Grondslagen voor het Geluk. Voorde Huisvrouw Voor de Kinderen. Ons Kinderverhaal HUMOR. Wetenswaardigheden. Gy zjjt niet geboren om terneer geslagen en ongelukkig met ande ren te zijn, maar om gelukkig met hen te zijn. En indien iemand on gelukkig is, bedenk dan dat hij dat voor zichzelf is; want God maakte alle menschen om geluk en vrede te smaken. EPICTETUS. Berisp Uw vriend in het verborgen en prijs hem in het openbaar. LEONARDO DA VINCI. „Er is het grootste gevaar bij, indien den mensch niet van zijn prilste jeugd af wordt bijgebracht, een behoorlijk levens- richtsnoer te volgendaarom is de we reld zoo vol deugnieten, tegenover wie alle wereldlijke overheden en dienaren der kerk onmachtig zullen blijken, indien men zich niet ernstig tot taak stelt, het kwaad in zijn eersten kiem te verstik ken Van den kindertijd en van de op voeding hangt het geneeie overige leven al; anes zaï verloren zijn, indien ue geest van aiien hier niet worue toegerust voor alle onisianuigheuen des levensai- dus scnreei ue heroemue paeuagoog Jan AmoB KomensKy, by ons beter bektenu onder den naam van (Joinenius. En dat scnreei liy öUU jaar geieuen; wei een bewys, dat het steeds sienter wordende streven om in de jeugd de grondslagen voor het geluk te planten, door de jonge, ontkiemenue gedacnie in goede banen te leiden, met bepaald een soort van nieuw lichterij is, doen een bewust wording, ten gevolge van de droeve ervaring, van ae oude waarheden oud ook ai ten tijde van Comenius. Dit bereiden van den ontvankelijken bo dem van de kinderziel, dit griffen van de eerste begrippen op de nog onbeschreven bladzijden, geschiedt eerst door de ou ders, later meer en meer door de opvoe ders. Daarom is het zulk een heel belan- r|jke en verantwoordelijke taak: om ou der te zijn. En opvoeder. Daarom ook, en omdat velen daarin nog tekort schieten, hetzij uit onverschilligheid, hetzij uit on wetendheid, is het, dat „de wereld zoo vol deugnieten is", zooals Jan Amos Comenius het kras uitdrukte. Er werd hun van jongs- afaan geen behoorlek „levensrichtsnoer bijgebracht. En dit levensrichtsnoer is: de waarheid. Dat wil zeggen, de waarheid omtrent het menschelyk bestaan, de ver houding der menschen onderling, de plicht die de mensch als schepsel jegens den naaste heeft* de groote waarheden, door wysgeren zoo van verschillende zij den benaderd en toegelicht, het weten dat het goede onoverwinnelijk is, en ten slotte alle kwaad zal vernietigen, dat liefde ster ker is dan haat, het licht sterker dan de duisternis, dat geluk slechts verkregen en gesmaakt wordt in het zoeken den an der geluk te bereiden.. „Laat ons ophou den elkaar te haten, wij zijn allen men schen", zei Comenius. De waarheid heeft door de eeuwen heen steeds haar begeesterde voorvechters en apostelen gehad. En naar mate de tijden materialistischer en grover waren, naar mate we dus verder teruggaan in de men- schelijke geschiedenis, ondervonden deze vechters der waarheid meer tegenkanting en vervolging en miskenning, en minder weerklank, dan in later, meer lichte, min der materialistische tijden. Zoo was het in de vroege vijftiende eeuw die andere Tsjech, Jan Hus, die de „apostel der waar heid" genoemd werd, en in de geschiede nis der menschheid steeds bekend zal blijven door zijn kernachtige betoogen voor de „waarheid". Zoek de waarheid, zei hij, hoor de waarheid, leer de waar heid, heb de waarheid lief, spreek de waarheid, houd de waarheid vast, verde dig de waarheid tot in den dood. Hebt el kander lief, laat de rechtvaardigen niet door geweld onderdrukken en wenscht al len de waarheid. Beter is het ter wille van de waarheid in den dood te gaan, dan voor vleierij een vroegtijdig loon te ont vangen