relden
jsito -
ge-Inrichting
r k
NKAMP
I
Zomer-Uitverkoop
Bel op Telefoon 2001
>uwbank
kredieten
termijn.
ivan W.J.v.Ee
voorraad
Ink.
en Waterleiding
Boekhandel
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG
W. D. BOS Jr., Brandstoffen - Grint
GEMEENTE-FILM
PUROL
Het lied van den arbeid
echt
Juni 1927
TOG Se Baarn
Zwakke- en Platvoeten
Soest-Baarn-Amsterdam
Houthandel S
REUDER Hl 1
en Abonnementen
3ER" worden aange-
»n 2062
REDACTIE-ADRES: Mr. J. H. VAN D00RNE, LANGE BERGSTRAAT 5, TELEF. 2048, S0ESTDIJK
ALGEM. BEGRAFENIS-ONDERNEMING „SOEST"
Kantoor voor SOESTERBERG: BANNINGSTRAAT 19
Aan de Lezers!
Gesmette en
roode huid bij
VAN DIÜK'S
MEUBELTRANSPORT
STEENH0FSTR. 57 TEL. 69
VENEMA's
Heeren Mode-Magazijn
Garage „MIDDELWIJK"
LuxeVERHUUR-AUTO's
sht 113
[T 1897 -
kapitaal 2.500.000.—
Reservefonds 156.162.89
)epositQ o.g 1 350 377.94
/erdisconteerde
promessen 1.303.375.
diversen 236.587.15
VilHIencfe «Jaargang
Zaterdag 16 «Juli 1927
5.546 502 98
oor 6 maanden vast3l/2%
oor 1 jaar vast 4%
De Directie:
i. B. DE BEAUFORT
N. C. DE RUYTER.
'7 - Spoorstr 4-6
CQ. DEKKER
rheumatiek, Lumbago,"' Zenuwpijnen
tipatie, Asthma, Chron. Bronchitis,
4KLER PRINS, Arts
tterdag van 2—3 uur.
7a - Telef. 168
len
sloopers
actielzeflt|es
Kastranden
Zie" de etalage
BROEK
2037, Nieuwstr. 37 en Torenstr. 10
t 19, Telef. 43919.
ingen en Transporten 1.1. conc. prijzen
)EK, NIEUWSTRAAT 37, SOEST
JM
TELEFOON 78
t: B. REIMAN, Bosstraat 21 bb
TELEFOON No. 2138
IEFFT-GASF0RNUIZEN en -C0MF0REN
e Waterleiding-Maatschappij.
TELEFOON No. 15
BUREAU VOOR ADMINISTRATIE EN REDACTIE V. WEEDESTRAAT 7. SOEST
ADVERTENTIËN WORDEN INGEWACHT TOT VRIJDAGS VOORMIDDAGS O UUR
INGEZONDEN STUKKEN TOT DINSDAGAVONDS 9 UUR AAN HET BUREAU
UITGEVER: G. VAN DEN BOVENKAMP, VAN WEEDESTRAAT 7, TELEFOON 2062, S0EST0IJK
ADVERTENTIËN: VAN 1 TOT 5 REGELS 75 CENT, ELKE REGEL MEER 15 CENT
GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. GROOTE KORTING
ABONNEMENTSPRIJS 50 CENT PER DRIE MAANDEN FRANCO PER POST
Directie: j j'
Kantoor: TORENSTRAAT 8, Telef. 2086
AREND WIERSMA, Torenstraat 8. Tel. 2086.
KOETS, Spoorstraat 24, Telefoon 2226.
Voor RK. teraardebestellingen wende men zieh tot den Heer W. SUKEL,
Koster der H H. Petrus en Pauluskerk.
Waarnemend Directeur: J. VAN DRIE
Eerste aanspreker G. BLEEKSMA, Schoolweg 29
AAN DE LEZERS!
Ondergeteekende heeft de eer hierbij
ter kennis van de abonné's te brengen
dat met ingang van heden als officieel
Redacteur van „De Soester" zal op
treden Mr. J. H. VAN DOORNE alhier,
die deze functie reeds geruimen tijd
officieus heeft waargenomen.
