Grondslagen voor het
Geluk.
Voorde Huisvrouw
Voor de Kinderen.
Ons Kinderverhaal
HUMOR.
Wetenswaardigheden.
Gy zjjt niet geboren om terneer
geslagen en ongelukkig met ande
ren te zijn, maar om gelukkig met
hen te zijn. En indien iemand on
gelukkig is, bedenk dan dat hij dat
voor zichzelf is; want God maakte
alle menschen om geluk en vrede
te smaken.
EPICTETUS.
Berisp Uw vriend in het verborgen
en prijs hem in het openbaar.
LEONARDO DA VINCI.
„Er is het grootste gevaar bij, indien
den mensch niet van zijn prilste jeugd af
wordt bijgebracht, een behoorlijk levens-
richtsnoer te volgendaarom is de we
reld zoo vol deugnieten, tegenover wie
alle wereldlijke overheden en dienaren
der kerk onmachtig zullen blijken, indien
men zich niet ernstig tot taak stelt, het
kwaad in zijn eersten kiem te verstik
ken Van den kindertijd en van de op
voeding hangt het geneeie overige leven
al; anes zaï verloren zijn, indien ue geest
van aiien hier niet worue toegerust voor
alle onisianuigheuen des levensai-
dus scnreei ue heroemue paeuagoog Jan
AmoB KomensKy, by ons beter bektenu
onder den naam van (Joinenius. En dat
scnreei liy öUU jaar geieuen; wei een
bewys, dat het steeds sienter wordende
streven om in de jeugd de grondslagen
voor het geluk te planten, door de jonge,
ontkiemenue gedacnie in goede banen te
leiden, met bepaald een soort van nieuw
lichterij is, doen een bewust wording, ten
gevolge van de droeve ervaring, van ae
oude waarheden oud ook ai ten tijde
van Comenius.
Dit bereiden van den ontvankelijken bo
dem van de kinderziel, dit griffen van de
eerste begrippen op de nog onbeschreven
bladzijden, geschiedt eerst door de ou
ders, later meer en meer door de opvoe
ders. Daarom is het zulk een heel belan-
r|jke en verantwoordelijke taak: om ou
der te zijn. En opvoeder. Daarom ook, en
omdat velen daarin nog tekort schieten,
hetzij uit onverschilligheid, hetzij uit on
wetendheid, is het, dat „de wereld zoo vol
deugnieten is", zooals Jan Amos Comenius
het kras uitdrukte. Er werd hun van jongs-
afaan geen behoorlek „levensrichtsnoer
bijgebracht. En dit levensrichtsnoer is: de
waarheid. Dat wil zeggen, de waarheid
omtrent het menschelyk bestaan, de ver
houding der menschen onderling, de
plicht die de mensch als schepsel jegens
den naaste heeft* de groote waarheden,
door wysgeren zoo van verschillende zij
den benaderd en toegelicht, het weten dat
het goede onoverwinnelijk is, en ten slotte
alle kwaad zal vernietigen, dat liefde ster
ker is dan haat, het licht sterker dan de
duisternis, dat geluk slechts verkregen
en gesmaakt wordt in het zoeken den an
der geluk te bereiden.. „Laat ons ophou
den elkaar te haten, wij zijn allen men
schen", zei Comenius.
De waarheid heeft door de eeuwen heen
steeds haar begeesterde voorvechters en
apostelen gehad. En naar mate de tijden
materialistischer en grover waren, naar
mate we dus verder teruggaan in de men-
schelijke geschiedenis, ondervonden deze
vechters der waarheid meer tegenkanting
en vervolging en miskenning, en minder
weerklank, dan in later, meer lichte, min
der materialistische tijden. Zoo was het
in de vroege vijftiende eeuw die andere
Tsjech, Jan Hus, die de „apostel der waar
heid" genoemd werd, en in de geschiede
nis der menschheid steeds bekend zal
blijven door zijn kernachtige betoogen
voor de „waarheid". Zoek de waarheid,
zei hij, hoor de waarheid, leer de waar
heid, heb de waarheid lief, spreek de
waarheid, houd de waarheid vast, verde
dig de waarheid tot in den dood. Hebt el
kander lief, laat de rechtvaardigen niet
door geweld onderdrukken en wenscht al
len de waarheid. Beter is het ter wille
van de waarheid in den dood te gaan, dan
voor vleierij een vroegtijdig loon te ont
vangen
Wy voor ons, hebben misschien nog
wei eens gemeend, dat wij inderdaad ge
boren waren „om terneergeslagen en on
gelukkig met anderen te zijn", als we
verstrikt waren in de gevolgen van onze
eigen verkeerde daden en opeenstapelingen
van onjuiste gedachten en gevolgtrek
kingen. Wij hebben misschien uit de har
de practijk des levens moeten leeren,
welke waarheid ten slotte „waar" is, dat
het ten slotte niet de haat en de wrok en
de leugen en het wantrouwen en het ego
isme en de onverdraagzaamheid zijn. die
tot geluk en vrede leiden, doch juist de
antipoden daarvan. Wij hebben misschien
als we de lessen van het leven ten
minste goed geleerd hebben deze waar
heid eindelijk begrepen. Wij kunnen onze
kinderen daarvan laten profiteeren, door
hen reeds van begin af aan deze levens
richtsnoer te geven. En aldus de grond
slagen voor hun geluk te leggen,
over raspen.
