relden jsito - ge-Inrichting r k NKAMP I Zomer-Uitverkoop Bel op Telefoon 2001 >uwbank kredieten termijn. ivan W.J.v.Ee voorraad Ink. en Waterleiding Boekhandel NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG W. D. BOS Jr., Brandstoffen - Grint GEMEENTE-FILM PUROL Het lied van den arbeid echt Juni 1927 TOG Se Baarn Zwakke- en Platvoeten Soest-Baarn-Amsterdam Houthandel S REUDER Hl 1 en Abonnementen 3ER" worden aange- »n 2062 REDACTIE-ADRES: Mr. J. H. VAN D00RNE, LANGE BERGSTRAAT 5, TELEF. 2048, S0ESTDIJK ALGEM. BEGRAFENIS-ONDERNEMING „SOEST" Kantoor voor SOESTERBERG: BANNINGSTRAAT 19 Aan de Lezers! Gesmette en roode huid bij VAN DIÜK'S MEUBELTRANSPORT STEENH0FSTR. 57 TEL. 69 VENEMA's Heeren Mode-Magazijn Garage „MIDDELWIJK" LuxeVERHUUR-AUTO's sht 113 [T 1897 - kapitaal 2.500.000.— Reservefonds 156.162.89 )epositQ o.g 1 350 377.94 /erdisconteerde promessen 1.303.375. diversen 236.587.15 VilHIencfe «Jaargang Zaterdag 16 «Juli 1927 5.546 502 98 oor 6 maanden vast3l/2% oor 1 jaar vast 4% De Directie: i. B. DE BEAUFORT N. C. DE RUYTER. '7 - Spoorstr 4-6 CQ. DEKKER rheumatiek, Lumbago,"' Zenuwpijnen tipatie, Asthma, Chron. Bronchitis, 4KLER PRINS, Arts tterdag van 2—3 uur. 7a - Telef. 168 len sloopers actielzeflt|es Kastranden Zie" de etalage BROEK 2037, Nieuwstr. 37 en Torenstr. 10 t 19, Telef. 43919. ingen en Transporten 1.1. conc. prijzen )EK, NIEUWSTRAAT 37, SOEST JM TELEFOON 78 t: B. REIMAN, Bosstraat 21 bb TELEFOON No. 2138 IEFFT-GASF0RNUIZEN en -C0MF0REN e Waterleiding-Maatschappij. TELEFOON No. 15 BUREAU VOOR ADMINISTRATIE EN REDACTIE V. WEEDESTRAAT 7. SOEST ADVERTENTIËN WORDEN INGEWACHT TOT VRIJDAGS VOORMIDDAGS O UUR INGEZONDEN STUKKEN TOT DINSDAGAVONDS 9 UUR AAN HET BUREAU UITGEVER: G. VAN DEN BOVENKAMP, VAN WEEDESTRAAT 7, TELEFOON 2062, S0EST0IJK ADVERTENTIËN: VAN 1 TOT 5 REGELS 75 CENT, ELKE REGEL MEER 15 CENT GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. GROOTE KORTING ABONNEMENTSPRIJS 50 CENT PER DRIE MAANDEN FRANCO PER POST Directie: j j' Kantoor: TORENSTRAAT 8, Telef. 2086 AREND WIERSMA, Torenstraat 8. Tel. 2086. KOETS, Spoorstraat 24, Telefoon 2226. Voor RK. teraardebestellingen wende men zieh tot den Heer W. SUKEL, Koster der H H. Petrus en Pauluskerk. Waarnemend Directeur: J. VAN DRIE Eerste aanspreker G. BLEEKSMA, Schoolweg 29 AAN DE LEZERS! Ondergeteekende heeft de eer hierbij ter kennis van de abonné's te brengen dat met ingang van heden als officieel Redacteur van „De Soester" zal op treden Mr. J. H. VAN DOORNE alhier, die deze functie reeds geruimen tijd officieus heeft waargenomen. G. VAN DEN BOVENKAMP Het zal zoo ongeveer een jaar gele den zijn dat de heer Van den Boven- kamp mij polste of ik bereid zou zijn het redacteurschap van „De Soester" op mij te nemen, en ware ik te werk gegaan naar mijn oogenblikkelijke impulsie, dan zoude ik zonder eenige aarzeling terstond bevestigend hebben geantwoord. Immers journalistieke ar beid was mij als mede-redacteur van een belasting-technisch blad en als medewerker op verschillend gebied aan andere bladen en tijdschriften, geens zins vreemd, terwijl ook in „De Soester" onder diverse pseudoniemen reeds eenige jaren lang tal van pennevruchten van mijn hand hadden geprijkt. Evenwel kwam het mij bij nadere overweging voor, dat een oogenblikke lijke aanvaarding van het redacteurschap niet wenschelijk was, en wel in de eerste plaats omdat ik geen taak definitief kon aanvaarden met de kans dat ik wellicht na enkele maanden wegens gebrek aan tijd deze weder zou moeten opgeven. In de tweede plaats waren het overwegingen van „politie- ken" aard, die het gewenscht maakten de aanvaarding van het redacteurschap in ieder geval uit te stellen, wilde de „Soester" niet de kans loopen te wor den aangewreven een blad te zijn van een bepaalde politieke kleur. Men weet het: in de verkiezingsperiode heeft „de Soester" zijn neutraal standpunt ge handhaafd, alle politieke reclame ge weerd, en slechts zijn kolommen open gesteld tot aanprijzing van den persoon, die, geheel afgezien van zijn kleur of richting, getoond had zijn plaats als raadslid waard te zijn. En het is wel typeerend dat daarbij drie personen van drie verschillende richtingen, in dien tijd ook in „de Soester" het meest naar voren kwamen. Genoemde overwegingen waren aan leiding tot een overeenkomst met den uitgever, waarbij besloten werd dat ik het redacteurschap eerst „op proef", daarna officieus en ten slotte officieel op mij zou nemen, bij de officieuse aanvaarding reeds alle „redactioneele verantwoordelijkheid" van de schouders van den heer Van den Bovenkamp afnemend en op de mijne ladend. Het was kort na dit laatste gebeuren dat een humoristisch aan de redactie gericht schrijven mijne aandacht vestigde op den persoon die later als „Brand netel" het weekoverzicht in „DeSoester" zou schrijven. Al heel spoedig daarop had de eerste conferentie met dit voor de lezers nog steeds geheimzinnig personage plaats, waarbij werd over eengekomen dat de grondtoon van het weekoverzicht zoo eenigszins mogelijk humoristisch zou moeten klinken. Men schrijft niet ten eigen pleiziere, doch voor het publiek; eerste eisch moest dus zijn: „inslaand", waarvoor noodig was een vlotte schrijftrant, een gezelli- gen jovialen toon, degelijke critiek uitoefenend op personen en toestanden waar dit wenschelijk werd geoordeeld, en niettemin zóó dat dit nimmer schoolmeesterachtig werd. Of Brand netel daarin is geslaagd, ik laat het aan de beoordeeling der lezers over; voor redactie en uitgever zou eeniger- mate als maatstaf kunnen gelden het feit, dat tot dusver nevens het schrij ven van het bestuur van „Plaatselijk Belang" nog slechts één enkel briefje van een mal-content bij de redactie inkwam. Meen niet lezer, dat de taak van redacteur zich beperkt tot het schrijven van een hoofdartikelhet gewichtigste en moeilijkste deel van taak is het be oordeelen van de artikelen der mede werkers en de ingezonden stukken. Niet alleen vanwege de redactioneele verantwoordelijkheid der eerste, doch minstens in gelijken graad wegens de verantwoordelijkheid tegenover het publiek van de laatstgenoemde. Vaak toch moet een ingezonden artikel wor den teruggezonden met het verzoek deze of gene zinsnede, die men stoo- tend, grievend of misplaatst acht, te willen wijzigen, wil men niet dat men den gunst der lezers verliest of erger nog, wil men niet worden tegengewor pen te zijn „de vuilnisbak waarin alles maar wordt gedeponeerd". Wat de medewerkers-artikelen betreft is de taak der beoordeeling nog wèl zoo zwaar, daar men dan immers het persoonlijk oordeel dient te laten varen en de artikelen moet gaan bekijken door den bril van het lezend publiek, waarbij men eerst dan recht ervaart wat het spreekwoord „zooveel hoofden zooveel zinnen" beteekent. Zeker, het is gemakkelijk zich te plaatsen op het standpunt van een knorrigen ouden heer, die, alle journalistieke capriolen veroordeelend, slechts leest onder de leuze der degelijkheid en alles aan dezen maatstaf toetsend zijn oordeel bij voorbaat gereed heeft. Maar het gros van de lezers is anders; hun leven is niet overgoten met een sousje van echte of nagemaakte „degelijkheid", dat trots alles moet bovendrijven; zij trekken bijvoorbeeld bij het lezen van „Menneke Pies" en „Vaatje Buskruit" niet den neus minachtend op, doch lachen hartelijk om de onschuldige spotternijen van een „Brandnetel". En ook moet men niet