Dobberend als een meeuwtje met tien man
de kok naar Marokko
en...
Slanke coaster bracht 'n maand
luchtwater en vreemd land
Logboek van pottenkijkers
op de kleine vaart
MEESTER VINK BRULT „OVER F
NAAR FRIEDEL IN DEN HAAG
Ome Frans tapt Dietse
borrels in Afrika
n Telegram legt
de motoren lam
N
4
Dinsdag 30 September 1952
Op de 4JO ton metende coaster „Julia Mary" van de Amster
damse rederij C. V. Terwogt Lagers hebben twee van onze ver
slaggevers een maajid lang mecgevaren om de Nederlandse kust
vaart in het algemeen en leven en werk van kapitein H. Smit en zijn
tien mannen in het bijzonder te beschrijven. Op deze pagina treft
men enige bladzijden uit het „logboek" van beide pottenkijkers aan
en een enkel snapshot", genomen tijdens het passagieren in Frans
Noord-Afrika.
Bootsman Hans van dor Werf
kijkt even naar het gestumper en
zegt. terwijl Leo het rad over
neemt: ..Sarah". Wat deze oud
testamentische vrouwenfiguur met
ons sturen van doen heeft, be-
ROTTERDAM, Donderdagavond
XJTE liggen als een meeuwtje", glunderde
tt de kok, toen de „Julia Mary" even bui
ten de Nieuwe Waterweg de neus gretig in de
golven stak. Op hetzelfde moment sloeg ons de
schrik om het hart! De slanke coaster, van een
koele schoonheid als de Lage Landen zelf,
danste zo uitgelaten op de woelige Noordzee,
dat wij nieuwbakken zeelieden niet durf
den denken aan de situatie, waarin we niet
meer „als een meeuwtje" zouden liggen
De lichtjes van Hoek van Holland gleden
steeds verder weg in de nacht; de vuren zo
heten vuurtorens, onwetende landrot van
Scheveningen en Katwijk knipoogden steeds
zwakker „Vaarwel"; de motoren draaiden, na
het afzetten van de loods, volle kracht en Zuid
west was de koers.
Zo begon een merkwaardige reis naar het
vreemde land Marokko, met zijn paleizen en
aan naar buiten lopen. Het mooie
rechte kielzog, dat de ..Julia Mary"
tot nu toe achter zich heeft ge
laten is. door de vreemde manoeu
vres die we het schip hebben la
ten maken, veranderd in een enor
me. wanstaltige S. We zijn mins
tens een week te laat in Casa", kreunt
de kok.
krotten, geurende jasmijn en stinkende, over
volle Arabische woonwijken, waaruit de toren
tjes van de moskeeën oprijzen in de schaduw Maandag
van hooghartige Europese wolkenkrabbers. rjvERDAG. in de zon op het
Zo begon een reis naar een feest van kleur sloependek en 's avonds, in de
en klank en licht, naar het land waar twee cul- ™ss-room met de vastgesjorde la
turen elkaar ontmoeten op de Zuidelijke drem
pel van Europa.
Daar ging de „Julia Mary". Voor hoe lang?
fel. komen de zeemansverhalen los.
Over stormen gaan ze en dwaze
avonturen in vreemde havens. En
over hoe slecht het vroeger was
Vier weken, een half jaar? In iedere haven kon op zee en hoe weinig de zeeman
de beslissing vallen over de volgende bestem- in tel De oyderen- kaPlte,n Smit
„en meester Vink, kunnen er uren
ming van de coaster en zijn elf mannen. On
gewis zyn de kansen van de mannen van de
kleine vaart, de lichten van een thuishaven
over vertellen: zij hebben nog aan
den lijve ondervonden hoe hard
de handen van de schipper waren.
De kleine vaart schijnt een harde
terug te zien. Iedere vreemde haven brengt leerschool te zijn geweest. Over
nieuwe geruchten: wordt het Algiers, Spanje, sch°len ho°f je nlet veel wél over
T+ii:x «f u lange wachten en hard werken.
