Met de log
in storm e
Terwijl Faustus
verging
r
5
Middelbare
logger
J
^Woensdag 31 December 1952
-OENSDAGMIDDAG, half vier, vijf November. Drie dagen
geleden kwam de Scheveningse logger ..Bastiaan" voor deze
reis de haven uit en zagen we geleidelijk de Nederlandse
kust in de schommelende einder wegzinken. Daarna was het
schip weer van de zee en de wind. Een stalen kiel. een dek van glad-
geteerd hout, in de wind slaande kabels. Motorkracht, de constante
blik door de aanslaande ruiten van de hoge stuurhut, de met zeil ge
dekte kleine sloep op het achterdek en in het vooronder het zangerig
Schevenings klinkend over de emaillen horden, waarvan de damp, de
geur van het middagmaal afslaat. Een door de lage railing omsloten
ellips, die zijn weg zoekt door nijdige schuimkoppen, steeds dieper
in het niemandswater.
Een logger op de haringteelt hoort bemand te zijn met vijftien koppen. Deze keer is er
een zestiende aan boord, die de wal later ver slag zal uitbrengen van deze reis. Hij deelt de
eenzaamheid binnen die ellips, waarvan een landrot geen besef heeft en de verwach
ting, want dat is de extra bemanning, waar mee iedere logger steeds weer de haven
binnenkomt. De verwachting van een goede reis een rijke vangst en van het ongewisse
noem het avontuur of een harde broodwin ning met risico's.
j EDERE REIS is een nieuw begin,
J maar dat nieuwe raakt er af nu.
Woensdagmiddag, half vier, vijf
November. We hebben de vleet
twee keer geschoten in de middag,
twee keer gehaald in de nacht, onder
het wit-gele schijnsel van de lam
pen, die aan de dikke elecirische
kabel in de wind zwiepen bov-en het
middendek. De vangsten waren voor
de tijd van het jaar bedroevend
slecht. De gesprekken aan boord
zijn wat korter geworden. Nu gaan
we het voor de derde keer probe
ren. Ronduit smerig is de najaars
hemel. die nu laag over de evenwij
dig hellende masten komt. Een don
kergrijs doorgelopen lap. waaraan
een smid zijn werkhanden haastig
heeft afgeveegd. De zee weerspie
gelt onrustig die sombere tinten met
een ondertoon van vals groen. De
zwarte wijzer van het weerglas, op
gehangen in het achteronder tussen
de kooien van de schipper en de
eerste machinist, is vandaag meer
naar links gelopen over de laatste
letters van het woord VERANDER
LIJK. De zee wordt roeriger. De
rollers slaan wat wilder tegen de
boeg, af en toe met een schuimont-
ploffing. Dan loopt het water aan
een kleine schuimrand onschuldig
uit over het dek. om na een aarze
ling door de spuitgaten aan de lage
kant weer te wijken.
De netten van de vleet komen op
nieuw uit het ruim en gaan over de
schietrol aan stuurboord zee in. be
vestigd aan de reep. die de electrisch
draaiende winch uit een andere diep
te van de wankelende logger op
trekt Het zijn al weer vertrouwde
geluiden, die hun plaatsen innemen
tussen het trekken van het wantge-
touw en het vertrouwde „kraken"
van de romp. die de kracht van zee
en logger beide bewijzen
Er staat een stevige bries uit het
Noord-Westen, waar op een afstand
van enkele mijlen andere loggers als
donkere plekjes liggen te steken in
de kil-grauwe zee. De wind draagt
een overmaat van fijnverdeeld iis-
water mee. dat zich glimmend aan
hout. staal en gezichten hecht. Maar
voor de tijd van het jaar is het nog
redelijk weer. Wat op de Noordzee
in November redelijk heet. zou u
waarschijnlijk haastig achter de ka
chel jagen.
aSafe
Geschoten met vlijt
"P)e GROTE MOTOR, die in de
machinekamer de tientallen
zuigers haastig op en neer dreef is
een half uur geleden gestopt, de
schroef na enkele aarzelende slagen
uitgedraaid. Schipper Arie van der
Zwan staat op het voordek bij het
kleine roer; de zwaarste man aan
boord, zowel letterlijk als figuurlijk.