G. VAN DEN BOVENKAMP
Het zal zoo ongeveer een jaar gele
den zijn dat de heer Van den Boven-
kamp mij polste of ik bereid zou zijn
het redacteurschap van „De Soester"
op mij te nemen, en ware ik te werk
gegaan naar mijn oogenblikkelijke
impulsie, dan zoude ik zonder eenige
aarzeling terstond bevestigend hebben
geantwoord. Immers journalistieke ar
beid was mij als mede-redacteur van
een belasting-technisch blad en als
medewerker op verschillend gebied aan
andere bladen en tijdschriften, geens
zins vreemd, terwijl ook in „De Soester"
onder diverse pseudoniemen reeds
eenige jaren lang tal van pennevruchten
van mijn hand hadden geprijkt.
Evenwel kwam het mij bij nadere
overweging voor, dat een oogenblikke
lijke aanvaarding van het redacteurschap
niet wenschelijk was, en wel in de
eerste plaats omdat ik geen taak
definitief kon aanvaarden met de kans
dat ik wellicht na enkele maanden
wegens gebrek aan tijd deze weder
zou moeten opgeven. In de tweede plaats
waren het overwegingen van „politie-
ken" aard, die het gewenscht maakten
de aanvaarding van het redacteurschap
in ieder geval uit te stellen, wilde de
„Soester" niet de kans loopen te wor
den aangewreven een blad te zijn van
een bepaalde politieke kleur. Men weet
het: in de verkiezingsperiode heeft „de
Soester" zijn neutraal standpunt ge
handhaafd, alle politieke reclame ge
weerd, en slechts zijn kolommen open
gesteld tot aanprijzing van den persoon,
die, geheel afgezien van zijn kleur of
richting, getoond had zijn plaats als
raadslid waard te zijn. En het is wel
typeerend dat daarbij drie personen
van drie verschillende richtingen, in
dien tijd ook in „de Soester" het meest
naar voren kwamen.
Genoemde overwegingen waren aan
leiding tot een overeenkomst met den
uitgever, waarbij besloten werd dat ik
het redacteurschap eerst „op proef",
daarna officieus en ten slotte officieel
op mij zou nemen, bij de officieuse
aanvaarding reeds alle „redactioneele
verantwoordelijkheid" van de schouders
van den heer Van den Bovenkamp
afnemend en op de mijne ladend.
Het was kort na dit laatste gebeuren
dat een humoristisch aan de redactie
gericht schrijven mijne aandacht vestigde
op den persoon die later als „Brand
netel" het weekoverzicht in „DeSoester"
zou schrijven. Al heel spoedig daarop
had de eerste conferentie met dit voor
de lezers nog steeds geheimzinnig
personage plaats, waarbij werd over
eengekomen dat de grondtoon van het
weekoverzicht zoo eenigszins mogelijk
humoristisch zou moeten klinken. Men
schrijft niet ten eigen pleiziere, doch
voor het publiek; eerste eisch moest
dus zijn: „inslaand", waarvoor noodig
was een vlotte schrijftrant, een gezelli-
gen jovialen toon, degelijke critiek
uitoefenend op personen en toestanden
waar dit wenschelijk werd geoordeeld,
en niettemin zóó dat dit nimmer
schoolmeesterachtig werd. Of Brand
netel daarin is geslaagd, ik laat het
aan de beoordeeling der lezers over;
voor redactie en uitgever zou eeniger-
mate als maatstaf kunnen gelden het
feit, dat tot dusver nevens het schrij
ven van het bestuur van „Plaatselijk
Belang" nog slechts één enkel briefje
van een mal-content bij de redactie
inkwam.
Meen niet lezer, dat de taak van
redacteur zich beperkt tot het schrijven
van een hoofdartikelhet gewichtigste
en moeilijkste deel van taak is het be
oordeelen van de artikelen der mede
werkers en de ingezonden stukken.
Niet alleen vanwege de redactioneele
verantwoordelijkheid der eerste, doch
minstens in gelijken graad wegens de
verantwoordelijkheid tegenover het
publiek van de laatstgenoemde. Vaak
toch moet een ingezonden artikel wor
den teruggezonden met het verzoek
deze of gene zinsnede, die men stoo-
tend, grievend of misplaatst acht, te
willen wijzigen, wil men niet dat men
den gunst der lezers verliest of erger
nog, wil men niet worden tegengewor
pen te zijn „de vuilnisbak waarin alles
maar wordt gedeponeerd".