Italië of toch Rotterdam. j0 begon als matroos en je leerde
V ier weken lucht, water en vreemd land, het in de practijk of je leerde het
doorgebracht temidden van deze elf mannen, P00- "D? !ncesV: collesas". zegt
leerden wat dat zeggen wil: het leven van de
Nederlandse zeeman op de kleine vaart.
Vrijdag
mis in de Sinjorenstad en dat mag
en een deel van de lading is ge
lost. Zes uur lang gaan we nu va-
ïen: de Seme op. In coquette boch
ten wiegt de rivier tussen de Nor-
mandische heuvels door Wat een
land!! Bij heb vallen van de avond
steekt de Seine haar lichtjes op.
Ze is als een bruid met flonkerend
diadeem De kok speelt viool in
het kombuis. Twee maten van het
EN onwennige, vreemde nacht.
Een slingerende kooi. stampen
de machines, een rinkelende
scheepstelegraaf en al die nog ge
heimzinnige geluiden van een schip
op zee. Wat witjes struikelen we
de mess-room binnen. En zie: kok
Peter Filius. deze nobele Amster
dammer van even in de veertig,
verricht met zijn koffie wonderen
aan ons.'
„Addenom, wat een schip!",
grijnst-ie. „Hier drink uit." En ter
wijl hij druk met zijn pannen be
zig is in de aangrenzende kombuis
om twaalf uur eet de eerste
ploeg vertelt-ie honderd uit.
Hoe hij als jongen wegliep van
kweekschool en als „koloniaal" op
Java terechtkwam en daar wald- y A a
hoorn en viool in de militaire ka- ZjOnaag
pel speelde. Hoe hij als sergeant-
majoor terugkwam en daarna chef
werd in een groot Amsterdams
restaurant. Hoe ae Duitsers hem
in een concentratiekamp stopten
en hoe hij na de oorlog terugging
naar Indonesië, gewond raakte, re
patrieerde en tenslotte ging varen.
Een druk leven. „Ik ben maar een
surrogaat-zeeman," grinnikt-ie en
veegt zijn vette handen aan zijn
ruitjesbroek af. Na één dag varen
zijn we ervan overtuigd, dat hij
even goed kookt als vertelt.
je niet missen, man! En zo storten vioolconcert van Mendelssohn. Ver-
we ons dan 's avonds in het af- der kent hij het niet uit zijn hoofd,
grijselijke lawaai van de Antwerp- Dan begint hij aan een menuet
se kermis. Gezamenlijk gieren we van Beethoven. Ineens loeit de
door de bochten van de achtbaan, scheepshoorn van de „Julia Mary"
we laten ons aan de steile wand door de avond: Grand Couronne.
kleven en kapitein Smit, die bier we zijn er. De trossen gaan oin de
drinkt als de beste Belg. verovert ducdalven en het schip ligt stil.
kapitein Smit. „die nu als gezag
voerder op een coaster varen of
er zelfs eigenaar van zijn, zijn net
als ik. als matroos begonnen." Der
de machinist Jaap Schot (22 jaar),
uit Rotterdam, die avonden zit te
tobben met moeilijke vraagstukken,
die ze je tegenwoordig op examens
kunnen voorleggen, plukt eens be
dachtzaam aan zijn snorretje, dat
hij met zorg kweekt. Het is hem
aan te zien. dat hij „vroeger" nog
niet zo'n slechte tijd vond
Dinsdag
1^" IJK, dolfijnen", brult de blon-
de Zaandammer Leen de
Jonge (hij is 22) vanaf het sloe-
Dcndek. dat hij aan het schrobben
Goud spiegelt de maan in het inkt
blauwe, fluisterende water van de
Seine.
een papieren roos voor zijn lachen
de vrouw door dertien Goudse pij
pen kapot te schieten. „Zo'n avond
heb je af en toe nodig," zegt de
kapitein. Zondas
Als we 's nachts doodmoe in de
donkere haven aankomen, ligt de TTITGANGSPUNT bij het navige-
Julia Mary" zeeklaar te wachten. ren met zeeschepen is het axio-
Nog één boerennachtje" zo heet
een nacht op een schip-in-de-ha-
ven, en dan gaan we volle kracht
Zuid!
ma: „Een schip is geen taxi". Dat
heeft bootsman Hans van der Werf
(24 jaar), een montere Hagenaar ons
aan het verstand gebracht. En hij
kan het weten, want het is nog niet
zo heel lang geleden dat hij van de
H Amsterdamse zeevaartschool kwam.