VLEESCHKOEKJES.
Op Yt pond vleeschresten neemt men 1
ei, een paar fijngewreven koude aardappe
len of een sneel oud brood, peper, zout,
noot, paar lepels jus of melk, theelepeltje
maggi-aroma, 2 platte eetlepels boter of
vet en wat paneermeel. Het vleesch hakt
of maalt men fijn, werkt het goed dooreen,
tnet het in de melk of jus geweekte brood,
den eierdooier, zout en kruiden. Van dit
deeg maakt men balletjes, slaat die wat
plat, doopt ze in het eenigermate los ge
klopte eiwit, wentelt ze door paneermeel
en bakt ze in de geheete koekenpan met
het dampende vet of lichtbruin gebraden
boter rondom bruin en lekker knappend.
Fijn bij den boterham!
EIEREN MET TOMATENSAUS.
Is een zeer smakelijk gerecht, vooral als
de eieren goedkooper worden. Op hard
gekookte eieren neemt men 4 gewone thee
kopjes water met wat zout, X theekopje
dikke tomatenpuree, 1 uitje, snuifje peper,
3 afgestreken eetlepels bloem, 2 afgestre
ken eetlepels boter, 1 theelepeltje maggi's
aroma, 1 eetlepel fijngehakte peterselie. Op
een zacht vuur wordt roerende de boter
met de bloem, tot een gelijk mengsel ver
warmd, waarna de tomatenpuree erbij ge
voegd wordt en daarna, onder voortdurend
roeren, langzamerhand het zoute water. On
der toevoeging van het geschilde maar niet
gesnipperde uitje laat men de saus zachtjes
een kwartier doorkoken. In dien tijd kookt
men de eieren hard, pelt ze, snijdt ze in
twee gelijke helften, en schikt die, met den
opengesneden kant naar beneden op een
verwarmden schotel. Aldus bedekt men ze
met de warme saus, waaruit het uitje ver
wijderd is en de armoa toegevoegd is, en
bestrooit den schotel met fijngehakte peter
selie.
NOGA MAKEN.
Wil men eens een lekkere snoeperij ma
ken? Maak dan noga, waarvoor op lJsJ
ons suiker 1 ons amandelen (gepeld, ge
weekt, gedroogd en gesnipperd) en een
klontje boter noodig is. De suiker (met
de boter) doet men in een ijzeren potje
en roert erin op een zacht vuur, tot de
massa gelijkmatig bruin is geworden. Dan
met de gesnipperde amandelen vermengen
en het mengsel op een met boter besmeer
de plaat uitgieten. Met een natten lepel (of
nog lekkerder, met een citroen) uitdrukken,
om het vervolgens in ruiten te snijden (niet
treuzelen, anders wordt het hard!) en van
de plaat af te halen.
RECEPT.
Gesmoorde kool. Neem 1 savoye of witte
kool, l/> ons boter, }4 platte lepel zout, 1
theelepeltje Maggi's aroma, wat noodmus-
kaat. Snipper de schoongemaaktet kool zoo
fijn mogelijk, zet ze op met een bodempje
water, wat zout en de helft van de boter
en laat ze zachtjes gaar smoren, gedurende
ongeveer uur of 3/4 uur. Af en toe
schudden. Zorg dat het nat op is, als de
kool gaar is. Ten slotte de aroma erdoor
roeren en de rest van de boter, daarna alles
op een schaal doen en er wat noodmuskaat
Een smakelijk sinaasappelpraaije.