Wat de medewerkers-artikelen betreft
is de taak der beoordeeling nog wèl
zoo zwaar, daar men dan immers het
persoonlijk oordeel dient te laten varen
en de artikelen moet gaan bekijken
door den bril van het lezend publiek,
waarbij men eerst dan recht ervaart
wat het spreekwoord „zooveel hoofden
zooveel zinnen" beteekent. Zeker, het
is gemakkelijk zich te plaatsen op het
standpunt van een knorrigen ouden
heer, die, alle journalistieke capriolen
veroordeelend, slechts leest onder de
leuze der degelijkheid en alles aan
dezen maatstaf toetsend zijn oordeel
bij voorbaat gereed heeft. Maar het
gros van de lezers is anders; hun
leven is niet overgoten met een sousje
van echte of nagemaakte „degelijkheid",
dat trots alles moet bovendrijven; zij
trekken bijvoorbeeld bij het lezen van
„Menneke Pies" en „Vaatje Buskruit"
niet den neus minachtend op, doch
lachen hartelijk om de onschuldige
spotternijen van een „Brandnetel".
En ook moet men niet vaak „het er
maar op wagen" bij het schrijven of
opnemen van artikelen van min of meer
aethischen of wetenschappelijken aard?
Een courant moet zijn „elck wat wils'
zoodat er allereerst wel angstvallig
behoort zorg gedragen te worden dat
het gros der lezers, dat toch zeker
niet aethisch of wetenschappelijk is
aangelegd, in het lezen van zijn blad
een zekere onuitgesproken verwachting
niet vindt teleurgesteld, voldoening
vindt in zijn lectuur, of prozaisch uit
gedrukt: „waar voor z'n geld krijgt".
Velen zijn er die „dat taaie artikel
van Floris C." overslaan; ook zijn er
die van „De Soester" dit artikel het
eenigst lezenswaardig vinden. Velen
waren er die de artikelen over N.-O,
Indië „schoolmeesterachtig gedoe" von
den ook waren er die ze met belang
stelling tot het eind toe gevolgd hebben.
Enkelen zijn er die „Brandnetel"
flauw en laf vinden, althans ze zeggen
dit. Kunnen ze ook op eerewoord ver
klaren dat ze daarom regelmatig de
„gemeentefilm" overslaan Of lezen
ze die toch „huns ondanks" enkel al
door den prikkel voortspruitend uit den
waas der geheimzinnigheid waarin de
schrijver zich hult Maar als redacteur
en uitgever hun oor te luisteren leggen
bij het publiek dan is hun meening
dat dit „Brandnetel" niet wil missen,
daar dit personage een voorheen onge
kende attractie is gewordenwellicht
óók huns-ondanks 1 Lezers is mijn
oordeel onjuist?
Ik zelf ben het ook niet altijd eens
met mijn humorischen medewerker, doch
„ingegrepen" heb ik zelden. In zijn
artikelen kèn nu eenmaal niet de schaar
worden gezet zonder het gansche
patroon te verknippenhoogstens kan
een lapje worden bijgenaaid, wat
dan nog meesttijds erg in het oog
springt bovendien. En het is
wel voornamelijk om deze reden dat
de „filmen" dan ook vrijwel steeds
onveranderd „doorgaan", zooals de
vakterm luidt. De verantwoordelijkheid
rust bij de redactie, ik weet het, ben
er mij ten volle van bewust en bereid
alle consequenties daarvan te dragen.
Ik stelde mij dus bloot aan de risico, of
na de film, waarin de grap was uitge
haald den naam van Dr. G. te mis
bruiken, een grap alléén begonnen om
de reactie op de quasi ontpopping van
Brandnetel waar te nemen, de conse
quentie van mijn vak zou medebrengen
dat ik misschien welhaast gebukt gaan
onder een stroom van protesten, wanneer
de bedotterij bekend was gemaakt in
den volgenden film, dan wel dat de
grap zonder meer als zoodanig zou
worden opgevat. Ik moet toegeven, het
was wat roekeloos, misschien zelfs te
gewaagd van mij ook dezen film te
laten „doorgaan". Doch gelukkig heeft,
behoudens aanmerking daarop in be
paalden kring gemaakt, of liever door
een bepaalden persoon die dien kring
om zich heen formeerde, geen woord
van protest de redactie bereikt, en is
de grap dan blijkbaar niet verkeerd
opgevat. Het is dan ook niet het wer
kelijk belachelijke dreigement met straf
vervolging geweest dat ik als redac
teur mijn tusschenkomst heb verleend
tot spoediger rechtzetting dan in den
lijn lag, doch alleen de door bedoelden
persoon beweerde onaangenaamheid
en schade door hem er van onder
vonden, iets wat ninmer, door wien
dan ook, had kunnen voorzien worden.
In elk gevalhet is leergeld, niet ver
geefs betaald.
