Roester Courant
voor Soest en Omgeving
Nieuws- en Advertentieblad.
'hipt eiken Zaterdag.
Sanapi.ci..?
W. D. BOS Jr., Brandstoffen - Grint
GEMEENTE-FILM
Hoest
tabletten
Uitgever O. v. d. BQVENKAMP Soestdijk
ALGEM. BEGRAFENIS-ONDERNEMING „SOEST"
VREDE EN VRIENDEN
Hoofdpijn
Kiespijn
VENEMA's
KLEEDING NAAR MAAT
Het rijden in goede LUXE
AUTO's is ook veel waard.
Garage „MIDDELWIJK"
V AiWS DEN BERG Co.
ALLE BANKZAKEN
MIJNHARDT'S
Leekedichtjes van Jan Jofts
Vijftiende Jaargang
Adres voor Administratie en Redactie
Van Weedestraat 7, Soest
Advertentiën worden ingewacht tot Vrijdags
voormiddags 9 uur bij den Uitgever,
ingezonden stukken tot Dinsdagavond 9 uur
Zaterdag 19 Febr. 1927
ADVERTENTIËN
Van 1—5 regels 75 ct. Elke regel meer 15 ct.
Qroote letters naar plaatsruimte.
Bij abonnement groote korting.
Abonnementsprijs 50 cent per kwartaal.
Directie
IJ-
AREND WIER5MA, Torenstraat 8. Tel. 86.
KOETS, Spoorstraat 24, Telefoon 226.
Eerste aanspreker W. VAN DIERMEN, Talmalaan 17, Telefoon 118
Lid der Vereeniging voor Facultatieve Lijkverbranding
KISTENMAKER!): VELDWEO 4
Vele oorlogen komen tot stand,
omdat geen der beide partijen
eigenlijk goed weet, hoe toe te
geven in een geschil, zonder
zich te vernederen.
ELIHU ROOT.
Het werk van den vrede groeit
gestadig, ondanks misprijzend gebaar
van lieden, die er een sport van maken,
alle mogelijke kleine controversies op
te diepen en aan te dikken, om dan
ten slotte met pathos te kunnen zeggen
„Ziet ge wel? Dat riekt weer naar
oorlog, vandaag of morgen is het weer
mis. De menschen veranderen nooit 1"
En toch groeit het werk van den
vrede. Want het is nu wel heel gemak
kelijk om met dergelijke goedkoope
wijsheid die ten slotte niets anders
dan holle dwaasheid is te schermen,
maar daarmede weerlegt niemand de
groote glorieuse feiten, die wijzen op
een enorme groei van het vredeswerk.
Maar nog te weinig beseft men over
het algemeen, welk een aanzienlijk aan
deel, de vrouw in deze grootsche taak
heeft. We erkennen natuurlijk allen, dat
de tijd van achterstelling der vrouw
vrijwel voorbij is. We zijn wel zoo
verlicht, dat we het weinig eervolle en
verheffende voor ons zelf gingen inzien,
dat in een ongemotiveerde vernedering
van de vrouw gelegen was. Maar toch,
velen zijn nog dikwijls geneigd het
is waar, niet de besten onder ons
met iets beschermends, iets neerbuigends,
iets denigreerends in hun toon te spreken
over het werk, door vrouwen tot stand
gebracht. Waarbij ze dan kortzichtig
uit het oog verliezen, dat wij mannen
het dan toch nooit verder brachten
tot voor zeer kort dan de oplossing
van internationale geschillen door ge
wapend geweld. Hetgeen niets anders
was dan een erkenning van onmacht
om langs den weg van rede en overleg
tot overeenstemming te komen. Maar
in het groote vredeswerk nemen de
vrouwen een belangrijke plaats in. De
vrede vond in haar zijn vurigste voor
standers, de oorlog in haar zijn felste
vijanden. Groote mannen, wier namen
onsterfelijk zullen zijn in de wereldge
schiedenis hebben al hun welsprekend
heid en hun geestesgaven in dienst
gesteld van den vrede. De Volkenbond
is daarvan een monument. Maar nooit
zag de wereld een zoo grooWthe be
tooging voor vrede en arbitrage, als
door vrouwen ontwikkeld werd, jongst
leden zomer in Engeland, toen ze van
dorp tot dorp, van stad tot stad trokken,
in één lange kruistocht voor vrede,
overal de principes van vrede en arbitrage
uiteenzettend. Er ging iets verhevens
uit van deze actie der vrouwen, omdat
