Ontevredenheid.
Voor den Landbouwer
Burgerlijke Stand
Sport.
FAMILIETROTS
Voor de Huisvrouw
FEUILLETOIN
Het volgende entrefilet troffen wij aan
onder de rubriek Oog en Oor in het Alge
meen WeekDlau voor Christendom en Cul
tuur.
Er is veel ontevredenheid in de wereld!
Eigenlijk is ieder mensch ontevreden,
leder mensch is ontevreden met zichzelf
en met de geheele rest der menschheid.
Men is ook collectief ontevreden jegens
andere collecties collectief ontevredenen.
leder individu is ontevreden over zijn
werkkring, zijn salaris, of over de waardee
ring, die hij ondervindt.
Bovendien is h:i ontevreden over zijne
eigen of ander's kerkgenootschap en over
zijn eigen of een ander's gemeentebestuur,
Ten slotte is hij ontevreden over de Re
geering.
Dit laatste a 11 ij d en in steeds toene
mende mate.
Ontevredenheid is dus niet iets bijzon
ders. Het is een van de vele artikelen waar
van overproductie tot crisis leidt.
Eiken dag worden desondanks groote
kwantiteiten wederzijdsche ontevredenheid
geconsumeerd en toch wordt de mensch
daarvan niet dikker.
Integendeel!
Al mag dan ontevredenheid als massa
product erg eentuning zijn, zeer verschil
lend is de wijze waarop zij wordt geuit.
Onze vaderlandsche aard uit haar onte
vredenheid bij voorkeur met een relletje.
Een ook wel geliefd middel is de sabota-
ge.
Ter registratie van zijn ontevredenheid
wordt er dus bij voorkeur het een of ander
vernield.
En op de meest geciviliseerde manier
uiten wij onze ontevredenheid door betoo
gingen met veel vaandels, opschriften en
met veel zingen.
Bij voorkeur zingen wij dan uitdagende
liederen, waarin onze roode broeders ons
hebben onderwezen, bij wie men ook overi
gens met ontevredenheid goed terecht kan.
Zoo is blijkbaar onze geaardheid.
Niet alzoo op de Engelsche vloot.
Daar brengt men „three cheers" op den
koning uit en gaat dan op de ankerketting
zitten als bewijs van ontevredenheid.
Met de matrozen op de ankerketting kan
een schip moeilijk afvaren.
Ik heb er nog niet eerder van gehoord
dat onze matrozen drie hoera's op onze
koningin uitbrachten, alvorens hun onte
vredenheid kenbaar te maken.
Ook de infanterie heeft, geloof ik, een
dergelijke mogelijkheid nog niet ontdekt.
Bij ons gaat ontevredenheid steeds schuil
onder de roode vaan. Men maakt van zijn
ontevredenheid „politiek."
En uit ontevredenheid slaat de compa
rant ter andere zijde dan weer politieke
munt.
Waaraan zou het liggen dat wij blijkbaar
de grenzen niet duidelijk zien? Zijn wij wat
„bijziende" door onze dijkjes, of missen
wij een beetje innerlijke discipline?
Discipline en NederlanderJa, ja
of beter: Neen, Neen!
Er is ook wel reden om ontevreden te
zijnover onszelf
HET EIEREN BESLUIT.
Op 1 Sept. j.1. is het zoogen. Eeierenbe-
sluit in werking getreden. De Minister van
Arbeid, Handel en Nijverheid is met de uit
voering belast en de leveranciers van eieren,
alsmede de handelaars, moeten met de be
palingen op de hoogte wezen, waarom wij
een en ander zullen vermelden uit 't Staats
blad, dat het Koninklijk besluit van 17 Aug.
j.1. bevat, tot toepassing van artikel 14 der
Warenwet op eieren.
Artikel 1 zegt, welke eieren men bedoelt;
n.1. kippen- en eendeneieren, welke moeten
aangeduid worden met een der volgende
aanduidingen.
a. Versche eieren,
b. Koelhuiseieren,
c. Geconserveerde eieren of kalkeieren,
d. Eieren tweede soort,
e. Buitenlandsche eieren.
Onder versche eieren verstaat men eieren,
welke geen bewaring in eene koelinrichting
of andere behandeling tot wering van bederf
hebben ondergaan en bovendien, voor zoo
veel betreft eieren van Nederlandschen oor
sprong, voldoen aan de eischen, vermeld in
artikel 7, lid 1, onder e, gesteld.