Wy voor ons, hebben misschien nog wei eens gemeend, dat wij inderdaad ge boren waren „om terneergeslagen en on gelukkig met anderen te zijn", als we verstrikt waren in de gevolgen van onze eigen verkeerde daden en opeenstapelingen van onjuiste gedachten en gevolgtrek kingen. Wij hebben misschien uit de har de practijk des levens moeten leeren, welke waarheid ten slotte „waar" is, dat het ten slotte niet de haat en de wrok en de leugen en het wantrouwen en het ego isme en de onverdraagzaamheid zijn. die tot geluk en vrede leiden, doch juist de antipoden daarvan. Wij hebben misschien als we de lessen van het leven ten minste goed geleerd hebben deze waar heid eindelijk begrepen. Wij kunnen onze kinderen daarvan laten profiteeren, door hen reeds van begin af aan deze levens richtsnoer te geven. En aldus de grond slagen voor hun geluk te leggen, over raspen. VLEESCHKOEKJES. Op Yt pond vleeschresten neemt men 1 ei, een paar fijngewreven koude aardappe len of een sneel oud brood, peper, zout, noot, paar lepels jus of melk, theelepeltje maggi-aroma, 2 platte eetlepels boter of vet en wat paneermeel. Het vleesch hakt of maalt men fijn, werkt het goed dooreen, tnet het in de melk of jus geweekte brood, den eierdooier, zout en kruiden. Van dit deeg maakt men balletjes, slaat die wat plat, doopt ze in het eenigermate los ge klopte eiwit, wentelt ze door paneermeel en bakt ze in de geheete koekenpan met het dampende vet of lichtbruin gebraden boter rondom bruin en lekker knappend. Fijn bij den boterham! EIEREN MET TOMATENSAUS. Is een zeer smakelijk gerecht, vooral als de eieren goedkooper worden. Op hard gekookte eieren neemt men 4 gewone thee kopjes water met wat zout, X theekopje dikke tomatenpuree, 1 uitje, snuifje peper, 3 afgestreken eetlepels bloem, 2 afgestre ken eetlepels boter, 1 theelepeltje maggi's aroma, 1 eetlepel fijngehakte peterselie. Op een zacht vuur wordt roerende de boter met de bloem, tot een gelijk mengsel ver warmd, waarna de tomatenpuree erbij ge voegd wordt en daarna, onder voortdurend roeren, langzamerhand het zoute water. On der toevoeging van het geschilde maar niet gesnipperde uitje laat men de saus zachtjes een kwartier doorkoken. In dien tijd kookt men de eieren hard, pelt ze, snijdt ze in twee gelijke helften, en schikt die, met den opengesneden kant naar beneden op een verwarmden schotel. Aldus bedekt men ze met de warme saus, waaruit het uitje ver wijderd is en de armoa toegevoegd is, en bestrooit den schotel met fijngehakte peter selie. NOGA MAKEN. Wil men eens een lekkere snoeperij ma ken? Maak dan noga, waarvoor op lJsJ ons suiker 1 ons amandelen (gepeld, ge weekt, gedroogd en gesnipperd) en een klontje boter noodig is. De suiker (met de boter) doet men in een ijzeren potje en roert erin op een zacht vuur, tot de massa gelijkmatig bruin is geworden. Dan met de gesnipperde amandelen vermengen en het mengsel op een met boter besmeer de plaat uitgieten. Met een natten lepel (of nog lekkerder, met een citroen) uitdrukken, om het vervolgens in ruiten te snijden (niet treuzelen, anders wordt het hard!) en van de plaat af te halen. RECEPT. Gesmoorde kool. Neem 1 savoye of witte kool, l/> ons boter, }4 platte lepel zout, 1 theelepeltje Maggi's aroma, wat noodmus- kaat. Snipper de schoongemaaktet kool zoo fijn mogelijk, zet ze op met een bodempje water, wat zout en de helft van de boter en laat ze zachtjes gaar smoren, gedurende ongeveer uur of 3/4 uur. Af en toe schudden. Zorg dat het nat op is, als de kool gaar is. Ten slotte de aroma erdoor roeren en de rest van de boter, daarna alles op een schaal doen en er wat noodmuskaat Een smakelijk sinaasappelpraaije. Zouden er wel menschen zijn, die niet