deze het stempel droeg van onbaatzuch
tige, zelfopofferende liefdehet symbool
van de vrouw. Met de „bevrijding" van
de vrouw, met de erkenning van haar
minstens even groote bekwaamheid tot
inzicht en oordeelvorming, en van haar
rechten, is een machtig element gekomen
in de groeiende beweging van den
vrede. Want wie zal den invloed durven
ontkennen van een conferentie, zooals
die voor enkele maanden in Washington
plaats had, met als doel oorlogen uit
de samenleving te verbannen, wanneer
men weet, dat deze conferentie de
kolossale eenheid achter zich had van
8 millioen vrouwen Dat daar 900
afgevaardigden, vertegenwoordigsters
van negen samenwerkende vrouwenor
ganisaties van verschillenden aard, de
meening kwamen vertolken van 8 millioen
Amerikaansche vrouwen 1 De grootste
en meest gezaghebbende personen op
internationaal politiek gebied hebben
daar de verschillende problemen be
sproken. En de presidente, mrs. Carrie
Chapman Catt, stipuleerde kort en
duidelijk: „De oorzaak van oorlog is
vrees. De naties vreezen niet alleen
voor haar voortbestaan, maar ze vreezen
ook hun gewoonten op zij te zetten
bij het oplossen van haar geschillen.
Ze hebben altijd oorlog gevoerd, om
geschillen op te lossen. Daarom gaan
ze voort oorlog te voeren, in plaats
van logica en rede op haar problemen
toe te passen. Het geneesmiddel is een
systeem van verdragen, tusschen de
naties opgebouwd, waarbij zij beloven
haar internationale geschillen aan arbi
trage te onderwerpen, en zich verbinden
zich bij de uitspraak der abitrage neer
te leggen".
Allen die het wel meenen met den
vrede, kunnen er zich over verheugen
dat de vrouw meer en meer de plaats
gaat innemen, waarop zij recht heeft
in het maatschappelijk leven. Want
overal waar de vrouw verschijnt, toont
zij zich een goede, dappere vriendin
van den vrede. Zelfs in China, waar
de vrouw eerst sedert heel kort begint
te ontwaken en zich vrij maakt uit haar
onwaardige positie van onmondige,
waar nog tot op den huidigen dag
polygamie en vrouwenhandel openlijk
plaats vinden, is naast „bevrijding" van
de vrouw, de bevrijding van alle onder
drukte volken, en vrede, de grondtoon.
De vrede heeft sedert enkele jaren
een machtige, krachtige, steeds in aanzien
en invloed toenemende bondgenoot
gekregen. Die bondgenoot is: de vrouw.
FLOR1S C.
stilt men spoedig met A
Ingezonden
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Geachte Redactie.
In het „Soester Nieuwsblad" van Za
terdag 1.1. komt een recensie voor van
het concert door „Apollo" op 3 Febr.
1.1. gegeven, welke recensie wat het
technische gedeelte betreft woordelijk
gelijk is aan de mijne in „de Soester"
van 5 Februari.
Fatsoenlijke bladen noemen als ze iets
van een andere courant overnemen, ook
de bron op. Wil de redactie van het
„SoesterNieuwsblad alsnog haar verzuim
goed maken, dan heb ik er vrede mee.
Maar zoo niet, dan verzoek ik haar
vriendelijk dergelijke oneerlijkheden
voortaan achterwege te laten. Pronken
met andermans veeren staat nóóit netjes.
En het mag zeker verbazing wekken dat
het „Soester Nieuwsblad", dat zoo afgeeft
op „De Soester", bij dit blad toch leen
tjebuur gaat spelen, als ze dat noodig
heeft. Ik bemoei me niet met politiek en
dergelijke rompslomp, maar als men het
„Soester Nieuwsblad" leest schijnt van
„De Soester" niets te deugen. Doch in
dat geval zou ik toch, als ik de redactie
van het „Soester Nieuwsblad was, mezelf
hoog houden, en liever géén recensie
schrijven als er een gappen van een zoo
gesmade concurrent.
