Met de log in storm e Terwijl Faustus verging r 5 Middelbare logger J ^Woensdag 31 December 1952 -OENSDAGMIDDAG, half vier, vijf November. Drie dagen geleden kwam de Scheveningse logger ..Bastiaan" voor deze reis de haven uit en zagen we geleidelijk de Nederlandse kust in de schommelende einder wegzinken. Daarna was het schip weer van de zee en de wind. Een stalen kiel. een dek van glad- geteerd hout, in de wind slaande kabels. Motorkracht, de constante blik door de aanslaande ruiten van de hoge stuurhut, de met zeil ge dekte kleine sloep op het achterdek en in het vooronder het zangerig Schevenings klinkend over de emaillen horden, waarvan de damp, de geur van het middagmaal afslaat. Een door de lage railing omsloten ellips, die zijn weg zoekt door nijdige schuimkoppen, steeds dieper in het niemandswater. Een logger op de haringteelt hoort bemand te zijn met vijftien koppen. Deze keer is er een zestiende aan boord, die de wal later ver slag zal uitbrengen van deze reis. Hij deelt de eenzaamheid binnen die ellips, waarvan een landrot geen besef heeft en de verwach ting, want dat is de extra bemanning, waar mee iedere logger steeds weer de haven binnenkomt. De verwachting van een goede reis een rijke vangst en van het ongewisse noem het avontuur of een harde broodwin ning met risico's. j EDERE REIS is een nieuw begin, J maar dat nieuwe raakt er af nu. Woensdagmiddag, half vier, vijf November. We hebben de vleet twee keer geschoten in de middag, twee keer gehaald in de nacht, onder het wit-gele schijnsel van de lam pen, die aan de dikke elecirische kabel in de wind zwiepen bov-en het middendek. De vangsten waren voor de tijd van het jaar bedroevend slecht. De gesprekken aan boord zijn wat korter geworden. Nu gaan we het voor de derde keer probe ren. Ronduit smerig is de najaars hemel. die nu laag over de evenwij dig hellende masten komt. Een don kergrijs doorgelopen lap. waaraan een smid zijn werkhanden haastig heeft afgeveegd. De zee weerspie gelt onrustig die sombere tinten met een ondertoon van vals groen. De zwarte wijzer van het weerglas, op gehangen in het achteronder tussen de kooien van de schipper en de eerste machinist, is vandaag meer naar links gelopen over de laatste letters van het woord VERANDER LIJK. De zee wordt roeriger. De rollers slaan wat wilder tegen de boeg, af en toe met een schuimont- ploffing. Dan loopt het water aan een kleine schuimrand onschuldig uit over het dek. om na een aarze ling door de spuitgaten aan de lage kant weer te wijken. De netten van de vleet komen op nieuw uit het ruim en gaan over de schietrol aan stuurboord zee in. be vestigd aan de reep. die de electrisch draaiende winch uit een andere diep te van de wankelende logger op trekt Het zijn al weer vertrouwde geluiden, die hun plaatsen innemen tussen het trekken van het wantge- touw en het vertrouwde „kraken" van de romp. die de kracht van zee en logger beide bewijzen Er staat een stevige bries uit het Noord-Westen, waar op een afstand van enkele mijlen andere loggers als donkere plekjes liggen te steken in de kil-grauwe zee. De wind draagt een overmaat van fijnverdeeld iis- water mee. dat zich glimmend aan hout. staal en gezichten hecht. Maar voor de tijd van het jaar is het nog redelijk weer. Wat op de Noordzee in November redelijk heet. zou u waarschijnlijk haastig achter de ka chel jagen. aSafe Geschoten met vlijt "P)e GROTE MOTOR, die in de machinekamer de tientallen zuigers haastig op en neer dreef is een half uur geleden gestopt, de schroef na enkele aarzelende slagen uitgedraaid. Schipper Arie van der Zwan staat op het voordek bij het kleine roer; de zwaarste