EEL even zijn we in Nederland Dorstend naar nautische kennis
Zaterdag
OP de groene Schelde, zonder d^
golven, is het goed varen. De
loods op de brug murmelt zijn aan
wijzingen tegen de roerganger, die
ze brommend herhaalt en aan het
grote stuurrad draait. Zo komen
we bij Antwerpen. We schuifelen Maandag
terug om vier passagiers van
Antwerpen in Vlissingen af te zet
ten. Daar komen gekleurde vlag
getjes in de mast en een loods-
bootje aan te pas. Als we weer
buitengaats zijn en de loods met
een meesterlijke sprong de „Julia
Mary" heeft verlaten, is de lucht
grauw geworden en de golven heb
ben witte schuimkoppen. Dat zal
een nachtje worden! Als we wan
trouwend naar de rumoerige zee
kijken vragen we ons af. wat er
waar kan zijn van die verhalen
over „huizenhoge" golven
„Als een mééuwtje, hè meester",
grijnst de kok tegen eerste machi
nist Vink uit Den Haag. die juist
uit de machinekamer klimt. Maar
we geloven hem niet meer.
zijn we in het stuurhuis op de
brug doorgedrongen, na de non
chalant gegeven toestemming van
kapitein Smit. dat „als we wilden
sturen, we dat gerust mochten
doen". Misleid door het gemak
waarmee roerganger Leo van Duin
uit Amsterdam met het enorme
stuurrad manoeuvreert, hebben we
de koers gevraagd „127". bromt
de stuurman vanuit de kaarten-
kamer annex radiohut en daar
gaan we dan. Het lot van een zee
schip met de hele bemanning ligt
in onze hand, zo'n gevoel geeft het
althans. Het kompas, dat bij Leo
nog behaaglijk-traag draaide, wordt
ineens wild. Het cijfertje 127, dat
in de buurt van het zwarte streep
je (dat het schip voorstelt) moet
blijven, doet zijn uiterste best zo
ver mogelijk van zijn plaats af te
raken. Na twee minuten liggen we
als je dat van een schip mag ï~a tttnkeRKEN Palais Kaan Pris dertig graden uit de koers. Voor
zeggen zij aan zij met een zee- I c-alais- KaaP Gris rpcrpnpn wp rip nrri5tan.
aak door de sluizen en komen aan
een kade te liggen, waar de ha
venmeester met krijt Julia Marie
op de hardstenen rand heeft laten
schrijven. Twee grote kranen en
een zwerm luidruchtige havenar
beiders met blauwe kielen, zullen
straks zorgen dat de „Julia Mary"
haar buik vol krijgt.
Kapitein Smit. een blonde Gro
ninger van 37. die zijn vrouw en
zijn driejarige, pientere Henkje
's zomers op zijn reizen meeneemt,
gaat zelden de wal op. Maar als de
scheepsagent en de douanen weg
zijn, wordt hij onrustig. Er is ker-
Nez. We varen er voorbij, na
een onrustige nacht op een bed,
pardon kóói. dat geen ogenblik ho
rizontaal wil blijven liggen. Het
waait hard Tweede machinist Ge
rard Bootsma (30 jaar), een Mo
kumer, loopt over het gladde,
stampende schip als over het grint
paadje in de tuin bij hem thuis.
Wij zijn jaloers op hem. Met twee
handen moeten we ons overeind
houden. „Is dit noodweer?" infor
meren we hoopvol, want tenslotte
wil je dat dan ook wel eens mee
gemaakt hebben Hij zegt: „Het
waait een beetje", en begint een
verhaal, over stormen-die-hij-heeft-
meegemaakt We zijn teleurgesteld.
Maar het scheepsjournaal, dat we
later te pakken krijgen, troost ons:
„Zwaar stampend en slingerend
schip. Water over bak-, dek- en
luikenhoofden", staat er. En dat is
toch iets!
