Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag Soest Concurrent Pers-Comité. Het hoogste nut. 't Was in W. SOESTER BANKVEREEN1GING - Telef. 2317 - SOEST Rechtzaken. WIJ LEVEREN VLUG, GOED, BILLIJK REKENINGEN, NOTA'S, KWITANTIES, BRIEFPAPIER, ME MOR AN- DU MS, BRIEFKAAR TEN, ENZ. ENZ. No. 81 Negentiende Jaargang Woensdag 7 October 1931 BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTAAT 7 8UK8TDIJK ADVERTENTIEN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 UUR AAN HET BUREAU UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTERELECTR. DRUKKERIJ v.h. Q. v. d. BOVENKAMP ADVERTENTIEN: VAN 1 TOT 5 REGELS 7» CTS., ELKE REGEL MEER 1» CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE. BIJ ABONNEM. QROOTE KORTING ABONNEMENTSPRIJS f LPER DRIE MAANDEN. FRANCO P*R POST REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WOEDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL li VAN DE AUTEURSWET 1»U (STAATSBLAD NUMMER »8t) 'k Heb thans „iets prettigs" waargenomen). Op mijn tochten hier en ddér; Onz' winkelier gaat concurreeren; En heusch, de tijden zijn er naar! 'k Heb hier en ddér eens staan te kijken, En werkelijk, het stemt tevrêe; De winkeliers zijn gaan „begrijpen"; Al valt 't ook voor hen niet mêe. Maar toch er is nu concurrentie*. Goed, winkeliers', 't Was noodig hoor! Héél wat Mevrouwen en Mijnheeren, Staan dezen tijd er moei'lijk vóór. 't Is nu tijd van hoog-misère; Een elk die zoekt zijn voordeel thans; Om toch, zoo mogelijk, te behouden: Het evenwicht in de balans, Dddrom de prijzen moesten lager; De loonen worden droevig klein; Gij winkeliers, moest óók iets missen, Al mag dat al niet prettig zijn. Didrom de prijzen moesten lager; 't Was U toch zéér nadeelig, dat Men tal van waren vaak ging koopen, In meest-nabije, groote stad. En stopte 's middags ons lokaaltje, Dan zag men tal van lieden gaan: Gepakt, gezakt; ja, zwaar beladen; Hun inkoopen in „stad" gedaan. Ddt kon geen winkelier bekoren; Geen bakker, slager, kruidenier; Geen manufacturier, geen grutter; Zij wenschten allen: „blijf toch hier"! Maar hoogere prijzen te betalen, Met slecht gevulde porte-monnaie; Zet maar een vuist, als je geen hand hebt; Neen, winkelier, dat viel niet mee! Ge hebt op den juisten tijd begrepen: „Wij moeten doen, wat even kan"; En ik durf U dan ook te voorspellen: „Dddr hebt gij zeker voordeel van*." Natuurlijk blijft nog wat te wenschen; Want iedereen deed nog niet mee; Maar in 't algemeen gesproken: De toestand thans, stemt ons tevrêe. Dus winkeliers, blijft zóó nu doorgaan; Het siert uw stand ten langen lest: Zoo concurreerend mogelijk wezen; En wij, publiek, doen dan de rest! AD-REM*. Het doel der geordende maatschap pij is het welzijn der menschen. ALBERT THOMAS. Sapperloot, we kunnen ons zoo deksels druk maken! Ja ja, want we voelen ons dikwijls zoo hevig belangrijke menschen; we zeggen het natuurlijk wel niet, maar we zouden toch wel graag den indruk maken, dat de wereld, althans een belangrijk stukje ervan, feite lijk om ons draait, en dat de heele boel in het honderd loopt, als wij ons niet ver schrikkelijk druk maken en met handen en voeten (als het ware) in de weer zijn,. En we jachten en jagen en maken ons zenuw achtig, en zwepen de anderen op, en hebben geen tijd om te denken, en we ploeteren maar door, want *we willen zoo bar nuttig zijn, zoo'n enorme massa werk verzetten, omdat we daarmee onze bijzondere nuttig heid willen bewijzen. Ho ho, stop eens even, drukke ploeteraar, wacht een oogenblikje. Laten we even een woordje hebben over dat nut, dat hoogste nut, waarnaar ge jaagt. Geen tijd! Geen tijd! Kom, kom, schep eens even adem en laten we even een boom op zetten. O, een heel simpel praatje maar, doch dat misschien wel nuttig kan zijn, al scharmaaien we er niet met handen en voe ten bij. Want kijk, het is nog een van die oude, verouderde