Zouden er wel menschen zijn, die niet
van sinaasappeln houden? Voor een lief
hebster van die heerlijke vrucht is dat
haast ondenkbaar. In ieder geval is de
sinaasappel heel populair en voor massa's
doeleinden te gebruiken. Bovendien kan
men deze vrucht bijna het geheel jaar door
koopen* De zuinige huisvrouw, die er op
uit is, zoo goed en zoo goedkoop mogelijk
te koopen, kan sinaasappelen in den goed-
koopen tijd opslaan. Want wanneer men
ervoor zorgt, dat de ruimte, waar men de
sinaasappelen bewaart, een temperatuur
heeft van ongeveer 55 tot 60 graden Fah-
renheit (dat kan men gemakkelijk op den
thermometer zien) en dat de lucht er
)frisch is en niet al te droog, dan kan men
de sinaasappelen van 1 tot 6 maanden be
waren en goed houden. Mits men ze na
tuurlijk voorzichtig hantert,, den schil
niet beschadigt of kneust en ze in de oor
spronkelijke verpakking, hetzij zilver-, het
zij vloeipapier, bewaart. Het sap en het
vruchtvleesch van den sinaasappel ge
bruikt men op diverse manieren, voor
vla's, dranken, enz. Maar zelfs de schil
kunnen we gebruiken, namelijk om die te
confrjten en te gebruiken als garneering
op cakes en gebak, om smaakjes te geven
aan puddingen enz. Daartoe ontdoet men
ze zooveel mogelijk van het witte vel van
binnen, en doet ze vervolgens in een kan
met koud water, waarin men ze 24 uur
laat staan trekken. Bij het water moet
men namelijk twee eetlepeltjes zout op
elke liter water hebben gedaan. Dit trek
ken moet op een koele plaats gebeuren.
Dan giet men het water af en bedekt de
schillen met kokend water en laat ze
zachtjes koken gedurende een uur. Weer
afgieten en in dunne reepjes snijden, om
ze vervolgens op een plat bord uit te
spreiden om te drogen. Nu kookt men één
kopje suiker met 1 kopje water gedurende
S minuten, om daarna de schillen erbij
te doen en nog een kwartier te koken.
Dan haalt men de schilletjes uit de si
roop, spreidt ze weer uit op een bord of
plaat en bestrooit ze met korrelsuiker. Ten
slotte in de zon'of in een zacht brandende
oven laten drogen, om ze ten lange leste
in een goed gesloten glazen pot op een
koele, droge plaats te bewaren.
Een heerlijke sinaasappelsaus voor
puddingen.
Men ment dooreen twee derde van een
kopje suiker, een snuifje zout, 2 eetleels
maizena. Men roert hier langzaam bij 1
kopje kokend water, de geraspte schil
van een sinaasappel en kookt het meng
sel tot het glad en dik is. Dan voegt men
er een goed geklopte eierdooier bij en 1
theelepel boter, en vervolgens het stijfge
klopte wit van het ei. Ten slotte voegt
men er een half kopje sinaasappelsap bf).
Huismoedersonthoudt dit.
Stop geen sokken of kousen met wol.
die niet eerst gekrompen is. anders krimpt
die wol, als de sok of kous gewasschen
wordt, en kunnen er gaten rondom de stop
trekken. Middensoort stopwol kan men
krimpen, door het kaartje wol een mi
nuut of zoo in den stoom van een water
ketel te houden. Goede wol moet echter
een kwartier in kokend water geweekt
worden, daarna in koud water gedom
peld en te drogen gehangen worden.
0. die koude aardappeltjesdaar
maken we iets lekkers van!
Op 1 kilo koude aardappelen, neemt
men 2 platte eetlepeltjes boter, 4 platte
lepels bloem, 1 ui, een halve kan water
met 2 maggi bouillonblokjes, 1 flinke eet
lepel azijn, peper, zout, gehakte peterselie.
De fijngehakte of gesnipperde ui laat men
in de boter lichtbruin worden en strooit
er dan de bloem in, die ook lichtbruin
moet worden. Dan roert men er wat peper
en zout door, wrijft de maggiblokjes erin
fijn en giet er eindelijk onder voortdu
rend roeren langzaam het kokende water
en den azijn bij. De koude aardappelen
snijdt men in niet te kleine blokjes, doet
ze in de zoo juist bereide saus en laat
ze in een gesloten pan ongeveer een kwar
tier stoven. Vóór het opdoen schudt men
de fijngehakte -peterselie door het ge
recht. Smakelijk eten bij den boterham!
Italiaansche ommelette.