De eieren, als versch aangeduid, moeten,
voldoen aan een groot aantal eischen, o.a.:
bij schouwing doorschijnend zijn, luchtka
mer niet meer dan 6 m.M. diepte, dooier
zichtbaar, wit stevig; bij schouwing vrij van
duidelijk zichtbare vlekken of stippen, van
donkeren rand op de scheiding van luchtka
mer en eiwit; niet vuilschalig; niet anders
gereinigd, als het kippeneieren zijn, dan
door plaatselijk afvegen met een vochtigen
doek; de inhoud mag geen afwijkenden
smaak of geur bezitten; moet in deugdelij-
ken toestand verkeeren.
Alzoo eieren, waaraan niet9 af te keuren
valt.
De aanduiding koelhuiseieren moet wor
den gebezigd voor eieren, welke in een koel
inrichting aanwezig zijn of aanwezig ge
weest zijn, ongeacht den duur dier aanwe
zigheid.
Onder geconserveerde eieren heeft men
te verstaan, welke door inleggen in een
vloeistof (kalkwater of waterglas of op
eenige andere wijze, anders dan door afkoe
ling, ter wering van bederf worden of zijn
bewaard.
De aanduiding buitenlandsche eieren moet
worden gebezigd voor eieren, welke uit het
buitenland zijn of worden ingevoerd.
Alle overige eieren worden aangeduid als
eieren tweede soort. De eischen voor ver
sche eieren hebben we reeds opgenoemd.
Die voor koelhuiseieren, geconserveerde of
kalkeieren, tweede soort en buitenlandsche
moeten voldoen aan de volgende eischen:
a. Hun inhoud mag geen afwijkenden
geur of smaak bezitten en moet in deugde-
lijken toestand vekeeren;
b. Hun inhoud moet bij het schouwen
vrij zijn van duidelijk zichtbare vlekken of
stippen.
Voor de eieren tweede soort en buiten
landsche geldt deze laatste eisch niet, indien
het bloedvlekken of bloedstippen zijn.
Het bewaren van eieren, onder wering
van bederf door koeling, inlegging in eeni
ge vloeistof of op eenige andere wijze, an
ders dan voor gebruik in het bedrijf van
hein, die de eieren bewaart, mag slechts ge
schieden na schrittelijke kennisgeving aan
den burgemeester der gemeente, waarin de
inrichting voor bewaring is 'gelegen.
De schriftelijke kennisgeving wordt door
den burgmeester in afschrift medegedeeld
aan den directeur van den Keuringsdienst
van het keuringsgebied, waartoe de gemeen
te behoort en aan den Rijkspluimveeteelt-
consulent.
Het pakmateriaal voor eieren moet droog,
reukeloos en zindelijk zijn.
Ziehier de voornaamste bepalingen uit
het Eierenbesluit. Er is nog al eenige oppo
sitie gevoerd tegen dezen regeeringsmaat-
regel, doch nu het besluit er eenmaal ligt,
heeft iedereen den duren plicht, de bepalin
gen zoo getrouw mogelijk op te volgen en
te zorgen voor een prima-prima ei.
Het volksartikel ei is nu gekomen onder
de bepalingen der Warenwet; zijn naam zal
daardoor stijgen, zoowel in het buiten- als
in het binnenland. Daardoor komt het be
sluit zeer zeker ook weer ten goede aan de
kippenhouderij.
WELKE BRANDSTOFFEN STOKEN
WIJ?
De verwarming onzer woning heeft in de
laatste jaren vele veranderingen ondergaan,
ook op de boerderijen.
In streken, waar men nog langen tijd ge
bruik maakte van het open vuur, daar werd
ook dit reeds meer en meer door de kachel
verdrongen. Daarmede is ook de soort
brandstof veranderd. Voor de open vuren
gbruikte men uitsluitend turf of hout. In de
boschrijke streken was het hout, vooral in
dien men dit van eigen erf kon halen een
goedkoope brandstof en was men daarop
voor een groot deel aangewezen. Ook nu
wordt daar in verschillende gevallen nog
wel ruimschoots van hout gebruik gemaakt.
Oorspronkelijk gebruikte men zooveel
mogelijk datgene, wat de natuur in eigen
omgeving voortbracht, terwijl in later tij
den ook een vervoer van turf en hout naar
andere streken plaats vond, langen tijd per
schip, vervolgens ook per trein en tram.
