Dobberend als een meeuwtje met tien man de kok naar Marokko en... Slanke coaster bracht 'n maand luchtwater en vreemd land Logboek van pottenkijkers op de kleine vaart MEESTER VINK BRULT „OVER F NAAR FRIEDEL IN DEN HAAG Ome Frans tapt Dietse borrels in Afrika n Telegram legt de motoren lam N 4 Dinsdag 30 September 1952 Op de 4JO ton metende coaster „Julia Mary" van de Amster damse rederij C. V. Terwogt Lagers hebben twee van onze ver slaggevers een maajid lang mecgevaren om de Nederlandse kust vaart in het algemeen en leven en werk van kapitein H. Smit en zijn tien mannen in het bijzonder te beschrijven. Op deze pagina treft men enige bladzijden uit het „logboek" van beide pottenkijkers aan en een enkel snapshot", genomen tijdens het passagieren in Frans Noord-Afrika. Bootsman Hans van dor Werf kijkt even naar het gestumper en zegt. terwijl Leo het rad over neemt: ..Sarah". Wat deze oud testamentische vrouwenfiguur met ons sturen van doen heeft, be- ROTTERDAM, Donderdagavond XJTE liggen als een meeuwtje", glunderde tt de kok, toen de „Julia Mary" even bui ten de Nieuwe Waterweg de neus gretig in de golven stak. Op hetzelfde moment sloeg ons de schrik om het hart! De slanke coaster, van een koele schoonheid als de Lage Landen zelf, danste zo uitgelaten op de woelige Noordzee, dat wij nieuwbakken zeelieden niet durf den denken aan de situatie, waarin we niet meer „als een meeuwtje" zouden liggen De lichtjes van Hoek van Holland gleden steeds verder weg in de nacht; de vuren zo heten vuurtorens, onwetende landrot van Scheveningen en Katwijk knipoogden steeds zwakker „Vaarwel"; de motoren draaiden, na het afzetten van de loods, volle kracht en Zuid west was de koers. Zo begon een merkwaardige reis naar het vreemde land Marokko, met zijn paleizen en aan naar buiten lopen. Het mooie rechte kielzog, dat de ..Julia Mary" tot nu toe achter zich heeft ge laten is. door de vreemde manoeu vres die we het schip hebben la ten maken, veranderd in een enor me. wanstaltige S. We zijn mins tens een week te laat in Casa", kreunt de kok. krotten, geurende jasmijn en stinkende, over volle Arabische woonwijken, waaruit de toren tjes van de moskeeën oprijzen in de schaduw Maandag van hooghartige Europese wolkenkrabbers. rjvERDAG. in de zon op het Zo begon een reis naar een feest van kleur sloependek en 's avonds, in de en klank en licht, naar het land waar twee cul- ™ss-room met de vastgesjorde la turen elkaar ontmoeten op de Zuidelijke drem pel van Europa. Daar ging de „Julia Mary". Voor hoe lang? fel. komen de zeemansverhalen los. Over stormen gaan ze en dwaze avonturen in vreemde havens. En over hoe slecht het vroeger was Vier weken, een half jaar? In iedere haven kon op zee en hoe weinig de zeeman de beslissing vallen over de volgende bestem- in tel De oyderen- kaPlte,n Smit „en meester Vink, kunnen er uren ming van de coaster en zijn elf mannen. On gewis zyn de kansen van de mannen van de kleine vaart, de lichten van een thuishaven over vertellen: zij hebben nog aan den lijve ondervonden hoe hard de handen van de schipper waren. De kleine vaart schijnt een harde terug te zien. Iedere vreemde haven brengt leerschool te zijn geweest. Over nieuwe geruchten: wordt het Algiers, Spanje, sch°len ho°f je nlet veel wél over T+ii:x «f u lange wachten en hard werken. Italië of toch Rotterdam. j0 begon als matroos en je leerde V ier weken lucht, water en vreemd land, het in de practijk of je leerde het doorgebracht temidden van deze elf mannen, P00- "D? !ncesV: collesas". zegt leerden wat dat zeggen wil: het leven van de Nederlandse zeeman op de kleine vaart. Vrijdag mis in de Sinjorenstad en dat mag en een deel van de lading is ge lost. Zes uur lang gaan we nu va- ïen: de Seme op. In coquette boch ten wiegt de rivier tussen de Nor- mandische heuvels door Wat een land!! Bij