Daarvoor neemt men op 6 eieren wat pe
per en zout, 3 flinke aardappelen, 3 le
pels melk, 1 ons geraspte oude kaas,
1 theelepeltje maggi's aroma en een half
ons boter. De in kleine dobbelsteentjes ge
sneden geschilde aardappelen bakt men in
de koekenpan met de boter lichtbruin en
gaar. De eieren klopt men met wat péper
en zout en roert er de melk en de gerasp
te kaas door en giet het mengsel op de
aardappelen. Op een matig vuur bakt men
de ommelette aan weerskanten lichtbruin.
Beste meisjes en jongens!
Hier zijn de oplossingen van de vorige
raadsels:
1. Pier, bier, kier, dier, gier, mier, vier,
wier.
2. De echo.
3. Zoethout.
4. Zeehond.
De prijswinster van deze raadsels is:
DORA FLAPPER, Vredehofstraat la te
Soestdijk, die haar prijsje aan ons bureau
van Weedestraat 7, in ontvangst kan komen
nemen.
De nieuwe raadsels zijn
1. Wie kan van de volgende woorden,
door slechts één letter in elk woord te ver
anderen, een spreekwoord maken:
Bliffende Hoeden Bijlen Piet.
2. In welke schaal worden nooit groenten
of aardappelen of wat voor groenten ook,
opgediend, terwijl, er toch meestal iets lek
kers in zit?
3. In welk bed gaat niemand slapen?
4. Wie kan van de volgende letters den
naam van een berucht persoon uit de va-
derlandsche geschiedenis maken: vaal.
OOM ICAREL.
HET TROTSCHE PRINSESJE.
Vrij bewerkt naar een sprookje van An-
dersen, door Liesje Guldenheuvel.
(Nadruk verboden).
Lang, lang geleden was er eens een arme
prins, die een klein koninkrijkje bezat. Maar
al was zijn rijk ook nog zoo klein, hij bezat
toch wel genoeg, om te kunnen trouwen.
Nu, en dat wilde hij dan ook graag. Er wa
ren honderden lieve prinsessen, die wel met
den prins wilden trouwen, maar de prins
wilde slechts met één trouwen, namelijk
met de dochter van den keizer! Nu, dat
was geen kleinigheid, vooral voor een arme
prins. Kiik, en dat is nu juist de geschie
denis, die ik je wilde gaan vertellen.
Op het graf van den vader van den prins
groeide een rozenstruik. Dat was een heel
bijzondere rozenstruik, want hij bloeide
maar één keer in de vijf jaar en dan kwam
er maar één roos aan. Maar dat was dan
ook een prachtige roos, die zóó heerlijk
rook, dat iedereen die eraan rook, al zijn
zorgen en narigheid vergat.
Verder bezat de arme prins een nachte
gaal, die mooier zong dan elke andere vo
gel ter wereld. Deze roos en nachtegaal
wilde de prins nu aan de dochter van den
keizer geven. Wanneer hij rijk genoeg was
E MODERN DRUKWERK
E
^.R
ra>S
ra T
raiE
ra E
ra S
ra. T
ra. E
ra R
ra. D
ra R
ra.U
ra K
ra.K
ra. E
ra R
ra.:
VAN WEEDESTRAAT 7 J
444444444444444444444
4 4
EERSTE SOESTER DRUKKERIJ
4 4
4 4
4 fV\ 4
4 4
4 HET 4
4 BETERE 4
4 DRUKWERK 4
4 IS EEN ZAAK 4
4 U VAN VERTROUWEN 4
4 KOM DAAROM BIJ ONS 4
4 WIJ LEVEREN HET 4
4 -<?. BESTE TEGEN DE 4
4 LAAGSTE 4
4 ^PRIJZEN^ 4
4 4
4 4
4 4
4 4
4 4
4 VAN WEEDESTR. 7, SOESTDIJK 4
4 4
geweest, had hij de roos en de nachtegaal
in een gouden vat verpakt en zoo aan de
prinses laten overhandigen. Nu deed hij ze
maar in een groote zilveren doos en zond
die aan haar.
De keizer deed zelf open, toen de bood
schapper aan het paleis belde en nam het
groote pak verbaasd aan. Toen hij zag,
dat er een kaartje bij was, waarop stond:
„Voor de prinses", bracht hij het pak zelf
naar haar toe. De prinses speelde juist „vi
site" met haar hofdames, want ze had niets
anders te doen. Toen ze het groote pak zag,
klapte ze verheugd in de handen en riep
uit: „O, ik wou dat het een klein poesje
was!" Maar toen ze de doos had openge
maaktvond ze de roos.
