Reisindrukken over Italië. Menschelijke Hyena's. Tropenleed. Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag Het jaar 1931 in vogel vlucht. No. 2 :it Twintigste Jaargang Woensdag 6 Januari 1932 BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTRAAT 7 SOESTDIJK ADVERTENTIEN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAG- EN VRIJDAGSMORGENS 10 UUR AAN HET BUREAU UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. G. v, d. BOVEKKAKP ADVERTENTIEN: VAN 1 TOT 5 REGELS 76 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. GROOTE KORTING ABONNEMENTSPRIJS II— PER DRIE MAANDEN, FR ANCO PER POST. REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL li VAN DE AUTEURSWET 1812 (STAATSBLAD NUMMER »80) Het afgeloopen jaar was zeer bewogen en rijk aan onrust. Doch te midden van cri sis op allerlei gebied of wellicht juist ten gevolge daarvan heeft zich langzaam maar zeker, zij het ook zeer schoorvoetend, het hoogst belangrijke inzicht gevestigd, zoodat het gelijdelijk een deel van het in ternationale volksbewustzijn werd, dat de door het verdrag van Versailles geschapen toestand onhoudbaar is, dat de Duitsche schadeloosstellingsschuld voor het over- groote deel aansprakelijk is voor de huidi ge crisis, omdat daardoor de natuurlijke wisselwerking tusschen kapitaal- en han delsbeweging werd verstoord. Juist bij de jaarwisseling staan wij aan den vooravond van hoogst belangrijke we reldgebeurtenissen, die de kern van ons bestaan en van onze welvaart raken. Het jaar 1931 heeft de ontwikkeling gezien van de groote gebeurtenissen, welke tenslotte hebben geleid tot de binnen enkele weken te houden internationale herstelschulden- conferentie en dadelijk daarop de ontwape ningsconferentie. In het dezer dagen gepu bliceerde rapport der Bazelsche deskun digen inzake Duitschland's betalingscapa citeit, culmineerde als het ware het baan brekend bewustzijn van de bijna misdadige gevolgen eener vasthouding aan de opge legde herstelschulden. En zulks nadat vroe ger in het jaar President Hoover door zijn eenjarig schulden-moratorium Duitschland van een debacle redde.... Van de belangrijke gebeurtenissen, waar aan 1931 zoo rijk is, dringt zich onwille keurig de ondergang van het Engelsche pond als wereldgoudmunt op(. De verlie zen, die door deze inflatie over de geheele wereld geleden zijn, zijn kolossaal. Doch het grootste verlies boekte tenslotte het Engelsche prestige en Londen als centrum van de wereldkapitaalmarkti Vandaar de wrange, door gewonde trots en kwalijk ver borgen afgunst ingegeven campagnes in sommige Engelsche fiqancieele bladen, die den goeden naam van „fairness", waarop de inwoners van Albion trotsch mochten zijn, geen dienst bewijzen, en die door het zaai en van argwaan wantrouwen jegens de goudvaluta's in kleinere landen willen wek ken Heel in het kort willen wij hier nog even in chronologische volgorde de voornaamste gebeurtenissen in het afgeloopen jaar de revue laten passeeren. Daar is in de eerste plaats het bij verschil lende gelegenheden duidelijk naar voren ge komen besef van de groote beteekenis eener Fransch-Duitsche toenadering. Voor de eerste maal sedert den oorlog hebben Fran- sche ministers een officeel bezoek aan Ber lijn gebracht. Ook de Fransch-Italiaansche betrekkingen, welke dc laatste jaren niet bijster gunstig waren, zijn sterk verbeterd. Betrekkelijk vroeg in het jaar kwam het Britsch-Italiaansch-Fransch vlootaccoord tot stand, waardoor waarschijnlijk tot 193G de moeilijke vlootkwestic voorloopig gere geld werd. Bijzonder krachtig deed zich het gehee le jaar door de ontwakende publieke opinie ten gunste van de ontwapeningsconferen tie kennen. Men is er zich rekenschap van gaan geven, dat in verschillende landen met minder dan 75 van het natu nale in komen verdwijnt in den zinkput van den oorlogswaan ln Engeland bijvoorbeeld, waar de belastingen buitengewoon zwaar zijn, besteedt men niet minder dan 55 van de nationale inkomsten om de rekenin gen van vroegere oorlogen te