man aan boord, zowel letterlijk als figuurlijk. De matrozen bij de schietrol be kende gezichten onder de schuin staande klep van hun haringpetjes hebben geroepen: Als bet de schipper belieft! En half verwaaid kwam uit de mond van de schipper langgerekt terug: Paaie maaaaarrrrr, op hoop van zégen!!! Sinds dat ogenblik zijn allen aan dek in be weging geweest: de gedrongen vier kante gestalte van stuurman Simon Taal haakt het ene net na het an dere aan de reep. de beide oudsten jongens) bevestigen tegelijkertijd de witte blazen, waarop de vleet drijft in het driekwart duister on der het dek. leidt de reepschieter Piet Den Duik de zware kabel, die hij bij het halen de vorige nacht in kringen om zich heen heeft ge legd. gevaarlijk werk. waarbij een ongeluk tot de waarschijnlijkheden behoort. Wordt de wind iets feller of valt het nu vas op. dat het dek in alle richtingen rijst en daalt? Alles is nog bij het oude. Kilometers voor het schip uit drijven nu de honderd tien netten, die rechtop in het wa ter staan. Het einde van de reep wordt aan de bolder op de voor plecht vastgesnoerd. De luiken gaan dicht, de matrozen dalen een voor een het loodrechte trapje naar het vooronder af. Een koud leeg dek. Sneller overschietende elastisch rek kende wolken Een vuil zeetje dat wat van plan is. Die woorden in het vooroijgaan, blijven in de oren hangen en wor den even later tot een gedachte: „Een vuil zeetje dat wat van plan is" Overigens alleen het constate ren van een feit. Want nog altijd weet niemand aan boord van de Bastiaan. dat een daverende storm ~~N V. De Bastiaan werd in 1917 gebouwd cn tien jaar lang zwierf een bemanning, waar van de namen nu vergeten zijn op zeilkracht- over de visgronden, de groene haring hoog in het Noorden (bij Schotland) ieder voorjaar ontmoetend cn daarna steeds Zuidelijker achtervolgend tot meestal rond de kortste dag van het jajr «n het Kanaal de teelt voldaan was. Een en dertig meter lang is de Bas tiaan. die in 1927 zijn motor kreeg, cn nu een 210 pk. Werkspoor in de machineka mer heeft staan. Tot het voorjaar 1952 ziin er onge twijfeld avonturen genoeg ge weest aan boord, maar nie mand heeft da3r veel van gehoord want Scheveningse vissers zijn kort van stof en houden niet van ophef. Hoofdzaak zijn de vangsten en die staan iedere dag nuch ter in de visserijberichten De rest is althans aan de val stilte. achter de horizon zijn krachten ver zamelt. Willem Kuiper, de kok. is al in de kleine kombuis bezig met het avondmaal, dat oudergewoonte weer stijf zal staan van het vet. De klei ne gesprekken bij het eten; grove vingers, waarin het zout niet meer bijten kan door de hoornlaag, rol len een sigaret, waarvan de geur zwaar in de neusgaten dringt. De schipper buigt zich nog even voor over naar de radio-ontvanger. Verre stemmen worstelen met de storing. De vissers kruipen in de kooi voor een paar uur slaap. De logger droomt onrustig, schommelt, rukt aan de vleet. Alleen de wa^ht staat op de brug, een beveiligende blik over het kleine boeglicht, dat nu ontstoken is. Duistere wereld DE AVOND is verrassend snel gevallen. Rond de logger is de wereld duister verkleind. Ver weg in het horizontale vlak enkele onrustige lichten, gevallen ster ren. die van golf naar goLf worden gestoten. Het kan, wachtende op de haring, die nu in scholen naar de op. pervlakte zwemt, zelfs in het najaar vrij rus tig zijn op een log ger, die de rest van het etmaal trilt van het motorgeweld. Maar vroeg die Woensdagavond al stijgt het geluid van de zee uit boven de monotone sleur, waar men na een paar da gen al niet meer op let. Het schip wordt hoger opgedrukt, valt dieper