heb vallen van de avond steekt de Seine haar lichtjes op. Ze is als een bruid met flonkerend diadeem De kok speelt viool in het kombuis. Twee maten van het EN onwennige, vreemde nacht. Een slingerende kooi. stampen de machines, een rinkelende scheepstelegraaf en al die nog ge heimzinnige geluiden van een schip op zee. Wat witjes struikelen we de mess-room binnen. En zie: kok Peter Filius. deze nobele Amster dammer van even in de veertig, verricht met zijn koffie wonderen aan ons.' „Addenom, wat een schip!", grijnst-ie. „Hier drink uit." En ter wijl hij druk met zijn pannen be zig is in de aangrenzende kombuis om twaalf uur eet de eerste ploeg vertelt-ie honderd uit. Hoe hij als jongen wegliep van kweekschool en als „koloniaal" op Java terechtkwam en daar wald- y A a hoorn en viool in de militaire ka- ZjOnaag pel speelde. Hoe hij als sergeant- majoor terugkwam en daarna chef werd in een groot Amsterdams restaurant. Hoe ae Duitsers hem in een concentratiekamp stopten en hoe hij na de oorlog terugging naar Indonesië, gewond raakte, re patrieerde en tenslotte ging varen. Een druk leven. „Ik ben maar een surrogaat-zeeman," grinnikt-ie en veegt zijn vette handen aan zijn ruitjesbroek af. Na één dag varen zijn we ervan overtuigd, dat hij even goed kookt als vertelt. je niet missen, man! En zo storten vioolconcert van Mendelssohn. Ver- we ons dan 's avonds in het af- der kent hij het niet uit zijn hoofd, grijselijke lawaai van de Antwerp- Dan begint hij aan een menuet se kermis. Gezamenlijk gieren we van Beethoven. Ineens loeit de door de bochten van de achtbaan, scheepshoorn van de „Julia Mary" we laten ons aan de steile wand door de avond: Grand Couronne. kleven en kapitein Smit, die bier we zijn er. De trossen gaan oin de drinkt als de beste Belg. verovert ducdalven en het schip ligt stil. kapitein Smit. „die nu als gezag voerder op een coaster varen of er zelfs eigenaar van zijn, zijn net als ik. als matroos begonnen." Der de machinist Jaap Schot (22 jaar), uit Rotterdam, die avonden zit te tobben met moeilijke vraagstukken, die ze je tegenwoordig op examens kunnen voorleggen, plukt eens be dachtzaam aan zijn snorretje, dat hij met zorg kweekt. Het is hem aan te zien. dat hij „vroeger" nog niet zo'n slechte tijd vond Dinsdag 1^" IJK, dolfijnen", brult de blon- de Zaandammer Leen de Jonge (hij is 22) vanaf het sloe- Dcndek. dat hij aan het schrobben Goud spiegelt de maan in het inkt blauwe, fluisterende water van de Seine. een papieren roos voor zijn lachen de vrouw door dertien Goudse pij pen kapot te schieten. „Zo'n avond heb je af en toe nodig," zegt de kapitein. Zondas Als we 's nachts doodmoe in de donkere haven aankomen, ligt de TTITGANGSPUNT bij het navige- Julia Mary" zeeklaar te wachten. ren met zeeschepen is het axio- Nog één boerennachtje" zo heet een nacht op een schip-in-de-ha- ven, en dan gaan we volle kracht Zuid! ma: „Een schip is geen taxi". Dat heeft bootsman Hans van der Werf (24 jaar), een montere Hagenaar ons aan het verstand gebracht. En hij kan het weten, want het is nog niet zo heel lang geleden dat hij van de H Amsterdamse zeevaartschool kwam. EEL even zijn we in Nederland Dorstend naar nautische kennis Zaterdag OP de groene Schelde, zonder d^ golven, is het goed varen. De loods op de brug murmelt zijn aan wijzingen tegen de roerganger, die ze brommend herhaalt en aan het grote stuurrad draait. Zo komen we bij Antwerpen. We schuifelen Maandag terug om vier passagiers van Antwerpen in Vlissingen af te zet ten. Daar komen gekleurde vlag getjes in de mast en een loods- bootje aan te pas. Als we weer buitengaats zijn en de loods met een meesterlijke sprong de „Julia Mary" heeft verlaten, is de lucht grauw geworden en de golven heb ben witte schuimkoppen. Dat zal een nachtje worden! Als we wan trouwend naar de rumoerige zee kijken