's Middags waait het nog harder.
We horen meester Vink een ver
handeling houden over korte, stug
ge zeetjes (in de Noordzee), die zo
vervelend zijn, en over die lange,
soepele Oceaandeining, die zo pret
tig is. maar we hebben er geen in
teresse voor. We zijn er al lang
niet meer op gesteld noodweer mee
te maken en zetten ons met han
den en voeten schrap in onze kooien
om er niet uit te rollen, 's Avonds,
net tegen de tijd, dat we ons gaan
afvragen of we deze zomer toch
maar niet beter een huisje op de
Veluwe hadden kunnen huren,, in
plaats van door elkaar geschud te
worden op deze voortdurende cake
walk. stomen we Le Havre binnen.
Op slag voelen we ons beter. En
als we, nog iets later, in een roke
rig havencafé, de glazen heffen
met twee verweerde Bretonse vis
sers. die machtige verhalen kennen
en met drie andere Franse zeelui,
die juist zijn binnengelopen met
hun schip, zijn we het er over eens.
dat varen een bést vak is!
het eerst zegenen we de omstan
digheid. dat er nergens land te be
kennen is.
DE BRIEVENSCHRIJVER is een
uitkomst voor toie nooit schrij
ven heeft geleerd. Onverstoorbaar
tekent hij de Arabische slange
tjestekens op het papier.
IN EEN KLEURIG GEWAAD met
een donkere sluier voor, schrijdt
deze Arabische vrouw door de
bochtige straatjes van Rabat.
VOOR 't eerst zien wij
hem 'n pure Engelse
half-opgerookt wegsmijten.
Z n regelmatig gezicht met
't gouden brilletje verraadt
geen emotie. Maar de twee
zilveren haardosjes, die zijn
schedel altijd in twee ge
lijke helften delen, zitten
nu in de war.
Meester Vink, onze eerste
machinist heeft 'n telegram
gekregen, 'n Dringend tele
gram van een buurman uit
Den Haag. Vink, een man
uit één stuk. is nu een beet
je uit zijn doen. Want 't te
legram meldt, dat z'n
vrouw geopereerd moet
worden
Casa ligt alweer 'n twaalf
mijl achter ons. als de
„ouwe" order tot stoppen
geeft. Motoren af, elec-
trische ijskast uit, aggrega
ten stil. Er moet gebeld
worden met de buurman
van 't telegram. Alle sto
ringsbronnen dienen ge
dempt.
Egaal en ondoorgronde
lijk is de Talens-zee. Dan
zegt een hoog loei-geluid,
dat de zender in de radio
hut werkt.
Hier Julia Mary. Ju
lia Mary roept Schevenin
gen Radio. Over!
Hallo Julia Mary. Hier
Scheveningen. Ik ontvang
u slecht Over!
Dinsdag - £unt mij verbinden
met Den Haag no. xxxx.
A. daar is de zon: Frankrijk Voor een dringend gesprek,
laat ons niet in de steek Van- Over!
morgen zijn de luiken opengegooid Wat is uw positie?
Over!
Twaalf mijl ten Noord
westen van Casa. Op weg
naar Port Lyautey. Overrrl
Baaierd van geluiden, ge
kraak. Tientallen stemmen
van andere schepen door
een: Julia Mary. Drin
gend gesprek. Oei!
Okay, Julia. Hier
Scheveningen Blijft u maar
uitluisteren. Over!
Pnimaprima
Prima, verdwij
voeren een dringend ge
sprek. Wilt u uw zender af
zetten. Over'
De kapitein geeft sputte
rend de microfoon over aan
Vink.
Met meester Vink. Ver
staat u mij, meneer De
Graaf? Uw telegram ont
vangen. Over!
Een lawine van klanken,
een overbelaste luidspre
ker. De kapitein, de ene pi
raat aan de andere aanste
kend. draait verwoed aan
knoppen; meester Vink met
zijn duimen. Dan een
vreemde, metalen stem.
Hier Prima. Prima
roept Sche
Hier Scheveningen Ra
dio. Hier dringend gesprek
Den Haag voor Julia Mary
Over!