Thans heeft er wel een zeer groot ver
voer van brandstoffen plaats; van de steen
kolen en anthraciet uit de mijnen in Zuid-
Limburg kan nu ook in het noordelijkste
deel van ons land volop gebruik gemaakt
worden, terwijl hier tevens nog uit het bui
tenland wordt ingevoerd, zoodat wij kunnen
kiezen tusschen de Limburgsche-, Belgi
sche en Engelsche anthraciet.
Anthraciet heeft voor een groot deel het
stoken met turf en hout verdrongen, wat
tevens komt door de andere kachels, waar
van men thans gebruik maakt, n.1. de vul
kachels en haarden.
Deze zijn aanmerkelijk duurder in aan
schaffing dan de veel eenvoudiger samenge
stelde turfkachels, maar zij bieden ook ver
schillende voordeelen.
In de eerste plaats zijn zij veel gemakke
lijker te bedienen.
Heeft men een vulkachel in het najaar
aangezet, dan kan deze ook weken aanblij-
Vestiging van 24—30 Sept. 1931.
C. L). M. v. Pienbroek van Gheel (B)
naar Heideweg I; F. ïhörner van Osna-
brük (D.) naar Lange Bergstr. 27; C. de
Jong van R'dam naar Soesterb.str. 125;
Baronnesse I. S. v. Ittersum van Utrecht
naar Soesterb..str. 125; W. Harthuoren
van Baarn naar Kerkpad NZ 14; J.Kant
van Dussen naar Molenstr. WZ 44; Wed.
C. Hofman van Diemen naar Klaarwater-
weg 42; C. D. L. Artz van Katwijk naar
Koninginnelaan 60; D. Schuringa van
Beilen naar Nieuweweg 84; W. J. A.
Boukhoudt van Amersfoort naar Lange
Bergstraat 25; G. Zeijpveld van Zeist n.
Rademakerstraat 9a; E.. Zeijpveld van
Zeist naar v. Maarenstraat 23; A. Meije-
ring van Utrecht naar Koninginnelaan 47;
N. A. Wannee van Amersfoort naar Verl.
Postweg 89; M. Hoedeman-Prins van Rot
terdam naaf Postweg ongen.; VV. Dolfin
van Zand voort naar Vosseveldstraat 40.
Vertrek van 2430 Sept. 1931.
J. v. Kampen, van Soesterb.str. 125
naar Zandvoortscheweg 33, Bloemendaal;
Wed.. M. Tulp van Lindenlaan 4a naar
A'foort, Stationsw. 39; L. v. Rij van
Lindenlaan 4a naar A'foort, Stationsw. 39'
J. H. Goedheer van v. Weedestr. 9b naar
Wageningen, Grintweg 10; P. J. F. Schö-
ve van ileuvelweg 40 naar Oud-Heusden,
Sint Narbertusgest.; W. E. van de Gaag,
van Amersf.str. 97 naar Rijswijk (ZH),
Haagweg 160; N. Gronthoud van W. Top-
laan 5 naar A'dam, Marco Poloatr. 6:62;
M. Engelbertink van Nieuwerhoekstr. 5
naar Oldenzaal, Molensteeg 13; C. Hagen
van Birktstraat 52 naar Baarn, Emmalaan
5; J. M. J. v. Lemel, van Waldeck Pyr-
montlaan 54 naar Zoeterwoude, Kromme-
weg E 57M. M, Klein van Steenhofstraat
28 n. Baarn, Zandvoortlaan 7; G. M.
Schimmel van Koninginnelaan 64 naar
Baarn, Accasialaan 17; N. de Bree van
Oude Grachtje 1 haar Ankeveen, Hee-
renweg; J. P. Hartman van Laanstraat 38
naar Haarlem, Spaarndijkstr. 41R. Mi-
sik, van Vredehof straat 9 naar Zwolle, Ka-
tersdijk 1; M. Misik van Vredehofstr. 9 naar
Alkmaar, Emmastr. 75; H. J. Noorder van
Rademakerstr 76. n. A'foort, Langestraat
127; Wed. A. Koudijs, van Nieuweweg
29c naar 's-Gravenhage, van Zwietenstr
65; Wed. N. J. M. de Lange van Wald,
Pyrmontlaan 56 naar A'dam, Zwanenpl. 65
huis; Wed. H. Bakker, van Heuvelweg 45
naar A'dam, Linnaeusparkweg 89; H. P,
G. van Roosebeek van Burg. Grothestraat
17 naar de Bilt, Kerklaan 3; G. Hoek
stra van Heideweg 52 naar A'dam, Amstel
51W. Oskam van Beetzlaan 84 n. A'foort
Hessenstraat 7.