vaak „het er maar op wagen" bij het schrijven of opnemen van artikelen van min of meer aethischen of wetenschappelijken aard? Een courant moet zijn „elck wat wils' zoodat er allereerst wel angstvallig behoort zorg gedragen te worden dat het gros der lezers, dat toch zeker niet aethisch of wetenschappelijk is aangelegd, in het lezen van zijn blad een zekere onuitgesproken verwachting niet vindt teleurgesteld, voldoening vindt in zijn lectuur, of prozaisch uit gedrukt: „waar voor z'n geld krijgt". Velen zijn er die „dat taaie artikel van Floris C." overslaan; ook zijn er die van „De Soester" dit artikel het eenigst lezenswaardig vinden. Velen waren er die de artikelen over N.-O, Indië „schoolmeesterachtig gedoe" von den ook waren er die ze met belang stelling tot het eind toe gevolgd hebben. Enkelen zijn er die „Brandnetel" flauw en laf vinden, althans ze zeggen dit. Kunnen ze ook op eerewoord ver klaren dat ze daarom regelmatig de „gemeentefilm" overslaan Of lezen ze die toch „huns ondanks" enkel al door den prikkel voortspruitend uit den waas der geheimzinnigheid waarin de schrijver zich hult Maar als redacteur en uitgever hun oor te luisteren leggen bij het publiek dan is hun meening dat dit „Brandnetel" niet wil missen, daar dit personage een voorheen onge kende attractie is gewordenwellicht óók huns-ondanks 1 Lezers is mijn oordeel onjuist? Ik zelf ben het ook niet altijd eens met mijn humorischen medewerker, doch „ingegrepen" heb ik zelden. In zijn artikelen kèn nu eenmaal niet de schaar worden gezet zonder het gansche patroon te verknippenhoogstens kan een lapje worden bijgenaaid, wat dan nog meesttijds erg in het oog springt bovendien. En het is wel voornamelijk om deze reden dat de „filmen" dan ook vrijwel steeds onveranderd „doorgaan", zooals de vakterm luidt. De verantwoordelijkheid rust bij de redactie, ik weet het, ben er mij ten volle van bewust en bereid alle consequenties daarvan te dragen. Ik stelde mij dus bloot aan de risico, of na de film, waarin de grap was uitge haald den naam van Dr. G. te mis bruiken, een grap alléén begonnen om de reactie op de quasi ontpopping van Brandnetel waar te nemen, de conse quentie van mijn vak zou medebrengen dat ik misschien welhaast gebukt gaan onder een stroom van protesten, wanneer de bedotterij bekend was gemaakt in den volgenden film, dan wel dat de grap zonder meer als zoodanig zou worden opgevat. Ik moet toegeven, het was wat roekeloos, misschien zelfs te gewaagd van mij ook dezen film te laten „doorgaan". Doch gelukkig heeft, behoudens aanmerking daarop in be paalden kring gemaakt, of liever door een bepaalden persoon die dien kring om zich heen formeerde, geen woord van protest de redactie bereikt, en is de grap dan blijkbaar niet verkeerd opgevat. Het is dan ook niet het wer kelijk belachelijke dreigement met straf vervolging geweest dat ik als redac teur mijn tusschenkomst heb verleend tot spoediger rechtzetting dan in den lijn lag, doch alleen de door bedoelden persoon beweerde onaangenaamheid en schade door hem er van onder vonden, iets wat ninmer, door wien dan ook, had kunnen voorzien worden. In elk gevalhet is leergeld, niet ver geefs betaald. Het verzoek evenwel van den uitge ver van „De Soester" om mijn redac teurschap te openbaren, opdat dit blad niet langer bleve een lichaam zonder hoofd en opdat ieder wete dat één persoon, dien ieder kent, de volle ver antwoordelijkheid draagt voor het redactioneel gedeelte, heb ik gemeend juist nu deze verantwoordelijkheid in het geding wordt gebracht, terstond te moeten inwilligen. De richting door „De Soester" sinds een jaar voorge staan, zal worden behouden. Floris C., Politicus, Brandnetel en Jan Joris zul