Roester Courant voor Soest en Omgeving Nieuws- en Advertentieblad. 'hipt eiken Zaterdag. Sanapi.ci..? W. D. BOS Jr., Brandstoffen - Grint GEMEENTE-FILM Hoest tabletten Uitgever O. v. d. BQVENKAMP Soestdijk ALGEM. BEGRAFENIS-ONDERNEMING „SOEST" VREDE EN VRIENDEN Hoofdpijn Kiespijn VENEMA's KLEEDING NAAR MAAT Het rijden in goede LUXE AUTO's is ook veel waard. Garage „MIDDELWIJK" V AiWS DEN BERG Co. ALLE BANKZAKEN MIJNHARDT'S Leekedichtjes van Jan Jofts Vijftiende Jaargang Adres voor Administratie en Redactie Van Weedestraat 7, Soest Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdags voormiddags 9 uur bij den Uitgever, ingezonden stukken tot Dinsdagavond 9 uur Zaterdag 19 Febr. 1927 ADVERTENTIËN Van 1—5 regels 75 ct. Elke regel meer 15 ct. Qroote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement groote korting. Abonnementsprijs 50 cent per kwartaal. Directie IJ- AREND WIER5MA, Torenstraat 8. Tel. 86. KOETS, Spoorstraat 24, Telefoon 226. Eerste aanspreker W. VAN DIERMEN, Talmalaan 17, Telefoon 118 Lid der Vereeniging voor Facultatieve Lijkverbranding KISTENMAKER!): VELDWEO 4 Vele oorlogen komen tot stand, omdat geen der beide partijen eigenlijk goed weet, hoe toe te geven in een geschil, zonder zich te vernederen. ELIHU ROOT. Het werk van den vrede groeit gestadig, ondanks misprijzend gebaar van lieden, die er een sport van maken, alle mogelijke kleine controversies op te diepen en aan te dikken, om dan ten slotte met pathos te kunnen zeggen „Ziet ge wel? Dat riekt weer naar oorlog, vandaag of morgen is het weer mis. De menschen veranderen nooit 1" En toch groeit het werk van den vrede. Want het is nu wel heel gemak kelijk om met dergelijke goedkoope wijsheid die ten slotte niets anders dan holle dwaasheid is te schermen, maar daarmede weerlegt niemand de groote glorieuse feiten, die wijzen op een enorme groei van het vredeswerk. Maar nog te weinig beseft men over het algemeen, welk een aanzienlijk aan deel, de vrouw in deze grootsche taak heeft. We erkennen natuurlijk allen, dat de tijd van achterstelling der vrouw vrijwel voorbij is. We zijn wel zoo verlicht, dat we het weinig eervolle en verheffende voor ons zelf gingen inzien, dat in een ongemotiveerde vernedering van de vrouw gelegen was. Maar toch, velen zijn nog dikwijls geneigd het is waar, niet de besten onder ons met iets beschermends, iets neerbuigends, iets denigreerends in hun toon te spreken over het werk, door vrouwen tot stand gebracht. Waarbij ze dan kortzichtig uit het oog verliezen, dat wij mannen het dan toch nooit verder brachten tot voor zeer kort dan de oplossing van internationale geschillen door ge wapend geweld. Hetgeen niets anders was dan een erkenning van onmacht om langs den weg van rede en overleg tot overeenstemming te komen. Maar in het groote vredeswerk nemen de vrouwen een belangrijke plaats in. De vrede vond in haar zijn vurigste voor standers, de oorlog in haar zijn felste vijanden. Groote mannen, wier namen onsterfelijk zullen zijn in de wereldge schiedenis hebben al hun welsprekend heid en hun geestesgaven in dienst gesteld van den vrede. De Volkenbond is daarvan een monument. Maar nooit zag de wereld een zoo grooWthe be tooging voor vrede en arbitrage, als door vrouwen ontwikkeld werd, jongst leden zomer in Engeland, toen ze van dorp tot dorp, van stad tot stad trokken, in één lange kruistocht voor vrede, overal de principes van vrede en