Ontevredenheid. Voor den Landbouwer Burgerlijke Stand Sport. FAMILIETROTS Voor de Huisvrouw FEUILLETOIN Het volgende entrefilet troffen wij aan onder de rubriek Oog en Oor in het Alge meen WeekDlau voor Christendom en Cul tuur. Er is veel ontevredenheid in de wereld! Eigenlijk is ieder mensch ontevreden, leder mensch is ontevreden met zichzelf en met de geheele rest der menschheid. Men is ook collectief ontevreden jegens andere collecties collectief ontevredenen. leder individu is ontevreden over zijn werkkring, zijn salaris, of over de waardee ring, die hij ondervindt. Bovendien is h:i ontevreden over zijne eigen of ander's kerkgenootschap en over zijn eigen of een ander's gemeentebestuur, Ten slotte is hij ontevreden over de Re geering. Dit laatste a 11 ij d en in steeds toene mende mate. Ontevredenheid is dus niet iets bijzon ders. Het is een van de vele artikelen waar van overproductie tot crisis leidt. Eiken dag worden desondanks groote kwantiteiten wederzijdsche ontevredenheid geconsumeerd en toch wordt de mensch daarvan niet dikker. Integendeel! Al mag dan ontevredenheid als massa product erg eentuning zijn, zeer verschil lend is de wijze waarop zij wordt geuit. Onze vaderlandsche aard uit haar onte vredenheid bij voorkeur met een relletje. Een ook wel geliefd middel is de sabota- ge. Ter registratie van zijn ontevredenheid wordt er dus bij voorkeur het een of ander vernield. En op de meest geciviliseerde manier uiten wij onze ontevredenheid door betoo gingen met veel vaandels, opschriften en met veel zingen. Bij voorkeur zingen wij dan uitdagende liederen, waarin onze roode broeders ons hebben onderwezen, bij wie men ook overi gens met ontevredenheid goed terecht kan. Zoo is blijkbaar onze geaardheid. Niet alzoo op de Engelsche vloot. Daar brengt men „three cheers" op den koning uit en gaat dan op de ankerketting zitten als bewijs van ontevredenheid. Met de matrozen op de ankerketting kan een schip moeilijk afvaren. Ik heb er nog niet eerder van gehoord dat onze matrozen drie hoera's op onze koningin uitbrachten, alvorens hun onte vredenheid kenbaar te maken. Ook de infanterie heeft, geloof ik, een dergelijke mogelijkheid nog niet ontdekt. Bij ons gaat ontevredenheid steeds schuil onder de roode vaan. Men maakt van zijn ontevredenheid „politiek." En uit ontevredenheid slaat de compa rant ter andere zijde dan weer politieke munt. Waaraan zou het liggen dat wij blijkbaar de grenzen niet duidelijk zien? Zijn wij wat „bijziende" door onze dijkjes, of missen wij een beetje innerlijke discipline? Discipline en NederlanderJa, ja of beter: Neen, Neen! Er is ook wel reden om ontevreden te zijnover onszelf HET EIEREN BESLUIT. Op 1 Sept. j.1. is het zoogen. Eeierenbe- sluit in werking getreden. De Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid is met de uit voering belast en de leveranciers van eieren, alsmede de handelaars, moeten met de be palingen op de hoogte wezen, waarom wij een en ander zullen vermelden uit 't Staats blad, dat het Koninklijk besluit van 17 Aug. j.1. bevat, tot toepassing van artikel 14 der Warenwet op eieren. Artikel 1 zegt, welke eieren men bedoelt; n.1. kippen- en eendeneieren, welke moeten aangeduid worden met een der volgende aanduidingen. a. Versche eieren, b. Koelhuiseieren, c. Geconserveerde eieren of kalkeieren, d. Eieren tweede soort, e. Buitenlandsche eieren. Onder versche eieren verstaat men eieren, welke geen bewaring in eene koelinrichting of andere behandeling tot wering van bederf hebben ondergaan en bovendien, voor zoo veel betreft eieren van