len hun gewaardeerde medewerking blijven verleenen. Men verwijte „De Soester" die pseudoniemen niet; ik zei reeds: het is immers juist een attractie dat men den schrijver slechts kan meenen te vermoeden 1 Slechts bij ten laste legging van bepaalde feiten aan bepaalde personen zullen pseudo niemen onzerzijds niet worden toege laten, wijl men dèn verplicht is als eerlijk man met open vizier te strijden. Lectori Salus. Den lezer heill Mr. J. H. VAN DOORNE. kleine kinderen verzacht en geneest men met Uit den arbeid zal voortkomen rust. LONQFELLOW. Vrijheid is niet het recht vanéén, maar van allen. HERBERT SPENCER. Geen mensch is vrij, die geen meester van zich zelf is. EPICTETUS. De gansche wereld is vol van een rusteloos dreunen en zoemen van de machinerie van den arbeid. Uit het stam pen en steunen en blazen der tallooze stoommachines in de werkplaatsen en fabrieken der wereld, uit het trillen en dreunen der dynamo's, het rusteloos gekletter der spoelen van nimmer rustende weefgetouwen, het hameren en kloppen en beuken en gieren van hamers en zagen en boren, uit het snorren en ronken van motoren, uit heel den hum-drum van de nijvere aarde stijgt een machtig lied omhoog. Dat is het lied van den arbeid. En, bij het voortschrijden der jaren, treft het, hoe dit lied steeds gelijkmatiger, luider en blijder wordt. Want niet altijd ontsteeg uit de ontelbare werkplaatsen een lied van harmonie en vreugdevolle trots, om het werk, dat voltooid was. In de eerste tijden der industrialisatie, in de donkere tijden van de negentiende eeuw, toen een verbijsterde generatie slechts onwillig en schoorvoetend over ging tot de vervanging van handkracht door stoomkracht, en later nog, in de laatste helft van de vorige eeuw, tot nog slechts enkele decaden geleden, toen er over de verhouding tusschen arbeider en werkgever nog een duistere nevel van verkeerd begrip omtrent de reckftn van den mensch van iederen mensch hing, toen steeg er dikwijls uit den drom der werkers een schreeuw van jammer, een schrijnende klacht op en vermengde zich met het lied van den arbeid tot een vreemden, onrustigen zang, die onheil scheen te spellen. Menige snik, menige verbeten verwensching mengde zich toen in het machtige koor. Jaren van strijd volgden, waarin soms het lied onderbroken werd, hier en daar. Maar uit den strijd werd een nieuwe tijd geboren, van beter begrijpen, van meer licht, van geestelijke verheffing in alle kringen. En het is inderdaad heel opmerkelijk, hoe in het bijzonder in de laatste jaren, in de verhouding der menschen onderling een vriendelijker toon is gekomen. De ontzaglijke les van den wereldoorlog, die zoo dringend aantoonde, dat in de verhouding van naties onderling, een geest van begrijpen, welwillendheid, goeden wil en weder- zijdsche waardeering onmisbaar is voor den vrede, die zoo glashelder in zijn gevolgen toonde, dat door een oorlog niets „opgelost" wordt, zette de men- schelijke gedachten aan het werk én tegelijkertijd met het begrijpen, dat zich van de volkeren heeft meestergemaakt dat vrede en ontwapening eerst dan gewaarborgd zijn, indien de menschen gedachtelijk „ontwapend" worden en hun mentale houding jegens het andere volk er een is van vriendschap en goed vertrouwen, is ook het inzicht gekomen dat in de maatschappij, in de verhouding werkgever-werknemer slechts volkomen harmonie kan komen, indien ook daar meer waardeering jegens elkander tot stand kwam. Dit laatste is hoe langer hoe sterker merkbaar. Geen wonder, dat een vooraanstaand zakenman als Haley Fiske, onlangs voor de conventie van de Kamer van Koophandel der Vereenig- de staten te Washington verklaarde, dat er in de zakenwereld een nieuwe era igde. Er waren