ALG. SOESTER TURN- EN ATHLE-
TIEKVEREENIGING
A. D. O.
Zooals wij onze lezers berichten heeft
op Zaterdag 26 September 1.1. een wedstrijd
in athletiek plaats gehad tusschen onze
plaatselijke vereeniging ADO en TOV uit
Zeist. Deze wedstrijd welke als revanche
wedstrijd was bedoeld eindigde in een zes
punten overwinning van ADO. TOV be
haalde hier 153 punten tegen ADO 159.
Onnoodig te zeggen dat bij de prijsuitrei
king, welke 'savonds plaats had een pret
tige stemming heerschte, vooral daar een
20-tal Tovers acte de presence gaven.
Zeer sportief was het, dat een ADO meis
je, telkens een Tover tot gast had geno
men.
Tenslotte vermelden wij nog, dat de ath
letiek voor den vervolge zal worden be
oefend op Zaterdagmiddag om 2 uur, en
des Zondags om 10 uur. Dit met het oog
op het ingaan van den wintertijd.
4
EEN GOED ZAKENMAN
4
•4 weet, dat net uitgevoerd Drukwerk 4
4 cachet aan zijn zaak geeft. Komt 4
4 daarvoor bij ona, wij geven U gaarne 4
4 advies en.gij zult tevreden zijn! 4
4 4
4 lc Soester Electr. Drukkerii 4
4 4
444444444444444444444
naar het Engelscb van CARL SWERDNA.
18)
In de dagen, dat er nog kinderen waren
op „Kasteel Wold" was dit vertrek voor
leerkamer gehouden, omdat het er zoo rus
tig was, daar het zoover af lag van de an
dere bewoonde vertrekken. Sinds nu een
jaar of vier, vijf geleden, toen de laatste
gouvernante van Ethelwyn vertrokken was,
werd de voormalige „leerkamer" eigenlijk
niet meer gebruikt, ofschoon haar piano,
haar lessenaar en haar ezel er nog net zoo
stonden.
Felipa legde de hand op den knop van de
glazen deur en behoefde daar enkel tegen te
duwen.
„Ik wist niet of je wachten zou," zei ze.
„Ik was er niet zeker van, of je mijn teeke
nen aan het venster wel begrepen zou heb
ben."
„Ja; ik maakte er enminste uit op, dat je
buiten zou komen en met mij spreken zou,
zoodra je dit veilig doen kon. En natuurlijk
heb ik gewacht."
„Heb je je al dien tijd tusschen de strui
ken schuil gehouden?"
„Neen. Ik begreep, dat je niet buiten kon
komen tot na het diner. Dus heb ik een wan
deling gemaakt om den tijd om te krijgen."
„In deze bittere koude! Kom hier bin
nen. Dan zijn wij thans onder dak en we
hoeven niet bang te zijn, dat er op dit uur
iemand in de nabijheid komt van buiten
af en van uit het huis. Voor het diner heb
ik de grendels er afgeschoven. Maar de
duisternis daar moet je je maar in schik
ken: licht maken is te veel gewaagd."
Hij antwooidde met een gebaar, dat niet
Engelsch was. Beiden spraken op fluisteren
den toon. Nog volgde er geen wederzijdsche
begroeting, al waren ze nu ook binnen. Zij
vroeg enkel:
„Nu en
„Laat ik je gezicht eens zien."
Gedwee sloeg zij haar mantel wat terug
en ze zag aan zijn gelaat dat hij er door ge
troffen was, zoo bleek als zij zag; en kort
af verklaarde zij:
„Ik heb hoofdpijn. Ze denken nu dat ik
buiten loop om de pijn wat tot bedaren te
brengen. Hoogstwaarschijnlijk wordt ik
niet gevolgd, maar het kon toch! In ieder
geval kan ik niet langer dan enkele minuten
blijven. Feitelijk is het heel dwaas van mij
dat ik gekomen ben maar, onder den
drang van het oogenblik, kan ik niet anders
doen. Het is toch niet bij toeval, dat je hier
gekomen bent?"
„Neen; niet bij toeval."
„Dacht je, dat je mij vinden zou?"
„Ik wist het: ik had je gezien."
„Wanneer?"