De matrozen bij de schietrol be
kende gezichten onder de schuin
staande klep van hun haringpetjes
hebben geroepen: Als bet de
schipper belieft! En half verwaaid
kwam uit de mond van de schipper
langgerekt terug: Paaie maaaaarrrrr,
op hoop van zégen!!! Sinds dat
ogenblik zijn allen aan dek in be
weging geweest: de gedrongen vier
kante gestalte van stuurman Simon
Taal haakt het ene net na het an
dere aan de reep. de beide oudsten
jongens) bevestigen tegelijkertijd
de witte blazen, waarop de vleet
drijft in het driekwart duister on
der het dek. leidt de reepschieter
Piet Den Duik de zware kabel, die
hij bij het halen de vorige nacht
in kringen om zich heen heeft ge
legd. gevaarlijk werk. waarbij een
ongeluk tot de waarschijnlijkheden
behoort.
Wordt de wind iets feller of valt
het nu vas op. dat het dek in alle
richtingen rijst en daalt? Alles is
nog bij het oude. Kilometers voor
het schip uit drijven nu de honderd
tien netten, die rechtop in het wa
ter staan. Het einde van de reep
wordt aan de bolder op de voor
plecht vastgesnoerd. De luiken gaan
dicht, de matrozen dalen een voor
een het loodrechte trapje naar het
vooronder af. Een koud leeg dek.
Sneller overschietende elastisch rek
kende wolken
Een vuil zeetje dat wat van plan
is. Die woorden in het vooroijgaan,
blijven in de oren hangen en wor
den even later tot een gedachte:
„Een vuil zeetje dat wat van plan
is" Overigens alleen het constate
ren van een feit. Want nog altijd
weet niemand aan boord van de
Bastiaan. dat een daverende storm
~~N
V.
De Bastiaan werd in 1917
gebouwd cn tien jaar lang
zwierf een bemanning, waar
van de namen nu vergeten
zijn op zeilkracht- over de
visgronden, de groene haring
hoog in het Noorden (bij
Schotland) ieder voorjaar
ontmoetend cn daarna steeds
Zuidelijker achtervolgend tot
meestal rond de kortste dag
van het jajr «n het Kanaal
de teelt voldaan was. Een en
dertig meter lang is de Bas
tiaan. die in 1927 zijn motor
kreeg, cn nu een 210 pk.
Werkspoor in de machineka
mer heeft staan. Tot het
voorjaar 1952 ziin er onge
twijfeld avonturen genoeg ge
weest aan boord, maar nie
mand heeft da3r veel van
gehoord want Scheveningse
vissers zijn kort van stof en
houden niet van ophef.
Hoofdzaak zijn de vangsten
en die staan iedere dag nuch
ter in de visserijberichten De
rest is althans aan de val
stilte.
achter de horizon zijn krachten ver
zamelt.
Willem Kuiper, de kok. is al in
de kleine kombuis bezig met het
avondmaal, dat oudergewoonte weer
stijf zal staan van het vet. De klei
ne gesprekken bij het eten; grove
vingers, waarin het zout niet meer
bijten kan door de hoornlaag, rol
len een sigaret, waarvan de geur
zwaar in de neusgaten dringt. De
schipper buigt zich nog even voor
over naar de radio-ontvanger. Verre
stemmen worstelen met de storing.
De vissers kruipen in de kooi voor
een paar uur slaap. De logger
droomt onrustig, schommelt, rukt
aan de vleet. Alleen de wa^ht staat
op de brug, een beveiligende blik
over het kleine boeglicht, dat nu
ontstoken is.
Duistere wereld
DE AVOND is verrassend snel
gevallen. Rond de logger is de
wereld duister verkleind. Ver weg
in het horizontale
vlak enkele onrustige
lichten, gevallen ster
ren. die van golf naar
goLf worden gestoten.
Het kan, wachtende
op de haring, die nu
in scholen naar de op.
pervlakte zwemt, zelfs
in het najaar vrij rus
tig zijn op een log
ger, die de rest van
het etmaal trilt van
het motorgeweld.
Maar vroeg die
Woensdagavond al
stijgt het geluid van
de zee uit boven de
monotone sleur, waar
men na een paar da
gen al niet meer op
let. Het schip wordt
hoger opgedrukt, valt
dieper en verder uit
het evenwicht neer,
soms met een droge
klap. die nasiddert
door de romp. In het
achteronder gaan de
oliekleren aan de ha
ken. steeds sneller
heen en weer, de kooi
ligt niet zo zeker
meer. Er komt geluid
van alle harde voor
werpen, die niet spij-
kervast aan boord
zijn.