toenemende teekenen van beter begrijpen tusschen werkgever en werknemer en hij zeide woordelijk: „Er zijn vele bewijzen, dat de zaken lieden thans het menschelijke element in de arbeidsverhoudingen in acht nemen; aan den anderen kant erkennen de vak verenigingen dat vrede en welvaart bevorderd kunnen worden door begrijpen door samenwerking, door de erkenning van een gemeenschappelijk belang bij de industrie". Door de geheele wereld, in scholen en universiteiten, door bonden en ver- eenigingen, clubs en clans, gaat één roep, één dringende opdracht, naar meer éénheid, meer vrede, meer vriendschap, meer toenadering, meer harmonie. Steeds luider worden de echo's herhaald. En deze glorieuse roep, die van land tot land gaat, van stad tot stad en den geheelen aether welhaast gaat vervullen, geeft een klaren, vreugdevollen toon, aan het lied van den arbeid. FLORIS C. WIE VERHUISD U? DIE IS GOEDKOOP EN NETJES KAMERKRONIEK Van een vergadering, die eigenlijk geen vergadering was - Kameraad de Visser heet geen Lou I Het Mid- denstandscrediet in de Eerste Kamer - Meneer Braat strijd tegen de klokken - Onze wegen. Toen uw kroniekschrijver dezer dagen met zijn ziel en een reporterboekje onder zijn arm door de deftige gangen van ons parlementsgebouw kuierde, trof hem plots een zonderling geluid. Het kwam uit de zaal van de eerbiedwaardige Eerste Kamer. Daar was sfemmengerucht en oorverdoovend hamergeroffel, en boven alles uit een schier bovenmen- schelijk bulderend, bassend, brommend geluid, als van een dolgeworden mist hoorn. Wat was er gebeurd De Eerste Kamer onverhoeds in spoedvergadering bijeen Voor een of anderen noodmaat regel Werd ons land bedreigd Hoor, daar bulkte de misthoorn weer: Met bruut geweld wil ik een eind maken aan de heerschappij van de bourgeoisie I Met zijn gewone nieuwsgierigheid drong hij in de raadzaal des lands door. Wel trof hij daar vele oude bekenden uit de Kamer. En toch, de Eerste Kamer was het niet. Het was „slechts" een staten vergadering van Zuid-Holland. Wat die nu eigenlijk behandelden, hoort hier in deze kroniek niet thuis. En dat was ook heelemaal niet van belang. De agenda voor deze vergadering had niets, maar dan ook niets uit te staan, met de brooddronken bedreiging van de „bour geoisie" door den Moskou-satelliet van Burink (want deze was het, die met een misthoorn wedijverde). De zaak was eenvoudig zoo, dat dr. Hofman (r.k.) zijn medelid van Burink woordbreuk had verweten. Daarop kwam Moskou even verhaal halen. En hij zei ronduit, dat hij zijn belofte, hier gedaan, niet zou houden. Zelfs menscheneters houden hun woord en uw gedrag was niet fatsoenlijk, vond toen voorzitter baron Sweerts. Waarop meneer Burink den baron uitnoodigde, dat op een vergadering van werkloozen te komen zeggen. En was het daarmee nu maar uit geweest, dan ware er nog niets gebeurd. Maar nu kwam dr. Hofman vertellen, dat hij op de conferentie te Genève gezien had, dat de Russische afgevaardigden zich rijkelijk met diaman ten tooiden, en dat waren nu de partij- genooten van Lou de Visser I Lou. Ik heb nooit geweten beste Lou, datje niet „Lou" wilde heelen. Sapperloot, wat was je boos, toen je dien meneer Hofman toebeet„ik ontzeg jou het recht om mij zoo te noemen 1" En toen hij je deftig Louis of Lodewijk wilde noemen, brulde je: „Dat laat ik me door jou niet zeggen halve idiootDus geen Lou, en geen Louis en geen Lodewijk. Dan zie ik nog maar één uitweg, om ver warring te voorkomen, en dat isje voortaan „kameraad de Visser" te noemen En na dit besluit verliet ik deze wonderlijke vergadering in de Eerste Kamervergadering was en waar tenslotte alleen maar besloten werd, in zake de lijn GoudaAlphen onverwijld in nader overleg