n Mismoedig Kerstverhaal door: J. W. DE BOER III us tra ti esWIM BUM OER \Coensdag 24 December 1952 Een os, die kennelijk afstamde van een ge- heel andere voorvader, nl. van het Gouden Kalf, w ierp zich op als strijdkreetleidertel kens stiet hij een verse leuze uit, die als in jectie moest werken, zo van die leuzen als „ezelvlees is niet om te vreten, het is om op te meppenen dan verkocht hij meteen een watjekou met zijn lange hoorns, dat de ge troffen ezel horen en zien verging. Ezels beten venijnig terug. „Wij hebben er genoeg van voor geslagen en geschopte Sparta- eisten door te gaan", riepen ze in een balkend spreekkoor, „en daarom bijten wij. Wie lust er nog een osse-oorwie een ossestaart?, wie nog een osse-lappie? hap „Ram mekaar de ribben injoelde het overige dierenpubliek, dat zich tamelijk ordelijk om het gevecht heenschikte in stadion-ellipsen, want die zin voor arena-orde was hun nu een maal aangeboren. Trouwens, zodra er bloed vloeit moet de toeschouwer tonen, dat hij een heer is en de gelegenheid tot mekaar-afmaken, zo ruim mogelijk houden. Ezelinnen zamelden osse-oren in en dames ossen verwarden zich in ezels-darmen als pleeg zusters in repen leukoplast en afrollend gaas. Er werd om het Rode Kruis gebruld. Een Katte- muziekcorps speelde van ergens de Sabcldan« van een of andere Armeense springbok. Toen bewoog de bodem onder het knetterend in slaand hemelvuur,.de wereld vergaat", piep ten de hazen en zij vluchtten. EEN moeder in blauw katoen, een vader in een bruine overall over zijn bom bazijnen werkpak, kwamen uit de wankelende bosrand. De jonge moeder droeg hun Kind op de arm, het beschuttend met haar mantel. Achter hen volgden enige oude mensen en kinderen van de geburen. Allen hadden glanzende ogen. Zij trokken een rechte lijn door de baaierd van dierlijke zinsver bijstering. Dat ene jonge Kind hief zijn kleine, fijne arm uit de blauwe mantel van zijn moeder. Gewonde ossen en stervende ezels richtten zich op en knieldenbij wie knielt, zegt het oude geloof, helen de diepste wonden. Geen dier, of het zag de tere kinderarm geheven tegen de hemel, waar het onweer weck. Na de gewonden en stervenden kwamen ook de vechtenden tot knielen, en hijgend bogen zij het boze hoofd. „Het was hoog tijd, dat wij kwamen", zeide de jonge vrouw in het blauw. „Wij hebben nog eeuwen te lopen", zeide de eenvoudige man in het bruin, „en wij zijn zo moe BEIDEN zagen naar hun Kind, en het Kind glimlachte weemoedig over hun blik heen naar de verte, met in ieder van zijn schitterende ogen een kleine traan. Maar het hield de kleine arm geheven, tot de laatste wonde geheeld was. DE dieren des velds en de dieren des huizes begaven zich op een trooste- loos-donkere dag in het begin van de winter, op weg naar iets, dat hen weglokte uit de sfeer, die weliswaar versleten was geraakt, doch waaraan zij toch gewend waren. Bepaald prettig konden zij die sfeer niet noemen. Al weggaande en zich tot kudden en zwermen verzamelend, trokken zij naar een oord der illusie, dat zij uitgevonden hadden, de Dieren- UNO te heten. En de besten onder de trek kende dieren begonnen de droomstallcn van wat zij algemeen al spoedig hun Dieren-UNO- paradijs begonnen te noemen, te meubileren met volle ruiven, air conditioning, fans en hartversterkende buffetten en grote potten air-wick. Het was verheffend te luisteren naar hun Alle Tiere werden Briidèr-zangen. Het klonk overtuigend en veroverend „Dat het nu maar eens voorgoed uit moest zijn met al dat antieke geharrewar in de dierenwereld". Het was schoon om naar ze te kijken en het oor luister de verrukt. Het oog leed geen pijn. want de dieren gedroegen zich namelijk ordelijk en hun opmars naar het goede bood aanvankelijk een feestelijker aanblik. Men moet echter marcheren, trekken en reizen gewend zijn, want als zoiets in den be ginne te lang duurt, verdwijnt bij de meeste deelnemers de wil tot volhouden, en daarmee het besef van het verhevene zoiets kan men zelfs bij ossen en bij ezels waarnemen. Reagerend op een aan alle kanten vroeg- in-vallende moeheid.eit op de onredelijkheden, die inhaerent zijn aan overspannenheid en moeheid, zeide een oude, kortademige os, die wel