Prima, prima
Gemopper van de kapi
tein, die door een aether-
concurrent in 't vaarwater
wordt gezeten Dan een va
ge, mechanische stem.
Ja. met Den Haag. Met
De Graat De Gra
-Pff kr pff kr
Hier Vink. Ik ontvang
niets. Over!
De ouwe neemt de mi
crofoon terug.
Hier Julia Meeeeerie
Primaprima, wilt u bemid
delen? Over!
Primaprima. Ik sta
klaar.
Meester Vink krijgt de
microfoon weer. Er komen
blosjes op zijn wangen.
Ja. meneer De Graaf,
telegram ontvangen. Wan
neer wordt mijn vrouw op
genomen? En waar' Over!
Hier Primaprima. De
Julia Mary zegt. dat tele
gram ontvangen is. Wan
neer en waar wordt me
vrouw opgenomen? Over!
Dank u Prima. In zie
kenhuis Westeinde. Morgen
wordt mevrouw opgeno
men. Ze staat nu naast me.
Over!
Primaprima Hallo Ju
lia, abonné zegt
Ja bedankt, dat heb ik.
Hallo Friedel ben jij
daar? Over!
Primaprima Of me
vrouw daar is' Over!
En dan zacht en klein
tjes: Ja hier ben ik. me
vrouw Vink. Over!
Friedel, je spreekt met
je man. Friedel. houd je
goed. Friedel, we komen
volgende week naar Rot
terdam. O-o-over!
Heksenketel in de aether,
geruis, gezoem, en een
zucht van emotie.
Hier Scheveningen
Radio Krt krt krtveel
storing. Over en stop.
Nageborrel in de aether,
klik van een knop. Ineens
volmaakte rust.
Maar die rust duurt niet
lang. Twee minuten later
gaan de motoren weer aan
en begint het eentonig ge-
kolk van de schroef in het
water opnieuw. Als kleine
sterren spatten vonken uit
de platte schoorsteen.
Grauw kartelt de kust
van Noord-Afrika langs
stuurboord. En meester
Vink is weer zichzelf Be
dachtzaam rookt hij zijn
pure Engelse, tot het vuur
bijna zijn smalle lippen
schroeit.
is. Als Olympische kampioenen
buitelen ze door het water, glins
terend in de warme zon. Het zijn
niet alleen de dolfijnen en de zee
honden en de zon die er onmis
kenbaar op wijzen, dat we nu toch
grijpen we pas als we achter Hans echt in „het Zuiden" zijn. Gisteren
schreef stuurman Woudstra met
zijn ballpoint al mooie Zuidelijke
namen in het scheepsjournaal:
kruispeiling verricht op Vilano en
Sigargas Vandaag staat er: peilden
om 00.30 uur Vilano en Finisterre
Links van ons nou ja: aan bak
boord dan ligt dus Spanje Te
gen middernacht schrijft bootsman
Van der Werf in het journaal:
„Berlings dwars gepeild". En dat
is dan de prozaïsche samenvatting
van een reeks flakkerende vuur
torens. die van kleine eilandjes af
gele, priemende lichtkegels over
de olie-achtige zee slingeren, zon
der dat de sterren, die traag langs
het donkere hemeldécor glijden, er
dan is er een apart soort verhalen ook maar een ogenblik door ver
bleken. He» log trekt een zilveren
streep achter het schip aan en de
dikke trossen op het achterdek
ruiken lekker naar teer en zee
water. Wie denkt er in dit uur
aan slapen?
Donderdag
AAP ST VINCENT was het
-1-laatste brokje Europa en nu
we na anderhalve dag deinen voor
anker gaan in de baai van Casa,
omringen de haaien ons schip. Je
kunt Afrika ruiken boven de etens-
geuren uit van een smoezelige Por
tugese brik. die naast Franse,
Skandinavische en Italiaanse boten
wacht om de veel te kleine haven
binnen te mogen
De mannen worden onrustig,
blikken nerveus naar de kade van
een moderne, witte stad Ze pochen
om het hardst over vijf. zes. nee
tien brieven, die op het havenkan
toor liggen. En wanneer Achined,
de Arabische scheepsklerk, in zijn
gammel roeibootje komt aanplon-
zen, gaat er een gejoel op.
