1 f Boekhandel N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij Van Weedestraat 7, Telefoon 2062, Soestdijk HAAR BESCHERMER. Damestasschen, Portefeuilles, Sigarenkokers, Portemonnaies, Inktstenen met marmer voet en in mica, Luxe doozen Post enz. FOTO-ALBUMS Ingezonden. Dorps-Idylle I FEUILLETON Voor de Kinderen. Prentenboeken, Kleurboeken, Diverse Winteravondspelen, Verfdoozen, Zelf- drukkerijen, Teekenboeken enz. enz. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie (Vervolg en slot). In 't dorp reeds eerder hier bedoeld. Zéér uitgestrekt en wijd, Is de Politie vëël te zwak Naar evenredigheid. Zij telt er tien h. twaalf man, En zulks stelt vaak teleur; Al staat aan 't hoofd dier dapp're schaar Grootsteedsch, een.... „Inspecteur"! Aan „inbraak" wordt dus véél gedaan, Héél vaak wordt er gegapt; De „heeren" werken rustig daar, Zij worden nooit gesnapt. En 's avonds (in dat groote dorp Heerscht dan véél duisternis,) Wordt vrouw en meisje aangerand, Tot schrik en ergenis. De weg naar Spoorweg-Halte is Dan donker als de nacht; Geen Kop, op het Stadhuis, zóó knap Die daar nog ooit aan dacht. En woonden er geen brave burgers Die 't deelden aan den Vee-arts mee; Men at- van 't Gem.-Slachthuis komend- Vleesch, van gestorven Miltvuur-Vee. ,En dan „Gemeente-Reiniging"! Het zotste wat ik weet; Het kost den burgers extra geld, Want zij wordtuitbesteed"! De klokken loopen achter, vóór, Staan dagen lang soms stil; Wat reizigers voor bus of trein Niet prettig stemmen wil. De meeste Wegen zijn er slecht, Vol bulten, gaten, kuilen; En als het regent, véél en lang, Is 't waarlijk: „Om te huilen". Want rioleering is er niet, Men waadt door groote plassen; De wegen zijn herschapen dan In meren en moerassen. En wie er durft te klagen dan Op het Gemeentehuis; Dien stuurt men met 'n kluitje in 't riet, Of: „U hebt bepaald abuis". Want.... „hoe durven hier die burgers toch Op ons beleid te smalen"; Roept men „zij hebben immers slechts „Belasting te betalen". En de ambtenaren hebben er Een overdreven loon; Vèr boven draagkracht van het dorp, Der Burgerij een hoon! De kleine man heeft het er slecht, Zijn leven baart hem zorgen; Hij zit aan alle kanten vast; Moet poffen en moet borgen. Om al die nare narigheid Trekt 's weeks een karavaan Verbitterde ex-burgers Daar „opgewekt" vandaan. Dat alles, hier vermeld, dient dus Ten spoedigst „rechtgezet"; Dan wordt het wonen in dat dorp Begeerlijk naar ik wed. AD-REM. HOOFDBEST. ALG. NED. VROUWEN VREDEBOND. Heideweg 3. Soest, 25-ll-'30. Ontwapening. Geachte Redactie. Wilt ge mij toestaan ,een enkel woord in het midden te brengen, naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer Landweer in uw nr. van 19 November? Het is duidelijk merkbaar, dat de schrij ver tot het opstellen van bovengoemd artikel gedreven werd door.... vrees, door de vrees voor Sovjet-Rusland, dat tegen woordig voortdurend dienst doet als „boe- Naar het Engelsch. 