„Vanmiddag. Ik was in de herberg
daarginds over de vlakte; -daar was ik
gaan rusten en vragen, hoe de kortste weg
was naar kasteel Wold en daar reedt je juist
te paard voorbij. Wie was dat, dien je bij
je had?"
„Mijn neef."
„Omdat ik je maar zoo even zag, moest ik
wel vragen, wie je was. Zij antwoordden
dat je het nichtje was van sir Peregrine.
Ik vroeg ook je naam. En ze zeiden mij, dat
je miss Felipa Fleetwood was."
Er volgde een pauze. Ergens in de verte
huilde oen nachtvogel. Huiverend trok Fe
lipa haar mantel aan den hals op.
„En begreep je het toen?" vroeg zij lang
zaam.
„Ja; ik begreep het en ik volgde je van
verre. Ik «wilde niet over het terras gaan,
omdat ik bang was, dat je soms zou omkij
ken. Later volgde ik wel dien weg, maar ik
durfde mij niet vlak bij het huis wagen, eer
ik twee rijtuigen had zien wegrijden. Ik
kwam dicht genoeg bij de vensters van de
hall om vaag je gestalte te zien en te wach
ten, achter de struiken verborgen, tot mijn
hoop werd vervuld, je aan het venster trad
en mij zag."
„Je zei, dat je het begreep?" Alles dan?
Hoef ik je niet meer te vertellen hoe ik hier
op kasteel Wold kwam?"
„Neen, dat hoeft niet. Toen je Altorf had
verlaten, gedurende mijn afwezigheid uit
Parijs, en naar dat plaatsje in Z.-Duitsch-
land ging, terwijl je geen brief niets
geenerlei aanwijzing voor mij achterliet
dacht je toen, dat ik niet zou trachten je op
te sporen? Je wist toch, dat geen wreede
kouheid van jou mij ook maar in het minst
van opvatting zou doen veranderen? Mij
dunkt: als je dit niet wist, dan zou je hier
niet staan. En als je nu nog mij mijn
congé wilt geven, dan zal ik gaan -gedwee 1
als een hond!
Op haar streng gelaat verscheen nu een
andere, een half-triomfantelijke, half-mede-
lijdende uitdrukking. Sussend legde ze haar
hand op zijn arm.
„Moeten wij dat nu weer doormaken
Paul? Spaar mij. Ik heb je voor hetgeen
achter ons ligt, al bedankt en ik ben bereid
je nog eens te bedanken. Wat kan ik meer
zeggen?.... Toen je mij voor het eerst zei,
dat je mij liefhad, nu drie dagen geleden,
was ik eerlijk tegenover je. Nu ben ik ook
eerlijk. Als ik je ook hadt liefgehad zou ik
je getrouwd hebben." Even hield zij op en
ging toen weer voort: „Als het nu niet zoo
was geloopen als het geloopen is, dan zou
ik je, ten slotte, misschien nog getrouwd
hebben."
„Toen ik je in Altorf verliet, heb je mij
toen niet zoo goed als beloofd, dat je mij
trouwen zou?"
„Neen. Ik heb enkel beloofd, dat als ik
het leven aan het tooneel onuitstaanbaar
vond, ik je dan schrijven zou. Maar toen ik
alleen was na den dood van mijn vrien
din.
„Ja nadat je vriendin stierf
Een oogenblik was het haar onmogelijk
voort te gaan, zoo zeer greep de verschrik-
ven en goede vulkachels behoeft men slechts
een paar keer per winter uit te laten gaan
om schoon te maken.
In veel gevallen, vooral indien de vul
kachel gekozen is naar de grootte van het
vertrek, is het ook voldoende, indien men
dc-ze slechts tweemaal per dag naziet en
bijvult.
's Nachts verbruikt een goede vulkachel
geen brandstof, zoodat men deze 's morgens
aantreft, zooals men de kachel 's avonds
verlaten heeft, alleen met dat verschil, dat
de kachel minder warmte uitstraalt.
Dit is juist een goed teeken, want dat
wijst er op, dat men deze zoover kan af
sluiten, dat in den nacht geen brandstof
wordt gebruikt en brandgevaar behoeft men
dan, althans uitgaande van de kachel zelve,
niet te vreezen.
Door eenige kleppen open te zetten, door
den rooster te schudden, zal men 's mor
gens spoedig meer warmte verkrijgen, waar
op men de kachel met de noodige aanvul
ling van brandstof weer meer of minder
kan afsluiten.