De oogst aan brieven is kleiner
dan verwacht, maar toch voldoende
om het dek te ontvolken voor een
algemene retraite in de onderschei
dene hutten.
Alleen stuurman Woudstra hangt
over de railing en aast met een
stuk haché uit de middagpot op
een onwillige haai, die gemelijk
haar rondjes trekt.
Dan gaat de gele vlag in top en
sputtert een motorbootje langszij.
De Franse havendokter komt aan
boord, zich koelte toewuivend met
zijn modieuze glacé's.
Vrijdag
riEKRIOEL langs een kade, die
lijkt op een Europese; maar
het gekrioel is anders. Arabieren
met fez hebben zich gehuld in
paardendekens en rafelige winter
jassen; wol beschermt tegen warm
te. Jongetjes komen aan boord en
willen onze schoenen poetsen en
een fotograaf maakt kiekjes
formaat postzegel voor een pakje
Sigaretten. We gaan de wal op,
waar voor ons een andere wereld
begint. Kokkie vormt onze escorte;
hij kent het Marokkaanse haven
volk en zijn geoefend oog is vlug
ger dan hun graaivingers. Hij weet.
dat het armbandhorloge, te koop
aangeboden door een niet van onze
zijde wijkende Arabier. 5000 francs
moet opbrengen; dat is honderd
francs voor elk uur, dat zo'n ding
blijft lopen.
De Arabische Kasba is een hel
vergeleken bij de smetteloze flats
van de Europese wijk. Wie in een
Marokkaans steegje de armen uit
spreidt. raakt "met zijn vingertop
pen links en rechts besmeurde ge
veltjes, waarvóór dan nog kooplui
met ebbenhouten gezichten slui
meren temidden van hun' waar
De armelijke huizen hebben geen
In de k roltenbuurt van Casa
blanca want méér ts de Arabi
sche wijk niet staat men in
eens verrast stil voor zo'n won
derlijk rijk versierd poortje.
deuren en uit de kamertjes van
drie bij drie meter, waar een stuk
of tien mensen leven, walmt de
stank op.
In een hoekje ligt een oude man
te sterven; op zijn oogleden klitten
vliegen. Maar onbekommerd zijn
de meisjes, lonkend met hun rr-ooie
ogen boven de sluier uit. Zij lopen
op puntmuilen. waar in de sierlijk
gevormde hieltjes, bestreken met
oranje verf coquet opwippen
Zaterdag
I-£ AARDIGE mannen met geim-
■LJ proviseerde tulbands bevrijden
ons schip van een stoffige lading
potas, waarmee ze in Marokko van
dorre woestijnen oases maken.
Dertig man zijn ervoor nodig om
een kraanbak vol te scheppen. Ze
doen daar in het ruim vijf minuten
over en vijf minuten ook duurt het
leeghalen van de bak op de kade.
Vijf minuten is een seconde in
een land, waar men de tijd heeft,
maar het is te lang om er de ogen
bij open te houden. Zo sluimeren
dertig Arabieren vijf minuten door
en over elkaar in de bijtende
kunstmest, tót de bak terugkeert
en de stok van een voorman hen
wakker port.
Terwijl de havenarbeiders drie
gulden verdienen door tien uur
achtereen hun rumoerig geploeter
af te wisselen met korte, vredige
siësta's, rijden wij ln een koetsje,
bespannen met twee jakkerende
scharminkels van paarden naar de
Arabische markt.
Een vreemd allegaartje: de
Gandhi-achtige slangenbezweerder,
die klinkende munt wil voor een
foto en ons anders door opgehitst
gepeupel naar de python laat drin
gen; de onder een door de mot be
zochte paraplu gehurkte muzikan
ten, die schrille accoorden en
straf rhythme halen uit kalebas-
son-met-snaren; de uit haar hobbe
zak puilende vrouw, wier sluier,
bij het bakken van maisbrood op
een houtskoolvuurtje, over de kin
is gezakt; de tanige grijsaards in
baadje, die de armen uitgestrekt
naar het Oosten, hun neus op de
keien drukken, onder het prevelen
van' gebeden.