De Muziekrecensent van
„De Soester".
EN HEEREN-MODE-MAGAZIJN
F. C. KUIJPERSTRAAT 10 - TEL. 169
Mijnheer de Redacteur.
In de raadsvergadering van 10 Febr.
1.1. heeft de heer Foeken naar aanleiding
van mijn vraag aan den Voorzitter of de
begrooting die naar Gedeputeerde Staten
is gezonden, letterlijk en cijferlijk geheel
hetzelfde was als die welke door den
Raad was aangenomen, gemeend op
verontwaardigde toon te moeten opmer
ken dat dat een insinuatie was alsof er
vervalsching zou hebben plaats gevonden.
Aangezien het niet de gelegenheid
was na de peroratie van den Voorzitter
op dit onderwerp nog verder in te gaan,
ben ik zoo vrij hier in het openbaar
te zeggen wat ik nog te zeggen had.
In de vergadering heb ik op het ge
zegde van den heer Foeken (dat op zich
zelf een insinuatie was 1) geantwoord dat
ik niemand beschuldigde noch verdacht,
maar dat ik alleen de mogelijkheid
opperde dat een onjuist stuk naar Ge
deputeerde Staten was gezonden, en uit
het antwoord van den voorzitter is wel
gebleken dat de zaak hierom ook wel
zal draaien.
Tot mijn vraag ben ik gekomen omdat
ik kort voor de vergadering bezoek kreeg
van een der notabele ingezetenen der
gemeente, die mij mededeelde dat het
afschrift van de begrooting die naar Ged.
Staten was gezonden, welk afschrift door
Burgemeester en Secretaris was onder
teekend, op tal van punten afweek van
de begrooting zoo als die door den
Raad was aangenomen. Men kan be
grijpen dat ik perplex stond, doch een
inzage der betrekkelijke posten beves
tigde volkomen de geuilte bewering. Om
er maar één te noemen de post kas-
geldleening volgens de begrooting die
door den Raad is aangenomen luidt
f 300.000.volgens de begrooting naar
Gedep. Staten gezonden f 50.000.méér.
Zooiets te ervaren als raadslid, dus
iemand die in den Raad de belangen
van de gemeente moet behartigen, is
minder pleizierig, te meer als dergelijke
zaken worden voorgelegd op een toon
als wilde men zeggen ze hebben je bij
den neus genomen I Dat dit laatste het
geval is wil ik allerminst a priori ver
onderstellen de toekomst zal wel leeren
hoe de vork in den steel zit.
Uit het antwoord dat de Voorzitter mij
in de raadsvergadering gaf bleek dat
zijnerzijds er reeds eenige verwarring
was. Volgens hem toch was „dat groene
boekje" dat den Raadsleden was toege
zonden, en in den Raad behandeld,
NIET de officicieele begrooting, doch de
Memorie van toelichting op de begrooting.
Eerstens kan dit al niet zoo zijn om deze
eenvoudige reden, dat door den Raad
dan niet zou zijn behandeld de gemeen-
begrooting (en daarvoor komt de Raad
toch bij elkaar I)en in de tweede plaats
staat op dat „groene boekje" geschreven
„GEMEENTEBEGROOT1NG 1927", en
staat in datzelfde boekje eenige malen
vermeld „GEMEENTEBEGROOT1NG
tevens Memorie van Toelichting", ik kan
niet aannemen dat den burgemeester' een
en ander niet bekend zou zijn en wil
het dan ook aan den staat van opge
wondenheid waarin hij verkeerde toe
schrijven, dat hij deze vergissing beging.
Doch hiermede vaststaande dat inderdaad
de begrooting door den Raad is behan deld
en niets anders, en dus deze cijfers,
zooals ze door den Raad zijn goedgekeurd,
en geen anderegeen gulden meer en
geen gulden minder, naar Gedeputeerde
Staten hadden behooren gezonden te
worden, blijft de vraagHoe komt het
dan dat de cijfers naar Ged. Staten-
gezonden, afwijken van die in DE door
den Raad vastgestelde begrooting voor
komend
Van den heer Foeken valt mij het zeer
tegen dat hij zoo onnoozel is te denken
dat ik die behalve mijn reputatie als
raadslid ook die van advocaat heb op
te houden, een vraag, als door mij ge
daan, zou durven en kunnen stellen, als
ik niet de feiten achter mij had.