vragen we ons af. wat er waar kan zijn van die verhalen over „huizenhoge" golven „Als een mééuwtje, hè meester", grijnst de kok tegen eerste machi nist Vink uit Den Haag. die juist uit de machinekamer klimt. Maar we geloven hem niet meer. zijn we in het stuurhuis op de brug doorgedrongen, na de non chalant gegeven toestemming van kapitein Smit. dat „als we wilden sturen, we dat gerust mochten doen". Misleid door het gemak waarmee roerganger Leo van Duin uit Amsterdam met het enorme stuurrad manoeuvreert, hebben we de koers gevraagd „127". bromt de stuurman vanuit de kaarten- kamer annex radiohut en daar gaan we dan. Het lot van een zee schip met de hele bemanning ligt in onze hand, zo'n gevoel geeft het althans. Het kompas, dat bij Leo nog behaaglijk-traag draaide, wordt ineens wild. Het cijfertje 127, dat in de buurt van het zwarte streep je (dat het schip voorstelt) moet blijven, doet zijn uiterste best zo ver mogelijk van zijn plaats af te raken. Na twee minuten liggen we als je dat van een schip mag ï~a tttnkeRKEN Palais Kaan Pris dertig graden uit de koers. Voor zeggen zij aan zij met een zee- I c-alais- KaaP Gris rpcrpnpn wp rip nrri5tan. aak door de sluizen en komen aan een kade te liggen, waar de ha venmeester met krijt Julia Marie op de hardstenen rand heeft laten schrijven. Twee grote kranen en een zwerm luidruchtige havenar beiders met blauwe kielen, zullen straks zorgen dat de „Julia Mary" haar buik vol krijgt. Kapitein Smit. een blonde Gro ninger van 37. die zijn vrouw en zijn driejarige, pientere Henkje 's zomers op zijn reizen meeneemt, gaat zelden de wal op. Maar als de scheepsagent en de douanen weg zijn, wordt hij onrustig. Er is ker- Nez. We varen er voorbij, na een onrustige nacht op een bed, pardon kóói. dat geen ogenblik ho rizontaal wil blijven liggen. Het waait hard Tweede machinist Ge rard Bootsma (30 jaar), een Mo kumer, loopt over het gladde, stampende schip als over het grint paadje in de tuin bij hem thuis. Wij zijn jaloers op hem. Met twee handen moeten we ons overeind houden. „Is dit noodweer?" infor meren we hoopvol, want tenslotte wil je dat dan ook wel eens mee gemaakt hebben Hij zegt: „Het waait een beetje", en begint een verhaal, over stormen-die-hij-heeft- meegemaakt We zijn teleurgesteld. Maar het scheepsjournaal, dat we later te pakken krijgen, troost ons: „Zwaar stampend en slingerend schip. Water over bak-, dek- en luikenhoofden", staat er. En dat is toch iets! 's Middags waait het nog harder. We horen meester Vink een ver handeling houden over korte, stug ge zeetjes (in de Noordzee), die zo vervelend zijn, en over die lange, soepele Oceaandeining, die zo pret tig is. maar we hebben er geen in teresse voor. We zijn er al lang niet meer op gesteld noodweer mee te maken en zetten ons met han den en voeten schrap in onze kooien om er niet uit te rollen, 's Avonds, net tegen de tijd, dat we ons gaan afvragen of we deze zomer toch maar niet beter een huisje op de Veluwe hadden kunnen huren,, in plaats van door elkaar geschud te worden op deze voortdurende cake walk. stomen we Le Havre binnen. Op slag voelen we ons beter. En als we, nog iets later, in een roke rig havencafé, de glazen heffen met twee verweerde Bretonse vis sers. die machtige verhalen kennen en met drie andere Franse zeelui, die juist zijn binnengelopen met hun schip, zijn we het er over eens. dat varen een bést vak is! het eerst zegenen we de omstan digheid. dat er nergens land te be kennen is. DE BRIEVENSCHRIJVER is een uitkomst voor toie nooit schrij ven heeft geleerd. Onverstoorbaar tekent hij de Arabische slange tjestekens op het papier. IN EEN KLEURIG GEWAAD met een donkere sluier voor, schrijdt deze Arabische vrouw door de bochtige straatjes van Rabat. VOOR 't eerst zien wij hem 'n pure Engelse half-opgerookt wegsmijten. Z n regelmatig gezicht