Je merkt pas goed
wat er aan de hand
is, als je uit de kooi
komt en de hand
haastig houvast zoekt
aan het trapezium
vormige blad van de
vaststaande tafel,
waarover een lege
koffiemok langzaam
naar de rand schuift.
De wind neuriet diep
uit zijn keel, het ach
terzeil draait met een
vreemd klagend ge
luid om de mast. Er
is een overmaat van
geluiden niet te schei
den, zolang je bene
den blijft Van de
meeste is de oorzaak
niet aan te wijzen. En op het zelf
de ogenblik dringt het duidelijk
door: dat iedereen aan boord alleen
is bij een storm, en met zijn ge
dachten aan de wal.
Dat dit een storm is en geen
grapje, merk ik als ik met moeite
de ijzeren treden naar hel dek op
ga. Halverwege dit trapje blijf ik
even niet geknepen vingers om het
staal kijken naar de schoongewaai
de hemel. De logger slingert nu
zo. dat de grote sterren in paniek
schijnen te vluchten langs de recht
hoek van de kleine deuropening
die mijn opwaartse blik omlijnt.
Op hot gladde dek gaan mijn
ogen wijder open. Met een stij
gend geluid giert de wind langs de
opbouw. De diepzwarte zee is ho
ger gerezen in het valse licht rond
het schip, de golven lopen in heu
vels uit onder de achtersteven.
Het water slaat nu van alle kan
ten hoog over de logger, die aan
de rollers klimt voor een altijd
weer onderbroken val in waterda
len van een seconde, een val.
waarin de ligging van de romp
zich weer onverwacht wijzigt.
Ik sta nog altijd bij de deurope
ning en kom niet verder dan een
blik om de hoek, waarbij de wind
op volle kracht in mijn .gezicht
slaat Er is niets te doen aan het
dek dan kou lijden Weer in mijn
kooi, met mijn oor niet meer dan
een meter van het geweld van 'Ie
zee, hoor ik hoe scherp de logger
kraakt. De Bastiaan is begonnen
aan een verdedigend gevecht voor
zijn 145 ton en de zestien mensen
aan boord voor wie hij het laatste
houvast is in honderden vierkante
mijlen waanzin. De storm zal meer
dan vijftig uur -aanhouden Het
gaat de zwaarste storm worden
van de laatste 25 jaar. De Faustus
zal deze storm niet overleven en
de haven van Rotterdam blokke
ren. En aan de wal zal iedereen
met familie op zee luisteren naar
de wind en met gerust zijn.
Imposante nacht
Een STORM OP zee heeft
weinig vrienden. Het is een
geduchte vijand, die zelf geen ver
liezen hoeft te vrezen en dat maakt
de strijd voor ieder schip bij voor
baat ongelijk. Meer dan ellende en
gevaar houdt de zeeman er niet
op over.
Maar toch spreekt er een wel
luidende stem mee in de storm
wind. Een stem van primitieve he
roïek, die rechtstreeks uit de oer
tijd komt. Het is meer opwindend
dan beangstigend om een klein
schip daar zijn krachten mee te
aan de waterzware vleet door. Ha
ringen springen in de warbak, vlie
gen soms tot over de stuurhut, drie
meeuwen krijsen om de mast. Zo
machtig komt de zee over de boeg,
dat de beslagen ruiten van de stuur
hut, twintig meter verder en zeker
vijf meter boven het d%k, finaal
worden schoongewist. Het water
druipt af van de met gebogen hoofd
doorwerkende mannen, die elkaar
onverstaanbaar blijven aanvuren.
De duivel danst in de wind. maar
niemand gaat opzij
Lieftinck en scherven
17 N ACHTER MIJ op de brug
Jhoor ik over Scheveningen-
Radio een kapitein tevergeefs de
storing overschreeuwen om aan zijn
reder te vertellen, dat zijn vracht
boot niet meer vooruit komt en
naar Huil zal afdraaien. Naast mij
grijpt schipper Van der Zwan zijn
zien meten, een tijdeloos duel tus
sen de mens en de elementen. Kust
en kalender hebben hier niets meer
mee te maken. Homerus en Melvil
le vingen hetzelfde onder andere
woorden Iedere storm waait van
het eerste begin naar het uiterste
einde.