Mr. J. H. VAN DOORNE,
Lid van den Raad.
EI6EN HAARD IS GOUD WAARD
TELEFOON 1
GEVOLGEN VAN WANBEHEER
Toen Doovenetel van de week op
de Soos kwarn riepen ze bijna allemaal
tegelijk Daar heb je nou de kampioen
bokser
Nog niet bekomen van m'n verbazing
stapte er een meneer op me toe (een
kereltje van 2 Meter lengte en 130
kilo's wegende) die me aanbood opi
ook met hem eens een partijtje te
knokken.
Maar meneer, zei ik, ze nemen me
in het ootje. Ik ben geen bokser, veel
minder kampioen.
Is U dan geen directeur van een
grondbedrijf
Neen Meneer. Nooit geweest.
Zoo, zoo, dat bevreemdt me wel
eenigszins. Als ik naar den grond kijk
en daarbij m'n reukorgaan raadpleeg,
zou ik toch zeggen dat er wel een
gronderig luchtje van U afstuift.
Ik mag het U niet tegenspreken,
meneer, doch ik ben pas in de stuifduinen
geweest en daarna heb ik aan den
Lange Brinkweg de werken van het
gasbedrijf eens goed bekeken.
Nauwlijks had ik het gasbedrijf uit
m'n mond laten vallen of ik voelde
dat er een priem (met een kleine p,
zetter) door m'n corpus gestoken werd,
want de oogen van den reus door
boorden me.
Ik dacht subiet aan David met den
slinger, doch voelde mij veel minder
sterk en krijgshaftig. Tijd tot nadenken
had ik niet, omdat ik al een verdachte
armbeweging bespeurde bij den Goliath
die tegenover me stond, 't Leek wel
of ik een radio in m'n hoofd had.
Plotseling herrinnerde ik mij wat m'n
betere helft altijd tegen me zegt als ik
naar de Soos ga, nml. deze vermaning
denk er aan, Doovie, alleen kalmte kan
je redden.
De herrinnering aan deze woorden
oefenden zoo'n kalmeerenden invloed
op mij uit, dat ik doodnuchter (ik had
immers nog geen druppel spuitwater
gedronken precies als de Soester
Vrijwillige) en ook op beslisten toon
Wis en zeker l Na datgene, wat mij
in m'n vroegere woonplaats is overkomen,
wil ik nu weten waaraan m'n belasting-
penningen besteed worden.
Dat dorp waar ik vroeger woonde,
bezat ook prachtige bosschen, heerlijke
duinen en heide, doch daar hebben ze
door een gemeentelijk wanbeheer, par
tijtwisten en geknoei de heele boel in
het honderd geschopt, zoodat er nu
volslagen armoede heerscht. Wel hadden
ze er een paar flinke kerels in den
raad en bij het dagelijks bestuur, doch
die konden ten slotte niet oproeien tegen
den stroom van domheid, partijzucht
en eigen belang. Daarbij kwam nog dat
er kort na elkaar drie nieuwe burge
meesters aan het bewind geplaatst
werden, waarvan de laatste burgervader
voor het eerst in z'n 50 jarig leven
een dergelijke functie op zich nam en
tevens absoluut onbekend was met de
plaatselijke toestanden, gebruiken en
misbruiken in die gemeentewat tenge
volge heeft gehad dat die edelachtbare
overigens een heel geschikt en
misschien wel zeer bekwaam mensch
op ander gebied in de valstrikken
gcloopen is van die personen, welke
de belangen van zich zelf en van hun
vrienden allereerst op het oog hadden,
zoodat de belangen der overige bewoners
zeker wel 99 procent op zij
geschoven werden.
Wonderlijke gelijkenissprak ik.
Laat me even uitspreken, zei Hercules.
Dat alles heb ik daar meegemaakt,
doch ik begreep 't pas toen het te laat
was om nog wat te redden van dien
faillieten gemeente-boedel.