Nederlandschen oor sprong, voldoen aan de eischen, vermeld in artikel 7, lid 1, onder e, gesteld. De eieren, als versch aangeduid, moeten, voldoen aan een groot aantal eischen, o.a.: bij schouwing doorschijnend zijn, luchtka mer niet meer dan 6 m.M. diepte, dooier zichtbaar, wit stevig; bij schouwing vrij van duidelijk zichtbare vlekken of stippen, van donkeren rand op de scheiding van luchtka mer en eiwit; niet vuilschalig; niet anders gereinigd, als het kippeneieren zijn, dan door plaatselijk afvegen met een vochtigen doek; de inhoud mag geen afwijkenden smaak of geur bezitten; moet in deugdelij- ken toestand verkeeren. Alzoo eieren, waaraan niet9 af te keuren valt. De aanduiding koelhuiseieren moet wor den gebezigd voor eieren, welke in een koel inrichting aanwezig zijn of aanwezig ge weest zijn, ongeacht den duur dier aanwe zigheid. Onder geconserveerde eieren heeft men te verstaan, welke door inleggen in een vloeistof (kalkwater of waterglas of op eenige andere wijze, anders dan door afkoe ling, ter wering van bederf worden of zijn bewaard. De aanduiding buitenlandsche eieren moet worden gebezigd voor eieren, welke uit het buitenland zijn of worden ingevoerd. Alle overige eieren worden aangeduid als eieren tweede soort. De eischen voor ver sche eieren hebben we reeds opgenoemd. Die voor koelhuiseieren, geconserveerde of kalkeieren, tweede soort en buitenlandsche moeten voldoen aan de volgende eischen: a. Hun inhoud mag geen afwijkenden geur of smaak bezitten en moet in deugde- lijken toestand vekeeren; b. Hun inhoud moet bij het schouwen vrij zijn van duidelijk zichtbare vlekken of stippen. Voor de eieren tweede soort en buiten landsche geldt deze laatste eisch niet, indien het bloedvlekken of bloedstippen zijn. Het bewaren van eieren, onder wering van bederf door koeling, inlegging in eeni ge vloeistof of op eenige andere wijze, an ders dan voor gebruik in het bedrijf van hein, die de eieren bewaart, mag slechts ge schieden na schrittelijke kennisgeving aan den burgemeester der gemeente, waarin de inrichting voor bewaring is 'gelegen. De schriftelijke kennisgeving wordt door den burgmeester in afschrift medegedeeld aan den directeur van den Keuringsdienst van het keuringsgebied, waartoe de gemeen te behoort en aan den Rijkspluimveeteelt- consulent. Het pakmateriaal voor eieren moet droog, reukeloos en zindelijk zijn. Ziehier de voornaamste bepalingen uit het Eierenbesluit. Er is nog al eenige oppo sitie gevoerd tegen dezen regeeringsmaat- regel, doch nu het besluit er eenmaal ligt, heeft iedereen den duren plicht, de bepalin gen zoo getrouw mogelijk op te volgen en te zorgen voor een prima-prima ei. Het volksartikel ei is nu gekomen onder de bepalingen der Warenwet; zijn naam zal daardoor stijgen, zoowel in het buiten- als in het binnenland. Daardoor komt het be sluit zeer zeker ook weer ten goede aan de kippenhouderij. WELKE BRANDSTOFFEN STOKEN WIJ? De verwarming onzer woning heeft in de laatste jaren vele veranderingen ondergaan, ook op de boerderijen. In streken, waar men nog langen tijd ge bruik maakte van het open vuur, daar werd ook dit reeds meer en meer door de kachel verdrongen. Daarmede is ook de soort brandstof veranderd. Voor de open vuren gbruikte men uitsluitend turf of hout. In de boschrijke streken was het hout, vooral in dien men dit van eigen erf kon halen een goedkoope brandstof en was men daarop voor een groot deel aangewezen. Ook nu wordt daar in verschillende gevallen nog wel ruimschoots van hout gebruik gemaakt. Oorspronkelijk gebruikte men zooveel mogelijk datgene, wat