Rond drie uur van die imposante
nacht van Woensdag op Donderdag,
nu het noodweer alle elementen van
stal haalt, zie ik uit welke diepten
uw zilveren haring moet worden
gehaald, hoe hard het brood is, dat
de vissers op de wrede zee ver
dienen. De storm die nu met regen
geselt is nauwelijks te overschreeu
wen In alle mogelijke en onmoge
lijke standen helt het dek. De
schijnwerpers aan de brug, de aan
de kabel rukkende lichtpunten bo
ven het dek verdelen hét schijnsel
vreemd en geven aan de grote scha
duwen een eigen leven. Ik heb de
Vliegende Hollander nooit gezien,
maar zo moet het daar aan boord
geweest zijn. Spookachtig, op de
'rand van de tijd, gestalten in het
laatste vale licht.
Tussen de felle reqenstrepen op de
ruiten van de stuurhut door, zie ik
de vissers staan in hun lompmakend
oliegoed, de Zuid-Wester diep over
de ogen gedrukt. Zij hebben alleen
de onverzettelijke wilskracht nog
gemeen met de mannen, waarmee
ik de voorgaande dagen gesproken
heb over nu volmaakt onbelangrijk
schijnende zaken. Met hun rug hard
vastgedrukt tegen de kribben aan
bakboord staan de zes matrozen
aan de netten door anderen los
gehaakt van de reep, die nu weer
indraait om de winch. Uren achter
een gaat het shaken (schudden)
Het binnenhalen van de v>leet.
is een zwaar werk. Van top tot
'een gepakt in oliegoed trek
ken de mannen het gevulde net
binnenboord.
(Foto: Voorlichtingsdienst
van de Voedingsraad, afd. Vis)
knokkels wit om het stuurrad, be
velen schreeuwend, die de wind
verscheurt. Hij heeft al zijn kracht
nodig om de logger zo bij te stu
ren, dat de netten tenminste nog
heel aan boord komen. Het loon
voor al dit werk aan boord, dat
een slaaf zou weigeren, is ook dit
maal nihil. Er zit practisch geen
haring in de vleet. Na een goede
teelt hebben de haringscholen on
verwacht hun koers gewijzigd langs
donkere waterwegen, die niemand
ooit gezien heeft.
Plotseling keert de schipper zijn
breed gezicht met een grijns naar
mij toe en roept: „Dat zou die Lief
tinck eens moeten zien, misschien
werden we dan wel vrijgesteld van
belasting."
Misschien is het de lach. die mij
even minder op mijn qui vive
maakt. Rechts in de hut raak ik
mijn evenwicht kwijt met een door
grote passen uitgestelde val word
ik naar links geslingerd, krijg een
prompte retour van een nieuwe golf
en vlieg weer rechts met mijn
schouder door een ruit. De scher
ven vallen neer rond het vijftienja
rig afhoudertje Rinus Vink achter
de winch, die er heelhuids af komt.
De storm slaat triomfantelijk 'naar
binnen door dit gat dat later met
zeildoek wordt gedicht. Een half
uur later wordt het halen halver
wege de vleet gestaakt. Dit voor
schot op de oordeelsdag dreigt de
netten grondig te vernielen.
Weer in mijn kooi in het achter
onder denk ik nog even aan dat
grapje van de schipper en vind
het niet zo grappig meer Hier in
de buurt verging ruim dertig jaar
geleden de vader van schipper van
der Zwan. Hij was toen een van de
vier jonge zoons, die van hun moe
der te horen kregen: Ik breek je
liever de benen, dan dat ik je naar
zee zie gaan. Drie van de zoons
zijn toch gegaan. De vierde werd
ambtenaar en kwam in het begin
vaak thuis met de opmerking „ik
hoop dat bet kantoor vannacht af
brandt". Maar het kantoor bleef
staan en de jongste zoon is aan de
wal gebleven en er nu wel aan ge
wend. Misschien is dat toch niet zo
onverstandig geweest.