en verder uit het evenwicht neer, soms met een droge klap. die nasiddert door de romp. In het achteronder gaan de oliekleren aan de ha ken. steeds sneller heen en weer, de kooi ligt niet zo zeker meer. Er komt geluid van alle harde voor werpen, die niet spij- kervast aan boord zijn. Je merkt pas goed wat er aan de hand is, als je uit de kooi komt en de hand haastig houvast zoekt aan het trapezium vormige blad van de vaststaande tafel, waarover een lege koffiemok langzaam naar de rand schuift. De wind neuriet diep uit zijn keel, het ach terzeil draait met een vreemd klagend ge luid om de mast. Er is een overmaat van geluiden niet te schei den, zolang je bene den blijft Van de meeste is de oorzaak niet aan te wijzen. En op het zelf de ogenblik dringt het duidelijk door: dat iedereen aan boord alleen is bij een storm, en met zijn ge dachten aan de wal. Dat dit een storm is en geen grapje, merk ik als ik met moeite de ijzeren treden naar hel dek op ga. Halverwege dit trapje blijf ik even niet geknepen vingers om het staal kijken naar de schoongewaai de hemel. De logger slingert nu zo. dat de grote sterren in paniek schijnen te vluchten langs de recht hoek van de kleine deuropening die mijn opwaartse blik omlijnt. Op hot gladde dek gaan mijn ogen wijder open. Met een stij gend geluid giert de wind langs de opbouw. De diepzwarte zee is ho ger gerezen in het valse licht rond het schip, de golven lopen in heu vels uit onder de achtersteven. Het water slaat nu van alle kan ten hoog over de logger, die aan de rollers klimt voor een altijd weer onderbroken val in waterda len van een seconde, een val. waarin de ligging van de romp zich weer onverwacht wijzigt. Ik sta nog altijd bij de deurope ning en kom niet verder dan een blik om de hoek, waarbij de wind op volle kracht in mijn .gezicht slaat Er is niets te doen aan het dek dan kou lijden Weer in mijn kooi, met mijn oor niet meer dan een meter van het geweld van 'Ie zee, hoor ik hoe scherp de logger kraakt. De Bastiaan is begonnen aan een verdedigend gevecht voor zijn 145 ton en de zestien mensen aan boord voor wie hij het laatste houvast is in honderden vierkante mijlen waanzin. De storm zal meer dan vijftig uur -aanhouden Het gaat de zwaarste storm worden van de laatste 25 jaar. De Faustus zal deze storm niet overleven en de haven van Rotterdam blokke ren. En aan de wal zal iedereen met familie op zee luisteren naar de wind en met gerust zijn. Imposante nacht Een STORM OP zee heeft weinig vrienden. Het is een geduchte vijand, die zelf geen ver liezen hoeft te vrezen en dat maakt de strijd voor ieder schip bij voor baat ongelijk. Meer dan ellende en gevaar houdt de zeeman er niet op over. Maar toch spreekt er een wel luidende stem mee in de storm wind. Een stem van primitieve he roïek, die rechtstreeks uit de oer tijd komt. Het is meer opwindend dan beangstigend om een klein schip daar zijn krachten mee te aan de waterzware vleet door. Ha ringen springen in de warbak, vlie gen soms tot over de stuurhut, drie meeuwen krijsen om de mast. Zo machtig komt de zee over de boeg, dat de beslagen ruiten van de stuur hut, twintig meter verder en zeker vijf meter boven het d%k, finaal worden schoongewist. Het water druipt af van de met gebogen hoofd doorwerkende mannen, die elkaar onverstaanbaar blijven aanvuren. De duivel danst in de wind. maar niemand gaat opzij Lieftinck en scherven 17 N ACHTER MIJ op de brug Jhoor ik over Scheveningen- Radio een kapitein tevergeefs de storing overschreeuwen om aan zijn reder te vertellen, dat zijn vracht boot niet meer vooruit komt en naar Huil zal afdraaien. Naast mij grijpt schipper