ten dele onjuist genoemd Repatriëringmisverstanden, ruzies en improvisatie Critiek op cle evacuatie van vluchtelingen Commissie prijst Zweedse gezant in Berlijn ZESDE VERSLAG PARLEMENTAIREENQUETE-COMMISSIE Moeilijkheden bij toelating in de West door gouverneurs Twee diensten werkten langs en naast elkaar heen A Zwitsers sturen vluchtelingen Zaterdag 27 September 1932 (Van een onzer redacteuren) De Parlementaire Enquête-Commissie spreekt in haar zesde verslag als haar overtuiging uit, dat op verschillende punten het rapport van de zogenaamde Pakkettencommissie, die in opdracht van het Rode Kruis een onderzoek moest instellen naar het verstrekken van pakketten aan gevangenen, gedepor teerden en andere slachtoffers van de Duitsers, oordeelvellingen en conclusies bevat, welke niet ten volle verantwoord zijn en dat een aantal daarvan zelfs onjuist moet worden genoemd. Het zesde verslag van de Commissie, dat vandaag is verschenen, plaatst zich daarentegen vrijwel geheel achter de conclusies van de Commissie-Clevermga, die een onderzoek heeft inge steld naar de houding van de buitenlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigers gedurende de oorlogsjaren. minister van Buitenlandse Zaken heeft herhaalde malen persoonlijk of door de gezant te Londen ge tracht oy de Engelse autoriteiten ie bereiken, dat deze hun medewer king zouaen verlenen aan het transport van in Zweden verblij vende Nederlandse aspirant-vruwii- ligers naar Engeland. De heer Ger- brandy heeft de Britten gewezen op het belang dat aan dit spoedige vertrek verbonden was. De Com missie is dan ook tot de conclusie gekomen, dat ten deze van Neder landse zijae het mogelijke is ge daan Dat desondanks pas tegen liet einae van 1944 dit transport met de hulp der Amerikanen met Amerikaanse vliegtuigen op rui mere schaal mogelijk werd, is naar het oordeel der Commissie in hoofdzaak het gevolg van het te kort aan geallieerde transportmni delen. Het Nederlandse gezantschap te heren Warners en Maas Geestera- nus bezig. Het is aan de Commissie gebleken, dat reeds in 1942, (vóór ce bezetting van Vichy-Frankrijk). toen er nog meer mogelijkheden waren om uit Frankrijk weg te komen, door deze beide heren on dernomen pogingen tot het vormen van een illegale weg mislukt zijn. Door mr. Maas Gccsteranus in 1943 gedane pogingen1 om groepen uit gewekenen op illegale wijze uit Spanje naar Portugal te transpor teren hebben niet alleen weinig succes gehad, doch ztfn bovendien aanleiding geworden tot moeilijk- neden met de Spaanse en Portugese autoriteiten Mede door gebrek aan een uitvoerige instructie, waarin de bevoegdheden en werkverdeling waren vastgelegd, is er in 1942 en 1943 veel onenigheid geweest tussen de geheime dienst van mr. Maas Gcesicranus enerzijds en de amb tenaren van buitenlandse zaken :e Madrid en de heren van Harinxma thoe Slooten en Flaes te Lissabon anderzijds. De mogelijkheden welke*de Ille gale evacuatie bood waren dus siechts gering, zeker na de gehele bezetting van Frankrijk. Daarom betreurt de Commissie 't des te meer dat de regering pas tegen het ein- de van 1942 in Wcst-Indiè de mo gelijkheid tot het opnemen van een enigszins belangrijk aantal uitge- Madnd en het regeringscommlssa- wekenen geopend heeft Aan de/c riaat te Lissabon behartigden de conclusie doet de mededeling van legale evacuatie uit Frankrijk, mej. Mouwen, secretaresse van het De sub-commissie, die dit verslag onder voorzitterschap van de heer J. Schilthuis heeft opgesteld. na bijzonder uitvoerige en minutieuze verhoren, heeft het als een nood zaak gevoeld de talloze klachten, die geuit zijn over vertegenwoor digers van Nederland in het bui tenland en over het beleid ten aan zien van Nederlanders die hulp van node hadden, grondig te onder zoeken. De gevolgen van gemaakte fouten immers waren zo verschrik kelijk dat het nodig bleek de schuldvraag nauwkeurig te onder