betalen, ter- wel lo nood.g zijn v00r de voorberei dingen tot eventueele toekomstige oorlogen die misschien nooit zullen komen In' Frankrijk is de verhouding nog slechter daar er naar aftrek van alle kosten en las ten op rekening van vorige oorlogen en voorbereidingen van de „nationale verde diging" slechts een uiterst gering percen tage overblijft voor binnenlandsche con structieve doeleinden. Veel stof joeg dc aankondiging van de Duitsch-Oostenrijksche tol-ttnie op, waar van men op grond van historische ontwik keling een politieke Duitsch-Oostenrijksche fusie verwachtte. Hoewel onder den druk der omstandigheden beide landen later hun voornemen introkken, werd de zaak voor het Wereldgerechtshof in den Haag uit gevochten en werd te kennen gegeven, dat Oostenrijk in verband met zijn bijzondere verplichtingen, welke het op zich nam, toen eenige groote mogendheden het in staat stelden zich financieel te saneeren, niet in staat was een tol-unie aan te gaan. In Spanje werd een eind gemaakt aan de monarchie en koning Alfonso, die nu niet bepaald een sieraad van den vorstelijken stand was, werd bij verstek ter door ver oordeeld. Spanje werd dus een republiek. Zoodoende is het lijstje der constitutioneele vorsten ingekrompen tot dertien, waaronder eenige Oostersche vorsten, alsmede eenige uit Centraal-Zuid-Europa. In Frankrijk vonden president-verkiezin gen plaats, waarbij Paul Doumer tot pre sident werd gekozen. Men had gedacht, dat Briand gekozen zou worden, als bekro ning van zijn opbouwende vredespolitiek,. Doch Briand bleef tenslotte voor het actieve politieke leven behouden. Groote erkentelijkheid heeft men gevoeld voor President Hoover's initiatief tot op schorting der herstel- en oorlogsschulden gedurende 1 jaar. Vooral omdat men daar in zag, dat Amerika zich niet langer buiten de Europeesche zaken wilde houden, om dat men in Amerika was gaan inzien, dat de wereld een eenheid is en geen wereld deel zich ongestraft meer kan isoleeren. In Londen vond de belangrijke Ronde Tafelconferentie plaats, waarbij de geheele Britsch-Indische toestand a*ön een nauw gezet onderzoek werd onderworpen. Ook Gandhi kwam naar Londen en heeft ver schillende besprekingen gevoerd. In ieder geval is hierdoor de situatie aanmerkelijk opgeklaard, al kan men niet van een suc ces spreken. In het verre Oosten ontwikkelde zich het Chineesch-Japansche geschil over Mand- sjoerije. Ongetwijfeld is de Volkenbond er in geslaagd door zijn optreden de ramp van een groote Japansch-Chineesche oorlog te voorkomen. In Duitschland werd ter elfder ure na veel moeilijkheden een nieuw kabinet door dr, Brüning gevormd. Het brutale optreden der nationaal-socialisten en der volgelin gen van den pers-manipulant Hugenberg, vormt wel een gevaar, doch de Duitsche re- geering toont zich krachtig en vastberaden en heeft zelfs den heeren nationaal-socialis ten getoond, niet bang te zijn voor een groo te mond en heeft hen radicaal verboden zich in hun bruine uniformhemden te vertoonen In Engeland trad eveneens een nieuwe regeering op, een nationale regeering, fei telijk staande boven de partijen, onder lei ding van Mac Donald, nadat bij de nieuwe verkiezingen de Labour regeeringspartij ge decimeerd werd. Dan ti ad op 1 November de bewapenings- vacantie voor den tijd van 1 jaar in. Dit was het gevolg van het voorstel van den Ita- liaanschen minister van buitenlandsche za ken, Grandi, op 8 September te Genève ge daan ten behoeve van een werkelijk en ef fectief bestand in de bewapening. Een goe de inleiding voor de ontwapeningsconfe rentie. En zoo kunnen we tenslotte aan de hand van al dit gebeuren in 1931 niet anders doen, dan eindigen met de verklaring, zooals wij die onlangs nog gaven, dat uit alles heel duidelijk naar voren komt, dat de verschil lende problemen op militair, politiek^ so ciaal, financieel en economisch gebied ten nauwste met elkaar verbonden zijn. Naast de onderlinge afhankelijkheid en verbon denheid der naties, staat de onderlinge ver bondenheid der