Dikwijls kan deze dan zoo den geheelen
dag blijven staan om dan 's avonds weer
te verzorgen.
Bij koude, bij sterken wind, want die kan
veel warmte uit onze kamers wegzuigen, en
een kachel kan daardoor feller gaan bran
den, of indien de kachel niet groot genoeg
is voor de kamer, zal deze harder moeten
branden en zal men deze een keer vaker
moeten bijvullen.
Maar toch blijft de bediening veel een
voudiger dan van een turfkachel, wat ook
nog het groote voordeel meebrengt, dat er
veel minder stof in het vertrek komt.
Met een vulkachel heeft men de kamer
's morgens veel eerder warm.
De wanden van het verrek koelen bij een
voortdurende verwarming minder af en men
kan bij een vulkachel spoedig 'n flinke hoe
veelheid brandstof hebben, die warmte af
geeft.
Vulkachels geven een gelijkmatige warm
te af, terwijl de goede merken zoo gebouwd
worden, dat men zooveel mogelijk profijt
van de warmte heeft, die ontstaat door ver
branding van de brandstof.
Het is lang niet onverschillig van welke
brandstof wij voor onze kachels gebruik
maken, daar ook deze invloed heeft op de
meer of minder goede regeling van een
kachel.
Of een kachel goed brandt, hangt dus niet
alleen af van de constructie, doch ook van
de brandstof.
Voor vulkachels en vulhaarden is anthra
ciet de meest aangewezen brandstof.
Door velen worden de namen steenkool
en anthraciet wel verwisseld, wat echter niet
juist is.
Beiden worden uit de kolenmijnen ver
kregen, zooals wij die in Zuid-Limburg heb
ben, maar anthraciet komt nog uit een die
pere laag en is van eenigszins andere sa
menstelling, zoodat anthraciet minder asch
geeft en minder aanzetting geeft van de
verbrandingsproducten bij den afvoer.
Uiterlijk kan men anthraciet van steen
kool onderscheiden, doordat anthraciet veel
meer glimt, terwijl ook de stukken meestal
kleiner zijn. Op het eerste kenteeken kan
men natuurlijk het meeste afgaan, omdat
anthraciet en steenkool beiden in verschil
lende grootten en stukken zijn.
Van de fijnere soort anthraciet is bekend
de maat 20/30, die veel voor vulhaarden
wordt gebruikt. Bij een haard is n.1. de
vuurpot breed, maar niet hoog. De kleinere
stukken anthraciet liggen dichter in elkaar
dan bij een grover soort het geval is, zullen
zoodoende een meer afdekkende laag vor
men en daardoor beter kunnen meehelpen,
om bij afsluiting van een haard, het vuur
te temperen.
Ook pakken de kleinere stukken anthra
ciet, wanneer men meer warmte verlangt,
spoediger vuur.
In de practijk werd dan ook reeds menig
een, die aanvankelijk moeilijkheden onder
vond bij een nieuwen haard, geholpen door
van andere anthraciet gebruik te maken.
Iets dergelijks kan zich bij vulkachels
voordoen.
Bij sommige vulkachels, zooals de groo
te Iersche kachels, die U wellicht kent, dik
wijls zijn deze groen geëmailleerd en van
binnen gevoerd met steen, kan men daaren
tegen weer last hebben, dat de fijne anthra
ciet een te dikke laag vormt, zoodat de ver
brandingsgassen, die door die laag heen
moeten naar de pijp, moeilijk ontwijken kun
nen. Ten gevolge van de opeenhooping van
gas kan dan af en toe wel eens een plof
plaats hebben. De gassen ontwijken dan met
kracht, asch meenemend.
Heeft men daarvan wel eens last, dan kan
men beter een grover soort anthraciet ne
men en zal in vele gevallen dit kwaad ver
holpen zijn.
Voor een dergelijk soort kleine vulkachels
is echter de fijne anthraciet weer beter en
zal men deze daarmee vooral ook 's nachts
king van die herinnering haar nog altijd
aan.
„Nadat mijn vriendin gestorven was" zei
ze, „zou ik waarschijnlijk mijn toevlucht ge
nomen hebben tot een schrijven aan jou, als
ik niet juist de advertentie van sir Peregrine
had gezien. Want ik besefte heel goed, wat
een uitweg het zou wezen, als hij mij een
tehuis bood. En dat ik Altorf verliet ik
kon er niet blijven na haar dood
Maar hoe wist je eigenlijk, dat je mij hier
zoudt vinden?"
