T. VAN VLIET
I Modelslagerij I
Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
Het nieuwe bewustzijn
No. 40
Achttiende Jaargang
Woensdag 21 l/ei 1930
rZER
i ES
Bekendmakingen.
Officieel.
FEUILLETON
„Liefhebben zult gij mij"
BOSCHSTRAAT 9 - BAARN
ALLEEN EERSTE KWALITEITEN
Binnenland.
Plaatselijk Nieuws.
Geopend:
Handel in Auto-
Onderdeel en
EET MEER BROOD
C. VAN EE
■olgd).
16 ets.
16 ets.
18 ets.
14 ets.
8 ets.
6 ets.
RTING.
SPE-
f 1.25
1. 30 ets.
STDIJK
TRAAT
atoenen
e coss,
Ulovers
Pakjes,
RKEN
AG ES
'ELEND
BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTRAAT 7 S0ESTD1JK
ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT
UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 UUR AAN HET BUREAU
UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. G. v. d. BOVENKAMP
ADVERTENT1ÈNVAN 1 TOT 5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS.
GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. GROOTE KORTING
ABONNEMENTSPRIJS 1 1.— PER DRIE MAANDEN, FRANCO PER POST
REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15 VAN' DE AUTEURSMET 1912 -- (STAATSBLAD NUMMER 380)
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Soest
maken bekend, dat het verzoek van P. W.
Duin, te Soest, om in en op het perceel
Bakkers weg, kadastraal bekend in sectie H.
No. 3856, een werkplaats tot het vervaar
digen van autocrics te mogen oprichten
door hen is toegestaan.
Soest, 13 Mei 1930.
Burgem. en Weth. voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
Burgemeester en Wethouders van Soest
brengen hier bij ter openbare kennis, dat
op heden is afgekondigd de door den Raad
dezer gemeente in zijne vergadering van 10
Februari 1930 vastgestelde en bij Konin
klijk besulit van 23 April 1930, No. 23 goed
gekeurde Verordening op de heffing van
een plaatselijke inkomstenbelasting in de
gemeente Soest, benevens die op de invor
dering dezer belasting van denzelfden da
tum.
Soest, 16 Mei 1930.
Burgem. en Wethouders voornoemd
G. Deketh, Burgemeester
J. Batenburg, Secretaris.
Alle groote hervormingen zijn ge
komen, omdat iemand een groote
gedachte en ideaal had, en zij
wilden dat dit zou geschieden meer
dan dat zij iets anders in de wereld
wilden; en zij hebben gedacht, ge-
wenscht, gedroomd, en geleefd en
gewerkt in de hoop, dat te eeniger
tijd datgene dat zij wenschten, een
vaststaand feit zou worden
Frank B. Dunkley.
Er bestaat een voortdurende wissel
werking tusschen de voortschrijdende tech
niek die afstanden doet verdwijnen en
grenzen doet vervagen, en het sociale
bewustzijn van elk individu. Het is moei
lijk te zeggen,, wat precies het geval is:
oï de intensiveering van het internationale
verkeer ten gevolge van radio, telefoon,
stoom- en motorverkeer en luchtvaart, een
verbreeding van het sociale bewustzijn
ten gevolge heeft, doordat de volkeren
elkaar meer leeren kennen en waardeeren
en beginnen in te zien, dat zij en wij al
len met elkaar te leven hebben en elkaar
een plaatsje onder de zon hebben te gun
nen, opdat er vrede en welvaart zij. Of
wel, dat het het door den tijd, door studie
en ondervinding tot grooter rijpheid ge
brachte sociale bewustzijn der indivin
Naar het Engelsch
van
DOLF WYLLARDE.
i)
HOOFDSTUK I.
„Ja, Caïro is geweldig vol", zei Mrs.