met de regeering te treden. Over de kwestie van het Midden standscrediet was de Eerste Kamer in het geheel niet eensgezind, naar bij de behandeling in de afdeelingen bleek. Er waren talrijke leden, die ernstige be zwaren hadden. De kleine middenstands- brachten versnippering van krachten te weeg, terwijl anderen er nog aan toe voegden, dat aard en wijze van crediet- verleening door de middenstandsbanken heelemaal verkeerd waren. En ze hadden meer kwaad dan goed gesticht. Wilde men nu, na zulk een ondervinding, de middenstandsbanken met staatshulp in leven houden, dan diende men te weten, of ze levensvatbaar zijn en voorzien in een redelijke behoefte. Maar die levens vatbaarheid was niet aangetoond en was er ook niet. Onderzoek, of de zaken nu winstgevend zouden kunnen worden ge voerd, was niet ingesteld. Liefhebbers voor aandeelen in de nieuwe zaak zouden er zeker niet komen. En waarom toch wilde de regeering het middenstands- crediet steunen Het gewone crediet- wezen werd toch ook niet gesteurd En was het middenstandscrediet in zich zelve solide dan had het geen steun noodig. Wat was dan de reden Dat zou men wel eens willen weten. Was het om de mogelijke gevolgen van een débacle te voorkomen Dan moest de regeering het zeggen. Zoodat uit alles wel bleek, dat de minister aan dit ont werp in de Eerste Kamer een heele kluif zal hebben. VOORHEEN FA. STRIJKER KERKSTRAAT 20 TELEFOON 2084 JULIANASTRAAT 7 Zoolang men niet vertrouwd was met de 24-urige dagverdeeling, was er slechts een uiterst eenvoudige berekening noodig, om de aankomst- en vertrektijden tot de vroegere gebruikelijke tijdaanwijzing te herleiden. Neen, en de minister had heusch bezwaar ertegen, om den reisgids der Nederlandsche spoorwegen weer in den ouden stijl te doen drukken. Neen, neen, dat ging niet. De Eerste Kamer hield zich in de afdeelingen ook nog bezig met de be grooting van het Wegenfonds voor 1927 en de twee daarmee verband houdende wetsontwerpen. Nu, hier was meer waar deering voor den minister te bespeuren. Van verschillende zijden klonken woor den van lof voor de voortvarendheid van den minister wat betreft de oplossing van het wegenvraagstuk. Hier en daar werd een nuttige wenk gegeven, o.a. dat het zeer wenschelijk was, dat de uit de Wegenbelasting verkregen gelden zoo spoedig mogelijk zouden v/orden benut, waarbij echter tegen partieele herstellin gen werd gewaarschuwd, cmdat de gelden daaraan besteed, zoo dikwijls blijken onnut te zijn uitgegeven. Denk toch in vredesnaam om onze kostelijke wegenbelastingcentjes, kon men duizenden automobilisten hooren zuchten. POLITICUS. F. C. KUIJPERSTRAAT 10 - TEL. 169 Dan was daar het antwoord van den minister van Waterstaat aan den popu- lairen heer Braat. Deze voortreffelijke verdediger der Plattelandsbelangen heeft, om begrijpelijke redenen, op voet van oorlog met alles wat op een klok lijkt of daarmee verband houdt. Zoodat het niemand verwonderde, dat hij protest aanteekende tegen de nieuwe spoorboek jes, waarin de aankomst- en vertrektijden zijn aangegeven in de 24-uur-tijdsregeling En in een vraag tot den minister vroeg hij niet meer of minder, dan de spoor boekjes weer op de oude manier, dus bij een twaalf-urige dagverdeeling, te drukken. Met die 24 uren, dat was veel te ingewikkeld. Kom, kom, zei de mi nister, niet zoo somber meneer Braat. Het was heelemaal niet ingewikkeld. XXVIII Nou dat is me ook een bak geweest 1 Toen ik m'n vorige film schreef had ik nog geen flauw vermoeden van den storm die ik had opgeblazen. Ja, Mr. Jan schreef nou wel dat het geen halsmisdaad is Brandnetel te zijn maar ik begin toch te gelooven van wel. Mot je hooren. Het had een haartje gescheeld of Brandnetel was