Ik kan me wel voor m'n hoofd slaan
dat ik vroeger zoo laks en zoo louw
ben geweest. Toen dacht ikwaarom
zal ik me bemoeien met gemeentezaken;
ik ben hier komen wonen om een rustig
leven te hebben. En wat geeft 't of je
door de kat of door den kater gebeten
wordt; betalen moet je de belastingen
toch.
Van die stumperige opvattingen ben
ik nadien radicaal genezen, want het
heeft mij in die dagen een lieve duit
gekost.
De belastingen werden jaar na jaar
hooger, niet alleen door het foutieve
gemeentebeheer doch ook omdat de
meer bemiddelde menschen naar elders
verhuisden en er zich geen nieuwe,
welgestelde personen meer in die ge
meente kwamen vestigen, omreden dat
dorp iritusschen door hetl Nederland
berucht was geworden.
Maar Hercules, m'n haren gaan stijl
overeind staan l
Luister nu verder, Doovie, het drama
is nog niet uit, eigenlijk begint het pas
voor mij persoonlijk.
Je moet weten dat ik er een groot
huis had gekocht. De omgeving was
wel niet in verhouding tot m'n stand,
doch om die reden kocht ik dat huis
dan ook voor een billijk prijsje. Ik liet
het verbouwen, van een centrale ver
warming en verdere gemakken voorzien,
kocht er een extra lap grond bij en
planttè er een fijne tennisbaan. Je begrijpt,
als men een half dozijn kinderen heeft
komt zoo'n instrument goed van pas.
Toen alles klaar was heb ik een
berekening gemaakt van den totaalkost
prijs en kwam tot de ontdekking dat
't tot een respectabel sommetje was
opgeloopen. Afijn, ik had me zin.
Nadat ik er enkele jaren gewoond
had, de belastingen tot een ondragelijke
hoogte gestegen waren en het leven in
die gemeente een ware kwelling werd,
kon ik het er niet langer uithouden en
probeerde op allerlei manieren mijn
bezit van de hand te doen, doch het
resultaat was nihil. Er kwam kooper
noch huurder. Misschien zou ik er nog
mee zitten, als ik 't niet heel toevallig
aan het Rijk verkocht had.
En de prijs? Hercules.
K A S S1 E R S
JULIANAPLEiN 5 - TELEFOON 163 - SOEST
ONDERQROND8CHK BR^ND-INBRAAKVRIJE KLUIS
zei: Meneer, mag ik eens even wat in
uw oor fluisteren Gelukkig was 't een
gemoedelijke baas en liet hij z'n arm
een verdieping lager zakken. Ik nam
fluks een stöel, klom er op en fluisterde
den reus enkele woorden toe.
Wat zeg je, is het die 1
Potverdorie Doovenetel (neem me
niet kwalijk dat ik zoo'n raar woord
zeg) doch daar breekt me de klomp.
En in de andere komt een barst,
waagde ik te zeggen.
De electriciteit was de lucht uit en
we tippelden samen naar een tafeltje.
De gulden en het dubbeltje zaten
tegenover elkaar.
Wat wil je gebruiken, sprak de gulden.
Geef mij maar een spuit.
Met of zonder helm en waterlaarzen
Zonder, asjeblieft, want die instrumen
ten komen toch altijd als mosterd na
den maaltijd.
Zeg, Doovie, we houden hier van
opschieten, dus die neteligheid van jou
kan je wel thuis laten.
Dat klopt nou lekker niet, want thuis
noemen ze mij ook zooalleen bij
officieele gelegenheden heetik Doovenetel
Prachtig, en nu moet je mij eens
wat naders vertellen van dat gasbedrijf,
want daar schijn je meer van te weten.
Dus je stelt belang in gemeentezaken,
Hercules?
Praat me daar niet van. Nauwelijks
1/i van de som die ik er voor heb
moeten betalen.
Toch was ik nog gelukkig tegenover
de andere inwoners, die met hun grond,
hun huizen en boerderijen geen raad
wisten. De een na den ander ging te
gronde.
Nu ben ik er zoowat een jaar tusschen
uil en heb m'n bivak in Soest opgeslagen,
omdat ik dacht dat 't hier een solide
boel was.