met 't gouden brilletje verraadt geen emotie. Maar de twee zilveren haardosjes, die zijn schedel altijd in twee ge lijke helften delen, zitten nu in de war. Meester Vink, onze eerste machinist heeft 'n telegram gekregen, 'n Dringend tele gram van een buurman uit Den Haag. Vink, een man uit één stuk. is nu een beet je uit zijn doen. Want 't te legram meldt, dat z'n vrouw geopereerd moet worden Casa ligt alweer 'n twaalf mijl achter ons. als de „ouwe" order tot stoppen geeft. Motoren af, elec- trische ijskast uit, aggrega ten stil. Er moet gebeld worden met de buurman van 't telegram. Alle sto ringsbronnen dienen ge dempt. Egaal en ondoorgronde lijk is de Talens-zee. Dan zegt een hoog loei-geluid, dat de zender in de radio hut werkt. Hier Julia Mary. Ju lia Mary roept Schevenin gen Radio. Over! Hallo Julia Mary. Hier Scheveningen. Ik ontvang u slecht Over! Dinsdag - £unt mij verbinden met Den Haag no. xxxx. A. daar is de zon: Frankrijk Voor een dringend gesprek, laat ons niet in de steek Van- Over! morgen zijn de luiken opengegooid Wat is uw positie? Over! Twaalf mijl ten Noord westen van Casa. Op weg naar Port Lyautey. Overrrl Baaierd van geluiden, ge kraak. Tientallen stemmen van andere schepen door een: Julia Mary. Drin gend gesprek. Oei! Okay, Julia. Hier Scheveningen Blijft u maar uitluisteren. Over! Pnimaprima Prima, verdwij voeren een dringend ge sprek. Wilt u uw zender af zetten. Over' De kapitein geeft sputte rend de microfoon over aan Vink. Met meester Vink. Ver staat u mij, meneer De Graaf? Uw telegram ont vangen. Over! Een lawine van klanken, een overbelaste luidspre ker. De kapitein, de ene pi raat aan de andere aanste kend. draait verwoed aan knoppen; meester Vink met zijn duimen. Dan een vreemde, metalen stem. Hier Prima. Prima roept Sche Hier Scheveningen Ra dio. Hier dringend gesprek Den Haag voor Julia Mary Over! Prima, prima Gemopper van de kapi tein, die door een aether- concurrent in 't vaarwater wordt gezeten Dan een va ge, mechanische stem. Ja. met Den Haag. Met De Graat De Gra -Pff kr pff kr Hier Vink. Ik ontvang niets. Over! De ouwe neemt de mi crofoon terug. Hier Julia Meeeeerie Primaprima, wilt u bemid delen? Over! Primaprima. Ik sta klaar. Meester Vink krijgt de microfoon weer. Er komen blosjes op zijn wangen. Ja. meneer De Graaf, telegram ontvangen. Wan neer wordt mijn vrouw op genomen? En waar' Over! Hier Primaprima. De Julia Mary zegt. dat tele gram ontvangen is. Wan neer en waar wordt me vrouw opgenomen? Over! Dank u Prima. In zie kenhuis Westeinde. Morgen wordt mevrouw opgeno men. Ze staat nu naast me. Over! Primaprima Hallo Ju lia, abonné zegt Ja bedankt, dat heb ik. Hallo Friedel ben jij daar? Over! Primaprima Of me vrouw daar is' Over! En dan zacht en klein tjes: Ja hier ben ik. me vrouw Vink. Over! Friedel, je spreekt met je man. Friedel. houd je goed. Friedel, we komen volgende week naar Rot terdam. O-o-over! Heksenketel in de aether, geruis, gezoem, en een zucht van emotie. Hier Scheveningen Radio Krt krt krtveel storing. Over en stop. Nageborrel in de aether, klik van een knop. Ineens volmaakte rust. Maar die rust duurt niet lang. Twee minuten later gaan de motoren weer aan en begint het eentonig ge- kolk van de schroef in het water opnieuw. Als kleine sterren spatten vonken uit de platte schoorsteen. Grauw kartelt de kust van Noord-Afrika langs stuurboord. En meester Vink is weer zichzelf Be dachtzaam rookt hij zijn pure Engelse, tot het vuur bijna zijn smalle lippen schroeit. is. Als Olympische kampioenen buitelen ze door het water, glins terend in de warme zon. Het zijn niet alleen de dolfijnen en de zee honden en de zon die er onmis kenbaar op wijzen, dat we nu toch grijpen we pas als we achter Hans echt in „het Zuiden" zijn. Gisteren schreef stuurman Woudstra met zijn ballpoint al mooie Zuidelijke namen