En wanneer wij zijn uitgekeken,
het stof in onze mond en de emo
tie van twee uur onder vreemden
hebben weggespoeld met cognac,
begint het gepingcl met Joessoef,
die ons in zijn koetsje naar de
„Julia Mary" zal brengen.
Zondag
HOLLANDS AVONDJE
IN KENITRA
Na vijf dagen Marokko begint de
voortdurende verwondering over al
hel vreemde en bizarre langzaam te
verdwijnen. Maar wie op een zoele
sterrenavond over de drukste boule
vard van Port Lyautey in Noord-
Afrika loopt. z(jn weg zoekend tussen
rijke Amerikanen en Arabieren met
tulbanden en lange gewaden, en daar
ineens een fors mannenkoor „En we
gane met z'n alle naar de Zaan"
hoort uitvoeren, is ondanks die ver-
du ijnende verwondering toch ge
neigd de wenkbrauwen hoog op te
trekken.
Dat gezang komt uit het Grand
Café Glacier. Het ziet er Frans ge
noeg uit. Maar achter de bar volgen
de vlugge, scherpe ogen van „ome"
Frans Geerts zowel het Marokkaanse
souvenirverkopertje nis de merk
waardige hurkdans die een Neder
landse kapitein, een Nederlandse
scheepskok en een machinist in een
andere hoek aan het voltrekken zijn,
terwijl de blonde dikke bootsman
van de „Celebes" met ferme halen
Circus Renz uit zijn accordeon trekt.
Het Grand Café van oom Frans is
het trefpunt van alle Nederlandse
zeelieden die Port Lyautey aandoen
en van de vele Nederlanders die op
de Amerikaanse vliegbasis even bui
ten de stad werken.
Frans Geerts is nu 46. Ruim twin
tig jaar heeft hij in Noord-Afrika ge
werkt als uitvoerder van grote
havenwerken Er zijn weinig plaatsen
in Tunesië. Algenë en Marokko, die
Frans Geerts niet kent. In 1933
trouwde hij met een Frans meisje, de
dochter van de eigenaar van een
groot café in Kenitra, zoals Port
Lyautey vroeger heette. In 1945 nam
hij de zaak over.
Vier grote biljarts zijn het enige
Hollandse in de grote caféruimte. Het
enige? Ja, behalve dan als 's avonds
soms twintig, dertig Nederlanders
elkaar ontmoeten bij oom Frans.
Daar zitten ze dan aan de lange,
bruine tafels: de dikke bootsman van
de „Celebes" met zijn harmonica en
de kok van de „Julia Mary" met zijn
viool zorgen dat zij kunnen zingen.
Vanavond is het er bijzonder druk.
Aan het hoofd van de tafel zit J.
Bleeksma. Met zijn lange baard en
zijn verweerde gezicht lijkt hij een
Arabisch stamhoofd. Twintig jaar ge
leden kwam hij uit Soesterberg naar
Marokko Net als oom Frans wil hij
er niet meer weg. omdat hij niet
meer buiten de milde, warme Noord-
afrikaanse zon kan leven.
De dikke bootsman trekt de laatste
maten van „Daar bij die molen" uit
zijn accordeon. Alle zeelieden en
vliegbasismannen hebben zo hard ze
konden meegezongen. Alleen Bleeks
ma. zijn Italiaanse vrouw en oom
Frans hebben zitten luisteren.
„Ik ken al die nieuwerwetse mop
pen niet," klaagt Bleeksma. „Speel
nou eens iets. dat we vroeger
zongen De dikke bootsman krijgt er
rimpels van in zijn voorhoofd. Dan
probeert hij „In het groene dal in het
stille dal" En kijk, daar valt ineens
de tijd weg en Bleeksma en oom
Frans en al die kerels, die wat anders
wilden dan een rustig benedenhuisje
met een tuintje in Holland, vinden
elkaar in dit oude schoolliedje.