„O, wat is die roos prachtig gemaakt!"
riepen de hofdames om het hardst.
„Het is manjefiek", zei de keizer, „je zou
zweren, dat het een echte roos was."
Toen raakte de prinses de roos aan en
begon te huilen: „Bah," zei ze, „het is geen
nagemaakte roos, het is een gewone echte
roos!"
„O, bah!" riepen alle hofdames toen in
koor, „het is niet eens een nagemaakte roos,
het is maar een gewone, echte roos! Bah!"
„Nou, laten we dan maar eens kijken,
wat eer nog meer in zit, voordat we ons
kwaad maken", zei de keizer, en deed een
ander vak van de groote zilveren doos open.
Meteen kwam de nachtegaal te voorschijn
en zong een prachtig lied, zoodat allen ver
stomd toeluisterden.
„Klinkt wel aardig", zeiden de hofdames
en haalden haar gepoederde neusjes op.
„Het lijkt precies de speeldoos van Hare
Majesteit de overleden keizerin," zei een
oude hoveling.
„Ja, precies", zei de keizer en huilde dikke
tranen.
„Je zou haast denken, dat het geen echte
vogel is, maar een muziekdoos," zei de
prinses.
„Maar het is een echte vogel", zei een
hofdame. „Zoo, is het toch waar? Nu, laat
hem dan maar wegvliegen," zei de prinses
En ze was boos en wilde den armen prins
heelemaal niet ontvangen.
De prins was echter niet zoo gauw uit
het veld geslagen. Hij maakte zijn gezicht
vuil met modder, zette een oude pet op,
trok over zijn prachtige fuweelen pak een
oude, gescheurde broek en jas aan en klop
te zoo aan het paleis aan: „Goeie morgen,
Keizer," sprak hij tot den keizer, die open
deed, „heeft U ook werk voor me?"
„Ja, zulke menschen zijn er wel meer,
die werk aan het palies willen hebben," zei
de keizer. „Maar wacht eens, ik moet
iemand hebben, die op de varkens past,
want daar heb ik er heel wat van."
(Wordt vervolgd).
Een onderwijzer te Amsterdam ontving
van de moeder van één der leerlingen het
volgende briefje: „Meneer, zou U zoo
frindeluk wille weese, Keessie geen huis
werk meer te geefe. Me man heeft een
heele dag van se-werk versuimd door die
rare som die U Keessie opgaf: As je
faader vijftig keer om het paleis van de
Dam mot loope, hoeveel tijd heeft hij dan
noodig
En toen ze faader vijftig, keere om het
paleis geloope had, heb U nog gezegd, dat
de som van Keessie fout was!"
In de hall van een groot hotel zat een
gezelschap heeren in vroolijke stemming
bijeen en men besprak de Darwin-theorit
over de afstamming van de mensch van
de aap. Voor de grap vroeg één van de
heeren aan een piccollo, die in de buurt
stond: En jij, vent, wat zeg jij van die
theorie?
„Ik weet het niet precies, meneer'V
zei de jongen, „het is best mogelijk dat
de heeren van de apen afstammen, maar
ik voor mij weet secuur, dat mijn ouwers
van Utrecht afkomstig zijn!"
Het gebeurde in het Zuiden van de
Vereenigde Staten. Een negerprediker
leidde een hoogstaand, blank collega bij
het publiek in, door te zeggen: „Broe
ders, het gebeurt niet dikwijls, dat ik een
blanke spreker bij U inleid. Maar ge kunt
ervan overtuigd zijn, dat hij een goede,
boodschap voor U heeft. En ofschoon zijn
huid blank is, kunt ge ervan verzekerd
zijn, dat z|jn ziel even zwart is als van
den beste onder ons!"
De advocaat van de tegenpartij pro
beerde op allerlei manieren een getuige
in een bespottelijk daglicht te stellen en
te kleineeren.
Bij het kruisverhoor van dezen getuige
zei hij sarcastisch U schijnt nogal her
sens te hebben voor een man van Uw po
sitie in de maatschappij!
Waarop de getuige droogjes antwoord
de: „Als ik niet onder eede stond, zou ik
U gaarne hetzelfde compliment maken".
De oude juffrouw Peters kwam zeer
verontwaardigd terug van haar boodschap.
„Wat is er aan de hand?", vroeg haar
man, die ziek te bed lag.
„Het is een schandaal!", voer ze uit,
„lk ben naar den burgemeester geweest,
om te vertellen, hoe het met je ging en
ze wouwen, dat ik een flesch wijn voor
je meenam."