Het verzoek evenwel van den uitge
ver van „De Soester" om mijn redac
teurschap te openbaren, opdat dit blad
niet langer bleve een lichaam zonder
hoofd en opdat ieder wete dat één
persoon, dien ieder kent, de volle ver
antwoordelijkheid draagt voor het
redactioneel gedeelte, heb ik gemeend
juist nu deze verantwoordelijkheid in
het geding wordt gebracht, terstond te
moeten inwilligen. De richting door
„De Soester" sinds een jaar voorge
staan, zal worden behouden. Floris C.,
Politicus, Brandnetel en Jan Joris zul
len hun gewaardeerde medewerking
blijven verleenen. Men verwijte „De
Soester" die pseudoniemen niet; ik
zei reeds: het is immers juist een
attractie dat men den schrijver slechts
kan meenen te vermoeden 1 Slechts bij
ten laste legging van bepaalde feiten
aan bepaalde personen zullen pseudo
niemen onzerzijds niet worden toege
laten, wijl men dèn verplicht is als
eerlijk man met open vizier te strijden.
Lectori Salus. Den lezer heill
Mr. J. H. VAN DOORNE.
kleine kinderen
verzacht en geneest men met
Uit den arbeid zal voortkomen
rust. LONQFELLOW.
Vrijheid is niet het recht vanéén,
maar van allen.
HERBERT SPENCER.
Geen mensch is vrij, die geen
meester van zich zelf is.
EPICTETUS.
De gansche wereld is vol van een
rusteloos dreunen en zoemen van de
machinerie van den arbeid. Uit het stam
pen en steunen en blazen der tallooze
stoommachines in de werkplaatsen en
fabrieken der wereld, uit het trillen en
dreunen der dynamo's, het rusteloos
gekletter der spoelen van nimmer rustende
weefgetouwen, het hameren en kloppen
en beuken en gieren van hamers en
zagen en boren, uit het snorren en ronken
van motoren, uit heel den hum-drum
van de nijvere aarde stijgt een machtig
lied omhoog.
Dat is het lied van den arbeid.
En, bij het voortschrijden der jaren,
treft het, hoe dit lied steeds gelijkmatiger,
luider en blijder wordt. Want niet altijd
ontsteeg uit de ontelbare werkplaatsen
een lied van harmonie en vreugdevolle
trots, om het werk, dat voltooid was.
In de eerste tijden der industrialisatie,
in de donkere tijden van de negentiende
eeuw, toen een verbijsterde generatie
slechts onwillig en schoorvoetend over
ging tot de vervanging van handkracht
door stoomkracht, en later nog, in de
laatste helft van de vorige eeuw, tot nog
slechts enkele decaden geleden, toen er
over de verhouding tusschen arbeider
en werkgever nog een duistere nevel
van verkeerd begrip omtrent de reckftn
van den mensch van iederen mensch
hing, toen steeg er dikwijls uit den
drom der werkers een schreeuw van
jammer, een schrijnende klacht op en
vermengde zich met het lied van den
arbeid tot een vreemden, onrustigen
zang, die onheil scheen te spellen. Menige
snik, menige verbeten verwensching
mengde zich toen in het machtige koor.
Jaren van strijd volgden, waarin soms
het lied onderbroken werd, hier en daar.
Maar uit den strijd werd een nieuwe
tijd geboren, van beter begrijpen, van
meer licht, van geestelijke verheffing in
alle kringen. En het is inderdaad heel
opmerkelijk, hoe in het bijzonder in de
laatste jaren, in de verhouding der
menschen onderling een vriendelijker
toon is gekomen. De ontzaglijke les van
den wereldoorlog, die zoo dringend
aantoonde, dat in de verhouding van
naties onderling, een geest van begrijpen,
welwillendheid, goeden wil en weder-
zijdsche waardeering onmisbaar is voor
den vrede, die zoo glashelder in zijn
gevolgen toonde, dat door een oorlog
niets „opgelost" wordt, zette de men-
schelijke gedachten aan het werk én
tegelijkertijd met het begrijpen, dat zich
van de volkeren heeft meestergemaakt
dat vrede en ontwapening eerst dan
gewaarborgd zijn, indien de menschen
gedachtelijk „ontwapend" worden en
hun mentale houding jegens het andere
volk er een is van vriendschap en goed
vertrouwen, is ook het inzicht gekomen
dat in de maatschappij, in de verhouding
werkgever-werknemer slechts volkomen
harmonie kan komen, indien ook daar
meer waardeering jegens elkander tot
stand kwam. Dit laatste is hoe langer
hoe sterker merkbaar. Geen wonder, dat
een vooraanstaand zakenman als Haley
Fiske, onlangs voor de conventie van
de Kamer van Koophandel der Vereenig-
de staten te Washington verklaarde, dat
er in de zakenwereld een nieuwe era
igde. Er waren toenemende teekenen
van beter begrijpen tusschen werkgever
en werknemer en hij zeide woordelijk:
„Er zijn vele bewijzen, dat de zaken
lieden thans het menschelijke element
in de arbeidsverhoudingen in acht nemen;
aan den anderen kant erkennen de vak
verenigingen dat vrede en welvaart
bevorderd kunnen worden door begrijpen
door samenwerking, door de erkenning
van een gemeenschappelijk belang bij
de industrie".