problemeni Het komende jaar zal daarvan het sprekende bewijs le veren,, als men na de herstelconferentie zich ter ontwapeningsconferentie begeeft. (Nadruk verboden). FLORIS C. Vervolg, Maar Italië is ook een groot land- en tuinbouwland. Turijn ligt middenin de Po- vlakte, vruchtbaar deel van Italië. Wie op de groenten- en vruchtenmarkt te Turijn rondneust, denkt er wel eens in de onmid dellijke nabijheid van het Westland te zijn. Maar het is er toch weer anders. Er wordt geklaagd over dc concurrentie, die Italiaan sche tomaten de Hollandsche aandoen, niet slechts de eerlijke concurrentie, die betrek king heeft op de kwaliteit van het product, maar ook de oneerlijke, die daarin bestaat, dat Italiaansche tomaten verpakt worden als waren zij uit Holland afkomstig en als zoo danig worden verkocht. In Turijn ziet men °r "'r* ^el van' en vreerr|deling, die °r in c"Bngcn over wil verkrijgen, hoort zich afschepen met datgene wat men kwijt wil zijn. Maar op de markt in Turijn liggen Italiaansche tomaten, gelijk wij die ook vin den in het verder Italië, waaromheen een tuinbouwstreek gevestigd is. Men kan alleen van buiten zien. dat zij mooi van kleur zijn, maar dc kwaliteit, wie zal het zeggen? Noch in den tuinbouw noch in den landbouw in- tusschen is er bloeitijd. Dat is in zekeren zin afgescheiden van de crisis van dit oogenblik, want daar zijn bijzondere rede nen, die den Italiaanschen landbouw nadee- lig bcinvloeden. Het was een tijd van con gressen, dien wij in Italië medemaakten, want de groote fascistische Raad was in Venetië samen, en in verschillende steden hielden tal van groote vakvereenigingen hare bijeenkomsten. Zoo waren in Milaan dc landarbeiders aan het beraadslagen, en daar gold in hooge mate de vraag of de Mezzadria, het stelsel, waarbij de landar beider aan het land verbonden is, verdere uitbreiding zal krijgen. In het Noorden, al lereerst in de Po-vlakte, maar ook in Tos cane werkt dit stelsel uitnemend, en van daar dan ook dat, wanneer ge door Um- brië of Toscane of En.ilia gaat, de boeren hoeven elkander opvolgen en een welvarend uiterlijk vertoonen. Naar het Zuiden neemt dat af, want daar zijn <;e toestanden anders. Daar zijn geen eigenli ke dorpen, want de arbeiders, die het land bebouwen, komen van de nabijgelegen steden; zij gaan heen en terug, want er is geen vestiging op het platteland. Dat op die wijze van het samen binden van het land en arbeider weinig komt, behoeft geen verwondering te wek ken. Nu wil men en terecht den land arbeider meer aandeel geven in de op brengst van het land, dat hij bebouwt, en dit is in het gedeelte van Italië» dat ten Noorden van Rome ligt, welilcht vrij ge makkelijk door te voeren, maar hoe in het Zuiden? Dat wordt een ware revolutie van agrarische toestanden, en in den tegen- woordigen tijd is wel niemand erop uit om zulke evoluties of re\ oluties te verwezen lijken,, want men weet wel waar zij begin nen maar niet waar zij ophouden. Neen, het is in den landbouw nog alles behalve rooskleurig». Men heeft jarenlang gevraagd naar gegevens, statistische gege vens, en zij zijn juist in den laatsten tijd verschenen, bewerkt aan de hand van moei zaam verkregen cijfers van voor den oorlog en van na den oorlog. Het\geeft een niet onaardig beeld van de veranderingen, die hebben plaats gegrepen, wanneer men van den gemiddelden landbouwer in Italië hoort» dat de wijziging van den levensstandaard van 1913 tot nu is als 1 op 4.90, hetgeen dus practisch wil zeggen, dat de duurte van het leven vervijfvoudigd is. Nu zijn er da delijk enkele provinciën als Venetië, LTm- brië en Apulië, die dit gemiddelde van 4 overtreffen. Daartegenover staat echter, dat het vruchtbare Lombardije veel hoogere cijfers geeft» hetgeen dus vanzelf tot de conclusie brengt, dat reeds voor den oor log de verhoudingen daar beter waren dan in de andere genoemde provinciën, maar dat er in de superieuriteit dier verhoogingen dus een zekere stilstand is gekomen. Er zijn streken» waar de loonen, vergeleken