zoeken. om geen onverdiende blaam op wie dan ook te laten rusten. Zij is helaas ook op veel gestoten, wat niet door de beugel kon. De Commissie verklaart in de inleiding, dat een belangrijk deel van haar onderwerpen al behan deld is in deel 3 van de verslagen en verder door de commissie-Cle- veringa en dat zij getracht heeft, doublures zoveel mogelijk te voor komen. Wie het verslag leest zal 1942, toen Nederlandsch-Indië reeds geruime tijd als evacuatieoord was weggevallen en dientengevolge de evacuatie uit Portugal gedurende enige maanden practisch stil stond, werd de mogelijkheid geschapen tot het evacueren van enige hon derden uitgeweken uit Portugal naar Suriname. Dat zulks toen pas geschiedde was een gevolg van de houding van de betrokken koloniale autoriteiten De regering zou er bij de gouver neurs van Suriname en Curasao, de heren J. C. Brons. G J. J. Wou ters en later P Kasteel, op hebben aangedrongen om inzake het toe laten van Nederlandse uitgeweke nen een ruimer standpunt in te nemen, maar deze functionarissen hebben zich tegen de inwilliging van dat verzoek verzet. De Commissie is van oordeel, dat wel zeer laat is overgegaan tot het nemen van maatregelen om de toe lating op wat ruimere schaal mo gelijk te maken. De Nederlandse waarbij incidenteel wel eens is ge bruik gemaakt van illegale midde len. De twaalf honderd uitgeweke nen, die niet meer op legale wijze uit Frankrijk konden wegkomen, waren aangewezen op illegale eva cuatie. Daarmede hielden zich de Nederlandse gezantschap te Parijs, dat naar haar mening de Nedei- j landse uitgewekenen op enkele uit zonderingen na niet in Duitse han den zijn gevallen, niets af. aange zien de betrokkenen in ieder geval een ernstig risico hebben gelopen. Het kamp Amersfoort was voor vele gevangenen het eerste van een reeks kampen, maar overal was het prikkeldraad eender en de kamp methode hetzelfde. En overal keken de gevangenen uit naar een brief, naar een pakket, dat méér betekenis had dan de inhoud al leen: zo'n pakje betekende ook dat nog iemand zich hun lot aantrok. In het krijgsgevangenenkamp te Stanislau zaten Nederlandse offi cieren gevangen. echter tot het inzicht komen, dat regering had krachtiger moeten op- ..1^ treden. Indien de regeringen van in geslaagd is. De resultaten van de commissie Clcveringa zijn er op nieuw uitvoerig in te vinden Slechts hier en daar velt zij een afwijkend oordeel Daar het rap- port-Cleveringa indertijd uitvoerig is gepubliceerd, oehoeven wij dit deel van het verslag niet op de voet te volgen. De Commissie be spreekt daarin de behandeling van de uitgewekenen en hun evacuatie in Portugal. Zwitserland. Spanje, Frankrijk en Zweden. Over het algemeen heeft niet de Verzorging der Nederlandse uitge wekenen het meest aanleiding ge geven tot klachten. Die hielden meer verband met het verder rei zen. hetgeen dikwijls minder snel geschiedde dan de uitgewekenen hadden gehoopt. In het algemeen was dit niet de schuld van de Nederlandse autoriteiten in de on derscheiden landen, al plaatst de Commissie wel de aantekening.dat de geringe belangstelling van de gedelegeerde van de regeringscom missaris voor de vluchtelingen, mr B. Ph. baron van Harinxma thoe Slooten, op de illegale evacuatie een remmende invloed heeft ge had. De Commissie gaat na. in hoever re de Nederlandse regering zelf zich van Londen uit moeite heeft gegeven om de mogelijkheden tot een snelle evacuatie, zo nodig een evacuatie op grote schaal, te be vorderen. Dit laatste was vooral van belang met betrekking tot Portugal, omdat de Portugese rege ring slechts inreisvisa verstrekte naarmate de uitgewekenen. die reeds in Portugal onderdak hadden gevonden, naar elders vertrokken. Omdat de evacuatie van de in Frankrijk, Zwitserland en Spanje vertoevenden derhalve afhankelijk was van de mate, waarin vertrek uit Portugal mogelijk was, was het van belang dat getracht werd. zo veel