Dickson, met een kwijnend air. „Wat mij
betreft, ik mag het veel liever in het
„doode seizoen" als de touristen en we
reldreizigers er weg* zijn
Nadat ze eerst al hun „rijkdom" heb
ben besteed aan souvernirs van Egypte
ir Liverpool of Birmingham gemaakt!"
voegde Reggie Landor er bij. „Het is al
moeilijk genoeg voor degenen, die hier
wonen, om echte curiosa te krijgen!"
Dit zeggende, keek hij het kringetje aan
de lunchtafel eens rond. Onwillekeurig
bleef zijn blik even rusten op zjjn grooten
overbuurman, die in Egyptisch uniform
was.
„Ik heb nog pas gehoord van iemand",
ging hij voort, „die, nu jaren geleden, een
stuk echt goed houtsnijwerk kocht, en den
volgenden dag kwam de verkooper bij hem
en wilde het terugkoopen, daar het zijn ge
wicht aan goud waard was, zooals hij zei".
„Dat is anders niets voor een Arabier,
om te erkennen, dat iets, wat hij hebben
wilde, waarde bezit", sprak de gastheer,
kolonel Smith, van het ander eind van de
tafel. Herinner je je nog Curzon, Agin-
court.
„Curzon van de artillerie?" vroeg de
groote man.
duen is, dat den prikkel vormde tot den
vooruitgang in de techniek, omdat men
betere, snellere, veiliger middelen van ver
keer wenschte met andere landen en vol
ken. Men kan zeggen, dat beide stellin
gen waar zijn en ondeelbaar met elkaar
verbonden bestaan, en dat een gedurige
wisselwerking plaats vindt.
Inderdaad, wanneer men aan de hand
van de geschiedenis van oude couranten
en geschriften eens den tijdgeest peilt
van een honderd jaar geleden en dien van
thans, dan is de vooruitgang inderdaad
onmetelijk te noemen. Zeker, honderd jaar
terug, en vele eeuwen en eeuwen terug,
vond men reeds denkers, die het beper
kende egoïsme veroordeelden en een ab
soluut internationalisme zooals wij het
thans, zouden noemen Voorstonden.
Maar de wereld leert slechts langzaam
en tot zelfs honderd jaar geleden bestond
er alom een geest van verdeeldheid, van
individueel en groeps-egoïsme, van natio
nale voordeelen en wanbegrippen,, van
een bekrompen, verstikkende eigendunke
lijkheid. Naar verbeteringen en voordee
len werd wel gestreefd, doch vrijwel uit
sluitend ten bate van het enkele indivi
du, en over het algemeen bezag men den
vooruitgang niet in het licht van het alge
meen belang, doch in dat van het. eigen
of groepsbelang.
In dit opzicht vertoont onze tijd, tege
lijk als oorzaak en als gevolg, een groote
vooruitgang van het sociaal bewustzijn,
welke onafscheidbaar den grooten tech-
nischen vooruitgang vergezelt. Terecht
merkte Franklin D. Roosevelt in een stu
die over dit onderwerp in het blad van de
Harvard Universiteit onlangs op, dat in
alle materieele bijzonderheden de verande
ringen en verbeteringen gewogen worden
in hun verband tot het welzijn der ge
meenschap. Al is het waar, dat er nog
krasse staaltjes van individueel en groeps
egoïsme aangetroffen worden, oneerlijkheid
in hooge kringen, en den laatsten tijd, een
tendenz naar concentratie van materieele
macht in de handen van weinigen, toch,
niettegenstaande dat, heeft de term „onze
naaste" een veel ruimer beteekenis ge
kregen, strekt deze zich uit tot mede-
menschen, mannen en vrouwen, rijk en
arm, „Jood en Griek", veel meer dan in
de dagen van voorheen, toen „onze naas
te" slechts beteekende onze persoonlijke
vrienden en genooten en de leden van de
eigen secte
OPGERICHT 1899
TELEFOON No. 33C
POSTGIRO No. 146487
„Ja. Hij ging verleden jaar naar huis en
wilde zjjn ponnies verkoopen. Hij onder
handelde met een inboorling, die ze zeker
zeer goed gebruiken kon ;maar mijn he
mel, wat moest hij van den prijs laten zak
ken dien hij zich eerst had voorgesteld".