Van der Zwan zijn zien meten, een tijdeloos duel tus sen de mens en de elementen. Kust en kalender hebben hier niets meer mee te maken. Homerus en Melvil le vingen hetzelfde onder andere woorden Iedere storm waait van het eerste begin naar het uiterste einde. Rond drie uur van die imposante nacht van Woensdag op Donderdag, nu het noodweer alle elementen van stal haalt, zie ik uit welke diepten uw zilveren haring moet worden gehaald, hoe hard het brood is, dat de vissers op de wrede zee ver dienen. De storm die nu met regen geselt is nauwelijks te overschreeu wen In alle mogelijke en onmoge lijke standen helt het dek. De schijnwerpers aan de brug, de aan de kabel rukkende lichtpunten bo ven het dek verdelen hét schijnsel vreemd en geven aan de grote scha duwen een eigen leven. Ik heb de Vliegende Hollander nooit gezien, maar zo moet het daar aan boord geweest zijn. Spookachtig, op de 'rand van de tijd, gestalten in het laatste vale licht. Tussen de felle reqenstrepen op de ruiten van de stuurhut door, zie ik de vissers staan in hun lompmakend oliegoed, de Zuid-Wester diep over de ogen gedrukt. Zij hebben alleen de onverzettelijke wilskracht nog gemeen met de mannen, waarmee ik de voorgaande dagen gesproken heb over nu volmaakt onbelangrijk schijnende zaken. Met hun rug hard vastgedrukt tegen de kribben aan bakboord staan de zes matrozen aan de netten door anderen los gehaakt van de reep, die nu weer indraait om de winch. Uren achter een gaat het shaken (schudden) Het binnenhalen van de v>leet. is een zwaar werk. Van top tot 'een gepakt in oliegoed trek ken de mannen het gevulde net binnenboord. (Foto: Voorlichtingsdienst van de Voedingsraad, afd. Vis) knokkels wit om het stuurrad, be velen schreeuwend, die de wind verscheurt. Hij heeft al zijn kracht nodig om de logger zo bij te stu ren, dat de netten tenminste nog heel aan boord komen. Het loon voor al dit werk aan boord, dat een slaaf zou weigeren, is ook dit maal nihil. Er zit practisch geen haring in de vleet. Na een goede teelt hebben de haringscholen on verwacht hun koers gewijzigd langs donkere waterwegen, die niemand ooit gezien heeft. Plotseling keert de schipper zijn breed gezicht met een grijns naar mij toe en roept: „Dat zou die Lief tinck eens moeten zien, misschien werden we dan wel vrijgesteld van belasting." Misschien is het de lach. die mij even minder op mijn qui vive maakt. Rechts in de hut raak ik mijn evenwicht kwijt met een door grote passen uitgestelde val word ik naar links geslingerd, krijg een prompte retour van een nieuwe golf en vlieg weer rechts met mijn schouder door een ruit. De scher ven vallen neer rond het vijftienja rig afhoudertje Rinus Vink achter de winch, die er heelhuids af komt. De storm slaat triomfantelijk 'naar binnen door dit gat dat later met zeildoek wordt gedicht. Een half uur later wordt het halen halver wege de vleet gestaakt. Dit voor schot op de oordeelsdag dreigt de netten grondig te vernielen. Weer in mijn kooi in het achter onder denk ik nog even aan dat grapje van de schipper en vind het niet zo grappig meer Hier in de buurt verging ruim dertig jaar geleden de vader van schipper van der Zwan. Hij was toen een van de vier jonge zoons, die van hun moe der te horen kregen: Ik breek je liever de benen, dan dat ik je naar zee zie gaan. Drie van de zoons zijn toch gegaan. De vierde werd ambtenaar en kwam in het begin vaak thuis met de opmerking „ik hoop dat bet kantoor vannacht af brandt". Maar het kantoor bleef staan en de jongste zoon is aan de wal gebleven en er nu wel aan ge wend. Misschien is dat toch niet zo onverstandig geweest. Schipper Arie van der