Schipper Arie van der Zwan ver
telde me dat Dinsdagmorgen. En voor
iedere visser aan boord van deze en
andere loggers heeft dit verhaal
een bekende klank, In vrijwel iede
re Scheveningse familie heeft de
zee levens geroofd. En het is nog
altijd geen verleden. Bij de vorige
teelt sloeg van een andere logger
de stuurman overboord, die even
aan dek ging kijken Niemand heeft
hem ooit weergezien.
De storm neemt toe in kracht.
Over de radio horen we dat een
logger in de buurt zijn schroef ver
loren heeft. De bijzonderheden
daarover -gaan steeds in tweevoud
door de rumoerige aether.
Faustus en de rest
L-I ET was. om uw geheugen even
-*■ op te frissen, de week waarin
Eisenhower gekozen werd tot pre
sident. en het Nederlands elftal, en
kele uren voor de natuur al haar
geweld ontketende, de oefenwed
strijd tegen F. C. Saarbrücken ver
loor. Maar vóór alles was het toch
de week van de „Faustus". die bij
Hoek van Holland door de beman
ning werd verlaten, door het Noor-
dernoofd van de Nieuwe Waterweg
werd geslagen, zonk en het scheep
vaartverkeer op Rotterdam lamleg-
de en daarna vertragen zou. Een
gordel van stormen joeg uit het
Noord-Westen over zee en land om
in allerijl een diepe depressie in
Oost-Europa te gaan opvullen. Veel
grotere schepen dan de Bastiaan
vluchtten havens aan de Engelse
kust binnen. In de Middellandse
zee verging een schip, in Wenen
maakte de storm slachtoffers. Over
Scheveningen radio klonken de
stemmen met nauw bedwongen pa
niek. Weerkundigen aan de wal. die
tijd hadden voor statistieken, heb
ben in die onrustige Novemberdagen
nagerekend, dat dit de zwaarste
storm van de afgelopen 25 jaar was.
Ik weet niet of de Bastiaan door
de zenith van die storm voer. Waar
aan moest dat vergeleken worden?
Ik weet wel. dat do logger op zee
bleef, een zestig, zeventig mijl Wes
telijk. van Scheveningen. een dertig
mijl onder de Engelse kust. Aan
naar huis gaan dacht niemand. Vis
sers gaan van een gegeven uit on
ze blijven, dat onder alle omstan
digheden trouw: ze zijn op zee om
haring te vangen, storm of geen
storm, het schieten en halen gaan
door. Het boeten van de zwaar be
schadigde netten komt er bij en
vult het etmaal tot de nok. Ze zijn
wel wat gewend déze vissers, en
hoe de zee ook tekeer gaat. zij
houdt de bemanning, de paar uur.
die daar voor overblijven, niet uit
de slaap; de vermoeidheid staat
daar borg voor.
De slapeloze nachten zijn voor de
vrouwen in de kleine huizen achter
de Scheveningse haven, ook nu vei
lig onder de lichtnasser van de
vuurtoren. Die vuurtoren is op de
Bastiaan mei tc zien. Het enige
licht komt van de andere loggers,
lichten, die van het zwaar slinge
rend schip als vuurpijlen schijnen
op tc. stijgen en te doven in hun
val, tot men ze opnieuw ontwaart.
Ik heb deze dagen begrepen, dat
loggers veel verder van huis varen,
dan op de kaart kan worden na
gemeten. Ergens tussen hoop en een
overmaat van onzekerheden, en dat
is vooral in een dergelijke storm
geen geografisch begrip meer.
Kokend op koud vuur
Donderdagmorgen kookt de
zee op koud vuur en naarmate
de dag vordert gaat de op een kier
gezette poort van de hel langzaam
wijder open. Dat de zee als. geheel
gaat rijzen bij zwaar weer kan best
Zo strekt zich dc nachtelijke zee
imposant uit onder 't maanlicht.
De loggers liggen aan de vleet
en wachten op de zilveren ha
ringscholen die nu naar de opper
vlakte zwemmen. Het kan dan
vr{j rustig zijn zoals op deze
stemmingsvolle foto. Maar de
zivare lucht verraadt dat het
een stilte voor de storm is, die
alle dichterlijkheid uit dit beeld
zal vagen
(Foto: Voorlichtingsdienst van
de Voedingsraad, afd. Vis)
verbeelding zijn, want aan geen
peillat valt het af te lezen. Maar die
indruk geeft, het toch zeer beslist.