van sinaasappeln houden? Voor een lief hebster van die heerlijke vrucht is dat haast ondenkbaar. In ieder geval is de sinaasappel heel populair en voor massa's doeleinden te gebruiken. Bovendien kan men deze vrucht bijna het geheel jaar door koopen* De zuinige huisvrouw, die er op uit is, zoo goed en zoo goedkoop mogelijk te koopen, kan sinaasappelen in den goed- koopen tijd opslaan. Want wanneer men ervoor zorgt, dat de ruimte, waar men de sinaasappelen bewaart, een temperatuur heeft van ongeveer 55 tot 60 graden Fah- renheit (dat kan men gemakkelijk op den thermometer zien) en dat de lucht er )frisch is en niet al te droog, dan kan men de sinaasappelen van 1 tot 6 maanden be waren en goed houden. Mits men ze na tuurlijk voorzichtig hantert,, den schil niet beschadigt of kneust en ze in de oor spronkelijke verpakking, hetzij zilver-, het zij vloeipapier, bewaart. Het sap en het vruchtvleesch van den sinaasappel ge bruikt men op diverse manieren, voor vla's, dranken, enz. Maar zelfs de schil kunnen we gebruiken, namelijk om die te confrjten en te gebruiken als garneering op cakes en gebak, om smaakjes te geven aan puddingen enz. Daartoe ontdoet men ze zooveel mogelijk van het witte vel van binnen, en doet ze vervolgens in een kan met koud water, waarin men ze 24 uur laat staan trekken. Bij het water moet men namelijk twee eetlepeltjes zout op elke liter water hebben gedaan. Dit trek ken moet op een koele plaats gebeuren. Dan giet men het water af en bedekt de schillen met kokend water en laat ze zachtjes koken gedurende een uur. Weer afgieten en in dunne reepjes snijden, om ze vervolgens op een plat bord uit te spreiden om te drogen. Nu kookt men één kopje suiker met 1 kopje water gedurende S minuten, om daarna de schillen erbij te doen en nog een kwartier te koken. Dan haalt men de schilletjes uit de si roop, spreidt ze weer uit op een bord of plaat en bestrooit ze met korrelsuiker. Ten slotte in de zon'of in een zacht brandende oven laten drogen, om ze ten lange leste in een goed gesloten glazen pot op een koele, droge plaats te bewaren. Een heerlijke sinaasappelsaus voor puddingen. Men ment dooreen twee derde van een kopje suiker, een snuifje zout, 2 eetleels maizena. Men roert hier langzaam bij 1 kopje kokend water, de geraspte schil van een sinaasappel en kookt het meng sel tot het glad en dik is. Dan voegt men er een goed geklopte eierdooier bij en 1 theelepel boter, en vervolgens het stijfge klopte wit van het ei. Ten slotte voegt men er een half kopje sinaasappelsap bf). Huismoedersonthoudt dit. Stop geen sokken of kousen met wol. die niet eerst gekrompen is. anders krimpt die wol, als de sok of kous gewasschen wordt, en kunnen er gaten rondom de stop trekken. Middensoort stopwol kan men krimpen, door het kaartje wol een mi nuut of zoo in den stoom van een water ketel te houden. Goede wol moet echter een kwartier in kokend water geweekt worden, daarna in koud water gedom peld en te drogen gehangen worden. 0. die koude aardappeltjesdaar maken we iets lekkers van! Op 1 kilo koude aardappelen, neemt men 2 platte eetlepeltjes boter, 4 platte lepels bloem, 1 ui, een halve kan water met 2 maggi bouillonblokjes, 1 flinke eet lepel azijn, peper, zout, gehakte peterselie. De fijngehakte of gesnipperde ui laat men in de boter lichtbruin worden en strooit er dan de bloem in, die ook lichtbruin moet worden. Dan roert men er wat peper en zout door, wrijft de maggiblokjes erin fijn en giet er eindelijk onder voortdu rend roeren langzaam het kokende water en den azijn bij. De koude aardappelen snijdt men in niet te kleine blokjes, doet ze in de zoo juist bereide saus en laat ze in een gesloten pan ongeveer een kwar tier