arbitrage uiteenzettend. Er ging iets verhevens uit van deze actie der vrouwen, omdat deze het stempel droeg van onbaatzuch tige, zelfopofferende liefdehet symbool van de vrouw. Met de „bevrijding" van de vrouw, met de erkenning van haar minstens even groote bekwaamheid tot inzicht en oordeelvorming, en van haar rechten, is een machtig element gekomen in de groeiende beweging van den vrede. Want wie zal den invloed durven ontkennen van een conferentie, zooals die voor enkele maanden in Washington plaats had, met als doel oorlogen uit de samenleving te verbannen, wanneer men weet, dat deze conferentie de kolossale eenheid achter zich had van 8 millioen vrouwen Dat daar 900 afgevaardigden, vertegenwoordigsters van negen samenwerkende vrouwenor ganisaties van verschillenden aard, de meening kwamen vertolken van 8 millioen Amerikaansche vrouwen 1 De grootste en meest gezaghebbende personen op internationaal politiek gebied hebben daar de verschillende problemen be sproken. En de presidente, mrs. Carrie Chapman Catt, stipuleerde kort en duidelijk: „De oorzaak van oorlog is vrees. De naties vreezen niet alleen voor haar voortbestaan, maar ze vreezen ook hun gewoonten op zij te zetten bij het oplossen van haar geschillen. Ze hebben altijd oorlog gevoerd, om geschillen op te lossen. Daarom gaan ze voort oorlog te voeren, in plaats van logica en rede op haar problemen toe te passen. Het geneesmiddel is een systeem van verdragen, tusschen de naties opgebouwd, waarbij zij beloven haar internationale geschillen aan arbi trage te onderwerpen, en zich verbinden zich bij de uitspraak der abitrage neer te leggen". Allen die het wel meenen met den vrede, kunnen er zich over verheugen dat de vrouw meer en meer de plaats gaat innemen, waarop zij recht heeft in het maatschappelijk leven. Want overal waar de vrouw verschijnt, toont zij zich een goede, dappere vriendin van den vrede. Zelfs in China, waar de vrouw eerst sedert heel kort begint te ontwaken en zich vrij maakt uit haar onwaardige positie van onmondige, waar nog tot op den huidigen dag polygamie en vrouwenhandel openlijk plaats vinden, is naast „bevrijding" van de vrouw, de bevrijding van alle onder drukte volken, en vrede, de grondtoon. De vrede heeft sedert enkele jaren een machtige, krachtige, steeds in aanzien en invloed toenemende bondgenoot gekregen. Die bondgenoot is: de vrouw. FLOR1S C. stilt men spoedig met A Ingezonden Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Geachte Redactie. In het „Soester Nieuwsblad" van Za terdag 1.1. komt een recensie voor van het concert door „Apollo" op 3 Febr. 1.1. gegeven, welke recensie wat het technische gedeelte betreft woordelijk gelijk is aan de mijne in „de Soester" van 5 Februari. Fatsoenlijke bladen noemen als ze iets van een andere courant overnemen, ook de bron op. Wil de redactie van het „SoesterNieuwsblad alsnog haar verzuim goed maken, dan heb ik er vrede mee. Maar zoo niet, dan verzoek ik haar vriendelijk dergelijke oneerlijkheden voortaan achterwege te laten. Pronken met andermans veeren staat nóóit netjes. En het mag zeker verbazing wekken dat het „Soester Nieuwsblad", dat zoo afgeeft op „De Soester", bij dit blad toch leen tjebuur gaat spelen, als ze dat noodig heeft. Ik bemoei me niet met politiek en dergelijke rompslomp, maar als men het „Soester Nieuwsblad" leest schijnt van „De Soester" niets te deugen. Doch in dat geval zou ik toch, als