De stormkracht ligt boven de hon
derd kilometer per uur. In dit af
stompend geweld, waarbij de tem
peratuur bovendien nog snel daalt,
is de rest van de vleet gehaald, zijn
de netten geboet en wordt er weer
geschoten. We hebben het vandaag
dertien mijl Westelijker gezocht en
liggen nu nog dichter onder de En
gelse wal. Die reis de Bastiaan
haalt ruim acht mijl per uur
waarbij de motor zich op volle
kracht mat met de veel sterkere
zee. is geen pretje geweest. Het
maakte de Bastiaan tot een heksen
ketel. maar zelfs die herinnering
vervalt snel in de eindeloze nacht
van Donderdag op Vrijdag, die een
overdreven reprise van de voor
gaande blijkt.
Je verliest tenslotte ieder besef
van tüd en dag. Er blijven maar
vier houvasten: schieten, halen,
licht of duisternis» Niemand aan
boord komt tijdens een reis uit 'ie
kleren, die zonodig by de rood
gloeiend staande kachels in voor- en
achteronder, waar het licht altyil
brandt, worden drooggeschrceid.
Als dc vangsten groot zijn komt
het voor, dat de oemanning twin
tig uur in touw blijft zonder slaap
en nauwelijks of niet eet. Nog an
dere records zyn gemaakt, die ner
gens genoteerd staan. En het onge
rief. dc koude, het gevaar cn de
doorlopende scheiding van het ge
zin nog daargelaten, die uren we
gen zcKcr zo zwaar als de zwaarste
aan de wal.
Er is geen harder beroep dan dat
van visser zelfs bij redelijk weet,
maar als je er met deze mensen
over praat, zeggen ze: „Toch ben
je op zee vrijer". En hoe ze dat be
doelen begrijpt iedereen, die wel
eens aan het strand geweest is.
Die Donderdagnacht staan ze weer
aan de vleet. Over de storm is die
twee dagen weinig gezegd, maar
wel over de slechte vangsten. „Met
één schot kun je getroost zijn" is
als regel de slotopmerking van deze
gesprekken.
En het wonderlijke van deze ha
chelijke Donderdagnacht is, dat on
danks het stormgeweld, de haring
toch de hoofdrol speelt op het mo
ment. dat de eerste netten met de
grootste moeite over de rol worden
ingehaald.
Hoe is het met het eerste net?
'Slecht? Maar dat zegt nog niets.
Hoe is het met de eerste lien
netten? Practisch niets. Hoog
stens één kantje. Bij het halen wordt
zelfs deze storm tot décor, maar het
is een levend décor. Het gaat zich
steeas ruwer met 't spel bemoeien
en als de vangst weer slecht blijkt
en de netten zwart in plaats van
verzilverd op het dek komen, staakt
men het halen opnieuw. „Met één
goed schot kun je getroost zijn".
Men gaat er meer en meer aan
twijfelen aan boord van de Basti
aan. Dit belooft een lange moeilijke
reis te worden. Toch blijft de stem
ming goed. Toch breekt dc humor
af en toe onverwacht door. „Met
één goed schot, kun je getroost
zijn".
Eindeloze storm
VRIJDAGMORGEN De zelfde
rustbarende geluiden, de zelf
de korte zware schokken. Je gaat
je afvragen hoe lang een storm wel
duren kan. 's Morgens vroeg al
weer gebakken vis. Ik pas er voor.
Vannacht was ik dat in alle rich
tingen gecombineerde schokwerk
op eens hardgrondig zat Het hoofd
wilde rust hebben, de maag had er
genoeg van. Ik had net op de ach
terkant van een oud weekblad ge
lezen. hoe pittig de berglucht in
Arosa wel is en hoe blauw de zee
spoelt voor het zonnige Menton.
Aan de andere kant van de krant,
waarop een stuk brood en een
mes lag. zat de eerste machinist
Job Verhey en je kon aan zijn ge
zicht zien dat hij zich ook niet lek
ker voelde. Niet zeeziek, maar kat
terig. dat ergens op de grens ligt.
maar waar geen zeeman aan toe
geeft. We zeiden geen woord. Ik
dacht; „Wat doe ik eigenlijk aan
boord van die rolboot" en „Als ik
er nu maar oen minuut af kon
stappen, even stilstaan, dan zou het
wel weer gaan Maar toen ik dacht
aan de mensen, die me deze reis
afgeraden hadden, was ik er met
een weer overheen. Want ik had
het toch voor geen geld willen
missen, de Bastiaan niet, de be
manning niet. de zee niet en de
storm niet.