18) En toen even later tegen Madeline, die aan tafel van een macaroon zat te genie ten, die zij nog in de kast had zien st^an „Ik begrijp niet, waarom mijn dingen altjjd zoo slecht uitvallen; ik volg pre cies het recept en weeg en meet met me dicinale nauwkeurigheid, en neem de hitte van den oven op. Wat wil je nu meer? „Het ontbreekt je aan praktijk, kindje! Maar ik geniet echt van jé, als ik je ,toch ook eens niet altijd zoo zelf-bewust zie; zoo vol vertrouwen op je eigen uitkom sten". „Met andere woorden: zoo verwaand, meen je zeker?" lachte Beatrix. „O, wie zullen we daar nu hebben?" Er kwam iemand de trap op en het volgend oogenblik stak Dick het hoofd om de keukendeur. „Hoe kom jij hier?" viel Beatrix hem dadelijk aan. „Je ontslag gekregen soms „Hoe kan je mij nu van zoo iets ont- eerends verdenken....? 't Is beursvacan- tie, dat weet je nu misschien nog niet zoo en nu kwam ik eens kijken of ik hier soms lunchen kon?" „Och, jawel, maar dan moet je toch even wachten tot we hier klaar zijn". „Nu raad je nooit, waar ik gisteren avond ben geweest". „Dan izal ik er mij ook maar niet mee vermoeien; jhet is hier al warm genoeg". „In „the Gaiety". In een loge, met man", om de noodzaak van het militairis me en de bewapening te bepleiten. Nu is „vrees" altijd een zeer slechte raadsman, en het komt mij voof, dat daarvoor in de eerste plaats de zich noe mende „Christenen" op hunne hoede moe ten Zijn. Hoezeer de vrees zelfs een Christen in de war kan sturen, blijkt wel uit de ave- rechtsche wijze waarop de heer Land weer het voorbeeld van den Christus te pas brengt! Toen ik dat las, sloeg ik mijne handen in elkaar van verbazing: Zou het zich willig overgeven aan de Overheid van den Christus gelijk staan met den plicht van den onderdaan om het onchris telijk bevel, van te dooden en te vernie len, op te volgen? Maar.... als de Christus de wereldlijke en kerkelijke Overheid altijd zoo gewil lig gehoorzaamd had, dan was hij immers nooit gevangen genomen en gevonnisd?! Neen, met het voorbeeld van den Chris tus en van Paulus en Silas is veeleer in overeenstemming de houding van den dienstweigeraar om des geloofs wille, die liever alles trotseert, bever zijn leven geeft, dan ontrouw te worden aan den eisch, hem door den Christus gesteld: „Wedersta den booze niet, maar over win het kwade door het goede". Ik bedoel met dit alles geen plieidooi te houden voor nationale ontwapening van Staatswege. Zoolang het volk niet moreel ontwapend is, beteekent dat heel weinig. In het fijne boekje van Marzinskapki, „Hoe zal er verbroedering tusschen de menschen komen?", lezen wij: Niet de Raad van den Volkerenbond, maar het hart van ieder van ons persoonlijk is de smederij, waar zwaarden opgesmolten wor den". Of dan, als ons volk zich werkelijk op deze wijze ontwapent, er geen gevaren zullen dreigen? Ik zou dat niet durven beweren. Ik weet ook niet, of het veiliger is, om te bewapenen dan te ontwapenen, maar wel weet ik. dat het voor een volk, dat het met Christus aandurft, vanzelf sprekend moet zijn: liever onder te gaan in dienst van den Vrede, van de Liefde, dan te trachten zich te handhaven door duivelsche middelen. „Hetzij dan dat wij leven of dat wij sterven.... wij zijn in 's Heeren hand". Mo gen deze woorden in staat zijn. den Chris tenen hun vrees te doen overwinnen! Met dank voor de plaatsing. T. van BERKUM. EET MEER BROOD Eerste Soester Electrische Brood- en Banketbakkerij C. VAN E E Kerkstraat 7 SOEST Telef. 2144 Soes terbergschestraatweg 15, Telef2245 (Hoek Gallenkamppelsweg) rivier, 1 6 2 7 vindt men bij den schoen- maker. OOM KAREL. Beste meisjes en jongens, Hier zijn de antwoorden op de raadsel van de vorige keer: 1. Luchtkasteelen; 2. Paljas; 3. Laar zenknecht. De nieuwe raadsels zijn: 1. Wie kan van een kluit boter, door slechts één letter toe te voegen, een boot maken? 