de natuur in eigen omgeving voortbracht, terwijl in later tij den ook een vervoer van turf en hout naar andere streken plaats vond, langen tijd per schip, vervolgens ook per trein en tram. Thans heeft er wel een zeer groot ver voer van brandstoffen plaats; van de steen kolen en anthraciet uit de mijnen in Zuid- Limburg kan nu ook in het noordelijkste deel van ons land volop gebruik gemaakt worden, terwijl hier tevens nog uit het bui tenland wordt ingevoerd, zoodat wij kunnen kiezen tusschen de Limburgsche-, Belgi sche en Engelsche anthraciet. Anthraciet heeft voor een groot deel het stoken met turf en hout verdrongen, wat tevens komt door de andere kachels, waar van men thans gebruik maakt, n.1. de vul kachels en haarden. Deze zijn aanmerkelijk duurder in aan schaffing dan de veel eenvoudiger samenge stelde turfkachels, maar zij bieden ook ver schillende voordeelen. In de eerste plaats zijn zij veel gemakke lijker te bedienen. Heeft men een vulkachel in het najaar aangezet, dan kan deze ook weken aanblij- Vestiging van 24—30 Sept. 1931. C. L). M. v. Pienbroek van Gheel (B) naar Heideweg I; F. ïhörner van Osna- brük (D.) naar Lange Bergstr. 27; C. de Jong van R'dam naar Soesterb.str. 125; Baronnesse I. S. v. Ittersum van Utrecht naar Soesterb..str. 125; W. Harthuoren van Baarn naar Kerkpad NZ 14; J.Kant van Dussen naar Molenstr. WZ 44; Wed. C. Hofman van Diemen naar Klaarwater- weg 42; C. D. L. Artz van Katwijk naar Koninginnelaan 60; D. Schuringa van Beilen naar Nieuweweg 84; W. J. A. Boukhoudt van Amersfoort naar Lange Bergstraat 25; G. Zeijpveld van Zeist n. Rademakerstraat 9a; E.. Zeijpveld van Zeist naar v. Maarenstraat 23; A. Meije- ring van Utrecht naar Koninginnelaan 47; N. A. Wannee van Amersfoort naar Verl. Postweg 89; M. Hoedeman-Prins van Rot terdam naaf Postweg ongen.; VV. Dolfin van Zand voort naar Vosseveldstraat 40. Vertrek van 2430 Sept. 1931. J. v. Kampen, van Soesterb.str. 125 naar Zandvoortscheweg 33, Bloemendaal; Wed.. M. Tulp van Lindenlaan 4a naar A'foort, Stationsw. 39; L. v. Rij van Lindenlaan 4a naar A'foort, Stationsw. 39' J. H. Goedheer van v. Weedestr. 9b naar Wageningen, Grintweg 10; P. J. F. Schö- ve van ileuvelweg 40 naar Oud-Heusden, Sint Narbertusgest.; W. E. van de Gaag, van Amersf.str. 97 naar Rijswijk (ZH), Haagweg 160; N. Gronthoud van W. Top- laan 5 naar A'dam, Marco Poloatr. 6:62; M. Engelbertink van Nieuwerhoekstr. 5 naar Oldenzaal, Molensteeg 13; C. Hagen van Birktstraat 52 naar Baarn, Emmalaan 5; J. M. J. v. Lemel, van Waldeck Pyr- montlaan 54 naar Zoeterwoude, Kromme- weg E 57M. M, Klein van Steenhofstraat 28 n. Baarn, Zandvoortlaan 7; G. M. Schimmel van Koninginnelaan 64 naar Baarn, Accasialaan 17; N. de Bree van Oude Grachtje 1 haar Ankeveen, Hee- renweg; J. P. Hartman van Laanstraat 38 naar Haarlem, Spaarndijkstr. 41R. Mi- sik, van Vredehof straat 9 naar Zwolle, Ka- tersdijk 1; M. Misik van Vredehofstr. 9 naar Alkmaar, Emmastr. 75; H. J. Noorder van Rademakerstr 76. n. A'foort, Langestraat 127; Wed. A. Koudijs, van Nieuweweg 29c naar 's-Gravenhage, van Zwietenstr 65; Wed. N. J. M. de Lange van Wald, Pyrmontlaan 56 naar A'dam, Zwanenpl. 