Door de geheele wereld, in scholen
en universiteiten, door bonden en ver-
eenigingen, clubs en clans, gaat één
roep, één dringende opdracht, naar meer
éénheid, meer vrede, meer vriendschap,
meer toenadering, meer harmonie. Steeds
luider worden de echo's herhaald. En
deze glorieuse roep, die van land tot
land gaat, van stad tot stad en den
geheelen aether welhaast gaat vervullen,
geeft een klaren, vreugdevollen toon,
aan het lied van den arbeid.
FLORIS C.
WIE VERHUISD U?
DIE IS GOEDKOOP EN NETJES
KAMERKRONIEK
Van een vergadering, die
eigenlijk geen vergadering
was - Kameraad de Visser
heet geen Lou I Het Mid-
denstandscrediet in de
Eerste Kamer - Meneer
Braat strijd tegen de
klokken - Onze wegen.
Toen uw kroniekschrijver dezer dagen
met zijn ziel en een reporterboekje onder
zijn arm door de deftige gangen van
ons parlementsgebouw kuierde, trof hem
plots een zonderling geluid. Het kwam
uit de zaal van de eerbiedwaardige
Eerste Kamer. Daar was sfemmengerucht
en oorverdoovend hamergeroffel, en
boven alles uit een schier bovenmen-
schelijk bulderend, bassend, brommend
geluid, als van een dolgeworden mist
hoorn. Wat was er gebeurd De Eerste
Kamer onverhoeds in spoedvergadering
bijeen Voor een of anderen noodmaat
regel Werd ons land bedreigd Hoor,
daar bulkte de misthoorn weer: Met
bruut geweld wil ik een eind maken
aan de heerschappij van de bourgeoisie I
Met zijn gewone nieuwsgierigheid drong
hij in de raadzaal des lands door. Wel
trof hij daar vele oude bekenden uit de
Kamer. En toch, de Eerste Kamer was
het niet. Het was „slechts" een staten
vergadering van Zuid-Holland. Wat die
nu eigenlijk behandelden, hoort hier in
deze kroniek niet thuis. En dat was ook
heelemaal niet van belang. De agenda
voor deze vergadering had niets, maar
dan ook niets uit te staan, met de
brooddronken bedreiging van de „bour
geoisie" door den Moskou-satelliet van
Burink (want deze was het, die met een
misthoorn wedijverde). De zaak was
eenvoudig zoo, dat dr. Hofman (r.k.) zijn
medelid van Burink woordbreuk had
verweten. Daarop kwam Moskou even
verhaal halen. En hij zei ronduit, dat hij
zijn belofte, hier gedaan, niet zou houden.
Zelfs menscheneters houden hun woord
en uw gedrag was niet fatsoenlijk, vond
toen voorzitter baron Sweerts. Waarop
meneer Burink den baron uitnoodigde,
dat op een vergadering van werkloozen
te komen zeggen. En was het daarmee
nu maar uit geweest, dan ware er nog
niets gebeurd. Maar nu kwam dr. Hofman
vertellen, dat hij op de conferentie te
Genève gezien had, dat de Russische
afgevaardigden zich rijkelijk met diaman
ten tooiden, en dat waren nu de partij-
genooten van Lou de Visser I
Lou. Ik heb nooit geweten beste Lou,
datje niet „Lou" wilde heelen. Sapperloot,
wat was je boos, toen je dien meneer
Hofman toebeet„ik ontzeg jou het recht
om mij zoo te noemen 1" En toen hij je
deftig Louis of Lodewijk wilde noemen,
brulde je: „Dat laat ik me door jou niet
zeggen halve idiootDus geen Lou,
en geen Louis en geen Lodewijk. Dan
zie ik nog maar één uitweg, om ver
warring te voorkomen, en dat isje
voortaan „kameraad de Visser" te noemen
En na dit besluit verliet ik deze
wonderlijke vergadering in de Eerste
Kamervergadering was en waar tenslotte
alleen maar besloten werd, in zake de
lijn GoudaAlphen onverwijld in nader
overleg met de regeering te treden.