„De advertentie heeft mij evenzeer gr trof
fen. Daar ik er al half waanzinnig van was,
dat ik in het geheel geen antwoord kreeg op
mijn brieven, ging ik naar Altorf terug en
vervolgens naar het kleine plaatsje in Zuid-
Duitschland. Ik doorzocht er je kamer, in
de hoop op eenige aanwijzing; vond er de
Fransche courant en las die geheel door.
Uit je voormalige hospita meende ik ook
zoo op te maken, dat je naar Engeland
waart vertrokken; en, zoodra ik het met
mijn zaken zoo regelen kon, ging ik ook.
Dat is alles!"
Vastberaden als hij deze woorden sprak,
begreep zij zeer goed, dat hij niets meer zou
zeggen, tenzij ze hem ondervroeg.
Herinner je nog wel?" zei ze langzaam,
„toen ik je, drie jaar gelden, mijn geschie
denis vertelde? Het was de dag, dat je mij
het allereerst ten huwelijk vroeg."
„Ik herinner mij dit, zooals alles mij in
het geheugen staat gegrift, wat je mij eens
gezegd hebt. Wat bedoel je daar mee?"
„Jc zei toen, dat ondanks alles on
danks de verkeerdheid, die mijn vader had
gedaan de onvergeeflijke verkeerdheid
ik toch volgens jou het recht had, om hulp
te vragen van zijn broer, mijn oom. Ik zei
toen, dat ik dit nooit zou doen en dat meen
de ik ook. Maar toen had ik nog drie jaar
minder achter mij van den strijd om het
bestaan en ook voelde ik mij nog niet zoo
verlaten als na den dood van Christine. Ik
zou hier dan ook nooit zijn gekomen, als ik
de advertentie niet had gezien; maar ik be-
beter kunnen aanhouden.
Men doet dus goed ook aan de brand
stof voor ieder bepaald soort kachel aan
dacht te besteden.
In de zoogenaamde turf- en houtkachels
kan men behalve van turf en hout gebruik
maken van anthraciet, eierkolen of bruin
koolbriketten.
In het fornuis kan behalve van turf (en
hout) gebruik gemaakt worden van cokes
of van een mengsel van cokes met steen
kool en eierkolen.
(Alg. Ned. Landbouwblad)
IETS OVER VLEKKEN VER
WIJDEREN.
Het is niet altijd zeker, dat men een be
paalde vlek met één middeltje verwijderen
kan. Immers, de vlek is soms veroorzaakt
door een samenstelling van verschillende
stoffen. En dan heeft men dikwijls een mid
del noodig om de stof zelf te vervvijderenen
en weer een ander middel om de kleurstof
weg te krijgen. Neem bijvoorbeeld roode
wrijfwas. Een vlek, hierdoor veroorzaakt,
moet men eerst met wat warm water of
terpentijn behandelen, om de was uit het
goed te verwijderen. Doch dan is de roode
kleurstof nog niet weg. En daar deze
meestal een anilineverfstof is, moet men
de vlek nog behandelen met wat zuivere
alcohol, spiritus of eau de Cologne. Een
ander geval is, wanneer men een vlek van
koffie of thee (met melk en suiker) op het
goed krijgt. De vlekken van de koffie en de
thee zelf, welke dus van plantaardigen oor
sprong zijn, zal men met eau de Cologne
oi spiritus moeten weg maken. Maar dan
is het vet van de melk er nog niet uit;
daartoe moet men wat benzine aanwenden.
Over de suiker hoeft men zich dan niet
meer bezorgd te maken, aangezien die dan
al in de voorgaande vloeistoffen opgelost
is. Schoencréme, waarin waarschijnlijk ook
al een anilineverfstof zit, kan men dus uit
sokken of kousen op boven aangegeven
wijze (voor roode wrijfwas) verwijderen.
Met schuurmiddelen, zooals Brusselsch
zand, Parijsch rood, enz. moet men ook
oppassen, omdat hierdoor leelijke roest
vlekken kunnen ontstaan. Deze soorten
aarde bevatten namelijk veel ijzer. Daarmee
veroorzaakte roestvlekken zou men dus met
een zwakke oplossing van zuringzout moe
ten behandelen en daartegen zijn alle stof
fen niet opgewassen.
ALS STRAKS DE KACHELS KOMEN...