65 huis; Wed. H. Bakker, van Heuvelweg 45 naar A'dam, Linnaeusparkweg 89; H. P, G. van Roosebeek van Burg. Grothestraat 17 naar de Bilt, Kerklaan 3; G. Hoek stra van Heideweg 52 naar A'dam, Amstel 51W. Oskam van Beetzlaan 84 n. A'foort Hessenstraat 7. ALG. SOESTER TURN- EN ATHLE- TIEKVEREENIGING A. D. O. Zooals wij onze lezers berichten heeft op Zaterdag 26 September 1.1. een wedstrijd in athletiek plaats gehad tusschen onze plaatselijke vereeniging ADO en TOV uit Zeist. Deze wedstrijd welke als revanche wedstrijd was bedoeld eindigde in een zes punten overwinning van ADO. TOV be haalde hier 153 punten tegen ADO 159. Onnoodig te zeggen dat bij de prijsuitrei king, welke 'savonds plaats had een pret tige stemming heerschte, vooral daar een 20-tal Tovers acte de presence gaven. Zeer sportief was het, dat een ADO meis je, telkens een Tover tot gast had geno men. Tenslotte vermelden wij nog, dat de ath letiek voor den vervolge zal worden be oefend op Zaterdagmiddag om 2 uur, en des Zondags om 10 uur. Dit met het oog op het ingaan van den wintertijd. 4 EEN GOED ZAKENMAN 4 •4 weet, dat net uitgevoerd Drukwerk 4 4 cachet aan zijn zaak geeft. Komt 4 4 daarvoor bij ona, wij geven U gaarne 4 4 advies en.gij zult tevreden zijn! 4 4 4 4 lc Soester Electr. Drukkerii 4 4 4 444444444444444444444 naar het Engelscb van CARL SWERDNA. 18) In de dagen, dat er nog kinderen waren op „Kasteel Wold" was dit vertrek voor leerkamer gehouden, omdat het er zoo rus tig was, daar het zoover af lag van de an dere bewoonde vertrekken. Sinds nu een jaar of vier, vijf geleden, toen de laatste gouvernante van Ethelwyn vertrokken was, werd de voormalige „leerkamer" eigenlijk niet meer gebruikt, ofschoon haar piano, haar lessenaar en haar ezel er nog net zoo stonden. Felipa legde de hand op den knop van de glazen deur en behoefde daar enkel tegen te duwen. „Ik wist niet of je wachten zou," zei ze. „Ik was er niet zeker van, of je mijn teeke nen aan het venster wel begrepen zou heb ben." „Ja; ik maakte er enminste uit op, dat je buiten zou komen en met mij spreken zou, zoodra je dit veilig doen kon. En natuurlijk heb ik gewacht." „Heb je je al dien tijd tusschen de strui ken schuil gehouden?" „Neen. Ik begreep, dat je niet buiten kon komen tot na het diner. Dus heb ik een wan deling gemaakt om den tijd om te krijgen." „In deze bittere koude! Kom hier bin nen. Dan zijn wij thans onder dak en we hoeven niet bang te zijn, dat er op dit uur iemand in de nabijheid komt van buiten af en van uit het huis. Voor het diner heb ik de grendels er afgeschoven. Maar de duisternis daar moet je je maar in schik ken: licht maken is te veel gewaagd." Hij antwooidde met een gebaar, dat niet Engelsch was. Beiden spraken op fluisteren den toon. Nog volgde er geen wederzijdsche begroeting, al waren ze nu ook binnen. Zij vroeg enkel: „Nu en „Laat ik je gezicht eens zien." Gedwee sloeg zij haar mantel wat terug en ze zag aan zijn gelaat dat hij er door ge troffen was, zoo bleek als zij zag; en kort af verklaarde zij: „Ik heb hoofdpijn. Ze denken nu dat ik buiten loop om de pijn wat tot bedaren te brengen. Hoogstwaarschijnlijk wordt ik niet gevolgd, maar het kon toch! In ieder geval kan ik niet langer dan enkele minuten blijven. Feitelijk is het heel dwaas van mij dat ik gekomen ben maar, onder den drang van het oogenblik, kan ik niet anders doen. Het is toch niet bij toeval, dat je hier gekomen bent?" „Neen; niet bij toeval." „Dacht je, dat je mij vinden zou?" „Ik wist het: ik had je gezien." „Wanneer?" „Vanmiddag. Ik was in de herberg daarginds over de vlakte; -daar was ik gaan rusten en vragen, hoe de kortste weg was naar kasteel Wold en daar reedt je juist te paard voorbij. Wie was dat, dien je bij je had?" „Mijn neef." „Omdat ik je maar zoo even zag, moest ik wel vragen, wie je was. Zij antwoordden dat je het nichtje was van sir Peregrine. Ik vroeg ook je naam. En ze zeiden mij, dat je miss Felipa Fleetwood was." Er volgde een pauze. Ergens in de verte huilde