2. En wie kan van een visch, door slechts één letter te veranderen, een eenvoudig mu ziekinstrument maken? 3. Mijn geheel bestaat uit 9 letters en noemt een vogel: 3 8 9 is een boom, 5 2 6 9 is zeven da gen, 3 6 4 5 is 100 jaar, 1 3 9 is een groote k Bij eenig nadenken zult U met ons tot dit besluit komen, dat U niet naar andere plaatsen behoe't te gaan, om Uw inkoopen voor de a.s. St.-Nfcolaas te doen. Wij zijn zeer concurreerend en hebben een enorme sorteering in diverse LUXE ARTIKELEN voorradig. Wij doen hier een greep uit onzen voorraad en noemen dan o.a Wij hebben hierin maar één kwaliteit, n.E. HET BESTE. Mindere kwaliteiten worden door ons niet gevoerd. Komt U eens bij ons een kijkje nemen. Wij zijn er van overtuigd dat U zult slagen. Zoo juist hebban wij weer een uitgebreide sorteering aangekregen, waarvan wij de prijs zeer laag hebben gesteld Ook voor de kinderen hebben wij yeel in voorraad ZIET ONZE ETALAGES ZIET ONZE ETALAGES Sholto en een Zuid-Afrikaansche vriendin een heel knap meisje... Zei j.e wat, Trix „Neen; enkel dat de ovendeur zoo heet was", lichtte Beatrix toe. „Nu, het was miss Marion Semmell. En je had eens moeten zien, wat een .diamanten ze droeg!" „O, ja. ik heb Sholto wel eens van haar hooren spreken. Ze was buffet-juffrouw in Afrika." „Ze mocht anders best gezien worden: dat verzeker ik je". „En wie waren de andere leden van het gezelschapje?" „Albert Carnegie en de oude Lindsay. Ik heb mij in geen tijden zoo geamu seerd.... Sholto mocht haar naar_ huis brengen". „Zou ik haar ook eens gaan opzoeken, Dick?" „Nu ik geloof niet, dat ze in je smaak zou vallen". „Kom, help mij eens even dekken voor de lunch, Dick!" stelde Madeline voor, ,die dezen gast ook altijd als een jongeren broer behandelde. „Denk'je, dat Trix jaloersch is op dat meisje?" vroeg Dick, terwjjl hij heel ge dwee Madeline hielp de tafel ontruimen. „O, neen. Daarvoor geeft zij niet ge noeg om hem! Dat is wel heel jammer. Want hij is toch zoo'n goed mensch, mr. Carnegie!" „Dat vind ik 'nu ookIk begrijp eerlijk- gezegd niet, wat Trix nu meer zou ver langen. Vat jij, Madeline, wat dit toch eigenlijk tusschen hentis?" ,Wel, 't is feitelijk niets. Ze geeft en kel niet genoeg om hem". Het duurde niet lang of Beatrix kwam nu ook binnen en er volgde een gezellige lunch. Daarna moesten deze werkende vrouwen" weer hard aan den arbeid, want Madeline verwachtte een model, dat voor haar zou poseeren en Beatrix moest nog een artikel schrijven voor Giffard's week blad. HOOFDSTUK YYI. Sholto zon moeilijk hebben kunnen zeg gen wat hem zoo dikwijls naar de „Me- tropole" dreefmaar hij ging er druk heen. Marion Semmell was een knappe jonge vrouw en zij hader den slag van om mannen te amuseeren. Sholto stelde haar heel andere eischen dan aan een vrouw die tot zijn kring behoorde en hij zou haar dan ook niet overal mee naar toe genomen hebben. Hij was nu met haar in de „Welcome- club" en nadat zij het diner en den wijn alle recht hadden laten wedervaren, haal de zij haar sigaretten te voorschijn en zocht er een sigaret uit. „Een mooi ding", zei Sholto, door den rook van zijn eigen sigaar naar haar kij kend. „Ja; de arme kerel, die het mij gegeven heeft is al lang