ik de redactie van het „Soester Nieuwsblad was, mezelf hoog houden, en liever géén recensie schrijven als er een gappen van een zoo gesmade concurrent. De Muziekrecensent van „De Soester". EN HEEREN-MODE-MAGAZIJN F. C. KUIJPERSTRAAT 10 - TEL. 169 Mijnheer de Redacteur. In de raadsvergadering van 10 Febr. 1.1. heeft de heer Foeken naar aanleiding van mijn vraag aan den Voorzitter of de begrooting die naar Gedeputeerde Staten is gezonden, letterlijk en cijferlijk geheel hetzelfde was als die welke door den Raad was aangenomen, gemeend op verontwaardigde toon te moeten opmer ken dat dat een insinuatie was alsof er vervalsching zou hebben plaats gevonden. Aangezien het niet de gelegenheid was na de peroratie van den Voorzitter op dit onderwerp nog verder in te gaan, ben ik zoo vrij hier in het openbaar te zeggen wat ik nog te zeggen had. In de vergadering heb ik op het ge zegde van den heer Foeken (dat op zich zelf een insinuatie was 1) geantwoord dat ik niemand beschuldigde noch verdacht, maar dat ik alleen de mogelijkheid opperde dat een onjuist stuk naar Ge deputeerde Staten was gezonden, en uit het antwoord van den voorzitter is wel gebleken dat de zaak hierom ook wel zal draaien. Tot mijn vraag ben ik gekomen omdat ik kort voor de vergadering bezoek kreeg van een der notabele ingezetenen der gemeente, die mij mededeelde dat het afschrift van de begrooting die naar Ged. Staten was gezonden, welk afschrift door Burgemeester en Secretaris was onder teekend, op tal van punten afweek van de begrooting zoo als die door den Raad was aangenomen. Men kan be grijpen dat ik perplex stond, doch een inzage der betrekkelijke posten beves tigde volkomen de geuilte bewering. Om er maar één te noemen de post kas- geldleening volgens de begrooting die door den Raad is aangenomen luidt f 300.000.volgens de begrooting naar Gedep. Staten gezonden f 50.000.méér. Zooiets te ervaren als raadslid, dus iemand die in den Raad de belangen van de gemeente moet behartigen, is minder pleizierig, te meer als dergelijke zaken worden voorgelegd op een toon als wilde men zeggen ze hebben je bij den neus genomen I Dat dit laatste het geval is wil ik allerminst a priori ver onderstellen de toekomst zal wel leeren hoe de vork in den steel zit. Uit het antwoord dat de Voorzitter mij in de raadsvergadering gaf bleek dat zijnerzijds er reeds eenige verwarring was. Volgens hem toch was „dat groene boekje" dat den Raadsleden was toege zonden, en in den Raad behandeld, NIET de officicieele begrooting, doch de Memorie van toelichting op de begrooting. Eerstens kan dit al niet zoo zijn om deze eenvoudige reden, dat door den Raad dan niet zou zijn behandeld de gemeen- begrooting (en daarvoor komt de Raad toch bij elkaar I)en in de tweede plaats staat op dat „groene boekje" geschreven „GEMEENTEBEGROOT1NG 1927", en staat in datzelfde boekje eenige malen vermeld „GEMEENTEBEGROOT1NG tevens Memorie van Toelichting", ik kan niet aannemen dat den burgemeester' een en ander niet bekend zou zijn en wil het dan ook aan den staat van opge wondenheid waarin hij verkeerde toe schrijven, dat hij deze vergissing beging. Doch hiermede vaststaande dat inderdaad de begrooting door den Raad is behan deld en niets anders, en dus deze cijfers, zooals ze door den Raad zijn goedgekeurd, en geen anderegeen gulden meer en geen gulden minder, naar Gedeputeerde Staten hadden behooren gezonden te worden, blijft