Wat zeg je, Hercules, een solide boel 11
Ja, dat dacht ik. Doch ik heb intus-
schen al zulke ernstige beschuldigingen
aan het adres van hoogere gemeente
ambtenaren en anderen hooren uiten,
dat ik me niet los kan maken van de
idee mij ook in Soest leelijk in de vingers
te hebben gesneden.
Doch dat verzeker ik je, Doovie, ik
ben voor geen klein geruchtje vervaard
en laat me niet, tot op m'n hemmetje
toe, uitkleeden.
Bij die laatste woorden liet Hercules
z'n vuist op de tafel vallen, waarvan
het gevolg was dat mijn spuit, zijn
whisky-soda en het tafeltje in gruzele
menten op den grond lagen, terwijl een
van de heeren aan het biljart een groot
gat in het laken gestoten had.
Ik durfde natuurlijk niet meer over
het gasbedrijf te beginnen, omdat dan
KERKSTRAAT 20
VOORHEEN Fa. STRIJKER
TELEFOON 84
JULIANASTRAAT 7
ongetwijfeld de heele Soos in de lucht
was gevlogen. Juist ging m'n vrouw
voorbij en dat was dus voor mij een
pracht gelegenheid om te verdwijnen.
Omdat ik totaal van streek ben, moet
ik, op docter's advies, een week rust
nemen. En tóch ben ik zoo kalm geweest,
zei ik tegen m'n vrouw.
DOOVENETEL.
Doos 3Öct
Keelpijntabietten 30 en 60 ct
BIJ APOTH. EN DROGISTEN wrrwtl
IV.
FRISSCHE LUCHT.
Soest, o frisch en heerlijk dorp,
Vol van dennenbosschenlucht,
Hei- en hooigeur, Zuiderzeewind,
Waarvoor alle ziekte vlucht!
Soest, o kweekplaats van gezondheid,
Frischheid is Uw grootste deugd,
Ziet de rozen op de wangen
Van de frissche Soester jeugd 1
Ziet de frissche bruine konen
Van den fikschen Soester boer,
Ziet hem, toonbeeld van gezondheid,
Ziet zijn schouders, sterk en stoer!
Ziet der fiksche boerendeernen
Breeden schoot, die men verwacht
Eens het Soester schoon te brengen
Aan frisch en fleurig nageslacht I
Waait ons toe dan, Soester winden,
Frischheid, waarvoor rotheid vlucht 1
En waait ook eens door het Raadhuis
Daar 's gebrek aan frissche lucht 1
VIII
Ik ga eerst Mr. Jan een uitbrander
geven. Eerst wou ik het rifet doen. Ik
dachthij heeft zich Donderdag zoo
geweerd. Maar ik doe 'ttoch. Ik heb je
zoo ontraden op het schrijven van
Christelijke Broeders in te gaan En nou
doe je 't toch 1 Waarom nou Als een
straatjongen met paardevijgen gooit, gooi
je toch ook niet terugEn toch sla je
mijn raad in den wind. Ben ik daarvoor
nou op een leeftijd gekomen dat ik je
vader wel kon zijn En wat zie je nou
Ze nemen je stuk niet eens op! Net
goed, zou ik haast zeggen. Dan moet
je ook maar naar me luisteren.
Donderdagavond. Raadszitting: Buiten
helder vriezend weer. Binnen bewolkte
lucht. Allemaal donderkoppen. Dat paste
goed bij Donderdag. Ook het gedonder
dat er op volgde. En die het destijds
had aangekondigd, luidde nou de don-
derpartij in. Het deed m'n hart goed.