met die van voor den oorlog, aanmerkelijk zijn verbeterd, maar er zijn er ook, waar zij aanmerkelijk zijn verslechterd. Daarbij moet men rekening houden met bijzondere toe standen, als b.v. de betaling gedeeltelijk in natura, die in Milaan nog voorkomt. Nu staat daartegenover, dat het fascistisch regime zekere orde heeft weten te scheppen wat betreft de verhouding van eigenaars en daglooners. Juist in deze dagen is er een niet onbelangrijk proces tegen zgn. staken de landarbeiders in de Romagna van Raven na ten gunste van de arbeiders beslist. De verhoudingen zijn er ingewikkeld, en een uiteenzetting ervan ^zou een voorafgaande theorie in de geldende fascistische wetge ving vereischen. Hier goldt het een zooda nig apart geval, dat de leider van de vak- vereeniging, die tevens de aanvoerder van de plaatselijke fascisten was, zonder be zwaar de plaats der beklaagden kon inne men. Juist dit is teekenend: hier de vak- vereeniging, die de rechten der arbeiders vertegenwoordigt, maar dan ook de aan gewezen beklaagde is. Dit proces was het eerste onder de nieuwe geldende wetgeving, naar welks uitslag men met eenige spanning zag. Voor de psychologie van het geval is het zeker jammer, dat het zoo apart was, want anders zou ongetwijfeld de uitspraak minder vooraf aangewezen zijn geweest. Wie van den fascistischen Staat in Italië hoort, heeft zoo eenigszins de begrijpelijke neiging om te verwachten, dat men iets van dien Staat als het ware op de straat zal bemerken. En dat nu is geenszins het ge val. Het leven in Italië verloopt naar het uiterlijk als in elk ander land; slechts dege ne, die in Italië wonende, de Italiaansche wet, welke hier en daar de strengheid van het oude Rome tracht te vertoonen, leert kennen, denkt er wellicht anders over. Nu kan het niemand verbazen, dat Italië in deze omstandigheden een gelijke crisis door maakt als wij in elk land kennen. Tegen het uur van de beurs en na afloop daarvan stonden in Rome en Milaan, in Turijn en Napels de gezichten even zorgvol als wij die in de laatste maanden overal kennen. Maar wel merkwaardig is het, dat het fas cisme, ondanks den invloed, waarover het ongetwijfeld in verschillende lagen der be volking beschikt, geen speciale pogingen aanwendt om aan de nooden, die zich plot seling voordoen, het hoofd te bieden. Dat is natuurlijk gemakkelijk te verklaren door het feit, dat het fascistisch Italië leeft te midden van een werelddeel, op wat het fascisme wellicht noemt verouderden grond slag opgebouwd. Aan den anderen kant echter vormt Italië, niet slechts geogra fisch en politiek, maar ook economisch en vooral sociaal-cultureel geheel een eenheid, dat men daarvan een eigen standpunt niet met verwondering zou begroeten. Italië moet trachten in de moeilijke tijden, die het doormaakt, zichzelf te redden, maar ge deeltelijk blijft het daarbij op de hulp van andere landen aangewezen. En nu zal voor de vastheid van het fas cistisch regime een niet onbelangrijke vraag zijn in hoeverre het in deze pogingen slaagt. Het is begrijpelijk, dat men in Italië met voldoening constateert, dat de lire zich op het niveau, die deze al sedert jaren inneemt, handhaaft; het is in elk geval een bewijs, dat, mag men in buiten- en binnenland ook van geweldige industrieële en commerci- eele malaise spreken, het moderne Italië nog vertrouwen geniet. Wie er vertoeft ziet er werkzaamheid en vertier genoeg. Maar wordt aan den anderen kant juist in dit seizoen getroffen door het verschijnsel, dat het vreemdelingenverkeer bij dat van andere jaren zoo ontzaglijk ten achter blijft. In Rome reden de groote touringcars die den eenen dag door het kerkelijk Rome voeren, half of voor een derde deel bezet rond; typische verschijningen van Engel sche en Amerikaansche toeristen, die zich, zelfs al zouden zij geen Baedeker in de hand hebben, uren tevoren reeds laten raden, vormden uitzonderingen. Nu is een der goede dingen van het fascisme ongetwij feld daarin gelegen, dat het Italië heeft op gewekt om zich