Zwan ver telde me dat Dinsdagmorgen. En voor iedere visser aan boord van deze en andere loggers heeft dit verhaal een bekende klank, In vrijwel iede re Scheveningse familie heeft de zee levens geroofd. En het is nog altijd geen verleden. Bij de vorige teelt sloeg van een andere logger de stuurman overboord, die even aan dek ging kijken Niemand heeft hem ooit weergezien. De storm neemt toe in kracht. Over de radio horen we dat een logger in de buurt zijn schroef ver loren heeft. De bijzonderheden daarover -gaan steeds in tweevoud door de rumoerige aether. Faustus en de rest L-I ET was. om uw geheugen even -*■ op te frissen, de week waarin Eisenhower gekozen werd tot pre sident. en het Nederlands elftal, en kele uren voor de natuur al haar geweld ontketende, de oefenwed strijd tegen F. C. Saarbrücken ver loor. Maar vóór alles was het toch de week van de „Faustus". die bij Hoek van Holland door de beman ning werd verlaten, door het Noor- dernoofd van de Nieuwe Waterweg werd geslagen, zonk en het scheep vaartverkeer op Rotterdam lamleg- de en daarna vertragen zou. Een gordel van stormen joeg uit het Noord-Westen over zee en land om in allerijl een diepe depressie in Oost-Europa te gaan opvullen. Veel grotere schepen dan de Bastiaan vluchtten havens aan de Engelse kust binnen. In de Middellandse zee verging een schip, in Wenen maakte de storm slachtoffers. Over Scheveningen radio klonken de stemmen met nauw bedwongen pa niek. Weerkundigen aan de wal. die tijd hadden voor statistieken, heb ben in die onrustige Novemberdagen nagerekend, dat dit de zwaarste storm van de afgelopen 25 jaar was. Ik weet niet of de Bastiaan door de zenith van die storm voer. Waar aan moest dat vergeleken worden? Ik weet wel. dat do logger op zee bleef, een zestig, zeventig mijl Wes telijk. van Scheveningen. een dertig mijl onder de Engelse kust. Aan naar huis gaan dacht niemand. Vis sers gaan van een gegeven uit on ze blijven, dat onder alle omstan digheden trouw: ze zijn op zee om haring te vangen, storm of geen storm, het schieten en halen gaan door. Het boeten van de zwaar be schadigde netten komt er bij en vult het etmaal tot de nok. Ze zijn wel wat gewend déze vissers, en hoe de zee ook tekeer gaat. zij houdt de bemanning, de paar uur. die daar voor overblijven, niet uit de slaap; de vermoeidheid staat daar borg voor. De slapeloze nachten zijn voor de vrouwen in de kleine huizen achter de Scheveningse haven, ook nu vei lig onder de lichtnasser van de vuurtoren. Die vuurtoren is op de Bastiaan mei tc zien. Het enige licht komt van de andere loggers, lichten, die van het zwaar slinge rend schip als vuurpijlen schijnen op tc. stijgen en te doven in hun val, tot men ze opnieuw ontwaart. Ik heb deze dagen begrepen, dat loggers veel verder van huis varen, dan op de kaart kan worden na gemeten. Ergens tussen hoop en een overmaat van onzekerheden, en dat is vooral in een dergelijke storm geen geografisch begrip meer. Kokend op koud vuur Donderdagmorgen kookt de zee op koud vuur en naarmate de dag vordert gaat de op een kier gezette poort van de hel langzaam wijder open. Dat de zee als. geheel gaat rijzen bij zwaar weer kan best Zo strekt zich dc nachtelijke zee imposant uit onder 't maanlicht. De loggers liggen aan de vleet en wachten op de zilveren ha ringscholen die nu naar de opper vlakte zwemmen. Het kan dan vr{j rustig zijn zoals op deze stemmingsvolle foto. Maar de zivare lucht verraadt dat het een stilte voor de storm is, die alle dichterlijkheid uit dit beeld zal vagen (Foto: Voorlichtingsdienst van de Voedingsraad, afd. Vis) verbeelding zijn, want aan geen peillat valt het af te