stoven. Vóór het opdoen schudt men de fijngehakte -peterselie door het ge recht. Smakelijk eten bij den boterham! Italiaansche ommelette. Daarvoor neemt men op 6 eieren wat pe per en zout, 3 flinke aardappelen, 3 le pels melk, 1 ons geraspte oude kaas, 1 theelepeltje maggi's aroma en een half ons boter. De in kleine dobbelsteentjes ge sneden geschilde aardappelen bakt men in de koekenpan met de boter lichtbruin en gaar. De eieren klopt men met wat péper en zout en roert er de melk en de gerasp te kaas door en giet het mengsel op de aardappelen. Op een matig vuur bakt men de ommelette aan weerskanten lichtbruin. Beste meisjes en jongens! Hier zijn de oplossingen van de vorige raadsels: 1. Pier, bier, kier, dier, gier, mier, vier, wier. 2. De echo. 3. Zoethout. 4. Zeehond. De prijswinster van deze raadsels is: DORA FLAPPER, Vredehofstraat la te Soestdijk, die haar prijsje aan ons bureau van Weedestraat 7, in ontvangst kan komen nemen. De nieuwe raadsels zijn 1. Wie kan van de volgende woorden, door slechts één letter in elk woord te ver anderen, een spreekwoord maken: Bliffende Hoeden Bijlen Piet. 2. In welke schaal worden nooit groenten of aardappelen of wat voor groenten ook, opgediend, terwijl, er toch meestal iets lek kers in zit? 3. In welk bed gaat niemand slapen? 4. Wie kan van de volgende letters den naam van een berucht persoon uit de va- derlandsche geschiedenis maken: vaal. OOM ICAREL. HET TROTSCHE PRINSESJE. Vrij bewerkt naar een sprookje van An- dersen, door Liesje Guldenheuvel. (Nadruk verboden). Lang, lang geleden was er eens een arme prins, die een klein koninkrijkje bezat. Maar al was zijn rijk ook nog zoo klein, hij bezat toch wel genoeg, om te kunnen trouwen. Nu, en dat wilde hij dan ook graag. Er wa ren honderden lieve prinsessen, die wel met den prins wilden trouwen, maar de prins wilde slechts met één trouwen, namelijk met de dochter van den keizer! Nu, dat was geen kleinigheid, vooral voor een arme prins. Kiik, en dat is nu juist de geschie denis, die ik je wilde gaan vertellen. Op het graf van den vader van den prins groeide een rozenstruik. Dat was een heel bijzondere rozenstruik, want hij bloeide maar één keer in de vijf jaar en dan kwam er maar één roos aan. Maar dat was dan ook een prachtige roos, die zóó heerlijk rook, dat iedereen die eraan rook, al zijn zorgen en narigheid vergat. Verder bezat de arme prins een nachte gaal, die mooier zong dan elke andere vo gel ter wereld. Deze roos en nachtegaal wilde de prins nu aan de dochter van den keizer geven. Wanneer hij rijk genoeg was E MODERN DRUKWERK E ^.R ra>S ra T raiE ra E ra S ra. T ra. E ra R ra. D ra R ra.U ra K ra.K ra. E ra R ra.: VAN WEEDESTRAAT 7 J 444444444444444444444 4 4 EERSTE SOESTER DRUKKERIJ 4 4 4 4 4 fV\ 4 4 4 4 HET 4 4 BETERE 4 4 DRUKWERK 4 4 IS EEN ZAAK 4 4 U VAN VERTROUWEN 4 4 KOM DAAROM BIJ ONS 4 4 WIJ LEVEREN HET 4 4 -<?. BESTE TEGEN DE 4 4 LAAGSTE 4 4 ^PRIJZEN^ 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 VAN WEEDESTR. 7, SOESTDIJK 4 4 4 geweest, had hij de roos en de nachtegaal in een gouden vat verpakt en zoo aan de prinses laten overhandigen. Nu deed hij ze maar in een groote zilveren doos en zond die aan haar. De keizer deed zelf open, toen de bood schapper aan het paleis belde en nam het groote pak verbaasd aan. Toen hij zag, dat er een kaartje bij was, waarop stond: „Voor de prinses", bracht hij het pak zelf naar haar toe. De prinses speelde juist „vi site" met haar hofdames, want ze had niets anders te doen. Toen ze het groote pak zag, klapte ze verheugd in de handen en riep uit: „O, ik wou dat het een klein poesje was!" Maar toen ze de doos had openge maaktvond ze de roos. „O, wat is die roos prachtig