dood. Hij kreeg een mes steek van een Portugees". „Je hebt al heel wat ervaringen gehad in je leven", merkte Sholto op. „Kijk, wat zit er daar tegenover aan dat tafeltje een knappe vrouw! Maar wat is ze vreeselijk saai gekleed! Het lijkt wel of ze in den rouw is". „Zie je daar ginds dien man"? vroeg een (van de heeren aan het tafeltje vlak achter hen. „Dat is Percv Giffard, de uitgever van „de Toeschouwer". „Ik stel meer belang in de vrouw, die hij bij zich heeft. Wie is dat?" „Zij is „particulier eigendom" van Gif fard, zei de eerste spreker lachend. „Ik" geloof dat er een weinig-gewenschte echt genoot op den achtergrond is een klep- tómanist of een dergelijk ongunstig type. In ieder geval staat hij Giffard niet bij zonder in den weg". „Ik geloof, dat ze spreken over de vrouw, die ik op het oog heb", fluisterde Marion. Maar hij hoorde niet wat zij zei; ont dekte wel Beatrix in gezelschap van Per- cy Giffard, aan het tafeltje daar tegen over. Beatrix scheen gevoeld te hebben dat zijn blik haar trof; even keken zij elkaar aan. Zij boog, terwijl op haar gelaat geen ontroering te lezen stond. „Ken je haar?" vroeg Marion jaloersch. „Wie is het dan?" „Zij is mijn vrouw...." „Je vrouw....! En was het van haar, dat die twee daar achter ons praatten?" „Ja. Ben je klaar? Wil je nog een li keurtje hebben? Neen? Hier, kel ner. afrekenen. „Waarom ineens zoo'n haast?" vroeg Marion koel en hield zich of ze haar .kof fie nog moest uitdrinken, omdat ze Shol- to's vrouw toch eens wat beter wilde 'op nemen. i„Doe dien handschoen eens even vast. Wil je?" Na een minuut, die een uur duurde, was zij gereed en nam zij haar weg precies langs het tafeltje van Beatrix. Sholto volgde; anders kon Beatrix mis schien nog wel gedacht hebben, dat hij haar niet durfde passeeren.... Toch was hjj niet voorbereid op de koele manier, ONS KINDERVERHAAL. HET KOKSMAATJE VAN KONING KWIPSIE. (Nadruk verboden Alle rechten voor- behouden). Een oorspronkelijke kindervertelling, door Stans Zonneburg. „Sapperdekriek," dacht het koksmaatje van Koning Kwipsie, „het wordt hoe langer hoe mooier! Als ik de taart nu niet vóór 12 uur vind, ga ik ook de gevangenis in, net als de onschuldige Hofmaarschalk. Waar zou die taart nu toch plotseling ge bleven zijn?" Op zijn teenen liep het koksmaatje door het heele paleis en zocht in alle hoekjes en gaten, maar nergens was een spoor van de schoenlappertjestaart te ontdekken. Toen hij langs de keuken kwam, zag hij, dat de kok met een mistroostig gezicht >tond te kijken en droevig in de soep roerde. De kok had dus ook nog niets gevonden. Eindelijk ging het koksmaatje op een bankje in een hoek je zitten, om wat uit te rusten. Hij was nu in een afgelegen gedeelte van het Paleis. Op eens hoorde hij een deur piepen en keelc een jongetje om de deur... het wa> Fluks, het loopjongetje van den koning! Toen die het koksmaatje zag zitten, riep hij: „Pssst! hoor eens!" Het koksmaatje snelde naar hem toe en vroeg wat er was. „Hier," zei Fluks, terwijl hij een groot stukschoenlappertjestaart liet zien, „wil je ook een stukje? Ik heb dii stuk taart van een scharesliep gekregen, die zei, dat hij meer had, dan hij op kon, maar ik mocht er niets van aan den koning ver tellen!" „Dat.... dat....", stamelde het koks maatje, „dat was de taart van den koning! En de generaal heeft den hofmaarschalk