Oom Frans vindt dit een feestelijke
gelegenheid en laat een fles jenever
brengen Want hij weet. dat de
varensgasten en ook de meeste vlieg
basismannen, die hier nog niet zo
lang zijn. niet van die Franse liflaf-
jes houden
Een klein Fransmannetje, dat in de
verbroedering wil delen, nipt argwa-
Ïiend aan zijn glaasje. Hij is te be-
ëefd om het te zeggen, maar zijn
wrange mond laat er geen twijfel
over bestaan, dat hij dit Hollandse
drankje puur bocht vindt.
Als het al heel laat is en de gasten
afscheid nemen van oom Frans en
zijn donker-ogige vrouw, om door de
prachtige sterrennacht schip en huis
op te zoeken, is ieder het er over
eens. dat dit weer een écht Hollands
avondje was. Al is het dan ook mid-
'j in Marokko.
\lr'. lir
A 120 mijl Noordwaarts .sto
men. langs een lichflnde
streep kust onder een firmament
van verduisteringspapier, waar
doorheen felle stippen priemen,
zwenken wij naar stuurboord De
boeg snijdt het gele stroperige wa
ter van de rivier Waddis Sbu in
tweeén, als het morgenlicht gaat
trillen boven de dorre boorden.
Links en rechts dobberen ovale
schijven en „zeuntje" (lichtmatroos,
ofwel de benjamin) Hugo Slechten-
horst uit Hilversum 17 wijst
met een eeltige duim: schildpad
den! Dan schuurt de scheepswand
langs de stukken autoband aan een
kade en perst de „Julia Mary" zich
tussen een paar andere coasters m.
Op alle wappert het rood wit
blauw van een kleine natie, die
groot is op zee.
Port Lyautey. gesticht door een
der bruutste maar doortastendste
maarschalken van het Franse im
perium, noodt tot kennismaking
met wuivende palmen en levendige
negotie.
Woensdag
MATROOS Leen de Bruyne uit
Vlaardingen sjort met zijn col
lega Leen de Jonge de zeilen over
de luiken. De „Julia Mary" heeft
haar buik weer vol; een buik, die
deze reis alles verdroeg: kruide
niers-autootjes. cementmolens. potas.
huiden met de poten er nog aan en
kisten vol stukgoed Nu zit zij
boordevol ijzererts voor Rotterdam,
en de jongens vinden het welletjes
Kapitein Smit confereert in drie
talen tegelijk met de loods op de
brug en dan ineens verscheurt een
stoot op de stoomfluit onze trom
melvliezen De „ouwe" grijnst,
drukt de zeilpet over zjjn springe
rige haren en roept naar beneden-
„Ik bedoel maar even dit: we gaan
vertrekken Huis-toe, naar moeders,
mannen." Want Rotterdam is onze
bestemming, een naam die als
zij onverwachts wordt uitgesproken
elke verweerde zeemanssnoet tot
een brede glimlach plooit
Het zilver-zilte strand met zijn
MATROOS Leen de Jonge ,.ja
joi", hij komt uit Zaandam!
neemt peinzend afscheid van Casa.
Tot over een maand
vermiljoenkleurige kwallen keert
zich van ons af en verandert in
een wazige lijn, waarop nu een
bruin, wuivend jongetje met een
krullekop een potloodstip is ge
worden. Het laatste stukje levend
Afrika
Of tóch niet' Want in onze hut
ruipen Sidi en Hassan tussen een
paar aangevreten tomaten rond:
twee Marokkaanse landschildpad
den. die vochtige vlekken maken
op 's kapiteins mooie loper.
A AN dit verhaal Is geen eind,
zo min als er eigenlijk een be
gin was. Want de „Julia Mary"
vaart nog steeds, dobbert nu mis
schien ergens tussen Cap Gris Nez
en de Portugese Noord, ook al
7-ün er geen „pottenkijkers" meer
aan boord En als zjj ééns niet
meer varen zal. dan varen er nog
andere Nederlandse schepen. Mogen
deze kolommen daarom een kleine
hulde zijn. niet alleen voor de man
nen van de „Julia Mary", maar
voor hécl onze koopvaardij-
Dank je wel, jongens, en.... staat
het zo goed genoeg in de krant?