in het scheepsjournaal: kruispeiling verricht op Vilano en Sigargas Vandaag staat er: peilden om 00.30 uur Vilano en Finisterre Links van ons nou ja: aan bak boord dan ligt dus Spanje Te gen middernacht schrijft bootsman Van der Werf in het journaal: „Berlings dwars gepeild". En dat is dan de prozaïsche samenvatting van een reeks flakkerende vuur torens. die van kleine eilandjes af gele, priemende lichtkegels over de olie-achtige zee slingeren, zon der dat de sterren, die traag langs het donkere hemeldécor glijden, er dan is er een apart soort verhalen ook maar een ogenblik door ver bleken. He» log trekt een zilveren streep achter het schip aan en de dikke trossen op het achterdek ruiken lekker naar teer en zee water. Wie denkt er in dit uur aan slapen? Donderdag AAP ST VINCENT was het -1-laatste brokje Europa en nu we na anderhalve dag deinen voor anker gaan in de baai van Casa, omringen de haaien ons schip. Je kunt Afrika ruiken boven de etens- geuren uit van een smoezelige Por tugese brik. die naast Franse, Skandinavische en Italiaanse boten wacht om de veel te kleine haven binnen te mogen De mannen worden onrustig, blikken nerveus naar de kade van een moderne, witte stad Ze pochen om het hardst over vijf. zes. nee tien brieven, die op het havenkan toor liggen. En wanneer Achined, de Arabische scheepsklerk, in zijn gammel roeibootje komt aanplon- zen, gaat er een gejoel op. De oogst aan brieven is kleiner dan verwacht, maar toch voldoende om het dek te ontvolken voor een algemene retraite in de onderschei dene hutten. Alleen stuurman Woudstra hangt over de railing en aast met een stuk haché uit de middagpot op een onwillige haai, die gemelijk haar rondjes trekt. Dan gaat de gele vlag in top en sputtert een motorbootje langszij. De Franse havendokter komt aan boord, zich koelte toewuivend met zijn modieuze glacé's. Vrijdag riEKRIOEL langs een kade, die lijkt op een Europese; maar het gekrioel is anders. Arabieren met fez hebben zich gehuld in paardendekens en rafelige winter jassen; wol beschermt tegen warm te. Jongetjes komen aan boord en willen onze schoenen poetsen en een fotograaf maakt kiekjes formaat postzegel voor een pakje Sigaretten. We gaan de wal op, waar voor ons een andere wereld begint. Kokkie vormt onze escorte; hij kent het Marokkaanse haven volk en zijn geoefend oog is vlug ger dan hun graaivingers. Hij weet. dat het armbandhorloge, te koop aangeboden door een niet van onze zijde wijkende Arabier. 5000 francs moet opbrengen; dat is honderd francs voor elk uur, dat zo'n ding blijft lopen. De Arabische Kasba is een hel vergeleken bij de smetteloze flats van de Europese wijk. Wie in een Marokkaans steegje de armen uit spreidt. raakt "met zijn vingertop pen links en rechts besmeurde ge veltjes, waarvóór dan nog kooplui met ebbenhouten gezichten slui meren temidden van hun' waar De armelijke huizen hebben geen In de k roltenbuurt van Casa blanca want méér ts de Arabi sche wijk niet staat men in eens verrast stil voor zo'n won derlijk rijk versierd poortje. deuren en uit de kamertjes van drie bij drie meter, waar een stuk of tien mensen leven, walmt de stank op. In een hoekje ligt een oude man te sterven; op zijn oogleden klitten vliegen. Maar onbekommerd zijn de meisjes, lonkend met hun rr-ooie ogen boven de sluier uit. Zij lopen op puntmuilen. waar in de sierlijk gevormde hieltjes, bestreken met oranje verf coquet opwippen Zaterdag I-£ AARDIGE mannen met geim- ■LJ proviseerde tulbands bevrijden ons schip van een stoffige lading potas, waarmee ze in Marokko van dorre woestijnen oases maken. Dertig man zijn ervoor nodig om een kraanbak vol te scheppen. Ze doen daar in het ruim vijf minuten over en vijf minuten ook duurt het leeghalen van de bak op de kade. Vijf minuten is een seconde in een land, waar men de tijd heeft, maar het is te