opvattingen, die ons nog maar steeds willen doen gelooven, dat we alleen maar nuttig zijn, wanneer we wer kelijk iets doen met onze armen of beenen, Daarom was het zoo aardig en zeer ken schetsend van den toestand, toen iemand in de American Mutual Magazine opmerk te, dat het woordje „doen" in het alge meen in de practische filosofie van bijna ieder mensch dik onderstreept is, terwijl het woordje „zijn" over het algemeen met heele kleine lettertjes geschreven staat. Na tuurlijk, KeÉn verstandig mensch zal het belang van werkzaamheid onderschatten, omdat ieder begrijpt, dat er geen werkelijk leven kan zijn, dat geen vruchten draagt. Maar toch: onze voornaamste zorg moet feitelijk zijn om diep, moreel gezond, en nobel te leven, en dan zal die werkzaamheid wel voor zich zelf zorg dragen. Immers niemand kan het woordje „zijn" vol diepte en beteekenis maken, zonder tegelijkertijd ook nieuwe diepte te geven en nieuwe be teekenis aan het woordje „doen".... Onze eerste en voornaamste zorg is dus, voor ieder van ons, nobel te zijn. Het verouderde begrip, dat werkzaam heid, bezigheid de eenige maatstaf is voor nuttigheid, misleidt oppervlakkige men schen voortdurend; ze doen voortdurend in groote haast een heeleboel dingen met maar heel weinig gedachte en heel weinig nobele, inoreele kracht. En gelooven daarbij, dat ze groote groei bereiken. Aan den anderen kant misleidt dit verouderde begrip ook een andere groep van werkers, namelijk men schen met geringe krachten en zonder bij zondere gelegenheid tot grootsch werk, en die maar weinig met handen en voeten kun nen doen, en doet hen gelooven, dat ze maar van heel weinig nut in het leven zijn. Doch: de ware maatstaf van grootheid is een ver hevene en nobele. Het is een peilen en be proeven, dat niet ontgaan kan worden, en dat valsche standaards en conventies ver drijft als een nevel, en dat doordringt tot de diepste kern van het karakter. De grootste dienst die we dan ook onder ons aan onze medemenschen kunnen bewijzen, is in de al lereerste plaatszoo klaarblijkelijk en sterk en ernstig en blijmoedig te zijn, dat de ontmoedigden weer nieuwe hoop daar uit putten, dat de twijfelmoedigen een nieu we visie van vertrouwen gewinnen, en dat zij die struikelen en vielen, er nieuwe moed en kracht en prikkel uit putten om weer op de been te komen.... En moedig voort te gaan. Dan, doch ook alleen eerst dan, leven we een leven van het hoogste nut. Dat ons be vredigt. En voor anderen een lichtstraal is. FLORIS C. (Nadruk verboden). W, schoon, helder bergplaatsje met Licht bewolkte luchten en prachtige kleuren rijke berggezichten. Hoe vaak stond ik in den middag te turen naar de donkerliia en grijsblauwe wazige verten, de toppen der bergen, die zien verloren onder de wolkenmassa's in dreigende regendonkerte. Als dan de wind opstak, en een uren lange dreinende regen ons 's middags thuis deed blijven, dan gevoelde ik mij eenzaam en verlaten. Ver was ik van alles, ik stond alleen in 't Indische leven. Ik genoot alleen van de wisselingen, kleurenprachten in de natuur, doch aan het Indische leven bleef ik als een vreemde staan, al die jaren lang. 't Bleef buiten mij. 't Heeft niet mijn ziel beroerd. 's Morgens was de natuur in W. heel an ders. Dan scheen de zon, en belichtte de om geving in felle pracht. Nérgens op heel Java scheen de zon in schittereender glans, en nérgens was er op heel Java een park met zulke rose rozen, zóó schoon als in W. Ik kwam aan in W. op een namiddag na den regen. Mijn man was er reeds sinds eenige maanden eerder. Hij haalde mij met zijne kleine bergklimmer van den trein te P. Toen ging het bergop waarts, zigzags-gewijze. Twee uren is een lange rit, na een halve dagreis in den trein door 't bergland. Ik was blij, toen wij thuis waren en ik in onze nette, frissche slaapkamer, waar mijn man heerlijke rozen op tafel had gezet, kon