Over de kwestie van het Midden
standscrediet was de Eerste Kamer in
het geheel niet eensgezind, naar bij de
behandeling in de afdeelingen bleek. Er
waren talrijke leden, die ernstige be
zwaren hadden. De kleine middenstands-
brachten versnippering van krachten te
weeg, terwijl anderen er nog aan toe
voegden, dat aard en wijze van crediet-
verleening door de middenstandsbanken
heelemaal verkeerd waren. En ze hadden
meer kwaad dan goed gesticht. Wilde
men nu, na zulk een ondervinding, de
middenstandsbanken met staatshulp in
leven houden, dan diende men te weten,
of ze levensvatbaar zijn en voorzien in
een redelijke behoefte. Maar die levens
vatbaarheid was niet aangetoond en was
er ook niet. Onderzoek, of de zaken nu
winstgevend zouden kunnen worden ge
voerd, was niet ingesteld. Liefhebbers
voor aandeelen in de nieuwe zaak zouden
er zeker niet komen. En waarom toch
wilde de regeering het middenstands-
crediet steunen Het gewone crediet-
wezen werd toch ook niet gesteurd En
was het middenstandscrediet in zich
zelve solide dan had het geen steun
noodig. Wat was dan de reden Dat
zou men wel eens willen weten. Was
het om de mogelijke gevolgen van een
débacle te voorkomen Dan moest de
regeering het zeggen. Zoodat uit alles
wel bleek, dat de minister aan dit ont
werp in de Eerste Kamer een heele kluif
zal hebben.
VOORHEEN FA. STRIJKER
KERKSTRAAT 20 TELEFOON 2084 JULIANASTRAAT 7
Zoolang men niet vertrouwd was met
de 24-urige dagverdeeling, was er slechts
een uiterst eenvoudige berekening noodig,
om de aankomst- en vertrektijden tot
de vroegere gebruikelijke tijdaanwijzing
te herleiden. Neen, en de minister had
heusch bezwaar ertegen, om den reisgids
der Nederlandsche spoorwegen weer in
den ouden stijl te doen drukken. Neen,
neen, dat ging niet.
De Eerste Kamer hield zich in de
afdeelingen ook nog bezig met de be
grooting van het Wegenfonds voor 1927
en de twee daarmee verband houdende
wetsontwerpen. Nu, hier was meer waar
deering voor den minister te bespeuren.
Van verschillende zijden klonken woor
den van lof voor de voortvarendheid
van den minister wat betreft de oplossing
van het wegenvraagstuk. Hier en daar
werd een nuttige wenk gegeven, o.a. dat
het zeer wenschelijk was, dat de uit de
Wegenbelasting verkregen gelden zoo
spoedig mogelijk zouden v/orden benut,
waarbij echter tegen partieele herstellin
gen werd gewaarschuwd, cmdat de
gelden daaraan besteed, zoo dikwijls
blijken onnut te zijn uitgegeven.
Denk toch in vredesnaam om onze
kostelijke wegenbelastingcentjes, kon
men duizenden automobilisten hooren
zuchten. POLITICUS.
F. C. KUIJPERSTRAAT 10 - TEL. 169
Dan was daar het antwoord van den
minister van Waterstaat aan den popu-
lairen heer Braat. Deze voortreffelijke
verdediger der Plattelandsbelangen heeft,
om begrijpelijke redenen, op voet van
oorlog met alles wat op een klok lijkt
of daarmee verband houdt. Zoodat het
niemand verwonderde, dat hij protest
aanteekende tegen de nieuwe spoorboek
jes, waarin de aankomst- en vertrektijden
zijn aangegeven in de 24-uur-tijdsregeling
En in een vraag tot den minister vroeg
hij niet meer of minder, dan de spoor
boekjes weer op de oude manier, dus
bij een twaalf-urige dagverdeeling, te
drukken. Met die 24 uren, dat was veel
te ingewikkeld. Kom, kom, zei de mi
nister, niet zoo somber meneer Braat.
Het was heelemaal niet ingewikkeld.
XXVIII
Nou dat is me ook een bak geweest 1
Toen ik m'n vorige film schreef had ik
nog geen flauw vermoeden van den
storm die ik had opgeblazen. Ja, Mr.