mogelijk uitgewekenen uit dat land te doen vertrekken. Welke grote Nederlandse belan gen daarmede gemoeid waren treedt duidelijk aan het licht, wan neer men er zich rekenschap van geeft dat, toen de Duitsers op 11 November 1942 overgingen tot be zetting van Vichy-Frankrijk, zich daar nog naar schatting ongeveer 1200 Nederlandse, grotendeels Jood se. uitgewekenen bevonden. Voor die Joodse uitgewekenen waren hieraan grote gevaren verbonden. Zij waren pas veilig voor de Duit sers, indien zij Frankrijk en liefst ook Spanje en Portugal hadden verlaten. De mogelijkheden dienden in de eerste plaats gezocht te worden in de Nederlandse overzeese gebieden, die In 1942 nog bereikbaar waren, te weten Nederlands West-Indië, terwijl daarenboven gepoogd kon worden de regeringen van Enge land. de Verenigde Staten, de Zuid-Amerikaanse landen en die van Zuid-Afrika te bewegen om althans met betrekking tot de toe lating van de uitgewekenen van Joodsen bloede, wier positie im mers het gevaarlijkst was. een ruimer standpunt in te nemen. Ten aanzien van West-Indie was de regering er aanvankelijk niet in geslaagd de mogelijkheid tot toe lating van vluchtelingen te verrui men. Pas in de tweede helft van Suriname en Curacao eerder haar afwijzende houding ten aanzien van I de toelating hadden prijsgegeven, zou het naar het oordeel der Com missie mogelijk zijn geweest om een groter aantal vluchtelingen bijtijds uit Frankrijk af te voeren en had voor een gedeelte van hen veel ellende voorkomen kunnen worden. De door de regeringen aangevoerde bezwaren van gebrek j 1 aan behuizing en tekort aan voed- sël acht-de Commfssie van generlei- waarde En voor zover de uitge- 1 v/ekenen in Suriname geen lonend werk hadden kunnen vinden, zou van regeringswege onderstand ver leend hebben kunnen worden. De I financiële offers zouden stellig minder zwaar hebben gewogen dan het levensgevaar. waarin zeer velen der uitgewekenen in Frank rijk, die immers grotendeels Joden J waren, verkeerden. De regeringen van de Verenigde i Staten en Engeland stonden op het standpunt, dat zolang de mogelijk heid nog bestond om Nederlanders naar de Nederlandse gebieden in Oost- en West-Indië af te voeren, j er voor haar geen aanleiding was j om vrijgeviger met toelatingen te zijn. In 1942 waren zij daar wel toe bereid. De pogingen van regeringswege om van de Amerikaanse en En gelse autoriteiten medewerking bij r-en snellere evacuatie van aspirant- vrijwilligers uit Zweden te verkrij gen hadden weinig resultaat. De ii la m-mi De laatste honderd pagina's van het vijf honderd bladzijden tellende verslag van de Parlementaire Enquête-Commissie be handelen de repatriëring van de over heel Europa verspreide Nederlanders, een uitvoerig verhaal over wrijvingen, misver standen, ruzies en prachtig improvisatiewerk van ambtenaren en particulieren. Het voornaamste probleem was de tegen stelling tussen Militair Gezag en het departement van Sociale Zaken. De voorbereiding in Londen werd ter hand genomen door een inter- departementale commissie onder voorzitterschap van de Delftse hoog leraar. prof. ir E. R Hondelink. in gesteld door minister Van den Tem pel Deze commissie-Hondelink, die in 1943 haar werk aanving, kon zich natuurlijk nog niet op feiten baseren doch moest met veronderstellingen werken Toch acht de Commissie het door haar uitgebrachte rapport nut tig werk. Op voorstel van de commissie- Hondelink werd een regeringscom missaris voor de repatriëring aange steld, waarvoor men een der direc teuren van dc Unilever, de heer G F. Ferwerda, bereid vond. Deze had al een rol gespeeld in de Nederl. Scheepvaart- en Handelscommissie te Londen. Dat de benoeming van de heer Ferwerda tot voorzitter van het Technical Sub Committee for Dis placed Persons te Londen mede daaraan te danken is geweest, dat destijds de Nederlandse regering het verst was gevorderd met de opstel ling van haar