ver wisselen van kleeding. Na den avondeten gingen wij te zamen nog een eindje wandelen, langs den aloon- aloon, (een plein vóór den regentswoning), t Was donker buiten. De wind suisde door de dichtbebladerde boomen, en ontelbare fonkelende sterren, waren boven onze hoof den. Wij stonden stil en zagen naar den hemel, zacht pratend, loom en moede een weinig, van het drukke voorbije dagleven. Jan waren de avonden zoo stil en lang in de binnenlanden. O, Java, land van schoonheid en intens leven; land van onmetelijke vruchtbaarheid en overvloed. Hoe kan men daar wègdroomen, in de stilte, die over een zonbeschenen rivier ligt. Daar wuiven de door de zon en wind be- streelde palmen in zachte suizing boven on ze hoofden, en strijkt liefkoozend een koele zucht langs onze wangen. Dan richten de oogen zich opwaarts ten hemel, en de armen strekken zich uit in gebed naar God. Een vraag aan God, om liefde, een gebed om medegevoel voor 'n eenzaam levende te mid den van overvloedig levensgenot, en men- schelijk geluk alom. Dèt, waar geheel mijn wezen naar hunkerde, was voor mij niet weggelegd. Toch gevoelde ik de schoonheid om mij heen, des te dieper, hoe meer alleen ik mij gevoelde. O God, hoe heerlijk is het leven, dat Gij, ons arme. stille menschenkinderen geeft. Hoeveel schoonheid geeft Gij ons. in Uw oneindige goedheid. Hoe kan men overal U vinden, tot zelfs in den dauwdrop, die als een groote schit terende diamant in stille afwachting hangt aan de toppen der grashalmen, tot geheel het grasveld één schittering lijkt op groe nen achtergrond. Hoe kan men U vinden, mijn God," over al tot zelfs in het bedroefde moederhart, dat haar kind mist, en stil, ongezien voor zich heen schreit zonder klank, in doffe berusting. Een hart, dat zich omwendt naar links en naar rechts, om het verdriet maar kwijt te raken, omdat 't haar kind mist! Alleen en vergeten is het achtergebleven, doch in dat eenzame hart is God gaan wo nen Ddar vindt men Jezus' vriendschap, op den bodem, diep verborgen, onder den uiter- lijken schijn van wereldsch gezindheid en lach. Overal vindt men God, zelfs in de broze liefde van 'n kindje tot zijn moeder; luister 'naarheel stil, of ge daar Jezus niet voelt. Luister maarik zal 't U ver tellen. 's Avonds. Mijn man en ik hadden een be zoek bij vrienden van hem gebracht. Wij hadden wat gepraat, een koelen drank ge dronken, wat gemusiceerd, en gesproken over Hollandsche herinneringen. Dat doet men in Indië altijd en ondanks alle natuur schoonheid om mij heen, bleef er rusten, verborgen in mij, een onafgebroken, hevig verlangen, naar het oude, oude, regenachti ge en winderige H Hand, met zijn wisselen de jaargetijden. Naar het oude leven, daar. waar ik ben geboren, te midden van regen en windvlagen, in den tijd van stormen in de Novembermaand. Bijna allen, z nder uitzondering, verlangen terug te keeren, eens 't Was tijd om naar huis te gaan. Wij na men afscheid en tegen etenstijd kwamen wij thuis, negen uur in den avond. Mijn kinde ren gingen gewoonlijk om zeven uur naar bed, en Pappa holde dan eerst nog met onze jongste schat op zijn schouders door 't huis, in galop, in vroolijk gesnap en gelach van de kleine. Nu, dezen avond, lag hij bedroefd, met stil-verwijtende oogen, bij onzen thuiskomst mij (niét pappa( aan te kijken. Dat Mamma hem zóó lang alleen kon laten? Hij lag op den luierstoel, zóó lui en onverschillig, als alleen een Indisch kindje liggen kan. „Nog niet naar bed, Janneman?" „Neen Mamma, ik wil op U wachten" en zijn mondje pruilde. Hij stond op, en kwam naar mij toe, blij dat hij zich tegen mij aan kon drukken in v^iste klemming van zijn kleine vuistjes, ik nam mijn kleine jongen op, en bracht hem in zijn slaapkamer. Zijn zuseke lag lek ker en rustig te slapen op haar ruggetje, 't ene armpje onder haar hoofd. Kleine zweetdruppeltjes parelden op haar voor hoofd, en ik