de vraagHoe komt het dan dat de cijfers naar Ged. Staten- gezonden, afwijken van die in DE door den Raad vastgestelde begrooting voor komend Van den heer Foeken valt mij het zeer tegen dat hij zoo onnoozel is te denken dat ik die behalve mijn reputatie als raadslid ook die van advocaat heb op te houden, een vraag, als door mij ge daan, zou durven en kunnen stellen, als ik niet de feiten achter mij had. Mr. J. H. VAN DOORNE, Lid van den Raad. EI6EN HAARD IS GOUD WAARD TELEFOON 1 GEVOLGEN VAN WANBEHEER Toen Doovenetel van de week op de Soos kwarn riepen ze bijna allemaal tegelijk Daar heb je nou de kampioen bokser Nog niet bekomen van m'n verbazing stapte er een meneer op me toe (een kereltje van 2 Meter lengte en 130 kilo's wegende) die me aanbood opi ook met hem eens een partijtje te knokken. Maar meneer, zei ik, ze nemen me in het ootje. Ik ben geen bokser, veel minder kampioen. Is U dan geen directeur van een grondbedrijf Neen Meneer. Nooit geweest. Zoo, zoo, dat bevreemdt me wel eenigszins. Als ik naar den grond kijk en daarbij m'n reukorgaan raadpleeg, zou ik toch zeggen dat er wel een gronderig luchtje van U afstuift. Ik mag het U niet tegenspreken, meneer, doch ik ben pas in de stuifduinen geweest en daarna heb ik aan den Lange Brinkweg de werken van het gasbedrijf eens goed bekeken. Nauwlijks had ik het gasbedrijf uit m'n mond laten vallen of ik voelde dat er een priem (met een kleine p, zetter) door m'n corpus gestoken werd, want de oogen van den reus door boorden me. Ik dacht subiet aan David met den slinger, doch voelde mij veel minder sterk en krijgshaftig. Tijd tot nadenken had ik niet, omdat ik al een verdachte armbeweging bespeurde bij den Goliath die tegenover me stond, 't Leek wel of ik een radio in m'n hoofd had. Plotseling herrinnerde ik mij wat m'n betere helft altijd tegen me zegt als ik naar de Soos ga, nml. deze vermaning denk er aan, Doovie, alleen kalmte kan je redden. De herrinnering aan deze woorden oefenden zoo'n kalmeerenden invloed op mij uit, dat ik doodnuchter (ik had immers nog geen druppel spuitwater gedronken precies als de Soester Vrijwillige) en ook op beslisten toon Wis en zeker l Na datgene, wat mij in m'n vroegere woonplaats is overkomen, wil ik nu weten waaraan m'n belasting- penningen besteed worden. Dat dorp waar ik vroeger woonde, bezat ook prachtige bosschen, heerlijke duinen en heide, doch daar hebben ze door een gemeentelijk wanbeheer, par tijtwisten en geknoei de heele boel in het honderd geschopt, zoodat er nu volslagen armoede heerscht. Wel hadden ze er een paar flinke kerels in den raad en bij het dagelijks bestuur, doch die konden ten slotte niet oproeien tegen den stroom van domheid, partijzucht en eigen belang. Daarbij kwam nog dat er kort na elkaar drie nieuwe burge meesters aan het bewind geplaatst werden, waarvan de laatste burgervader voor het eerst in z'n 50 jarig leven een dergelijke functie op zich nam en tevens absoluut onbekend was met de plaatselijke toestanden, gebruiken en misbruiken in die gemeentewat tenge volge heeft gehad dat die edelachtbare overigens een heel geschikt en misschien wel zeer bekwaam mensch op ander gebied in de valstrikken gcloopen is van die personen, welke de belangen van zich zelf en van hun vrienden allereerst op het oog hadden, zoodat de belangen der overige bewoners zeker wel 99 procent op zij geschoven werden. Wonderlijke gelijkenissprak ik. Laat me