Het zal wel niet meer zoo lang duren of
de kachels zijn weer in aantocht. En daar
mee komen de oude problemen van goed
en zuinig stoken weer op de proppen. De
warmte, die de kachel afgeeft, wordt in
hoofdzaak geregeld door den luchttoevoer.
Deze regeling kan men op twee manieren
bewerkstelligen, n.1. door den luchttoevoer
van onderen door de onderdeur of een zich
daarin bevindende schuif te vermeerderen
of te verminderen, ot wel, men kan de trek
van den schoorsteen verminderen door de
schuif in de pijp minder wijd open te zet
ten. Wanneer U te kampen heeft met een
kachel, die te hard brandt, dan is in de
meeste gevallen de oorzaak hiervan gele
gen in het feit, dat de onderdeur niet goed
sluit. Er wordt dan steeds flink versche
lucht aangezogen, hetgeen de verbranding
sterk bevordert. De eenigste weg is dan,
het aanzuigen van versche lucht tegen te
gaan door den trek in den schoorsteen te
verminderen en dus de schuif van de pijp
wat dicht te zetten. Aanbevelenswaardig
is dit echter niet. Want door het vernauwen
van den schoorsteenpijp wordt tegelijk de
afvoer van de rookgassen belemmerd, zoo
dat het binnendringen van kolendamp in
de kamer niet denkbeeldig is. In ieder ge
val moet men dus bedenken, dat men de
schuif van de pijp van den kachel niet dicht
mag zetten, dan nadat de pas opgegooide
kolen van het meeste gas ontdaan zijn en
er bijna geen rookgassen meer ontwikkeld
worden. Een betere methode om een sterk
trekkende kachel te temperen is dan ook
het openzetten van de bovendeur. Door dit
open gat wordt dan van boven lucht aange
zogen door den schoorsteentrek, waardoor
de brandstof echter weinig lucht krijgt en
de verbranding dus getemperd wordt. De
door den schoorsteentrek ontstane lucht-
stioom van buiten door de openstaande
bovendeur naar de schoorsteenpijp toe, is
zoo sterk, dat er nooit kolendamp in de
kamer kan komen door deze openstaande
bovendeur. Eerder wordt de kamerlucht
er door ververscht, omdat de verbruikte
lucht weggezogen wordt, waardoor een
verfrisschende luchtstrooming ontstaat.
HUISVROUW.
zweek voor de bezoeking! Niet, dat ik
zooveel verwachtte Paul; maar toen ik tot
de ontdekking kwam, dat ik niets behoefde
te vragen, toen sir Peregrine nog eer ik
gelegenheid had gehad, mijn naam te zeg
gen, zooals hij mij zag, riep, dat ik Feli
pa Fleetwood. de dochter van Jocelyn was
en mij verwelkomde vreugdevol verwel
komde toen nam ik aan de gastvrijheid,
die hij mij bood. Het is immers ook mijn
recht. Een paar maal heb ik er over ge
dacht, om je te schrijven je mee te dee-
len, waar ik was. Ik hoopte dat, als je mij
uit Altorf vertrokken vond zonder spoor
achter te laten, je mij dan verder zou op
geven. Vandaar, dat je geheel uit mijn ge
dachten waart, toen ik je vandaag zag."
„En heel welkom was ik je zeker niet!
Voeg er dat maar gerust bij!"
„Waarom zou ik je dat nu zeggen? Ik heb
je al genoeg leed gedaan! Om ons beider
wille had ik liever gehad, dat wij elkaar
niet hadden weergezien!"
Met andere woorden: je had liever dat ik
Engeland verliet? Dus ik mag mij niet mor
gen aan het huis van sir Peregrine vertoo-
nen als Paul Chavasse, een vriend van je va
der en van jou?"
„Neen;je begrijpt, dat dit niet kan" En
hem sussend de hand op den arm leggend,
drong zij smeekende:
„Ik vraag je in gemoede, Paul, deze plaats
te verlaten?"
„En je te vergeten?" lachte hij schamper;.
„Ja, mij en mijn naam te vergeten."
„Dat kan ik niet beloven", zei hij heesch.
Wat geeft het nu, of ik nog even hier
blijf? Weet je wel, dat ik dwaas genoeg
was, om vanavond, terwijl ik hier op je
wachtte, te hopen, dat je misschien dit alles
zou achterlaten, om mij te volgen?"
„Neen; dat zou ik toch niet doen."
(Wordt vervolgd).