veegde ze zachtkens af. Een nauw zichtbare glimlach gleed even over haar goedig kindergezichtje. Voelde ze on ze nabijheid? Of droomde ze, dat ze met haar broertje speelde in 't rozenpark bij den vijver, met de kwekkende eenden? of dat ze samen als waggelende gansjes achter elkaar over de smalle boomstam liepen, die over 't water lag als een brug, op gevaar af er in te tuimelen, tot groote onrust van Pappa, die 't hun verboden had. Mijn kleine jongen keek naar zijn zusje, doch zeide niets. Ik kleedde hem uit, en leg de hem te rusten achter de tulle klamboe (bedgordijn). Hij was stil onder 't uitklee- den. Ineens in zijn bedje, richt hij zich op, en komt dicht bij mij, Zijn gezichtje is ern stig, en stil legt hij zijn wangetje tegen mijn gelaat. De armpjes slaat hij plotseling om mijn hals, en hij kijkt mij trouwhartig aan en bedroefd, als in begrijpen „Wat is er Janneman?" „Och, Mamma", zegt hij met een ge wichtig gezichtje: „Er is tóch niemand, die van ons houdt." Zijn hoofdje rust tegen mijn schouder, en zijn lichaampje drukt hij tegen mij aan. Ik sloeg mijn armen om mijn kindeke heen. „Maar lieve jongen, wij houden van el kaar, is 't niet; Mamma houdt van jou, en jij houdt van Mamma." „Alleen" had hij_zich gevoeld, misschien voor den eersten keer in zijn leven. En in die eenzaamheid was Jezus zijn hartje bin nengeslopen, en had beslag op hem gelegd. „Och, er is toch niemand, die van ons houdt." Zóó was Jezus gekomen in 't hart van mijn kind, dat hartje, dat naar liefde vroeg, en bedroefd was, omdat niemand van ons hield, van hem en van mijen van zijn zuseke Een kinderhart voelt zuiver en rein. 't Was wè&r. Niemand hield van ons. Weldra stond ik met mijn kindertjes alleen. Ik kon ze nog redden, ik bracht ze in veiligheid naar Holland, naar mijne oude ouders. Alléén moest ik terug naar Indië. Van dien tijd zag ik mijn kleintjes niet meer. Een wreede scheiding kwam, en liet mij met een bloedend hart verder alleen door het leven gaan. 't Was één van de smarten, verbonden aan het leven in de tropen, voor mij. F. L. NIEUW SOESTER BAKSEL. Een onzer abonné's schrijft ons: Er wordt wel eens gezegd en als een ouden regel aangenomen, men moet in buurmanstuin niet ongevraagd gaan zien, welke schoone bloemen hij wel bezig is te kweeken. Doch wanneer deze buurman tracht zijn bloempotjes zóó te gebruiken om daarmee andermans bloemwerk overschaduwd te krijgen, dan behoort van den ouden regel wel eens te worden afgeweken. Daarom is het noodig, onder de tegen woordige locale omstandigheden nu iets te zeggen over de oprichting van het in een ander plaatselijk weekblad aangekondigd R.K. Perscomité. De daarin genoemde personen hebben plannen, in hunne oogen misschien wel geen booze, doch hun opzet is allesbehalve vredestichting en samenhoorigheid-bevor- dering in onze schoone gemeente Soest. Dit comité schrijft immers in zijn ge- boorte-aankondging, dat hun blad zal zijn, o.m. een strijdmiddel tegen de andere bla den daarin genoemd met een marskra mersterm: neutrale pers onzer Gemeen te. Welk een zonderlingen gedachtengang en eene vreemdsoortige opvatting op een mooi dorp met eene rustige dorps-samen leving, waar men niet is groot-stads- mensch. Dit zonderlinge en vreemdsoortige, laat zich ook overduidelijk zien door, en komt helder uit in de bijeenroeping der perso nen, welke dit Roomsch Perscomité ten opzichte van dien wekclijkschen dorps-cou rant heeft gevormd, betreffende zijne sa menstelling, werkwijze en programma plannen. Immers dit Roomsch Perscomité kon digt verder aan: „de leden van het Comité „zullen hun stem in dit blad doen hooren v.h. Sukkel Co. EFFECTEN - COUPONS PROLONGATlEN - SAFE DEPOS1T alle Bankzaken „over zaken, welke hen bijzonder eigen „zijn." Al zoo De pastoors met hun kapelaans zullen stellig dan de proef-preeken er wel in naar voren brengen. De mevrouw zal, dit is