even uitspreken, zei Hercules. Dat alles heb ik daar meegemaakt, doch ik begreep 't pas toen het te laat was om nog wat te redden van dien faillieten gemeente-boedel. Ik kan me wel voor m'n hoofd slaan dat ik vroeger zoo laks en zoo louw ben geweest. Toen dacht ikwaarom zal ik me bemoeien met gemeentezaken; ik ben hier komen wonen om een rustig leven te hebben. En wat geeft 't of je door de kat of door den kater gebeten wordt; betalen moet je de belastingen toch. Van die stumperige opvattingen ben ik nadien radicaal genezen, want het heeft mij in die dagen een lieve duit gekost. De belastingen werden jaar na jaar hooger, niet alleen door het foutieve gemeentebeheer doch ook omdat de meer bemiddelde menschen naar elders verhuisden en er zich geen nieuwe, welgestelde personen meer in die ge meente kwamen vestigen, omreden dat dorp iritusschen door hetl Nederland berucht was geworden. Maar Hercules, m'n haren gaan stijl overeind staan l Luister nu verder, Doovie, het drama is nog niet uit, eigenlijk begint het pas voor mij persoonlijk. Je moet weten dat ik er een groot huis had gekocht. De omgeving was wel niet in verhouding tot m'n stand, doch om die reden kocht ik dat huis dan ook voor een billijk prijsje. Ik liet het verbouwen, van een centrale ver warming en verdere gemakken voorzien, kocht er een extra lap grond bij en planttè er een fijne tennisbaan. Je begrijpt, als men een half dozijn kinderen heeft komt zoo'n instrument goed van pas. Toen alles klaar was heb ik een berekening gemaakt van den totaalkost prijs en kwam tot de ontdekking dat 't tot een respectabel sommetje was opgeloopen. Afijn, ik had me zin. Nadat ik er enkele jaren gewoond had, de belastingen tot een ondragelijke hoogte gestegen waren en het leven in die gemeente een ware kwelling werd, kon ik het er niet langer uithouden en probeerde op allerlei manieren mijn bezit van de hand te doen, doch het resultaat was nihil. Er kwam kooper noch huurder. Misschien zou ik er nog mee zitten, als ik 't niet heel toevallig aan het Rijk verkocht had. En de prijs? Hercules. K A S S1 E R S JULIANAPLEiN 5 - TELEFOON 163 - SOEST ONDERQROND8CHK BR^ND-INBRAAKVRIJE KLUIS zei: Meneer, mag ik eens even wat in uw oor fluisteren Gelukkig was 't een gemoedelijke baas en liet hij z'n arm een verdieping lager zakken. Ik nam fluks een stöel, klom er op en fluisterde den reus enkele woorden toe. Wat zeg je, is het die 1 Potverdorie Doovenetel (neem me niet kwalijk dat ik zoo'n raar woord zeg) doch daar breekt me de klomp. En in de andere komt een barst, waagde ik te zeggen. De electriciteit was de lucht uit en we tippelden samen naar een tafeltje. De gulden en het dubbeltje zaten tegenover elkaar. Wat wil je gebruiken, sprak de gulden. Geef mij maar een spuit. Met of zonder helm en waterlaarzen Zonder, asjeblieft, want die instrumen ten komen toch altijd als mosterd na den maaltijd. Zeg, Doovie, we houden hier van opschieten, dus die neteligheid van jou kan je wel thuis laten. Dat klopt nou lekker niet, want thuis noemen ze mij ook zooalleen bij officieele gelegenheden heetik Doovenetel Prachtig, en nu moet je mij eens wat naders vertellen van dat gasbedrijf, want daar schijn je meer van te weten. Dus je stelt belang in gemeentezaken, Hercules? Praat me daar niet van. Nauwelijks 1/i van de som die ik er voor heb moeten betalen. Toch was ik nog gelukkig tegenover de andere inwoners, die met hun