in de gevangenis gezet, omdat hij dacht dat die de taart gestolen had! En als ik de taart om 12 uur niet gevonden heb, moet ik ook de gevangenis in! O, Fluks, wat moeten we beginnen?" „Het is verschrikkelijk," zei Fluks, en be gon diep na te denken. „Weet je wat," zei hij eindelijk na een poos, „ik zal naar den politie-agent gaan, misschien kan die ons helpen. En zoek jij verder het heele paleis door, want misschien heeft de scharesliep de taart wel ergens verstopt, om die van avond, als het donker is, weg te komen ha len!" Zoo gezegd, zoo gedaan. Het arme koks maatje zocht overal, achter de gordijnen en in de kasten, ja, zelfs in den kelder en on der het nokje van het dak. Maar.... geen schoenlappertjestaartHet liep al dicht te gen twaalf uur, toen hij eindelijk het zoeken opgaf en naar de eetzaal ging, waar het twaalfuurtje van den koning gereed ge maakt moest worden, en waar hij den kok moest helpen. De kok sneed vier- en twin tig sneedjes brood en het koksmaatje moest ze smeren met dik natuurboter natuur lijk! en daarna moest er op alle boter hammen iets gelegd worden, want de ko ning hield niet van een kale boterham. Zoo kreeg hij dan vier boterhammen met bruine suiker, drie boterhammen met hamspek, twee met spikkeltjeskaas, drie met hagel slag, vier met roggebrood en witte suiker, vier met commensaalsworst en vier met appelstroop! ,Hè," zei de koning, toen hij klokslag twaalf uur thuiskwam en zijn kroon aan den kapstok hing, „ik rammel van den hon ger, het zal mij benieuwen, of mijn heerlij ke schoenlappertjestaart nu gevonden is!" Haastig liep hij naar de eetzaal, lachte vroolijk toen hij zijn vier-en-twntig boter hammen al kant en klaar zag staan, en riep: ,Wel, koksmaat, waar is mijn taart?" „Ik.... ik.... ik.... weet het niet, Ma jesteit!", stotterde het arme koksmaatje, „ik heb het heele paleis doorzocht, maar hem nergens kunnen vinden. Maar we we ten misschien wel, wie hem weggepaict heeft. Dat isde. Verder kwam het koksmaatje niet, want juist op dat oogenblik werd er luid aan de oordeur van het paleis gebeld. (Wordt vervolgd). waarop zij hem in het voorbijgaan be groette. „Zoo, was jij hier ook? Had ik dat ge weten, dan hadden we aan hetzelfde ta feltje kunnen zitten". Met een haastige verontschuldiging liep Sholto door. „Dus;dat is mrs. Carnegie?" vroeg Ma rion vrij luide. „Nu, dan kan ik niet zeg gen dat het bijzonder hartelijk tusschen jullie toegaat! Maar zij moest toch niet willen hebben dat er zóó over je gespro ken werd, als je haar toch zoo volkomen de vrijheid gelaten hebt". „Ik geloof, dat. jij de Verhouding tus schen ons niet begrijpt." „Dan ben ik zeker de eenige niet", antwoordde zij, met onaangenamen lach. „Maar het verwondert mij anders niets, dat je niet om haar geeft. Wat een ;air neemt zij aan". „Marion, zou je mij het genoegen willen doen, verder niet over mijn vrouw te spreken? Laten wij voor vanavond haar bestaan vergeten!" Marion staarde hem aan en had in het eerst hard lust om nog iets tegen te zeg gen. Maar feitelijk had ze toch meelijden met hem. Die vrouw stond hem vreeselijk in den'\Veg„„! Zij zou dus maar het best doen om gedurende de rest van den avond vriendelijk voor hem te zijn. Hij had zich toch ook moeite gegeven om haar te ver maken. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1930 | | pagina 4