ongetwijfeld te verwachten, er wat vrouwen-wijsheid in luchten. De geneesheer zal zijn patiënten heel veel geestelijken en wereldlijken moed in toe spreken. De schoolmeesters deze roomsche menschen moeten immers, of zij willen of niet, mee doen, terwille hunner boterham zullen hunne geleerdheid op smakelijke manier er in ten toon kunnen stellen, nu eens, ook aan 't grootere volk. De huisschilder zal daarbij zijn verf- kunst ter zijde leggen, en zijn verroeste pen netjes opgepoetst door „zijne politieke vriendjes" op pastorale wijze gebruiken en dan eens duchtig zijn ververs-hart en roomsch gemoed er in uit-polycromeeren. De sigarenwinkelier, tevens wijn-agent, zal vragen, niet aan de boeren, maar aan de zéér deftige roomsche burgers, de recom mandatie en klandizie, en belooft de beste waar voor het minste geld van zijne te fabrieken en te leveren. Roomsch-poli- tiek-gedachten-producten. De militair met dien anderen nieuwen fijnen meneer, ja, wat zullen deze wel van voortreffelijkheden te vertellen hebben, in dit versch gebakken Roomsch Perscomité? En op die alphabetische lijst van dit vijf- tientallig clubje, troont zoowaar, ongeveer in hun midden, een in optima forma vleesch-verkooper, of te wel slager; wat zullen de „vele" betalende abonné's nu in het gevolg te smullen krijgen aan zijn geestelijke en journalistieke worstjes. Dus in een woord, toch wel een „prach tig" en eenig Roomsch Pers-stel voor de geheele gemeente Soest. De Eerwaarde Censor heeft toch een wonderlijke „Kranten-familie" als zijne on- derhoorigen,. Zal dan het is 'n eenvoudi ge vraag maar zijne keurings-schaal naar: approbatio evulgetur, imprimatur, enz. steeds wel blijken voldoende doorslag te geven? KANTONGERECHT TE AMERSFOORT Voor het eerst van zijn leven dat hier een kwartier pauze werd gehouden tegen twee ën,. 't Was heden weer als steeds: auto en motor, slechts eens onderbroken door fleschjes bier ten gebruik ter plaatse ver- koopen aan een bottelarij te Amersfoort. Een kreupel paard doen werken, het trekken van een broodkar van den Soester H. G. Al een maand stond hij in presumptie. Hij was gewaarschuwd en dus werd geloerd om hem in gebreke te stellen. En dit gelukte den inspecteur Prin- senberg der vereeniging voor dierenbe scherming. De dierenarts Winter had onder zocht en meende dat therapie weinig meer zou kunnen verbeteren aan dat rechterach terbeen, met belangrijke beenwoekering. Het werd f 15 boete. En verder niets dan auto en motor zoo als gezegd, waarvan Soesterberg heel wat mocht ervaren. De stem van den getuigen- den agent van politie Meijer werd herhaal delijk vernomen. Ook de rijksveldwachter van Raad trad een paar maal voor het voet licht. Een der amuseerende gevallen was wel met een dokter, die een collega te hulp riep, op den tijd der bezoeking, het moment van verbaal. W. van B. reed van Amersfoort af. Hij reed op Utrecht aan 's avonds tegen half 12. De surveilleerende agent Meijer nabij Huis ten Halve was door een motorist ge- waaischuwd, dat er een slingerende auto aankwam, met bestuurder vermoedelijk bo ven zijn bier. Eerste auto passeert mooi, nummer twee idem, nummer drie is echter de gisignaleer- de. Dt inzittende bleek na uitstappen niet goed op zijn beenen te kunnen staan. Die meende echter niets te mankeeren. Dat mo menteel slingeren (dat echter reeds aan Laan 1914 zich demonstreerde) zou zijn ge komen van aangestoken pijp. Daarom ver zocht verd. dokter Brouwer te mogen op zoeken voor een attest over toestand van onzen politiepatient. Meijer stond het toe; in die Brouwer stelde hij volkomen vertrou wen. Hij keek dus vreemd op, toen verd. met een doktersverklaring terugkwam over normalen toestand. Ook thans bevestigde dr. B. zijn verkla ring. Natuurlijk kon hij niet oordeelen over den toestand op het oogenblik van verbaal. Een schrik kan plotseling ontnuchtering brengen. Toen nu