grond, hun huizen en boerderijen geen raad wisten. De een na den ander ging te gronde. Nu ben ik er zoowat een jaar tusschen uil en heb m'n bivak in Soest opgeslagen, omdat ik dacht dat 't hier een solide boel was. Wat zeg je, Hercules, een solide boel 11 Ja, dat dacht ik. Doch ik heb intus- schen al zulke ernstige beschuldigingen aan het adres van hoogere gemeente ambtenaren en anderen hooren uiten, dat ik me niet los kan maken van de idee mij ook in Soest leelijk in de vingers te hebben gesneden. Doch dat verzeker ik je, Doovie, ik ben voor geen klein geruchtje vervaard en laat me niet, tot op m'n hemmetje toe, uitkleeden. Bij die laatste woorden liet Hercules z'n vuist op de tafel vallen, waarvan het gevolg was dat mijn spuit, zijn whisky-soda en het tafeltje in gruzele menten op den grond lagen, terwijl een van de heeren aan het biljart een groot gat in het laken gestoten had. Ik durfde natuurlijk niet meer over het gasbedrijf te beginnen, omdat dan KERKSTRAAT 20 VOORHEEN Fa. STRIJKER TELEFOON 84 JULIANASTRAAT 7 ongetwijfeld de heele Soos in de lucht was gevlogen. Juist ging m'n vrouw voorbij en dat was dus voor mij een pracht gelegenheid om te verdwijnen. Omdat ik totaal van streek ben, moet ik, op docter's advies, een week rust nemen. En tóch ben ik zoo kalm geweest, zei ik tegen m'n vrouw. DOOVENETEL. Doos 3Öct Keelpijntabietten 30 en 60 ct BIJ APOTH. EN DROGISTEN wrrwtl IV. FRISSCHE LUCHT. Soest, o frisch en heerlijk dorp, Vol van dennenbosschenlucht, Hei- en hooigeur, Zuiderzeewind, Waarvoor alle ziekte vlucht! Soest, o kweekplaats van gezondheid, Frischheid is Uw grootste deugd, Ziet de rozen op de wangen Van de frissche Soester jeugd 1 Ziet de frissche bruine konen Van den fikschen Soester boer, Ziet hem, toonbeeld van gezondheid, Ziet zijn schouders, sterk en stoer! Ziet der fiksche boerendeernen Breeden schoot, die men verwacht Eens het Soester schoon te brengen Aan frisch en fleurig nageslacht I Waait ons toe dan, Soester winden, Frischheid, waarvoor rotheid vlucht 1 En waait ook eens door het Raadhuis Daar 's gebrek aan frissche lucht 1 VIII Ik ga eerst Mr. Jan een uitbrander geven. Eerst wou ik het rifet doen. Ik dachthij heeft zich Donderdag zoo geweerd. Maar ik doe 'ttoch. Ik heb je zoo ontraden op het schrijven van Christelijke Broeders in te gaan En nou doe je 't toch 1 Waarom nou Als een straatjongen met paardevijgen gooit, gooi je toch ook niet terugEn toch sla je mijn raad in den wind. Ben ik daarvoor nou op een leeftijd gekomen dat ik je vader wel kon zijn En wat zie je nou Ze nemen je stuk niet eens op! Net goed, zou ik haast zeggen. Dan moet je ook maar naar me luisteren. Donderdagavond. Raadszitting: Buiten helder vriezend weer. Binnen bewolkte lucht. Allemaal donderkoppen. Dat paste goed bij Donderdag. Ook het gedonder dat er op volgde. En die het destijds had aangekondigd, luidde nou de don- derpartij in. Het deed m'n hart goed. Zoo wordt de lucht misschien nog eens schoon. Dadelijk na de opening „op de gebruikelijke manier", (wat een mooi en waar leekedichtje van Jan Joris verleden week I M'n hulde, collega 1) stak Mr. Jan van wal. Eerst kalm. Maar langzamerhand stak ie z'n dorens uit. Dat is het jeugdige vuur. In mijn tijd was ik net zoo. „Waar zijn nou al die stommiteiten te vinden in de notulen", vroeg Mr. Jan. „Dat Christelijke blad schreef immers dat ik er zooveel begaan had 1" Alle raadsle den zwegen. „ConclusieDe