lezen. Maar die indruk geeft, het toch zeer beslist. De stormkracht ligt boven de hon derd kilometer per uur. In dit af stompend geweld, waarbij de tem peratuur bovendien nog snel daalt, is de rest van de vleet gehaald, zijn de netten geboet en wordt er weer geschoten. We hebben het vandaag dertien mijl Westelijker gezocht en liggen nu nog dichter onder de En gelse wal. Die reis de Bastiaan haalt ruim acht mijl per uur waarbij de motor zich op volle kracht mat met de veel sterkere zee. is geen pretje geweest. Het maakte de Bastiaan tot een heksen ketel. maar zelfs die herinnering vervalt snel in de eindeloze nacht van Donderdag op Vrijdag, die een overdreven reprise van de voor gaande blijkt. Je verliest tenslotte ieder besef van tüd en dag. Er blijven maar vier houvasten: schieten, halen, licht of duisternis» Niemand aan boord komt tijdens een reis uit 'ie kleren, die zonodig by de rood gloeiend staande kachels in voor- en achteronder, waar het licht altyil brandt, worden drooggeschrceid. Als dc vangsten groot zijn komt het voor, dat de oemanning twin tig uur in touw blijft zonder slaap en nauwelijks of niet eet. Nog an dere records zyn gemaakt, die ner gens genoteerd staan. En het onge rief. dc koude, het gevaar cn de doorlopende scheiding van het ge zin nog daargelaten, die uren we gen zcKcr zo zwaar als de zwaarste aan de wal. Er is geen harder beroep dan dat van visser zelfs bij redelijk weet, maar als je er met deze mensen over praat, zeggen ze: „Toch ben je op zee vrijer". En hoe ze dat be doelen begrijpt iedereen, die wel eens aan het strand geweest is. Die Donderdagnacht staan ze weer aan de vleet. Over de storm is die twee dagen weinig gezegd, maar wel over de slechte vangsten. „Met één schot kun je getroost zijn" is als regel de slotopmerking van deze gesprekken. En het wonderlijke van deze ha chelijke Donderdagnacht is, dat on danks het stormgeweld, de haring toch de hoofdrol speelt op het mo ment. dat de eerste netten met de grootste moeite over de rol worden ingehaald. Hoe is het met het eerste net? 'Slecht? Maar dat zegt nog niets. Hoe is het met de eerste lien netten? Practisch niets. Hoog stens één kantje. Bij het halen wordt zelfs deze storm tot décor, maar het is een levend décor. Het gaat zich steeas ruwer met 't spel bemoeien en als de vangst weer slecht blijkt en de netten zwart in plaats van verzilverd op het dek komen, staakt men het halen opnieuw. „Met één goed schot kun je getroost zijn". Men gaat er meer en meer aan twijfelen aan boord van de Basti aan. Dit belooft een lange moeilijke reis te worden. Toch blijft de stem ming goed. Toch breekt dc humor af en toe onverwacht door. „Met één goed schot, kun je getroost zijn". Eindeloze storm VRIJDAGMORGEN De zelfde rustbarende geluiden, de zelf de korte zware schokken. Je gaat je afvragen hoe lang een storm wel duren kan. 's Morgens vroeg al weer gebakken vis. Ik pas er voor. Vannacht was ik dat in alle rich tingen gecombineerde schokwerk op eens hardgrondig zat Het hoofd wilde rust hebben, de maag had er genoeg van. Ik had net op de ach terkant van een oud weekblad ge lezen. hoe pittig de berglucht in Arosa wel is en hoe blauw de zee spoelt voor het zonnige Menton. Aan de andere kant van de krant, waarop een stuk brood en een mes lag. zat de eerste machinist Job Verhey en je kon aan zijn ge zicht zien dat hij zich ook niet lek ker voelde. Niet zeeziek, maar kat terig. dat ergens op de grens ligt. maar waar geen zeeman aan toe geeft. We zeiden geen woord. Ik dacht; „Wat doe ik eigenlijk aan boord van die rolboot" en „Als ik er nu maar oen minuut af kon stappen, even stilstaan, dan zou