oen nachtvogel. Huiverend trok Fe lipa haar mantel aan den hals op. „En begreep je het toen?" vroeg zij lang zaam. „Ja; ik begreep het en ik volgde je van verre. Ik «wilde niet over het terras gaan, omdat ik bang was, dat je soms zou omkij ken. Later volgde ik wel dien weg, maar ik durfde mij niet vlak bij het huis wagen, eer ik twee rijtuigen had zien wegrijden. Ik kwam dicht genoeg bij de vensters van de hall om vaag je gestalte te zien en te wach ten, achter de struiken verborgen, tot mijn hoop werd vervuld, je aan het venster trad en mij zag." „Je zei, dat je het begreep?" Alles dan? Hoef ik je niet meer te vertellen hoe ik hier op kasteel Wold kwam?" „Neen, dat hoeft niet. Toen je Altorf had verlaten, gedurende mijn afwezigheid uit Parijs, en naar dat plaatsje in Z.-Duitsch- land ging, terwijl je geen brief niets geenerlei aanwijzing voor mij achterliet dacht je toen, dat ik niet zou trachten je op te sporen? Je wist toch, dat geen wreede kouheid van jou mij ook maar in het minst van opvatting zou doen veranderen? Mij dunkt: als je dit niet wist, dan zou je hier niet staan. En als je nu nog mij mijn congé wilt geven, dan zal ik gaan -gedwee 1 als een hond! Op haar streng gelaat verscheen nu een andere, een half-triomfantelijke, half-mede- lijdende uitdrukking. Sussend legde ze haar hand op zijn arm. „Moeten wij dat nu weer doormaken Paul? Spaar mij. Ik heb je voor hetgeen achter ons ligt, al bedankt en ik ben bereid je nog eens te bedanken. Wat kan ik meer zeggen?.... Toen je mij voor het eerst zei, dat je mij liefhad, nu drie dagen geleden, was ik eerlijk tegenover je. Nu ben ik ook eerlijk. Als ik je ook hadt liefgehad zou ik je getrouwd hebben." Even hield zij op en ging toen weer voort: „Als het nu niet zoo was geloopen als het geloopen is, dan zou ik je, ten slotte, misschien nog getrouwd hebben." „Toen ik je in Altorf verliet, heb je mij toen niet zoo goed als beloofd, dat je mij trouwen zou?" „Neen. Ik heb enkel beloofd, dat als ik het leven aan het tooneel onuitstaanbaar vond, ik je dan schrijven zou. Maar toen ik alleen was na den dood van mijn vrien din. „Ja nadat je vriendin stierf Een oogenblik was het haar onmogelijk voort te gaan, zoo zeer greep de verschrik- ven en goede vulkachels behoeft men slechts een paar keer per winter uit te laten gaan om schoon te maken. In veel gevallen, vooral indien de vul kachel gekozen is naar de grootte van het vertrek, is het ook voldoende, indien men dc-ze slechts tweemaal per dag naziet en bijvult. 's Nachts verbruikt een goede vulkachel geen brandstof, zoodat men deze 's morgens aantreft, zooals men de kachel 's avonds verlaten heeft, alleen met dat verschil, dat de kachel minder warmte uitstraalt. Dit is juist een goed teeken, want dat wijst er op, dat men deze zoover kan af sluiten, dat in den nacht geen brandstof wordt gebruikt en brandgevaar behoeft men dan, althans uitgaande van de kachel zelve, niet te vreezen. Door eenige kleppen open te zetten, door den rooster te schudden, zal men 's mor gens spoedig meer warmte verkrijgen, waar op men de kachel met de noodige aanvul ling van brandstof weer meer of minder kan afsluiten. Dikwijls kan deze dan zoo den geheelen dag blijven staan om dan 's avonds weer te verzorgen. Bij koude, bij sterken wind, want die kan veel warmte uit onze kamers wegzuigen, en een kachel kan daardoor feller gaan bran den, of indien de kachel niet groot genoeg is voor de kamer, zal deze harder moeten branden en zal men deze een keer vaker moeten bijvullen. Maar toch blijft de bediening veel een voudiger dan van