geboeid tusschen twee werkelooze onbezoldigden naar het gevang gevoerdJa, daar mot je niet min over denken. Het eenigste wat er aan mankeerde, waarom het ook niet is gebeurd is, dat ze Brandnetel niet vinden konden. De bovengenoemde politie-brigade heeft anders wel z'n best gedaan. Aan de chef-politiehond Bella ('t is een teefie) werd lucht gegeven aan de beruchte film, maar helaas, zelfs dit faalde. Wel sprong het brave dier tegen ettelijke huizen op, als een dolle blaffend. Bij 't eerste huis, dat dit gebeurde, meende de brigade: „We hebben Brand netel". Behoedzaam posteerden zij zich rond het huis, sabel en oogen gespitst, haan van revolver en zenuwen gespannen. Na het donderend„In naam der wet, doe open" I met bijzondere waardigheid tegen de deurpaneelen geslingerd, vol deden deze onmiddellijk aan dat bevel. En voor hun verbaasde oogen vertoonde zich niet Brandnetel maareen be jaarde doove dienstmaagd, die met een „Och gut, ik doch dattet de melkboer wasl" onthutst die gewapende macht aanstaarde. De eerste die weer bij zijn positieven was, was Bella die het huis binnenstormde, onder groot misbaar der gedienstige, en in een wip terug was metde Soester in den bek. Natuurlijk honderd verontschuldigingen aan de doove maagd, die echter alleen zei dat ze d'r smerige hond voortaan bij zich moesten houden, en de deur nijdig dichtkletste. Tweede huis zelfde drama. Alleen was Bella hier haar gebieders vóór en sprong zonder aansporing door een open raam, spoedig terugkomend met de Soester plus een leverworst, Welke laatste als stuk van overtuiging plechtig werd verbeurd verklaard. Derde huisdito dito. Bella krabde als dol de verf van de voordeur, sprong den spin- nijdigen huisheer ondersteboven, dook in den brievenbus en apporteerde De Soester. Alstoen was het dat men na gezamenlijke overpeinzing van dit zonder linge feit tot de conclusie kwam dat Bella's reukorgaan defect moest zijn en zij derhalve aan den Raad moest worden voorgedragen voor eervol ontslag en pensioen. Waarna men hoofdschuddend en wanhopend den terugtocht aanvaardde, en besloot de zaak schriftelijk af te doen. Het geluk diende hen ditmaal beter. Thuisgekomen troffen zij den aanklager al aan, dewelke met groot ongeduld en een groote sigaar had zitten wachten, gewapend met het Wetboek en De Soes ter. Na zich een stuip te hebben ge schrokken om Bella die wederom oogen- blikkelijk dit blad hem uit de hand rukte, stelde de aanklager voor zijn klacht terstond op schrift te zetten. Waaraan gereedelijk werd gevolg ge geven met een lekkende vulpen en een groot vel pampier, dubbel folio, vanwege den ernst van het feit. De aanklager formuleerde de klacht als oplichting. Dat bestaat niet, zei de meest onbezoldigde. Waarna gereedelijk het wetboek werd getrokken en voorlezing werd gedaan van het strafartikel. In de eerste plaats „aannemen van valsehe hoedanigheid". Waratje, daar had-ie gelijk in. Brandnetel had inderdaad een valsehe naam aan genomen. In de tweede plaats: „samen weefsel van verdichtselen". Nou, waren de filmen ooit iets anders als dit? Het was toch altijd pure voor-de-gek-houderij. Ook hier viel niks tegen in te brengen. In de derde plaats: „Listigekunstgrepen"! Had Brandnetel niet zelf erkend dat-ie de lezers er had laten inloopen met z'n smoesje I Geen twijfel mogelijk dus. Brandnetel zat er in. En er staat alleen gevangenisstraf op, drie jaar liefst dus ze zullen Brandneteltje wel eens gauw ontdekken. Arme Brandnetel 1 Dra greinst de gevangenisdeur je toe, en heb je drie jaar tijd om je zonden te overdenken. Lieve lezers, als het zoover is, dienen jullie toch wel een verzoek om gratie in. Al was het alleen maar daarom, dat jullie anders drie jaar zonder