redactie van dit Soester Nieuwsblad zijn leuge naars". riep Air. Jan met een stem of ie voor de balie stond. Aangenaam om te hooren voor den verslaggever van dat blad. Die zal ook wel gedacht hebben Lag ik maar met m'n dulcinea in het kreupelhoutToen begon Mr. Jan die het op z'n heupen had, over Broeder Van Vliet. In den Raad was deze de souffleur van Van EIten geweest, en in het Soester Nieuwsblad souffleert ie de lezers weer heel wat anders in. En dat over éénzelfde post I Hoe zit dat nou WAt was nou eigenlijk juist En waarom werd hem als raadslid niet dadelijk de juiste inlichting gegeven De voorzitter wond zich op je kon zien dat ie zoetjes an aan de kook raakte. „Het stond heelemaal niet vast wie de schrijver in het Soester Nieuwsblad was". Aldus sprak hij. „En bovendien wat hebben we hier met krantengeschrijf te maken I" „Daar sta ik voor in", riep Mr. Jan ook naar kooktemperatuur stijgend, „dat Van Vliet de schrijver is IV U bent buiten de agenda, volgende puïïfl" riep de voor zitter die er een punt aan draaide. „Ik kom toch terug bij de rondvraag", kefte Mr. Jan terug. Toen zakte de temperatuur weer wat. Liep weer op bij de bouw verordening. „De Raad kan geen besluit dat B. en W. ten onrechte hebben genomen bekrachtigen" doceerde Mr. Jan. „We doen het lekker toch", zei de burgervaar. „Daar hebben we de bevoegdheid niet toe", zei Mr. Jan. „Kan niks bommen, ik vraag het toch aan den Raad", blafte de voorzitter terug. Wat zou zoo'n stuk advocaat ook van uitlegging van wet of verordening weten. Zooiets weten Leeg Maatje, Gies en boer Peter toch veel beter 1 Ondertusschen wordt er net een brief bezorgd van Bovenkamp. Zoo juist bij 'm in de bus gesmeten. „Voor Brand netel", staat er op. Gek toch dat er zooveel lui zijn, die Brandnetel ongevraagd inlichten. Even kijken wat er in staat. Sjonge jonge, dat durf ik niet zoomaar neer te schrijven. Knoeierij bij 't gas Zou 'k 't aan den burgemeester sturen Neen, niet doen. Die gelooft daar toch niks van. Die vertrouwt alleen maar onvoorwaardelijk z'n ambtenaren. Net als van Eek in den Raad zei: „De burge meester is geen baas meer", zei ie. „Die geeft me daar bevel om uit te betalen waar van Eek zelf bij staat, en ijskoud doen ze 't toch maar niet 1 Net alsof burgervaar 0éé^ bevel had gegeven". Moesten ze mij eeAsUlftppen, als ik bur gemeester was. Nou! 'weer je dat ze'n kwajen dag zouden ncu.ben. zaak zal onderzocht worden", zV'.tt3"1 gervaar. Dat zeggen ze bij de spoorweg. - ook altoos, als er weer een dood gereden is op een onbewaakte overweg. Maar het feit verander je er niet mee. Van Eek was onbegrijpelijk. Eerst staat ie te kankeren op de ambtenaren dat ze zoo maar het bevel van den burgemeester terzijde leggen, en bij de verheerlijkings rede op de ambtenaren aan bet eind staat ie te klappen van heb ik jou daar Zooiets noemen ze met een vreemd woord inconsequent. En met een Soester woord lapzwanzerig. De „film voor de jeugdwas ook erg leerzaam. Het ging over een lokaal, bij de openbare school aan de Beetzlaan bij te bouwen. „Ik wou wel eris weten, zei de directeur van het Christelijk His torisch beddenmagazijn", of dat voorstel nou uitgaat van B. en W., dan wel van een meerderheid van B. en W. Flauw om dat te vragen. Een paar uur tevoren hadden ze 'm net verteld dat de Burge meester ertegen was. Dat bleek trouwens ook wel uit de behandeling. „Het Vrouwtje van Soestduinen" haalde een