Zoo wordt de lucht misschien nog eens
schoon. Dadelijk na de opening „op de
gebruikelijke manier", (wat een mooi en
waar leekedichtje van Jan Joris verleden
week I M'n hulde, collega 1) stak Mr. Jan
van wal. Eerst kalm. Maar langzamerhand
stak ie z'n dorens uit. Dat is het jeugdige
vuur. In mijn tijd was ik net zoo. „Waar
zijn nou al die stommiteiten te vinden
in de notulen", vroeg Mr. Jan. „Dat
Christelijke blad schreef immers dat ik
er zooveel begaan had 1" Alle raadsle
den zwegen. „ConclusieDe redactie
van dit Soester Nieuwsblad zijn leuge
naars". riep Air. Jan met een stem of ie
voor de balie stond. Aangenaam om te
hooren voor den verslaggever van dat
blad. Die zal ook wel gedacht hebben
Lag ik maar met m'n dulcinea in het
kreupelhoutToen begon Mr. Jan die
het op z'n heupen had, over Broeder
Van Vliet. In den Raad was deze de
souffleur van Van EIten geweest, en in
het Soester Nieuwsblad souffleert ie de
lezers weer heel wat anders in. En dat
over éénzelfde post I Hoe zit dat nou
WAt was nou eigenlijk juist En waarom
werd hem als raadslid niet dadelijk de
juiste inlichting gegeven De voorzitter
wond zich op je kon zien dat ie zoetjes
an aan de kook raakte. „Het stond
heelemaal niet vast wie de schrijver in
het Soester Nieuwsblad was". Aldus
sprak hij. „En bovendien wat hebben
we hier met krantengeschrijf te maken I"
„Daar sta ik voor in", riep Mr. Jan ook
naar kooktemperatuur stijgend, „dat Van
Vliet de schrijver is IV U bent buiten de
agenda, volgende puïïfl" riep de voor
zitter die er een punt aan draaide. „Ik
kom toch terug bij de rondvraag", kefte
Mr. Jan terug. Toen zakte de temperatuur
weer wat. Liep weer op bij de bouw
verordening. „De Raad kan geen besluit
dat B. en W. ten onrechte hebben genomen
bekrachtigen" doceerde Mr. Jan. „We
doen het lekker toch", zei de burgervaar.
„Daar hebben we de bevoegdheid niet
toe", zei Mr. Jan. „Kan niks bommen,
ik vraag het toch aan den Raad", blafte
de voorzitter terug. Wat zou zoo'n stuk
advocaat ook van uitlegging van wet of
verordening weten. Zooiets weten Leeg
Maatje, Gies en boer Peter toch veel
beter 1 Ondertusschen wordt er net een
brief bezorgd van Bovenkamp. Zoo juist
bij 'm in de bus gesmeten. „Voor Brand
netel", staat er op. Gek toch dat er zooveel
lui zijn, die Brandnetel ongevraagd
inlichten. Even kijken wat er in staat.
Sjonge jonge, dat durf ik niet zoomaar
neer te schrijven. Knoeierij bij 't gas
Zou 'k 't aan den burgemeester sturen
Neen, niet doen. Die gelooft daar toch
niks van. Die vertrouwt alleen maar
onvoorwaardelijk z'n ambtenaren. Net als
van Eek in den Raad zei: „De burge
meester is geen baas meer", zei ie. „Die
geeft me daar bevel om uit te betalen
waar van Eek zelf bij staat, en ijskoud
doen ze 't toch maar niet 1 Net alsof
burgervaar 0éé^ bevel had gegeven".
Moesten ze mij eeAsUlftppen, als ik bur
gemeester was. Nou! 'weer je dat
ze'n kwajen dag zouden ncu.ben.
zaak zal onderzocht worden", zV'.tt3"1
gervaar. Dat zeggen ze bij de spoorweg. -
ook altoos, als er weer een dood gereden
is op een onbewaakte overweg. Maar
het feit verander je er niet mee. Van
Eek was onbegrijpelijk. Eerst staat ie te
kankeren op de ambtenaren dat ze zoo
maar het bevel van den burgemeester
terzijde leggen, en bij de verheerlijkings
rede op de ambtenaren aan bet eind
staat ie te klappen van heb ik jou daar
Zooiets noemen ze met een vreemd woord
inconsequent. En met een Soester woord
lapzwanzerig.