Majoor Agincourt, de man in uniform,
liet het onderwerp varen; niet omdat hij
er geen belang instelde, maar omdat er
een Egyptische prins aan tafel was; en
ofschoon deze volstrekt niets uit te staan
had met den paardenkooper, waar kolonel
Smith van sprak, wilde Agincourt in ieder
opzicht zijn gevoel sparen. De prins
Said Amed zat een heel eind verder,
en daar hij op dit oogenblik in gesprek
was met de dame, die naast hem zat, was
het mogelijk, dat hij het gesprek niet
hoorde
„Van curiosa gesproken. Madame Mié-
ville", zei hij, „ik heb dikwijls gedacht,
wat dat toch is dat sierraad, dat u zoo al
tijd aan heeft. Vele dames zouden zoo'n
waardevol stuk niet voortdurend durven
dragen".
Iets in de zachte, vleiende stem trok de
aandacht van Agincourt. Hij hield niet van
den Prins, die nog een verre bloedver
want was van den overleden Khedive en
hij kende de dame niet, tot wie die sug
gestieve woorden waren gericht, zoodat
hij heel weinig aandacht had gewijd aan
het paar, dat haast vlak tegenover hem
zat. Madamme Miéville was nog zeer jong.
om den titel van Mevrouw te dragen ;maar
de vrouwen zijn vroeg getrouwd in Frank
rijk en hij hield het er voor, dat zij een
Francaise was. Haar gelaat droeg althans
geen Engelsch type. Hij keek meer met
nieuwsgierigheid, dan met bewondering
naar de fijnbesneden trekken, den schoon-
gevormden Griekschen neus en de mooi
geronde kin en lippen. "Ze had dik golvend,
Het sociale bewustzijn is oneindig ver
beterd en tot een hoog peil opgevoerd
en nog voortduernd gaat de verbetering
voort. We beginnen inderdaad in. "te zien,
dat als we dan allen tezamen met elkaar
willen leven, we ook allemaal dagelijks
een mate van zelf-beperking hebben te
betrachten. Zelfbeerking, in de beteekenis
van zelf-discipline, het zich zelf opleggen
van een zekere beperking ten bate van
het algemeen. Dat zijn de gelukkigen en
volkomen geschikten voor maatschappe
lijk leven, die dit natuurlijk en zonder in
spanning doen, die in zich zelve zoo diep
geworteld de gewoonte hebben om anderen
te respecteeren, dat het een instinct en
tweede natuur is geworden. Maar hoe het
ook zij, of het ons makkelijk valt of niet.
deze dagelijksche zelf-discipline, het feit.
blyft, dat als we in vrede met elkaar heb
ben te leven, we moeten leeren onze vrij
heid te gebruiken binnen de perken van
andere overwegingen dan alleen onze eigen
wil of ons eigen belang.
FLORIS C.
Een nieuw tijdperk is voor de A.V.R.O.
ingeluid, zoo eindigde de heer Vogt; een
tijdperk van knechtschap en verdrukking.
Maar de spankracht in de A.V.R.O. zal
trachten het verloren terrein te heroveren.
De dageraad gloort van een nieuwe kracht.
VRIJZINNIG HERVORMDEN.
De vereeniging van Vrijz. Hervormden
in de provincie Utrecht organiseert tegen
Hemelvaartsdag een openlachtsamenkomst
in „de Pan" nabij Huis ter Heide, aldus
lezen we in „Omhoog". In de laatst gehou
den vergadering der plaatselijke propa
ganda-commissie te Utrecht, werd 't idee
geopperd om de reis daarheen gezamenlijk
te maken, hetzij per tram of autobus, naar
gelang van het aantal deelnemers.
Als sprekers hebben zich bereid ver
klaard ds. H. van Lunzen, te Hoorn, met
het onderwerp „Wat onze nood is" en ds.