een adjudant die langen tijd in auto achter verd. had gereden, en sprak van ki onkelenden gang, zoodat bij het parkee ren eenigen voorzorg dient in acht genomen te worden, leek het mis te worden. En de verklaring van een toeschouwer bij Huis ten Halve was ook al niet gunstig. Ook die kreeg den indruk van teveel gebruikt te hebben en sprak van niet-vast loopen. Nu zal volgende week ook nog als getui ge gehoord worden de luitenant, die naast verd. had gezeten, en volgens getuigen nog minder brandschoon-was geweest. Niet gezien, dus niet waar. Daar bleef J. T., reiziger uit Amster dam maar bij, die blijkens paard met melk- kar en opzittende vrouwelijke bestuurder zou ondersteboven hebben gereden in de Steenhofstraat te Soest, als de vrouw haar paard niet direct sterk had ingehouden en naar rechts gewend. Zij had willen afslaan naar links en had lang met haar arm gesig naleerd. Niets van gezien, dus niet waar, redeneerde onze man. Toevallig had echter de rijksveldw. Van Raad wel degelijk het vroegtijdig en voort durende armsignaal opgemerkt. Mogelijk had verd. zitten praten met zijn opgepikte passagier. Juist dit nonchalante rijden had geleid tot verbaliseeren, want letsel was niet toegebracht door de activiteit van onze rijdende melkvrouw. Het werd f 5.boete. Schuin-laag teeken. W. G. uit Soest wou van richting verande ren om den Wiekslooterweg op Baarnsch gebied in te slaan. Hij had wel gesignaleerd, zoo zei hij. '1 oen hij naar links afsloeg, had hij een laag schuin teeken gegeven. Dat sloome en dat late kon Openb. Ministerie onmogelijk aannemen voor duidelijk teeken geven. Dat halve achtte Z.E.A. buitenge woon gevaarlijk. Daarom werd de eisch van f 20 gesteld, waarvan de Kantonrechter er f 5 afdeed. De geest van een Soester agent. We wisten wel, dat Soest het al ver ge stuurd heeft, maar een geestenaanvulling van het politiecorps, neen, daarvan nooit iets vernomen. Aanbevelend, N.V. lc SOESTER ELECTRISCHE DRUKKERIJ De Naarder autorijder J. A., die zeven b acht maal per week door Soest kwam, zou het op 15 Juli weer doen. Komende van den kant van Amersfoort had hij de Kerkstraat te nemen, dat wist hij drommels goed. En toch reed hij de Torenstraat in, want op de splitsing had een agent gestaan, een lange agent die met den arm en hand hem gedirigeerd had de voor Jiem verboden richting heen. En zoo was hij op politiebe- vel de Torenstraat ingereden en.had aan het eind daarvan niet de minste notitie wil len nemen van het stopteeken van een wer- kelijken politieagent. Want van dien anderen, die lange daar aan het andere einde der Torenstraat, daar wist de politie niets vanaf; alle beschikbare agenten waren om de muziek heen gecon centreerd, al was het luisterend publiek niet talrijk op dien avond. Het zal dus zijn geweest een sergeant de police macrabe. Ungeluk in een klein hoekje. J. P. S., koopman te Soest kwam in bot sing met een andere auto precies op den hoek van den weg RenswoudeScherpenz. en RenswoudeBarneveld. De andere kwam van rechts, dus P. S. werd 't haasje, f 20 boete plus wat nog aan schadevergoe ding zal worden gevorderd, terwijl eigen auto het ook heeft moeten ontgelden. UITSPRAKEN KANTONGERECHT Dronkenschap: J. A. de K. Soest f 10 of 4 dagen. Arbeidswet: A/ J. S. Soest f 10 of 4 d. Soester Politieverord.: D. R. aldaar vrij spraak. Motor- en Rijwielwet: G. van de B. Soest vrijspraak. Wielrijden zonder licht. P. B. Soest f 3 of 2 d.; J. M. id. Auto- of motorrijden zonder nummer- of rijbewijs: Hj. V. Soest f 2 of 2 d. plus f 20 of 2 dagen voor den doorgang niet vrij laten. Te snel rijden in Soest: J. P. S. aldaar f 10 of 4 dagen; G. S. Hilversum idem; J. C. B. Amsterdam idem; D. J. ter H. Arnhem idem; H. F. Amersfoort f 25 of 10 dagen; W. F. W. Den Haag f 15 of 6 dagen, J. B. Amersfoort f 3 of 1 dag.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1931 | | pagina 1