Jan schreef nou wel dat het geen
halsmisdaad is Brandnetel te zijn maar
ik begin toch te gelooven van wel. Mot
je hooren. Het had een haartje gescheeld
of Brandnetel was geboeid tusschen
twee werkelooze onbezoldigden naar
het gevang gevoerdJa, daar mot je
niet min over denken. Het eenigste wat
er aan mankeerde, waarom het ook niet
is gebeurd is, dat ze Brandnetel niet
vinden konden. De bovengenoemde
politie-brigade heeft anders wel z'n best
gedaan. Aan de chef-politiehond Bella
('t is een teefie) werd lucht gegeven aan
de beruchte film, maar helaas, zelfs dit
faalde. Wel sprong het brave dier tegen
ettelijke huizen op, als een dolle blaffend.
Bij 't eerste huis, dat dit gebeurde,
meende de brigade: „We hebben Brand
netel". Behoedzaam posteerden zij zich
rond het huis, sabel en oogen gespitst,
haan van revolver en zenuwen gespannen.
Na het donderend„In naam der wet,
doe open" I met bijzondere waardigheid
tegen de deurpaneelen geslingerd, vol
deden deze onmiddellijk aan dat bevel.
En voor hun verbaasde oogen vertoonde
zich niet Brandnetel maareen be
jaarde doove dienstmaagd, die met een
„Och gut, ik doch dattet de melkboer
wasl" onthutst die gewapende macht
aanstaarde. De eerste die weer bij zijn
positieven was, was Bella die het huis
binnenstormde, onder groot misbaar der
gedienstige, en in een wip terug was
metde Soester in den bek. Natuurlijk
honderd verontschuldigingen aan de
doove maagd, die echter alleen zei dat
ze d'r smerige hond voortaan bij zich
moesten houden, en de deur nijdig
dichtkletste. Tweede huis zelfde drama.
Alleen was Bella hier haar gebieders
vóór en sprong zonder aansporing door
een open raam, spoedig terugkomend
met de Soester plus een leverworst,
Welke laatste als stuk van overtuiging
plechtig werd verbeurd verklaard. Derde
huisdito dito. Bella krabde als dol de
verf van de voordeur, sprong den spin-
nijdigen huisheer ondersteboven, dook
in den brievenbus en apporteerde De
Soester. Alstoen was het dat men na
gezamenlijke overpeinzing van dit zonder
linge feit tot de conclusie kwam dat
Bella's reukorgaan defect moest zijn en
zij derhalve aan den Raad moest worden
voorgedragen voor eervol ontslag en
pensioen. Waarna men hoofdschuddend
en wanhopend den terugtocht aanvaardde,
en besloot de zaak schriftelijk af te doen.
Het geluk diende hen ditmaal beter.
Thuisgekomen troffen zij den aanklager
al aan, dewelke met groot ongeduld en
een groote sigaar had zitten wachten,
gewapend met het Wetboek en De Soes
ter. Na zich een stuip te hebben ge
schrokken om Bella die wederom oogen-
blikkelijk dit blad hem uit de hand
rukte, stelde de aanklager voor zijn
klacht terstond op schrift te zetten.
Waaraan gereedelijk werd gevolg ge
geven met een lekkende vulpen en een
groot vel pampier, dubbel folio, vanwege
den ernst van het feit. De aanklager
formuleerde de klacht als oplichting. Dat
bestaat niet, zei de meest onbezoldigde.
Waarna gereedelijk het wetboek werd
getrokken en voorlezing werd gedaan
van het strafartikel. In de eerste plaats
„aannemen van valsehe hoedanigheid".
Waratje, daar had-ie gelijk in. Brandnetel
had inderdaad een valsehe naam aan
genomen. In de tweede plaats: „samen
weefsel van verdichtselen". Nou, waren
de filmen ooit iets anders als dit? Het
was toch altijd pure voor-de-gek-houderij.
Ook hier viel niks tegen in te brengen.
In de derde plaats: „Listigekunstgrepen"!
Had Brandnetel niet zelf erkend dat-ie
de lezers er had laten inloopen met z'n
smoesje I Geen twijfel mogelijk dus.
Brandnetel zat er in. En er staat alleen
gevangenisstraf op, drie jaar liefst dus
ze zullen Brandneteltje wel eens gauw
ontdekken. Arme Brandnetel 1 Dra greinst
de gevangenisdeur je toe, en heb je
drie jaar tijd om je zonden te overdenken.
Lieve lezers, als het zoover is, dienen
jullie toch wel een verzoek om gratie
in. Al was het alleen maar daarom, dat
jullie anders drie jaar zonder filmpjes
zitten.