een turfkachel, wat ook nog het groote voordeel meebrengt, dat er veel minder stof in het vertrek komt. Met een vulkachel heeft men de kamer 's morgens veel eerder warm. De wanden van het verrek koelen bij een voortdurende verwarming minder af en men kan bij een vulkachel spoedig 'n flinke hoe veelheid brandstof hebben, die warmte af geeft. Vulkachels geven een gelijkmatige warm te af, terwijl de goede merken zoo gebouwd worden, dat men zooveel mogelijk profijt van de warmte heeft, die ontstaat door ver branding van de brandstof. Het is lang niet onverschillig van welke brandstof wij voor onze kachels gebruik maken, daar ook deze invloed heeft op de meer of minder goede regeling van een kachel. Of een kachel goed brandt, hangt dus niet alleen af van de constructie, doch ook van de brandstof. Voor vulkachels en vulhaarden is anthra ciet de meest aangewezen brandstof. Door velen worden de namen steenkool en anthraciet wel verwisseld, wat echter niet juist is. Beiden worden uit de kolenmijnen ver kregen, zooals wij die in Zuid-Limburg heb ben, maar anthraciet komt nog uit een die pere laag en is van eenigszins andere sa menstelling, zoodat anthraciet minder asch geeft en minder aanzetting geeft van de verbrandingsproducten bij den afvoer. Uiterlijk kan men anthraciet van steen kool onderscheiden, doordat anthraciet veel meer glimt, terwijl ook de stukken meestal kleiner zijn. Op het eerste kenteeken kan men natuurlijk het meeste afgaan, omdat anthraciet en steenkool beiden in verschil lende grootten en stukken zijn. Van de fijnere soort anthraciet is bekend de maat 20/30, die veel voor vulhaarden wordt gebruikt. Bij een haard is n.1. de vuurpot breed, maar niet hoog. De kleinere stukken anthraciet liggen dichter in elkaar dan bij een grover soort het geval is, zullen zoodoende een meer afdekkende laag vor men en daardoor beter kunnen meehelpen, om bij afsluiting van een haard, het vuur te temperen. Ook pakken de kleinere stukken anthra ciet, wanneer men meer warmte verlangt, spoediger vuur. In de practijk werd dan ook reeds menig een, die aanvankelijk moeilijkheden onder vond bij een nieuwen haard, geholpen door van andere anthraciet gebruik te maken. Iets dergelijks kan zich bij vulkachels voordoen. Bij sommige vulkachels, zooals de groo te Iersche kachels, die U wellicht kent, dik wijls zijn deze groen geëmailleerd en van binnen gevoerd met steen, kan men daaren tegen weer last hebben, dat de fijne anthra ciet een te dikke laag vormt, zoodat de ver brandingsgassen, die door die laag heen moeten naar de pijp, moeilijk ontwijken kun nen. Ten gevolge van de opeenhooping van gas kan dan af en toe wel eens een plof plaats hebben. De gassen ontwijken dan met kracht, asch meenemend. Heeft men daarvan wel eens last, dan kan men beter een grover soort anthraciet ne men en zal in vele gevallen dit kwaad ver holpen zijn. Voor een dergelijk soort kleine vulkachels is echter de fijne anthraciet weer beter en zal men deze daarmee vooral ook 's nachts king van die herinnering haar nog altijd aan. „Nadat mijn vriendin gestorven was" zei ze, „zou ik waarschijnlijk mijn toevlucht ge nomen hebben tot een schrijven aan jou, als ik niet juist de advertentie van sir Peregrine had gezien. Want ik besefte heel goed, wat een uitweg het zou wezen, als hij mij een tehuis bood. En dat ik Altorf verliet ik kon er niet blijven na haar dood Maar hoe wist je eigenlijk, dat je mij hier zoudt vinden?" „De advertentie heeft mij evenzeer gr trof fen. Daar ik er al half waanzinnig van was, dat ik in het geheel geen antwoord kreeg