plannen, is een om standigheid. waarvoor de regering naar de mening der Commissie lof verdient. Zij spreekt verder haar waardering uit over de initiatieven van de heren Van den Tempel en Ferwerda. welke er toe hebben ge leid. dat op 20 September 1944 tussen Frankrijk en Nederland het eerste repatriëringsverdrag tot stand is ge komen, dat als voorbeeld heeft ge- „ZURüCK AN ABSENDER EMP- FtiNCER GESTORBEN" meldt dit verzendstrookje van het Interna tionale Rode Kruis. Het was be vestigd aan een pakket, dat naar een Nederlandse gevangene in het concentratiekamp Dachau was gestuurdDe Duitsers zonden het terug met deze helaas al te dui delijke aantekening. diend voor verschillende andere zul ke verdragen, die van zeer veel nut zijn geweest. De Commissie acht het onjuist, dat er zo lang twee repatriëringsdiensten naast elkaar hebben bestaan, al acht zij het waarschijnlijk, dat er tenge volge van de houding van het Ver enigd Geallieerd Hoofdkwartier niet te ontkomen viel aan de oprichting van een afdeling repatriëring van Militair Gezag. In ieder geval echter zou, toen deze afdeling tot stand was gebracht, samensmelting gewenst zijn geweest na milltarisatie der ambtenaren van de repatriërings- dienst van Sociale Zaken Voor het Waarom niet terug naar Nederland Er is geklaagd, dat op een vra genlijst die aan de naar Portugal uitgeweken Nederlanders werd voorgelegd, de vraag voorkwam, waarom zij niet naar Nederland terugkeerden. De consul te Opor to gaf meestal de raad in te vul len- „Om dezelfde reden, als waarom HM. de Koningin niet naar Nederland teruggaat." De Commissie is van oordeel. dat de Nederlandse regering met die vraag geenszins de bedoeling heeft gehad om Joodse uitge wekenen tot terugkeer naar Ne derland te brengen. Zij acht de verklaring aannemelijk, dat die vraag juist werd gesteld met het doel diegenen te beschermen, voor wie terugkeer gevaarlijk zou kunnen worden. Een minderheid van twee leden van de Commissie echter vindt, dat in het licht van de begrijpe lijke overgevoeligheid der Joodse vluchtelingen, die het grootste deel uitmaakten van de Neder landse uitgewekenen in Portugal, de formulering der vragenlijst misverstand kon wekken. verzet van minister Van den Tempel tegen deze militarisatie heeft de Commissie geen bewondering, daar uit de instructies van het genoemde Hoofdkwartier de noodzaak daarvan voor een doeltreffende taakvervul ling wel duidelijk was gebleken en er geen doorslaggevende bezwaren tegen bestonden. Het standpunt van de minister heeft een goede samen werking in de weg gestaan. Het verslag behandelt uitvoerig dc plannen van dr A. Polak Daniels voor de repatriëring van gedepor teerde Nederlanders uit Oost-Europa die, doordat alle omstandigheden an ders uitkwamen dan hU had ver wacht, mislukt zijn. Toen na de mis lukking een beroep op zijn mede werkers werd gedaan om zich te Parijs ter beschikking te stellen van de Nederlandse repatriëringsmissie, hebben zij dit op enkele uitzonderin gen na op ongegrond geachte motie ven geweigerd. Al deze mensen had den gedurende geruime tijd in Zwit serland bezoldiging genoten met het oog op door hen te gelegener tijd te verrichten werkzaamheden ten be hoeve van de repatriëring. De Com missie verklaart dat zij dit optreden niet kan bewonderen In Frankrijk heeft de vertegen woordiger van de heer Ferwerda, de heer J. M Brandei, onmiddellijk na de bevrijding van Parijs een orga nisatie gevormd van grotendeels De heer A. Millenaar bleef vrijwillig in Duitsland achter (Van een onzer redacteuren) Onmiddellijk na de bezetting van Nederland werd de Zweedse regering aangezocht om de behartiging van de Nederlandse belangen in Duitsland op zich tc nemen. Volgens getuigen voor de Parlementaire Enquête- Commissie was de Zweedse gezant te Berlijn, de heer Rickert, een uitge sproken anti-nazifiguur, die minder dan de andere buitenlandse diploma tieke