iets op het geijkte type van gehaaide staats man leek„Hoey, broeders-ossen, wij lopen er bij als gedegenereerde sokken, en dat is toch niet iets voor ons, afstammelingen, die wij zijn van een zijtak van één der voornaamste ossen- families ter wereld, nl. van heer Os uit de Stal van Bethlehem, als jullie vatten, wat ik bedoelGelukkig dat wij in de Dieren-UNO op de mooiste plaats komen te staan, allemaal in de benedenloge vooraan, bij de vetste rui venje behoeft daar nooit op nieuw vers voer te wachten". Groot geloei bejubelde dit aan moedigende ossenwoord, want daaldersplaatsen lachen iedereen toe, zo oud de wereld reeds is. MAAR zoals eveneens overal ter we reld, ook hier: na ieder spontaan gejubel in de ene hoek, weerklinkt er van ergens, als een gercedgehouden echo, balkend gehoon uit een andere hoek, en ge hoon ontmoetook meestal bijval, want na ten, het eerste bloed vloeide, men hoorde het aan het gegil. Grensincident, onvermijdelijk grensincident heet zoiets in de normale wereld Want, evenals bij de mensen, is er onder alle gedierte een verbannen uitschot, dat van vech ten houdt, omdat vechten het enige is wat het als natuurlijk „afgaat". Van zien-vechten hou den zij ook wel, maar zclf-vechten vinden die lieden nog veel gewichtigerde allerergstcn on. der hen zijn nóg geraffineerder; dat zijn de ophitsers, die buiten schot weten te blijven. Dit laatste soort dieren roept meestal „Ksss, ksss" en „tsa-tsa", omdat andere dieren, en vooral ossen en ezels, het van nature niet aan vaarden, dat derden (lafferen en vluggeren) kss-kss en tsa-tsa roepen. Ossen en ezels vliegen dan liever elkaar aan dan die derden EN dus vochten de ossen en de ezels. Eerst aan de randen hunner horden, om het begrip grensincident te laten uitdijen tot totalitaire waanzin (historische wetmatigheid heeft nu eenmaal haar eigen eisen!). Een falanx van vechtenden drong een gehele bosrand weg en liep een paar eenvou dige boerenhoeven omver „om het voorterrein te raséren" heet datbovendiendie bosrand en die boerenhofsteedjes hadden daar niet be horen te liggen zij kregen de tol van de driestheid, ze juist daar te plaatsen. Het is strategisch niet verantwoord een hoeve te bou wen aan een idyllische bos-rand. ijverige hoeken zijn nu eenmaal overal. Het was natuurlijk een ezel, die zijn mond op dit ogenblik niet kon dichthoudenhij verschoof met z'n oren z'n astrakah-muts en balkte ho nend „Hoor die os, ha, ha ossen voornaam Het mocht wat't Is gewoonweg belachelijk Eerst komen de ezels, dan komt er een hele tijd niets, en pas daarna zie je in de verte een of andere kale os. Mede-heren-ezels, balken wij die verwaande ossen van de kaart dit is ons recht, want in de perkamenten, die wij bij onze geloofsbrieven denken over te leggen, ALGEMENE opschudding. De orde werd verbroken, men bleef staan waar men stond, en men voelde ineens in z'n ongeleste lijven een wilde drang tot con flict de wolken pakten samen, onweer wette z'n bliksems aan het geelzwarte zwerk. Ver hitte stemmen ketsten als vuurstenen op el kaar „gelogen" werd er gegild„hoofdelijke stemming" klepperde het„kletspraat", „Het ze", „leugens", „goed zo!" stormde het van alle kantenoproer ontstond. De ram uit de Dierenriem luidde zijn bel, maar men hoorde het als een uitdagende aanhitsing om nog wil der te keer te gaan. Zelfs olifanten trompetten en spuwden in hun opgestroopte hemdsmou wen. Wind voer bij rillende vlagen omlaag, kruinen van bomen schoven van hun plaats, stammen van laag hout krabden met hun tak ken in de grond, de wereld kraakte Ergens, aan de buitenwand der dierenhorde joeg een geweldige stofwolk omhoog, waarin dieren met zwiepende staarten en stotende koppen, op el kaar botsend, verdwenen. Er werd fel gevoch staat. dat een onzer rechtstreekse voorouders zo-goed-en-zo-verstandig is geweest, om even in de Stal van Bethlehem te gaan staan als illuster figurant bij dc geboorte van de Ver losser omdat wij ezels zijn, weten wij wel niet goed wat dit eigenlijk te betekenen heeft, maar tegenover die bastaard-os van zoéven is dit een dodelijk veto ten aanzien van zijn Eerste Bek-recht!"

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1952 | | pagina 7