politieke streek uit. „De Christelijken zijn er tegen", zei ze, „om zoodoende de grens verlegd te krijgen. Dan moeien de menschen uit Het Hart en omgeving als ze niet willen dat hun kindertjes heelemaal naar Veenstra moeten kuieren, wel noodgedwongen ze naar de Chris telijke school sturen. Gevolg is dat die te klein wordt. Dan vraagt die natuurlijk uitbreiding. En natuurlijk komt dat er dan in onzen rechtschen Raad met vlag en wimpel door. Ik heb jullie wel in de smiezen Daarmee was het pleit al voor driekwart gewonnen. Aandendijk zei nog wel dat ze de kindertjes van Het Hart dan toch langs de binnenwegen konden sturen, als de straatweg te ver en te gevaarlijk was, maar terecht riep er toen eenZeker om ze te laten overrijden op de onbewaakte overwegen. Gies vond dat de school van Veenstra nog ruimte genoeg had. De burgervaar predikte zelfbeperking en loofde de bijzondere scholen. Dat was weer een vonkje dat Vaatje Buskruit deed opvliegen. „Zelf beperking bij Broeder Aandendijk en consorten Wat wou je me nou vertellen. Om de haverklap zitten ze bij Gedep. Staten om te klagen dat ze niet genoeg krijgen". Mr. Jan deed ook nog een duit in 'tzakje. „Wij als beter gesitueerden doen onze kinderen naar Baarn op de school als 't ons hier niet aanstaat. Dat kunnen de bewoners van 't Hart niet. Die ga je dus dwingen omdat ze 't niet betalen kunnen. Wat niet te pas komt. En als overbuurman Gies eens bij de Bekkeringstraat woonde en die moest z'n kinderen heelemaal naar Veenstra sturen, zou ie wel anders praten als ie nou doet". De Koning sprak woorden van bezadigdheid en wijsheid. Zijn we gewend. Behoudens af en toe een klein slippertje. Hij zei vóór te zullen stemmen Er was gelijkheid van bijzonder en lager onderwijs, school Beetzlaan had het noo dig, daarmee uit. Als wij katholieken 't ook eens noodig hebben hoop ik op dezelfde wijze te worden behandeld. „Daar kun je van op aan", riep Links. Stemming. Met vlag en wimpel er door „De Minderheid" keek sip. De slotfilm was het mooist. Eerst een herhaling van het voorspel van zoo straks door Mr. Jan. Hij zei dat ie zich niet boos wou maken en het getrokken zwaard alweer in de scheede gestoken had. J3, goeieinorrege Een oogenblik later haalde hij een heel kanon uit z'n zak. „Vertel me eens", zoo zei ie, „of de Gedepu teerde Staten nou precies dezelfde begrooting hebben gehad, als wij hier in den Raad hebben behandeld". Daar had je 't kanon. Burgervaarstond perplex. Werd rose toen rood allengs blauw bij zijn eindrede was hij op 't groene af. Wat een brutaliteit ook van zoo'n kereltje. Het jongste raadslid nota bene En dan zoo'n vraagBurgervaar zei „natuurlijk". „Dank U beleefd voor de medcdeeling", zei Mr. Jan, net zoo correct als z'n moeder 'tem indertijd had ge leerd. Toen was 't uit dachten we. Maar neen. Burgervaar begon opnieuw. „Dat is te zeggen", zei ie, „dezelfde cijfers zijn het niet". Groote oogen van Mr. |an. „De officieele begrooting die ter visie heeft gelegen is naar Gedeputeerde Staten gegaan, en niet dat blauwe boekje dat de Raadsleden gehad hebben". Nog grooler oogen van A1r. Jan. „Wat de raadsleden gehad hebben is de memorie van toelichting geweest", vervolgde bur gervaar. Dat 's nietes, riep Mr. Jan die op springen stond, „dat was de begrooting die tevens memorie van toelichting was". Toen kwam weer het dramatische element.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1927 | | pagina 1