lang om er de ogen bij open te houden. Zo sluimeren dertig Arabieren vijf minuten door en over elkaar in de bijtende kunstmest, tót de bak terugkeert en de stok van een voorman hen wakker port. Terwijl de havenarbeiders drie gulden verdienen door tien uur achtereen hun rumoerig geploeter af te wisselen met korte, vredige siësta's, rijden wij ln een koetsje, bespannen met twee jakkerende scharminkels van paarden naar de Arabische markt. Een vreemd allegaartje: de Gandhi-achtige slangenbezweerder, die klinkende munt wil voor een foto en ons anders door opgehitst gepeupel naar de python laat drin gen; de onder een door de mot be zochte paraplu gehurkte muzikan ten, die schrille accoorden en straf rhythme halen uit kalebas- son-met-snaren; de uit haar hobbe zak puilende vrouw, wier sluier, bij het bakken van maisbrood op een houtskoolvuurtje, over de kin is gezakt; de tanige grijsaards in baadje, die de armen uitgestrekt naar het Oosten, hun neus op de keien drukken, onder het prevelen van' gebeden. En wanneer wij zijn uitgekeken, het stof in onze mond en de emo tie van twee uur onder vreemden hebben weggespoeld met cognac, begint het gepingcl met Joessoef, die ons in zijn koetsje naar de „Julia Mary" zal brengen. Zondag HOLLANDS AVONDJE IN KENITRA Na vijf dagen Marokko begint de voortdurende verwondering over al hel vreemde en bizarre langzaam te verdwijnen. Maar wie op een zoele sterrenavond over de drukste boule vard van Port Lyautey in Noord- Afrika loopt. z(jn weg zoekend tussen rijke Amerikanen en Arabieren met tulbanden en lange gewaden, en daar ineens een fors mannenkoor „En we gane met z'n alle naar de Zaan" hoort uitvoeren, is ondanks die ver- du ijnende verwondering toch ge neigd de wenkbrauwen hoog op te trekken. Dat gezang komt uit het Grand Café Glacier. Het ziet er Frans ge noeg uit. Maar achter de bar volgen de vlugge, scherpe ogen van „ome" Frans Geerts zowel het Marokkaanse souvenirverkopertje nis de merk waardige hurkdans die een Neder landse kapitein, een Nederlandse scheepskok en een machinist in een andere hoek aan het voltrekken zijn, terwijl de blonde dikke bootsman van de „Celebes" met ferme halen Circus Renz uit zijn accordeon trekt. Het Grand Café van oom Frans is het trefpunt van alle Nederlandse zeelieden die Port Lyautey aandoen en van de vele Nederlanders die op de Amerikaanse vliegbasis even bui ten de stad werken. Frans Geerts is nu 46. Ruim twin tig jaar heeft hij in Noord-Afrika ge werkt als uitvoerder van grote havenwerken Er zijn weinig plaatsen in Tunesië. Algenë en Marokko, die Frans Geerts niet kent. In 1933 trouwde hij met een Frans meisje, de dochter van de eigenaar van een groot café in Kenitra, zoals Port Lyautey vroeger heette. In 1945 nam hij de zaak over. Vier grote biljarts zijn het enige Hollandse in de grote caféruimte. Het enige? Ja, behalve dan als 's avonds soms twintig, dertig Nederlanders elkaar ontmoeten bij oom Frans. Daar zitten ze dan aan de lange, bruine tafels: de dikke bootsman van de „Celebes" met zijn harmonica en de kok van de „Julia Mary" met zijn viool zorgen dat zij kunnen zingen. Vanavond is het er bijzonder druk. Aan het hoofd van de tafel zit J. Bleeksma. Met zijn lange baard en zijn verweerde gezicht lijkt hij een Arabisch stamhoofd. Twintig jaar ge leden kwam hij uit Soesterberg naar Marokko Net als oom Frans wil hij er niet meer weg. omdat hij niet meer buiten de milde, warme Noord- afrikaanse zon kan leven. De dikke bootsman trekt de laatste maten van „Daar bij die molen" uit zijn accordeon. Alle zeelieden en vliegbasismannen hebben zo hard ze konden meegezongen. Alleen Bleeks ma. zijn Italiaanse vrouw en oom Frans hebben zitten luisteren. „Ik ken al die nieuwerwetse mop pen niet," klaagt Bleeksma. „Speel nou eens iets. dat we vroeger zongen De dikke bootsman krijgt er rimpels