K A Bever.s.luis, te Zutphen, (onderwerp
nog niet bekendj, terwij! de Vrijz. zang
koren van Utrecht en Amersfoort mede
werking hebben toegezegd.
De bijeenkomst wordt geopend door ds.
Dikboom en gesloten door dr. J. Nieweg.
EEN REDE VAN VOGT.
De heer Vogt heeft j.1. (Zondag)avond
weer een bitter woord voor de microfoon
gesproken over de zendtijd-verdeeling. Hij
deelde mede, wat in de bestuursvergade
ring van de A.V.R.O. is besproken en be
sloten, en constateerde vervolgens, dat
woede en verontwaardiging zich hebben
meester gemaakt van de Nederlandsche
luisteraars. Stapels brieven zijn er reeds
binnengekomen; een Vlaamsche A.V.R.O.-
vriend zond een biljet van 1000 francs, en
ook uit Engeland komen tal van ongeloo-
vige vragen binnen. Spreker critiseerde
verder den aard van het .„algemeene pro
gramma", dat volgens de nieuwe regeling
beurtelings door A.V.R.O. en V.A.R.A, zal
worden uitgezonden. De A.V.R.O. zal, als
het haar beurt is, het moeten verzorgen
van het geld der luistervinken, doch mag
het dan ook niet eens onder eigen vlag
aankondigen. Bovendien zal een voogdij
college hebben te beoordeelen, of het wel
algemeen genoeg is.
donkerbruin haar; een gelaatskleur, die
veel te licht was voor een Francaise en
oogen van een zóó eigenaardig diep-purper
dat ze wijnkleurig leken in sommige licht-
schakeeringenmaar, vreemd: tóch deden
ze hem onaangenaam aan. Hij had nooit
een schooner vrouw gezien en toch had hij
zich nooit minder aangetrokken gevoeld
door een schoon gelaat.
Terwijl de Egyptenaar sprak had Ma
dame Miéville, instinctmatig, even gevoeld
naar het gouden kettinkje om den hals
waaraan het kostbare sieraad hing, een
kleine gouden zon met een briljant op
iedere punt die zijn schitterende stralen
uitzond. Midden op de planeet stond een
teeken, als een L; misschien was er ook
enkel een scherpe hoek mee bedoeid.
Maar zóó diep stond die er in gegraveerd,
dat het teeken in ieder geval van verren
afstand zichtbaar was.
Op hetzelfde oogenblik, dat Madame
Miéville naar het sieraadje greep, viel
de blik er op van majoor Agincourt en
een eigenaardige verandering had plaats
op zijn gelaat, hij boog zich wat voorover
als wilde hij zich overtuigen van iets,
wat hem, naar den blik te oordeelen zeker
ongelooflijk voorkwamwaarna hij de
draagster van het sieraad beschouwde
met een uitdrukking van wantrouwen en
minachting en zich toen onmiddellijk tot
zijn buurvrouw wendde, terwijl Madame
Miéville in zichtzelve prevelde:
„Goede Hemel! Hij weet het JEindelijk!"
De zachte stem van den Egyptenaar aan
haar oor, ging voort.
„Mag ik het wat dichter bij bezien, Ma
dame? O, dank u!" zei hij, toen ze met
loome bevalligheid, het kettinkje even om
hoog hield voor hem. „Een eigenaardig
sieraad! Is het Indisch werk?"
„Ik ij|eet niet". Haar stem, die kalm
NATUURHISTORISCHE VEREENIGING.
Excursie naar de Eemlanden.
Om 7 uur vertrok het gezelschap onder
leiding van den heer Pijpstra per fiets van
het Julianaplein. Het was toen goed weer,
hoewel de barometer neiging tot teruggaan
vertoonde.
Het gezang van de grasmusch en het
kneutje werd al spoedig gehoord; een rei«
ger zeilde over, verschillende zwaluwen
scheerden door de lucht en de koekoek
riep zijn lenteroep.