gemaakt!" riepen de hofdames om het hardst. „Het is manjefiek", zei de keizer, „je zou zweren, dat het een echte roos was." Toen raakte de prinses de roos aan en begon te huilen: „Bah," zei ze, „het is geen nagemaakte roos, het is een gewone echte roos!" „O, bah!" riepen alle hofdames toen in koor, „het is niet eens een nagemaakte roos, het is maar een gewone, echte roos! Bah!" „Nou, laten we dan maar eens kijken, wat eer nog meer in zit, voordat we ons kwaad maken", zei de keizer, en deed een ander vak van de groote zilveren doos open. Meteen kwam de nachtegaal te voorschijn en zong een prachtig lied, zoodat allen ver stomd toeluisterden. „Klinkt wel aardig", zeiden de hofdames en haalden haar gepoederde neusjes op. „Het lijkt precies de speeldoos van Hare Majesteit de overleden keizerin," zei een oude hoveling. „Ja, precies", zei de keizer en huilde dikke tranen. „Je zou haast denken, dat het geen echte vogel is, maar een muziekdoos," zei de prinses. „Maar het is een echte vogel", zei een hofdame. „Zoo, is het toch waar? Nu, laat hem dan maar wegvliegen," zei de prinses En ze was boos en wilde den armen prins heelemaal niet ontvangen. De prins was echter niet zoo gauw uit het veld geslagen. Hij maakte zijn gezicht vuil met modder, zette een oude pet op, trok over zijn prachtige fuweelen pak een oude, gescheurde broek en jas aan en klop te zoo aan het paleis aan: „Goeie morgen, Keizer," sprak hij tot den keizer, die open deed, „heeft U ook werk voor me?" „Ja, zulke menschen zijn er wel meer, die werk aan het palies willen hebben," zei de keizer. „Maar wacht eens, ik moet iemand hebben, die op de varkens past, want daar heb ik er heel wat van." (Wordt vervolgd). Een onderwijzer te Amsterdam ontving van de moeder van één der leerlingen het volgende briefje: „Meneer, zou U zoo frindeluk wille weese, Keessie geen huis werk meer te geefe. Me man heeft een heele dag van se-werk versuimd door die rare som die U Keessie opgaf: As je faader vijftig keer om het paleis van de Dam mot loope, hoeveel tijd heeft hij dan noodig En toen ze faader vijftig, keere om het paleis geloope had, heb U nog gezegd, dat de som van Keessie fout was!" In de hall van een groot hotel zat een gezelschap heeren in vroolijke stemming bijeen en men besprak de Darwin-theorit over de afstamming van de mensch van de aap. Voor de grap vroeg één van de heeren aan een piccollo, die in de buurt stond: En jij, vent, wat zeg jij van die theorie? „Ik weet het niet precies, meneer'V zei de jongen, „het is best mogelijk dat de heeren van de apen afstammen, maar ik voor mij weet secuur, dat mijn ouwers van Utrecht afkomstig zijn!" Het gebeurde in het Zuiden van de Vereenigde Staten. Een negerprediker leidde een hoogstaand, blank collega bij het publiek in, door te zeggen: „Broe ders, het gebeurt niet dikwijls, dat ik een blanke spreker bij U inleid. Maar ge kunt ervan overtuigd zijn, dat hij een goede, boodschap voor U heeft. En ofschoon zijn huid blank is, kunt ge ervan verzekerd zijn, dat z|jn ziel even zwart is als van den beste onder ons!" De advocaat van de tegenpartij pro beerde op allerlei manieren een getuige in een bespottelijk daglicht te stellen en te kleineeren. Bij het kruisverhoor van dezen getuige zei hij sarcastisch U schijnt nogal her sens te hebben voor een man van Uw po sitie in de maatschappij! Waarop de getuige droogjes antwoord de: „Als ik niet onder eede stond, zou ik U gaarne hetzelfde compliment maken". De oude juffrouw Peters kwam zeer verontwaardigd terug van haar boodschap. „Wat is er aan de hand?", vroeg haar man, die ziek te bed lag. „Het is een schandaal!", voer ze uit, „lk ben naar den burgemeester geweest, om te vertellen, hoe het