van in zijn voorhoofd. Dan probeert hij „In het groene dal in het stille dal" En kijk, daar valt ineens de tijd weg en Bleeksma en oom Frans en al die kerels, die wat anders wilden dan een rustig benedenhuisje met een tuintje in Holland, vinden elkaar in dit oude schoolliedje. Oom Frans vindt dit een feestelijke gelegenheid en laat een fles jenever brengen Want hij weet. dat de varensgasten en ook de meeste vlieg basismannen, die hier nog niet zo lang zijn. niet van die Franse liflaf- jes houden Een klein Fransmannetje, dat in de verbroedering wil delen, nipt argwa- Ïiend aan zijn glaasje. Hij is te be- ëefd om het te zeggen, maar zijn wrange mond laat er geen twijfel over bestaan, dat hij dit Hollandse drankje puur bocht vindt. Als het al heel laat is en de gasten afscheid nemen van oom Frans en zijn donker-ogige vrouw, om door de prachtige sterrennacht schip en huis op te zoeken, is ieder het er over eens. dat dit weer een écht Hollands avondje was. Al is het dan ook mid- 'j in Marokko. \lr'. lir A 120 mijl Noordwaarts .sto men. langs een lichflnde streep kust onder een firmament van verduisteringspapier, waar doorheen felle stippen priemen, zwenken wij naar stuurboord De boeg snijdt het gele stroperige wa ter van de rivier Waddis Sbu in tweeén, als het morgenlicht gaat trillen boven de dorre boorden. Links en rechts dobberen ovale schijven en „zeuntje" (lichtmatroos, ofwel de benjamin) Hugo Slechten- horst uit Hilversum 17 wijst met een eeltige duim: schildpad den! Dan schuurt de scheepswand langs de stukken autoband aan een kade en perst de „Julia Mary" zich tussen een paar andere coasters m. Op alle wappert het rood wit blauw van een kleine natie, die groot is op zee. Port Lyautey. gesticht door een der bruutste maar doortastendste maarschalken van het Franse im perium, noodt tot kennismaking met wuivende palmen en levendige negotie. Woensdag MATROOS Leen de Bruyne uit Vlaardingen sjort met zijn col lega Leen de Jonge de zeilen over de luiken. De „Julia Mary" heeft haar buik weer vol; een buik, die deze reis alles verdroeg: kruide niers-autootjes. cementmolens. potas. huiden met de poten er nog aan en kisten vol stukgoed Nu zit zij boordevol ijzererts voor Rotterdam, en de jongens vinden het welletjes Kapitein Smit confereert in drie talen tegelijk met de loods op de brug en dan ineens verscheurt een stoot op de stoomfluit onze trom melvliezen De „ouwe" grijnst, drukt de zeilpet over zjjn springe rige haren en roept naar beneden- „Ik bedoel maar even dit: we gaan vertrekken Huis-toe, naar moeders, mannen." Want Rotterdam is onze bestemming, een naam die als zij onverwachts wordt uitgesproken elke verweerde zeemanssnoet tot een brede glimlach plooit Het zilver-zilte strand met zijn MATROOS Leen de Jonge ,.ja joi", hij komt uit Zaandam! neemt peinzend afscheid van Casa. Tot over een maand vermiljoenkleurige kwallen keert zich van ons af en verandert in een wazige lijn, waarop nu een bruin, wuivend jongetje met een krullekop een potloodstip is ge worden. Het laatste stukje levend Afrika Of tóch niet' Want in onze hut ruipen Sidi en Hassan tussen een paar aangevreten tomaten rond: twee Marokkaanse landschildpad den. die vochtige vlekken maken op 's kapiteins mooie loper. A AN dit verhaal Is geen eind, zo min als er eigenlijk een be gin was. Want de „Julia Mary" vaart nog steeds, dobbert nu mis schien ergens tussen Cap Gris Nez en de Portugese Noord, ook al 7-ün er geen „pottenkijkers" meer aan boord En als zjj ééns niet meer varen zal. dan varen er nog andere Nederlandse schepen. Mogen deze kolommen daarom een kleine hulde zijn. niet alleen voor de man nen van de „Julia Mary", maar voor hécl onze koopvaardij- Dank je wel, jongens, en.... staat het zo goed genoeg in de krant?

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1952 | | pagina 4