Natuurlijk ontbraken niet de «ewone
weidevogels, waaronder een der grootste
attracties, de kemphaantjes. Jaar in jaar
uit kan men die telkens weer aantreffen
op hun zelfde stukje weiland, nog geen are
groot, waar ze hun tournooien houden, hun
schijngevechten en wie dat voor het eerst
waarneemt is vol be- en verwondering over
wat hij ze ziet uitvoeren. Nu eens staan ze
alle met gebogen hoofd als het ware el
kaar te beloeren, dan weer schijnen ze»
als op rolletjes voort te schuiven om el
kaar vliegenvlug den doodelijken snavel-
stoot toe te brengen of springen ze als
echte vechthanen op elkaar in. Maar al
tijd is het schijn: er stroomt geen bloed
en het zijn niet anders dan uitingen van
voorjaarsdriften
De excursisten zagen er soms wel acht
tegelijk, doch nu eens vliegen er een paar
weg, dan komen er een paar bij en ook
vvei vliegt het heele gezelschap eensklaps
weg. Kort daarna komen ze weer een voor
een terug. Het is steeds even interessant.
Het was jammer, dat nu weldra de re
gen als spelbreker optrad, zoodat de da
mes en heeren vlug de fietsen bestegen
om een beschermend dak te zoeken.
Toch kan nog worden geboekt dat de
kwartelkoning werd gehoord en de groote
karekiet en enkele merkwaardige flora's-
kinderen werden genoteerd als rozekrans-
jes, wilde resida, de behaarde boterbloem
en de zadel zwam.
EXAMEN E. H. B. 0.
Op Maandag 28 April en 5 Mei werd
door de Heeren Doctoren Dr. J. H. A. Ru-
pert, P. G. de Vos en P. Donkerexamen
afgenomen voor bet verkrijgen van het di
ploma „Eerste Hulp bij Ongelukken" waar
aan 23 candidaten deelnemen, waarvan
onderstaanden het diploma behaalden.
Voor de eerste maal:
Mevr. Rademaker en de Dames van
Eenennaam, Kok, Tuinstra, de Wit, van
Doornik, van Esch, Hilhorst, van Herwaar
den, van der Kooy, de Koster, en de Hee-
klonk, daar ze geenerlei ontroering voelde
werd duidelijk vernomen over de lunchta
fel. „Het kan wel; het is zelfs waarschijn
lijk; ik heb het nooit gehoord. Ik heb het
gekregen van, een vriend".
„Spreekt u van het sieraad van Ma
dame Miéville?" vroeg Mrs. Smith. „Ik
benijd u altijd uw Zon; de briljanten zijn
zoo schitterend!"
Andermaal gleed een glimlach Madame
over de lippen. Zij keek, als bij toeval,
over tafel, naar Majoor Agincourt, maar
die had zich wat afgewend in zijn stoel,
om zich meer uitsluitend te kunnen wijden
aan zijn aardige tafelgenoote waardoor hij
ai het andere om zich heen scheen te heb
ben vergeten.
„Ik geloof, dat het van waarde is",
antwoordde Madame haar gastvrouw,
„maar ik hoor tot degenen, die hun waar
devolle bezittingen tóch dragen, al kun
nen zij ze dan ook verliezen, en ik begrijp
de vrouwen niet, die haar juweelen in de
bank hebben liggen en zich dus als geluk
kig achten met haar eigendom, zoo
op een afstand. Neen, ik houd er van om
ze te zien en te laten zien; anders is het
mij net of ze mij niet toebehooren".
„Een heel natuurlijk en mag ik het
zeggen vrouwelijk gevoelen", prevelde
de Prins aan haar zijde. „Madame bezit
alle vrouwelijke eigenschappen zoowel als
alle schoonheid".
Ze keek naar hem, van onder haar lan
ge, bruine oogharen, met iets, wat naar
genot zweemde. Zijn complimenten verveel
den haar niet, omdat ze ook, in het minst,
geen indruk op haar maakten; zoo onver
schillig was hij haar.