vertegenwoordigers, die in die tijd in Berlijn vertoefden, onder de invloed van de Duitsers heeft gestaan. HU stond echter onder een zeer sterke Duitse druk, speciaal in verband met de zeer delicate positie van Zweden. De gezant had de volste belang stelling voor de Nederlandse belan- MINISTER v. d. TEMPEL .waardering èn critiek WKÊÊÊ gen. Hij had ook de Poolse belangen i behartigd doch deze werkzaamhe den waren hem door de Duitsers ontnomen, daar volgens hen Polen niet meer bestond. Enige malen hebben de Duitsers gedreigd het zelfde te doen ten opzichte van Ne- dcrland, dat volgens sommige pro minente nazi's ook niet meer be stond. De heer A, Millenaar. die voor 10 Mei 1940 als hoofdassistent bij de dienst van de rijkslandbouwconsu- lcnten tc Berlijn werkzaam was, werd aan de beschermingsafdeling van het Zweedse gezantschap ver bonden en nam via de Zweedse di- filomatieke ambtenaren de Neder- andse belangen in Duitsland waar. Toen niemand van de ambtenaren van het Nederlandse gezantschap bereid bleek vrijwillig achter te blijven, heeft de gezant de heer Millenaar daartoe bereid gevonden. Deze stond nogal vooraan in het gezelschapsleven in de Nederlandse kolonie te Berlijn en ook in het kerkelijk leven. Hij was voorts se cretaris van verschillende instel lingen Exterritoriale rechten heeft hij nimmer gekregen. Öe Commissie acht de keuze van Zweden gelukkig, mede omdat dit land niet in de oorlog betrokken geraakte. Zij Is van oordeel dat wij Mr v. Vredenburch moest zien aan geld te komen Het merendeel van de Neder- landse uitgewekenen bevond zich in de zomer van 1940 in Frank rijk. Over het aantal cn de in Frankrijk heersende toestanden was aan de regering te Londen weinig bekend. Daarom zond zij jhr mr H. F. L. K. van Vreden burch er heen met de opdracht zich op de hoogte tc .stellen en verder te trachten iets te doen voor de goeddeels uit Breda ge vluchte Nederlanders, die zich daar bevonden. Hij kreeg daartoe machtiging om enige honderd duizenden guldens uit te geven. Hij had echter slechts fr 5000 en 50 bij zich. die hem door een bankier waren geleend.' Na zijn aankomst in Frankrijk moest hij maar zien, hoe hij aan geld kwam. De heer Van Vredenburch is begonnen met geld te lenen van zich in Frankrijk bevindende Nederlanders, van wie sommigen over tamelijk grote geldsommen beschikten. Later heeft het Ne derlandse gezantschap hem de gelden bezorgd, die hij voor zijn werk nodig had. v reeds in Frankrijk woonachtige Ne derlanders. Deze organisatie onder leiding van de heren J. G. van Wa- veren en mr A Knappert, kreeg tot taak de duizenden Nederlanders, die zich toen in Frankrijk bevonden, te verzorgen en later te repatriëren. De Commissie heeft de indruk ge kregen, dat deze missie, mede dank zij de hulp. welke de geallieerde legerautoriteiten en de Franse over heid daarbij hebben verleend zich op bevredigende wijze van haar taak heeft gekweten. Op grond van hetgeen de Commis sie is gebleken met betrekking tot de repatriëring van Nederlandse gede porteerden uit Rusland en door de Russen bezette gebieden is zij tot het oordeel gekomen, dat deze meer dan die uit andere streken onderhevig is geweest aan moeilükheden. welke niet alleen veroorzaakt werden door de uitgestrektheid van het terrein, waaruit gerepatrieerd moest worden, doch ook door de toenmalige vrij ongeregelde toestanden in het mid den en Oosten van Europa en de politieke verhoudingen. Dc Com missie heeft de indruk, dat aan de genen. die zich met dit gedeelte der repatriëringswerkzaamheden hebben bezig gehouden, geen tekortkomin gen kunnen worden verweten. Zij meent met name. dat zowel in Rus land door de toenmalige ambassa deur te Moskou, de heer C. baron Van Breugel Douglas, als in Tsjecho- Slowakije en omliggende gebieden door de missie-Boon bevredigende resultaten zun verkregen. De klachten van dr A. Polak Da niels uit Den Haag acht de Commis- I sie