met je ging en ze wouwen, dat ik een flesch wijn voor je meenam." „Heb je die meegebracht?", vroeg de man levendig. „Natuurlijk niet!", zei juffrouw Peters, „ik laat me niet beleedigen. lk hoorde de vrouw van den burgemeester zeggen, dat die flesch vanaf het jaar 1900 in den kelder had gestaan. Nou, toen ze me die wou geven, ben ik opgestaan en wegge gaan, zonder één woord te zeggen! ik nfóet hun oudbakken rommel niet hebben, zijn ze heelemaal van Lotje!" Iemand vroeg aan den Ier: Wat doe je daar? Ik graaf een sloot. Waarom doe je dat? Om geld te verdienen. Maar wat ga je dan met dat geld doen Uien koopen. En wat doe je met die uien? Opeten natuurlijk, daar word ik sterk van. En waarom wil je zoo stei^ zijn! Om die sloot te kunnen graven! Het is een bekend verschijnsel, dat de trotsche eigenaars van heele kleine tweepersoonsauto'tjes steeds de meest krasse staaltjes kunnen vertellen van de ongelooflijke snelheden waarmee zij rij den en van de kracht van hun motor. Hier volgt zoo'n verhaal van een eigenaar van een heel klein auto'tje: Aan den voet van den Amersfoortschen berg zag ik een groote vrachtauto staan, die stoomde als een locomotief en die blijkbaar niet tegen de helling opkon. Ik zal je er wel even tegen optrekken, zei ik. Ik maakte een kabel aan den vracht auto vast en sleepte hem met het groot ste gemak tegen den berg op! In de derde versnelling! Toen we boven waren, zei de vrachtauto-chauffeur: Dat is reusachtig, meneer, voor zoo'n klein auto'tje; maar wat is die blauwe rook, die onder den wagen uitkomt Ik keek. Inderdaad, er sloeg een blau we walm af. Ik keek nog eens, voelde even aan de remtrommels, en was toen gerustgesteld. Ik had de handrem aan laten staan! Smakkum had zijn diner zeer zorg- vuddig gekozen. De soep werd opge diend, maar hij at er maar een paar lepels van, schoof zijn bord dan weg, begon aan de visch, schoof ook die na een paar hapjes weg en riep drif tig den kellner om af te rekenen. „Welke soep heeft u gehad, meneer?" vroeg de kellner, „Tomatensoep of Os senstaartsoep?" „Dat^weet ik niet!" brulde de te leurgestelde Smakkum, „het smaakte het meest naar groene zeep!" „Dan was het de Ossenstaartsoep. De tomatensoep smaakt naar stijfsel", besloot de kellner. Is het U bekend: d a t er in Rusland maar 20 millioen paar schoenen per jaar gemaakt wor den? d a t er echter 180 millioen inwoners zijn d a t de eerste dictionnaire in de Chi- neesche taal werd samengesteld? d a t 75 pCt. van de wereldproductie van lucifers door Zweden gecontro leerd wordt? dat onlangs in Bekescsaba in Honga rije zwarte sneeuw viel? dat bij nader onderzoek bleek, dat deze zwarte kleur veroorzaakt werd doo een massa kleine insecten, die met de sneeuw vermengd waren dat het menschelijk oog de ultra-vio lette stralen niet kan zien? dat volgens de geleerden, een vierduit- stuk ongeveer een kwadrillioen atomen bevat dat een kwadrillioen wordt voorgesteld door een 1 met 24 nullen er achter? dat alweer volgens de geleerden een atoom weer bestaat uit een onzichtbaar ■klein zonnestelsel, waarin vele electronen voortdurend zich in het rond bewegen om een zon, met een snelheid van 1600 kilo meter per seconde? dat de eerste kunstmatige verfstof ver vaardigd werd in 1856 door Dr. William. H. Perkin, een Engelsch chemicus? dat de sterrenwacht op Mount Wilson in Californië gebouwd werd voor de kapi tale som van 55 millioen gulden? dat deze de grootste telescoop ter we reld bezit, waarvan de reflector een dia meter heeft van 2% meter? dat in 1897 van de 150.000.000 inwoners van Rusland slechts 22 konden lezen en schrijven? dat dit percentage thans 50 bedraagt?

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1930 | | pagina 6