op mijn brieven, ging ik naar Altorf terug en vervolgens naar het kleine plaatsje in Zuid- Duitschland. Ik doorzocht er je kamer, in de hoop op eenige aanwijzing; vond er de Fransche courant en las die geheel door. Uit je voormalige hospita meende ik ook zoo op te maken, dat je naar Engeland waart vertrokken; en, zoodra ik het met mijn zaken zoo regelen kon, ging ik ook. Dat is alles!" Vastberaden als hij deze woorden sprak, begreep zij zeer goed, dat hij niets meer zou zeggen, tenzij ze hem ondervroeg. Herinner je nog wel?" zei ze langzaam, „toen ik je, drie jaar gelden, mijn geschie denis vertelde? Het was de dag, dat je mij het allereerst ten huwelijk vroeg." „Ik herinner mij dit, zooals alles mij in het geheugen staat gegrift, wat je mij eens gezegd hebt. Wat bedoel je daar mee?" „Jc zei toen, dat ondanks alles on danks de verkeerdheid, die mijn vader had gedaan de onvergeeflijke verkeerdheid ik toch volgens jou het recht had, om hulp te vragen van zijn broer, mijn oom. Ik zei toen, dat ik dit nooit zou doen en dat meen de ik ook. Maar toen had ik nog drie jaar minder achter mij van den strijd om het bestaan en ook voelde ik mij nog niet zoo verlaten als na den dood van Christine. Ik zou hier dan ook nooit zijn gekomen, als ik de advertentie niet had gezien; maar ik be- beter kunnen aanhouden. Men doet dus goed ook aan de brand stof voor ieder bepaald soort kachel aan dacht te besteden. In de zoogenaamde turf- en houtkachels kan men behalve van turf en hout gebruik maken van anthraciet, eierkolen of bruin koolbriketten. In het fornuis kan behalve van turf (en hout) gebruik gemaakt worden van cokes of van een mengsel van cokes met steen kool en eierkolen. (Alg. Ned. Landbouwblad) IETS OVER VLEKKEN VER WIJDEREN. Het is niet altijd zeker, dat men een be paalde vlek met één middeltje verwijderen kan. Immers, de vlek is soms veroorzaakt door een samenstelling van verschillende stoffen. En dan heeft men dikwijls een mid del noodig om de stof zelf te vervvijderenen en weer een ander middel om de kleurstof weg te krijgen. Neem bijvoorbeeld roode wrijfwas. Een vlek, hierdoor veroorzaakt, moet men eerst met wat warm water of terpentijn behandelen, om de was uit het goed te verwijderen. Doch dan is de roode kleurstof nog niet weg. En daar deze meestal een anilineverfstof is, moet men de vlek nog behandelen met wat zuivere alcohol, spiritus of eau de Cologne. Een ander geval is, wanneer men een vlek van koffie of thee (met melk en suiker) op het goed krijgt. De vlekken van de koffie en de thee zelf, welke dus van plantaardigen oor sprong zijn, zal men met eau de Cologne oi spiritus moeten weg maken. Maar dan is het vet van de melk er nog niet uit; daartoe moet men wat benzine aanwenden. Over de suiker hoeft men zich dan niet meer bezorgd te maken, aangezien die dan al in de voorgaande vloeistoffen opgelost is. Schoencréme, waarin waarschijnlijk ook al een anilineverfstof zit, kan men dus uit sokken of kousen op boven aangegeven wijze (voor roode wrijfwas) verwijderen. Met schuurmiddelen, zooals Brusselsch zand, Parijsch rood, enz. moet men ook oppassen, omdat hierdoor leelijke roest vlekken kunnen ontstaan. Deze soorten aarde bevatten namelijk veel ijzer. Daarmee veroorzaakte roestvlekken zou men dus met een zwakke oplossing van zuringzout moe ten behandelen en daartegen zijn alle stof fen niet opgewassen. ALS STRAKS DE KACHELS KOMEN... Het zal wel niet meer zoo lang duren of de kachels zijn weer in aantocht. En daar mee komen de oude problemen van goed en zuinig stoken weer op de proppen. De warmte, die