het wel weer gaan Maar toen ik dacht aan de mensen, die me deze reis afgeraden hadden, was ik er met een weer overheen. Want ik had het toch voor geen geld willen missen, de Bastiaan niet, de be manning niet. de zee niet en de storm niet. Dit is myn vierde teelt. zegt Job Verhey met wie ik in gesprek raak, en ik hoop, dat het mijn laatste is. De foto van zijn verloofdedie hij in zijn kooi heeft hangen is een van de redenen. Zij voelt er niets voor om mei een zeeman te trouwen en komt zelfs niet graag bij de haven. „Een baan aan de wal", zegt Job Verhey, die 24 jaar is. Dat zeggen er wel meer aan boord, nu het einde van de teelt nadert. En dat is helemaal niet zo wonderlijk. De meesten zijn bij de volgende ha- ringrace weer present en herinne ren het zich nauwelijks meer. Er moeten ergens op de zeebodem een paar sterke magneten liggen, die mei de opening precies op de vis sersplaatsen langs de kust gericht z(jn. Vleet aan flarden V\N de rest van die Vrijdég staat me niet zo heel veel meer voor de geest. Ook de storm heeft een sleurelement. het werk ging door. alles kon gebeuren maar er gebeurde niets bijzonders. Halen, steuren (de haring wordt alleen in het begin van de teelt gekaakt), boeten, eten, slapen, schieten en weer halen, dat is het leven aan boord, dat niet overloopt van ge zelligheid maar toch een eigen sfeer heeft. Ik heb nog bij de sloep gestaan, die ene kleine sloep aan boord en me afgevraagd of daar vijftien man in zullen passen, als de nood voor de Bastiaan nog eens werkelijk aan de man mocht ko men Dit leek me ook geen zee voor een sloep maar ze zeggen, dat het meevalt. Ook dat betwijfel ik De schipper zei dat je toch al tijd zwemt, hoe koud het ook is. Hij kan het weten, want in 1943 liep zijn logger op een mijn en hij lag in zee voor het tot hem door drong Ja. verhalen worden er tus sen de bedrijven door toch nog wel verteld. Hoe stuurman Simon Taal gevaren heeft op de koopvaardij. Óver de Duitse loggers, die ook op Zondag vissen Over de Alkmaar die Spoorloos verdween bij de kust van Noorwegen, en daarvoor al eens op zijn kant de haven van IJmuiden was ingesleept. Verhalen bij dc vleet. Als iemand nog eens een uitleg van die uitdrukking verlangt, kan ik nu ook mijn. woordje doen. Zaterdagmorgen was de storm wat geluwd maar het bleef kwaad weer Opnieuw was de vangst ver beneden de maat gebleven. In deze tijd van het jaar wordt met lasten gerekend. De Bastiaan had na een week zwoegen nauwelijks vijftig kantjes aan boord (een last 17 kantjes; een kantje - negenhon derd haringen). Na een paar net ten was het al bekeken De vleet werd losgegooid om er langs te varen en wat men verwachtte bleek later on de middag maar al te waar. Van de nog maar nauwelijks honderd netten, waren er tenmin ste zeventig te zwaar beschadigd om aan boord te kunnen herstellen. Dit bracht de rois zeer onverwacht ten einde De blazen gingen in het reepruim. hot dek werd schoonee- mnakt en Zaterdagnacht stoomden wij voor de zich nu geleidelijk matigende wind naar huis. DE storm had het duel met de Bastiaan verlor&i, maar wraak genomen op de vleet. De zwaarste reis van de teelt was tevens de slechtste geweest. Maar dit vergat men, toen de logger haastig thuis- stoomde. Een visser heeft twee levens en ver voor de logger uit gingen de gedachten op de wal aan. Naar de vrouw, de kinderen, de gemakkelijke stoel bij de kachel, naar het kleine feest, dat iedere thuiskomst toch weer is. Al duurt het maar kort. Al gaat men soms na 48, soms na zestig uur al weer het zeegat uit voor een nieuwe reis.

Historische kranten - Archief Eemland

Dagblad voor Amersfoort | 1952 | | pagina 5