„Heb je die meegebracht?", vroeg de
man levendig.
„Natuurlijk niet!", zei juffrouw Peters,
„ik laat me niet beleedigen. lk hoorde de
vrouw van den burgemeester zeggen, dat
die flesch vanaf het jaar 1900 in den
kelder had gestaan. Nou, toen ze me die
wou geven, ben ik opgestaan en wegge
gaan, zonder één woord te zeggen! ik
nfóet hun oudbakken rommel niet hebben,
zijn ze heelemaal van Lotje!"
Iemand vroeg aan den Ier:
Wat doe je daar?
Ik graaf een sloot.
Waarom doe je dat?
Om geld te verdienen.
Maar wat ga je dan met dat geld
doen
Uien koopen.
En wat doe je met die uien?
Opeten natuurlijk, daar word ik
sterk van.
En waarom wil je zoo stei^ zijn!
Om die sloot te kunnen graven!
Het is een bekend verschijnsel, dat
de trotsche eigenaars van heele kleine
tweepersoonsauto'tjes steeds de meest
krasse staaltjes kunnen vertellen van de
ongelooflijke snelheden waarmee zij rij
den en van de kracht van hun motor. Hier
volgt zoo'n verhaal van een eigenaar van
een heel klein auto'tje:
Aan den voet van den Amersfoortschen
berg zag ik een groote vrachtauto staan,
die stoomde als een locomotief en die
blijkbaar niet tegen de helling opkon. Ik
zal je er wel even tegen optrekken, zei
ik. Ik maakte een kabel aan den vracht
auto vast en sleepte hem met het groot
ste gemak tegen den berg op! In de derde
versnelling! Toen we boven waren, zei de
vrachtauto-chauffeur: Dat is reusachtig,
meneer, voor zoo'n klein auto'tje; maar
wat is die blauwe rook, die onder den
wagen uitkomt
Ik keek. Inderdaad, er sloeg een blau
we walm af. Ik keek nog eens, voelde
even aan de remtrommels, en was toen
gerustgesteld. Ik had de handrem aan
laten staan!
Smakkum had zijn diner zeer zorg-
vuddig gekozen. De soep werd opge
diend, maar hij at er maar een paar
lepels van, schoof zijn bord dan weg,
begon aan de visch, schoof ook die
na een paar hapjes weg en riep drif
tig den kellner om af te rekenen.
„Welke soep heeft u gehad, meneer?"
vroeg de kellner, „Tomatensoep of Os
senstaartsoep?"
„Dat^weet ik niet!" brulde de te
leurgestelde Smakkum, „het smaakte
het meest naar groene zeep!"
„Dan was het de Ossenstaartsoep.
De tomatensoep smaakt naar stijfsel",
besloot de kellner.
Is het U bekend:
d a t er in Rusland maar 20 millioen
paar schoenen per jaar gemaakt wor
den?
d a t er echter 180 millioen inwoners
zijn
d a t de eerste dictionnaire in de Chi-
neesche taal werd samengesteld?
d a t 75 pCt. van de wereldproductie
van lucifers door Zweden gecontro
leerd wordt?
dat onlangs in Bekescsaba in Honga
rije zwarte sneeuw viel?
dat bij nader onderzoek bleek, dat deze
zwarte kleur veroorzaakt werd doo een
massa kleine insecten, die met de sneeuw
vermengd waren
dat het menschelijk oog de ultra-vio
lette stralen niet kan zien?
dat volgens de geleerden, een vierduit-
stuk ongeveer een kwadrillioen atomen
bevat
dat een kwadrillioen wordt voorgesteld
door een 1 met 24 nullen er achter?
dat alweer volgens de geleerden een
atoom weer bestaat uit een onzichtbaar
■klein zonnestelsel, waarin vele electronen
voortdurend zich in het rond bewegen om
een zon, met een snelheid van 1600 kilo
meter per seconde?
dat de eerste kunstmatige verfstof ver
vaardigd werd in 1856 door Dr. William.
H. Perkin, een Engelsch chemicus?
dat de sterrenwacht op Mount Wilson
in Californië gebouwd werd voor de kapi
tale som van 55 millioen gulden?
dat deze de grootste telescoop ter we
reld bezit, waarvan de reflector een dia
meter heeft van 2% meter?
dat in 1897 van de 150.000.000 inwoners
van Rusland slechts 22 konden lezen en
schrijven?
dat dit percentage thans 50 bedraagt?