De „film voor de jeugdwas ook erg
leerzaam. Het ging over een lokaal, bij
de openbare school aan de Beetzlaan
bij te bouwen. „Ik wou wel eris weten,
zei de directeur van het Christelijk His
torisch beddenmagazijn", of dat voorstel
nou uitgaat van B. en W., dan wel van
een meerderheid van B. en W. Flauw
om dat te vragen. Een paar uur tevoren
hadden ze 'm net verteld dat de Burge
meester ertegen was. Dat bleek trouwens
ook wel uit de behandeling. „Het
Vrouwtje van Soestduinen" haalde een
politieke streek uit. „De Christelijken
zijn er tegen", zei ze, „om zoodoende
de grens verlegd te krijgen. Dan moeien
de menschen uit Het Hart en omgeving
als ze niet willen dat hun kindertjes
heelemaal naar Veenstra moeten kuieren,
wel noodgedwongen ze naar de Chris
telijke school sturen. Gevolg is dat die
te klein wordt. Dan vraagt die natuurlijk
uitbreiding. En natuurlijk komt dat er dan
in onzen rechtschen Raad met vlag en
wimpel door. Ik heb jullie wel in de
smiezen Daarmee was het pleit al voor
driekwart gewonnen. Aandendijk zei nog
wel dat ze de kindertjes van Het Hart
dan toch langs de binnenwegen konden
sturen, als de straatweg te ver en te
gevaarlijk was, maar terecht riep er toen
eenZeker om ze te laten overrijden
op de onbewaakte overwegen. Gies vond
dat de school van Veenstra nog ruimte
genoeg had. De burgervaar predikte
zelfbeperking en loofde de bijzondere
scholen. Dat was weer een vonkje dat
Vaatje Buskruit deed opvliegen. „Zelf
beperking bij Broeder Aandendijk en
consorten Wat wou je me nou vertellen.
Om de haverklap zitten ze bij Gedep.
Staten om te klagen dat ze niet genoeg
krijgen". Mr. Jan deed ook nog een duit
in 'tzakje. „Wij als beter gesitueerden
doen onze kinderen naar Baarn op de
school als 't ons hier niet aanstaat. Dat
kunnen de bewoners van 't Hart niet.
Die ga je dus dwingen omdat ze 't niet
betalen kunnen. Wat niet te pas komt.
En als overbuurman Gies eens bij de
Bekkeringstraat woonde en die moest
z'n kinderen heelemaal naar Veenstra
sturen, zou ie wel anders praten als ie
nou doet". De Koning sprak woorden
van bezadigdheid en wijsheid. Zijn we
gewend. Behoudens af en toe een klein
slippertje. Hij zei vóór te zullen stemmen
Er was gelijkheid van bijzonder en lager
onderwijs, school Beetzlaan had het noo
dig, daarmee uit. Als wij katholieken 't
ook eens noodig hebben hoop ik op
dezelfde wijze te worden behandeld.
„Daar kun je van op aan", riep Links.
Stemming. Met vlag en wimpel er door
„De Minderheid" keek sip.
De slotfilm was het mooist. Eerst een
herhaling van het voorspel van zoo straks
door Mr. Jan. Hij zei dat ie zich niet
boos wou maken en het getrokken zwaard
alweer in de scheede gestoken had. J3,
goeieinorrege Een oogenblik later haalde
hij een heel kanon uit z'n zak. „Vertel
me eens", zoo zei ie, „of de Gedepu
teerde Staten nou precies dezelfde
begrooting hebben gehad, als wij hier
in den Raad hebben behandeld". Daar
had je 't kanon. Burgervaarstond perplex.
Werd rose toen rood allengs blauw
bij zijn eindrede was hij op 't groene
af. Wat een brutaliteit ook van zoo'n
kereltje. Het jongste raadslid nota bene
En dan zoo'n vraagBurgervaar zei
„natuurlijk". „Dank U beleefd voor de
medcdeeling", zei Mr. Jan, net zoo correct
als z'n moeder 'tem indertijd had ge
leerd. Toen was 't uit dachten we. Maar
neen. Burgervaar begon opnieuw. „Dat
is te zeggen", zei ie, „dezelfde cijfers
zijn het niet". Groote oogen van Mr. |an.
„De officieele begrooting die ter visie
heeft gelegen is naar Gedeputeerde
Staten gegaan, en niet dat blauwe boekje
dat de Raadsleden gehad hebben". Nog
grooler oogen van A1r. Jan. „Wat de
raadsleden gehad hebben is de memorie
van toelichting geweest", vervolgde bur
gervaar. Dat 's nietes, riep Mr. Jan die
op springen stond, „dat was de begrooting
die tevens memorie van toelichting was".
Toen kwam weer het dramatische element.