de kachel afgeeft, wordt in hoofdzaak geregeld door den luchttoevoer. Deze regeling kan men op twee manieren bewerkstelligen, n.1. door den luchttoevoer van onderen door de onderdeur of een zich daarin bevindende schuif te vermeerderen of te verminderen, ot wel, men kan de trek van den schoorsteen verminderen door de schuif in de pijp minder wijd open te zet ten. Wanneer U te kampen heeft met een kachel, die te hard brandt, dan is in de meeste gevallen de oorzaak hiervan gele gen in het feit, dat de onderdeur niet goed sluit. Er wordt dan steeds flink versche lucht aangezogen, hetgeen de verbranding sterk bevordert. De eenigste weg is dan, het aanzuigen van versche lucht tegen te gaan door den trek in den schoorsteen te verminderen en dus de schuif van de pijp wat dicht te zetten. Aanbevelenswaardig is dit echter niet. Want door het vernauwen van den schoorsteenpijp wordt tegelijk de afvoer van de rookgassen belemmerd, zoo dat het binnendringen van kolendamp in de kamer niet denkbeeldig is. In ieder ge val moet men dus bedenken, dat men de schuif van de pijp van den kachel niet dicht mag zetten, dan nadat de pas opgegooide kolen van het meeste gas ontdaan zijn en er bijna geen rookgassen meer ontwikkeld worden. Een betere methode om een sterk trekkende kachel te temperen is dan ook het openzetten van de bovendeur. Door dit open gat wordt dan van boven lucht aange zogen door den schoorsteentrek, waardoor de brandstof echter weinig lucht krijgt en de verbranding dus getemperd wordt. De door den schoorsteentrek ontstane lucht- stioom van buiten door de openstaande bovendeur naar de schoorsteenpijp toe, is zoo sterk, dat er nooit kolendamp in de kamer kan komen door deze openstaande bovendeur. Eerder wordt de kamerlucht er door ververscht, omdat de verbruikte lucht weggezogen wordt, waardoor een verfrisschende luchtstrooming ontstaat. HUISVROUW. zweek voor de bezoeking! Niet, dat ik zooveel verwachtte Paul; maar toen ik tot de ontdekking kwam, dat ik niets behoefde te vragen, toen sir Peregrine nog eer ik gelegenheid had gehad, mijn naam te zeg gen, zooals hij mij zag, riep, dat ik Feli pa Fleetwood. de dochter van Jocelyn was en mij verwelkomde vreugdevol verwel komde toen nam ik aan de gastvrijheid, die hij mij bood. Het is immers ook mijn recht. Een paar maal heb ik er over ge dacht, om je te schrijven je mee te dee- len, waar ik was. Ik hoopte dat, als je mij uit Altorf vertrokken vond zonder spoor achter te laten, je mij dan verder zou op geven. Vandaar, dat je geheel uit mijn ge dachten waart, toen ik je vandaag zag." „En heel welkom was ik je zeker niet! Voeg er dat maar gerust bij!" „Waarom zou ik je dat nu zeggen? Ik heb je al genoeg leed gedaan! Om ons beider wille had ik liever gehad, dat wij elkaar niet hadden weergezien!" Met andere woorden: je had liever dat ik Engeland verliet? Dus ik mag mij niet mor gen aan het huis van sir Peregrine vertoo- nen als Paul Chavasse, een vriend van je va der en van jou?" „Neen;je begrijpt, dat dit niet kan" En hem sussend de hand op den arm leggend, drong zij smeekende: „Ik vraag je in gemoede, Paul, deze plaats te verlaten?" „En je te vergeten?" lachte hij schamper;. „Ja, mij en mijn naam te vergeten." „Dat kan ik niet beloven", zei hij heesch. Wat geeft het nu, of ik nog even hier blijf? Weet je wel, dat ik dwaas genoeg was, om vanavond, terwijl ik hier op je wachtte, te hopen, dat je misschien dit alles zou achterlaten, om mij te volgen?" „Neen; dat zou ik toch niet doen." (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1931 | | pagina 4