filmpjes zitten. Maar nou eens alle gekheid op een stokje. Is 't niet idioot dat men over zoo'n mop zoo'n drukte maakt en zelfs de politie er in moeit 1 Die heeft hier in Soest heusch wel wat beters te doen. Er zijn er werkelijk geweest die gedacht hebben dat Brandnetel z'n filmpjes zou eindigen onder een valschen naam. Wat in-gemeen zou geweest zijn. Maar zooals de waard is vertrouwt-ie z'n gasten. Ik geeft m'n lezers de plechtige verzekering dat er geen moment aan staking der filmpjes is gedacht. Dat kan redactie en uitgever getuigen. Maar ik begrijp heusch niet dat er menschen konden zijn, die me voor zoo gemeen aanzagen, om dat te willen doen onder eens anders naam. Brandnetel is misschien wel eens flauw ('t is een toer om 365 dagen van 't jaar geestig te zijn), maar gemeen is-ie nooit geweest. En daarom vind ik het ook zoo onbegrijpelijk dat degeen dien ik altijd de hand boven 't hoofd heb gehouden, dien ik steeds verdedigd heb tegenover de vele aantijgingen van zijn tegenstanders, de eerste is geweest, om dat van me te denken. Het schijnt waratje wel dat die tegenstanders per saldo nog gelijk hebben. Bitter-, klets- en koffiepraatjes hadden als centrum waarom het gesprek draaide gedurende de afgeloopen week brand netel. De Vereeniging Plaatselijk Belang (ja inderdaad i k schijn een plaatselijk belang geacht te worden) hield een extra-bestuursvergadering waar voor 't eerst sinds de oprichting alle bestuurs leden tegenwoordig waren. Freiherr von Langen bezwoer met plechtigen eed, terwijl de zweetdroppelen der gewichtig heid hem op den adelijken neus parelden, uit officieele bron te hebben vernomen dat Mr. Jan erkend had Brandnetel te zijn. Na welke verbijsteringwekkende mededeeling, hij neerzeeg in zijn stoel en amechtig stamelde„Willem, een kleintje licht I". Groot zal dus ieders verbazing geweest zijn over het inge zonden stukje van verleden Zaterdag, waarbij Mr. Jan verzoekt te worden geconfronteerd (met een d. zetter) met dien bron, ten einde dezelve den leugen- achtigen mond dicht te slaan. Alweer een figuur voor P. B. Zouden de heeren heusch niet beter doen met te liquideeren wegens gebrek aan energie? Uit het hoofdartikel in dit blad zien de lezers in welke verhouding Mr. Jan tot Brandnetel heeft gestaan en nog staat. Steeds heeft-ie ontkend Brandnetel te zijn, maar erkend van mijn geheim zinnig persoontje af te weten. Zei men dat-ie „mee in complot zat", hij sprak het niet tegen, 't Was ook zoo. Maar op welke manier, daar had tot nou toe niemand mee te maken. Maar nou weten jullie 't dan. En allemaal, ja hooren jullie, allemaal zullen jullie zeggen: „Nee, dat had ik nou nooit kunnen denken". Als er een is, die 't wel gedacht heeft, hij kome tot mij om den koperen medaille voor schranderheid en een potje bier in ontvangst te nemen. Van bier gesproken. Ik ga m'n filmpje weer eens eindigen. Het is Maandagavond en de afspraak is dat Bovenkamp uiterlijk Dinsdagavond m'n film heeft. Ik schrijf namelijk zoo'n beroerd pootje, dat de redactie al wel vijfmaal met ontslag heeft gedreigd. Maar ze kunnen me toch niet missen zie je I Het is echter een feit dat de drukker twee heele dagen noodig heeft voor de ontcijfering van m'n filmpjes. Wie van de lezers doet me eens een goed tweedehandschrijf- machien cadeau De tweede reden dat ik ga eindigen is dat m'n pampier vol raakt. De derde reden is dat ik beloofd heb om 10 uur bij Van Vugt te zijn, alwaar ik altijd een hoop nieuws op doe en een fijn potje bier. En dat laatste is de voornaamste reden, want ik ben vanavond buitengewoon dorstig. BRANDNETEL. het aller goedkoopste adres voor en overtuigd U

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1927 | | pagina 1