Maar nou eens alle gekheid op een
stokje. Is 't niet idioot dat men over
zoo'n mop zoo'n drukte maakt en zelfs
de politie er in moeit 1 Die heeft hier
in Soest heusch wel wat beters te doen.
Er zijn er werkelijk geweest die gedacht
hebben dat Brandnetel z'n filmpjes zou
eindigen onder een valschen naam. Wat
in-gemeen zou geweest zijn. Maar zooals
de waard is vertrouwt-ie z'n gasten. Ik
geeft m'n lezers de plechtige verzekering
dat er geen moment aan staking der
filmpjes is gedacht. Dat kan redactie en
uitgever getuigen. Maar ik begrijp heusch
niet dat er menschen konden zijn, die
me voor zoo gemeen aanzagen, om dat
te willen doen onder eens anders naam.
Brandnetel is misschien wel eens flauw
('t is een toer om 365 dagen van 't
jaar geestig te zijn), maar gemeen is-ie
nooit geweest. En daarom vind ik het
ook zoo onbegrijpelijk dat degeen dien
ik altijd de hand boven 't hoofd heb
gehouden, dien ik steeds verdedigd heb
tegenover de vele aantijgingen van zijn
tegenstanders, de eerste is geweest, om
dat van me te denken. Het schijnt waratje
wel dat die tegenstanders per saldo nog
gelijk hebben.
Bitter-, klets- en koffiepraatjes hadden
als centrum waarom het gesprek draaide
gedurende de afgeloopen week brand
netel. De Vereeniging Plaatselijk Belang
(ja inderdaad i k schijn een plaatselijk
belang geacht te worden) hield een
extra-bestuursvergadering waar voor 't
eerst sinds de oprichting alle bestuurs
leden tegenwoordig waren. Freiherr von
Langen bezwoer met plechtigen eed,
terwijl de zweetdroppelen der gewichtig
heid hem op den adelijken neus parelden,
uit officieele bron te hebben vernomen
dat Mr. Jan erkend had Brandnetel te
zijn. Na welke verbijsteringwekkende
mededeeling, hij neerzeeg in zijn stoel
en amechtig stamelde„Willem, een
kleintje licht I". Groot zal dus ieders
verbazing geweest zijn over het inge
zonden stukje van verleden Zaterdag,
waarbij Mr. Jan verzoekt te worden
geconfronteerd (met een d. zetter) met
dien bron, ten einde dezelve den leugen-
achtigen mond dicht te slaan. Alweer
een figuur voor P. B. Zouden de heeren
heusch niet beter doen met te liquideeren
wegens gebrek aan energie?
Uit het hoofdartikel in dit blad zien
de lezers in welke verhouding Mr. Jan
tot Brandnetel heeft gestaan en nog
staat. Steeds heeft-ie ontkend Brandnetel
te zijn, maar erkend van mijn geheim
zinnig persoontje af te weten. Zei men
dat-ie „mee in complot zat", hij sprak
het niet tegen, 't Was ook zoo. Maar
op welke manier, daar had tot nou toe
niemand mee te maken. Maar nou weten
jullie 't dan. En allemaal, ja hooren
jullie, allemaal zullen jullie zeggen:
„Nee, dat had ik nou nooit kunnen
denken". Als er een is, die 't wel gedacht
heeft, hij kome tot mij om den koperen
medaille voor schranderheid en een
potje bier in ontvangst te nemen.
Van bier gesproken. Ik ga m'n filmpje
weer eens eindigen. Het is Maandagavond
en de afspraak is dat Bovenkamp uiterlijk
Dinsdagavond m'n film heeft. Ik schrijf
namelijk zoo'n beroerd pootje, dat de
redactie al wel vijfmaal met ontslag
heeft gedreigd. Maar ze kunnen me toch
niet missen zie je I Het is echter een
feit dat de drukker twee heele dagen
noodig heeft voor de ontcijfering van
m'n filmpjes. Wie van de lezers doet
me eens een goed tweedehandschrijf-
machien cadeau De tweede reden dat
ik ga eindigen is dat m'n pampier vol
raakt. De derde reden is dat ik beloofd
heb om 10 uur bij Van Vugt te zijn,
alwaar ik altijd een hoop nieuws op
doe en een fijn potje bier. En dat laatste
is de voornaamste reden, want ik ben
vanavond buitengewoon dorstig.
BRANDNETEL.
het aller goedkoopste adres voor
en overtuigd U