zonder meer ongefundeerd. Zij i betreurt het. dat deze klachten door j opneming daarvan in het rapport J van de Pakketten-commissie een ze- ker reliëf hebben gekregen. Zweden dankbaar moeten zijn voor al hetgeen het gedurende de oor logsjaren voor tallozen onzer in nood verkerende landgenoten heeft gedaan Al kan, volgens getuigen van de Zweedse leiders en mede werkers niet worden gezegd, dat zU veel werklust aan de da^ hebben gelegd, terwijl van enigerlei initia tief bij hen zelden sprake was. aan bereidwilligheid jegens de zaak der verdrukte Nederlanders heeft het hun nimmer ontbrokm. Een nadere aansporing van Nederlandse zijde werd echter wel eens nodig geacht De heer Millenaar heeft zien vol gens de Commissie op uitnemende wijze en ten koste van veel opoffe ringen in dikwijls gevaarluke om standigheden gekweten van zun taak. Het feit dat de actie van de heer Millenaar om pakketten te zenden of te doen zenden aan in Duitsland van hun Vrijheid beroofde Neder landers in vergelijking tot het gro te anntal hunner van betrckkcluk geringe omvang is geweest, acht de Commissie meer een gevolg van de moeilijkheid voor dc heer Millenaar om dc namen en de juiste verblijf plaatsen dezer personen op te spo ren dan van een gebrek aan acti viteit zijnerzijds. Ondanks de moeite welke hij zich daartoe gaf, was hem slechts van enkele honderden ge vangenen de verblijfplaats bekend. Door deze gegevens te verstrekken aan de Berlijnse gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis en door ze via Stockholm naar de Ne derlandse regering te Londen te zenden, heeft hij op lofwaardige wijze gepoogd het toezenden van pakketten tc bevorderen. De toen malige gezant te Berlijn is zeer ge lukkig geweest in zijn keuze, toen hu de heer Millenaar opdroeg ach ter te blijven om de beschermende mogendheid behulpzaam te zijn bij het behartigen van de Nederlandse belangen in Duitsland. VAN KLEFFENS ....verwijten aan Zwitserland In Zwitserland heeft pas na Aug. 1941 een steeds toenemend aantal uitgewekenen een veilig onderkomen gezocht of op doorreis naar Engeland een gunstig moment afgewacht om voorzien van de nodige visa vla FrankrUk, Spanje en Portugal de tocht te vervolgen. AanvankelUk maakte de Zwitserse regering geen bezwaar. In 1942 maakte zU *'<"h ech ter bezorgd en werd lastig. Er zUn zelfs vluchtelingen uitgewezen! De toenmali ge minister van buitenlandse A zaken, mr Van I Kleffens. heeft 1 bU de Zwitser se regering scherp gepro testeerd. toen deze een paar mensen, die in Zwitserland waren aange komen. over de grens had ge zet. Hij is zelfs zo ver gegaan, dat hu gezegd heeft, dat de Zwitserse autoriteiten er wel aan moesten denken, dat de neutrali teit niet alleen voordelen, maar ook plichten met zich brengt. Die uitlating is hem tijdelijk heel kwalUk genomen. De gezant te Bern. mr J. J. B Bosch ridder van Rosenthal, had de regering van de terugzending op de hoogte gesteld. Hij heeft herhaalde malen bij de Zwitserse autoriteiten getracht hun houding gewijzigd te krügen. Daar het aantal vluchtelingen nog nlot 1% van de bevolking bedroeg, doet het argument, dat de voedselpositie zor gen baarde, de lezer van het verslag wel zeer onoprecht aan Generaal- majoor A. G. van Tricht. dc militaire attaché te Bern. die zich met het vraagstuk van de vluchtelingen heeft bezig gehouden, verklaarde dan ook dat de Zwitsers bepaald anti-semi- tisch waren en vreesden met de Jo den na de oorlog te blijven zitten. Het moet gezegd worden dat het Zwitserse volk zelf in beweging is gekomen, toen het van deze zaken hoorde. Nadien is cr veel veranderd en kon het gezantschap alle mensen van wie het wist dat zij kwamen binnen krügen. Anderen werden door de Zwitsers zelf. tegen de gel dende wetten in. binncngeholpen. Maar tot het einde toe zijn er men sen bij de grens teruggestuurd.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1952 | | pagina 7