Dit is myn vierde teelt. zegt Job
Verhey met wie ik in gesprek raak,
en ik hoop, dat het mijn laatste is.
De foto van zijn verloofdedie hij
in zijn kooi heeft hangen is een van
de redenen. Zij voelt er niets voor
om mei een zeeman te trouwen en
komt zelfs niet graag bij de haven.
„Een baan aan de wal", zegt Job
Verhey, die 24 jaar is. Dat zeggen
er wel meer aan boord, nu het
einde van de teelt nadert. En dat
is helemaal niet zo wonderlijk. De
meesten zijn bij de volgende ha-
ringrace weer present en herinne
ren het zich nauwelijks meer. Er
moeten ergens op de zeebodem een
paar sterke magneten liggen, die
mei de opening precies op de vis
sersplaatsen langs de kust gericht
z(jn.
Vleet aan flarden
V\N de rest van die Vrijdég
staat me niet zo heel veel meer
voor de geest. Ook de storm heeft
een sleurelement. het werk ging
door. alles kon gebeuren maar er
gebeurde niets bijzonders. Halen,
steuren (de haring wordt alleen in
het begin van de teelt gekaakt),
boeten, eten, slapen, schieten en
weer halen, dat is het leven aan
boord, dat niet overloopt van ge
zelligheid maar toch een eigen
sfeer heeft. Ik heb nog bij de sloep
gestaan, die ene kleine sloep aan
boord en me afgevraagd of daar
vijftien man in zullen passen, als
de nood voor de Bastiaan nog eens
werkelijk aan de man mocht ko
men Dit leek me ook geen zee
voor een sloep maar ze zeggen, dat
het meevalt. Ook dat betwijfel ik
De schipper zei dat je toch al
tijd zwemt, hoe koud het ook is.
Hij kan het weten, want in 1943
liep zijn logger op een mijn en hij
lag in zee voor het tot hem door
drong Ja. verhalen worden er tus
sen de bedrijven door toch nog wel
verteld. Hoe stuurman Simon Taal
gevaren heeft op de koopvaardij.
Óver de Duitse loggers, die ook op
Zondag vissen Over de Alkmaar
die Spoorloos verdween bij de kust
van Noorwegen, en daarvoor al
eens op zijn kant de haven van
IJmuiden was ingesleept. Verhalen
bij dc vleet. Als iemand nog eens
een uitleg van die uitdrukking
verlangt, kan ik nu ook mijn.
woordje doen.
Zaterdagmorgen was de storm
wat geluwd maar het bleef kwaad
weer Opnieuw was de vangst ver
beneden de maat gebleven. In deze
tijd van het jaar wordt met lasten
gerekend. De Bastiaan had na een
week zwoegen nauwelijks vijftig
kantjes aan boord (een last 17
kantjes; een kantje - negenhon
derd haringen). Na een paar net
ten was het al bekeken De vleet
werd losgegooid om er langs te
varen en wat men verwachtte bleek
later on de middag maar al te
waar. Van de nog maar nauwelijks
honderd netten, waren er tenmin
ste zeventig te zwaar beschadigd
om aan boord te kunnen herstellen.
Dit bracht de rois zeer onverwacht
ten einde De blazen gingen in het
reepruim. hot dek werd schoonee-
mnakt en Zaterdagnacht stoomden
wij voor de zich nu geleidelijk
matigende wind naar huis.
DE storm had het duel met
de Bastiaan verlor&i,
maar wraak genomen op de
vleet. De zwaarste reis van de
teelt was tevens de slechtste
geweest. Maar dit vergat men,
toen de logger haastig thuis-
stoomde. Een visser heeft twee
levens en ver voor de logger
uit gingen de gedachten op de
wal aan. Naar de vrouw, de
kinderen, de gemakkelijke stoel
bij de kachel, naar het kleine
feest, dat iedere thuiskomst
toch weer is. Al duurt het
maar kort. Al gaat men soms
na 48, soms na zestig uur al
weer het zeegat uit voor een
nieuwe reis.