Zijn droomerige, zwarte oogen glansden
van een plotseling vuur, als ze naar haar
opkeken; maar dit merkte ze haast even
min. Het bezit van groote schoonheid
Aanbevelend, JOH. KOSTER.
Hëerenstraat 20 - Telef. 2706
HILVERSUM
ren: J. H. Hetterscheidt, Meijer, en Drost
welke laatste het diploma met lof behaal
de.
Voor de 2e maal:
De Dames Brand, Meerding en de
Vries, en de Heeren Spies, de Vries, van
Riet, allen te Soest en van Hall, van de
Wetering te Baarn.
ONBESTELBARE STUKKEN WAAR
VAN DE AFZENDERS ONBEKEND
ZIJN TERUGONTVANGEN TE SOEST.
Brieven Binnenland:
1. Wed. Heden, Doorn.
2. Mevr. A. v. d. Hengel, Amsterdam.
3. J. W. v. d. Iieyden, Amsterdam.
Briefkaarten Binnenland
1. Mevr. G. Klein Brink er?, Amsterdam.
2. J. v. Scherpenzeel, Amsterdam.
Briefkaarten Buitenland:
1. Firma Hopau, Herzogeweert?
GEVONDEN VOORWERPEN.
Aan komen loopen een Duitsche Her
dershond.
Kindertaschje.
Een nieuwe Breukband.
BALDADIGHEID.
De Mariaschool school schijnt het mik
punt te zijn van enkele baldadigen. On
langs had men zich toegang weten te ver
schaffen en de kasten overhoop gehaald,
thans weer hebben de ruiten het moeten
ontgelden.
WIELRIJDER AANGEREDEN.
Tengevolge van het slechte uitzicht in
de bocht op Nieuwerhoek werd Dinsdag
een wielrijder door een auto aangereden.
Het schijnt wel gewenscht, dat met het
oog op het steeds toenemende verkeer
de autoriteiten aandacht gaan schenken
aan die bochten in de Gemeente, waar het
vrrje uitzicht door geboomte, struikgewas
of anderszins wordt belemmerd. Vele on
gelukken zouden daardoor voorkomen kun
nen worden.
Eerste Soester Electrische Brood- en
Banketbakkerij
Kerkstraat 7 SOEST Telef. 2145
Soesterbergschestraatweg 15, T elef2244
(Hoek Gallenkamppelsweg)
deed haar zoo gewoon zgn aan bewonde
ring, dat ze die bijna niet meer merkte;
bovendien was haar geest te zeer vervuld
van andere dingen, dat de smachtende
blikken van Said Pasha haar in minst
troffen.
^Lieve kind' klonk het op klaaglijken
toon van kolonel Smith tot zijn vrouw:
„wat is dat voor goedje".
En dit, terwijl hij, met bedenkelijk ge
zicht den lepel stak in iets, wat hem to
taal onbekend was.
„Ik weet niet", antwoordde zij. „Maar
de kok vroeg mij, of bij zijn kunstejn
eens mocht toonen en ik was dwaas ge
noeg om hem volle vrijheid daartoe te
geven".
Iedereen lachte en de kolonel zou het
er dan maar eens op wagenofschoon
hij altijd bang was, dat hij vergiftigd zou
worden als zijn vrouw een nieuwen be
diende had, zooals hij zei.
„Heeft u een nieuwen kok?" vroeg
Mrs. Dickson aan de gastvrouw.
„Wat is u toch gelukkig! U schijnt
nooit eenige moeite te hebben met uw
bedienden, terwijl ik soms maanden lang
sukkelen moet. Maar hier is niets op te
zeggen; waarlijk, het smaakt heel lekker".
En Mrs. Dickson praatte maar steeds
voort wat haar intusschen niet belette
om zeer goed te merken dat Prins Said
reeds épris was van Madame Miéville;
en dat het nichtje van Mrs. Smith, die
op Desert House logeerde. Majoor Agin
court zeker „ingepakt" had/
(Wordt vervolgd).