van de vreemdelingenin dustrie vrij te maken, althans vrijer dan Italië tevoren was. En inderdaad, wie reist, constateert minder openbare bedelarij, maar ook minder vermomde fooienjagerij. Ita liaansche hotels hebben het fooienstelsel veelal afgeschaft, en bijkans nergens wordt men om een extra-fooi lastig gevallen. Maar vooral het hinderlijke, suppoosten van openbare instellingen van vroeger eigen, dat zij den vreemdeling voor de beenen liepen om hem te dwingen explicaties zijnerzijds te aanvaaarden, is teneinde. Over het Fo rum Romanum b.v. loopen de wachters rond die een wakend ook over de gedragin gen der bezoekers houden, maar ge moet u tot hen wenden teneinde hun inlichtingen te verkrijgen. Zelfs de wachter, die het be kende kaarsje aansteekt over de bijkans prehistorische vondsten met teksten, die reeds ten tijde van Cicero onduidelijk wer den geacht, moet om een beetje licht ge vraagd worden en biedt het gelukkig! zelf nier meer aan! FEITEN EN CIJFERS OVER SCHOOL EN ONDERWIJS. Wanneer wij nagaan op welke wijze de bevolking der scholen voor gewoon lager onderwijs over de achtereenvolgende leer jaren is verdeeld, komt ons het beeld van de (afgeknotte) pyramide voor den geest. Na de eerste klasse;, die wij ons als de ba sis denken, neemt het getal leerlingen in elke volgende klasse af. Stellen wij het ge tal leerlingen in het eerste leerjaar op hon derd, dan daalt de klasse bezetting als volgt: Leerjaar 1 100 Leerjaar 2 93.4 Leerjaar 3 92.6 Leerjaar 4 90.5 Leerjaar 5 80.7 Leerjaar 6 70.6 Leerjaar 7 41.8 Op grond van deze cijfers mogen wij wel licht zeggen, dat van de leerlingen, die in de eerste klas worden toegelaten, 20 h 30% de zesde klasse niet haalt. Er blijft op dit gebied nog veel te onderzoeken. In de Statistiek van het Gewoon en Uitgebreid Lager Onderwijs 1929 1) wordt er op ge wezen hoe gecompliceerd het schijnbaar eenvoudige verschijnsel, dat wij in het bo venstaande staatje hebben uitgedrukt, in werkelijkheid is. Er zijn op dit punt nog verschillende vragen op te lossen. Hiertoe behoort ook deze, hoe het komt, dat de leerjaren 2 t/m 6 in de grootere gemeenten in verhouding tot het getal leerlingen in de eerste klasse sterker bezet zijn dan in de kleinere plattelands-gemeenten. Wat ook in dit verband nog te onderzoe ken blijve, vast sta^t, dat er een groot aan tal leerlingen dat dezen gang van het onderwijs niet kan bijhouden en achter raakt. Dit valt aanstonds in het oog, wan neer wij letten op de leeftijden der leerlin gen in verband met de klasse, waarin zij zijn geplaatst. Dienaangaande brengt de on- derwijsstatistiek hoogst belangwekkende gegevens. Nemen wij met het Centraal Bu reau voor de Statistiek aan, dat een leerling, die op 31December 7 jaar oud is, in het eerste leerjaar nog als normaal geplaatst kan worden aangemerkt, dan geldt als uiter ste leeftijd voor het tweede leerjaar de leef tijd van 8 jaar, voor het derde leerjaar die van 9 jaar, enz. Deze maatstaf is niet te streng, want de meeste leerlingen komen op ongeveer 6-jarigen leeftijd op school. Wij vragen nif, welk gedeelte van de leer lingen in elke klasse een hoogeren leeftijd heeft bereikt). De statistiek geeft de vol gende percentages achterblijvende leerlin gen: Leerjaar Procent 1 5.1 2 9.4 3 13.3 4 18.3 5 24.6 6 20.9 Wij merken op» dat het aantal achterblij vende leerlingen tot het 5de leerjaar toe stijgt en daarna afneemt. De ergste achter blijvers halen de 6e klasse niet meer. Op merkelijk is, dat, gelijk uit uitvoeriger cij fermateriaal blijkt, het aantal achterblijven de jongens dat der achterblijvende meisjes steeds overtreft. Wij komen nog even terug op de cijfers betreffende het verloop der leerlingen. Ook bij de U.L.O.-scholen trekken de verschil len in dc bezetting der achtereenvolgende leerjaren de aandacht. Hier zijn zij, zoo mogelijk» nog belangwekkender dan bij het gewoon lager onderwijs. Stellen wij de eer ste klasse der U.L.O.-school op honderd leerlingen, dan krijgen wij: Er loopen hier Hyena's rond Hebt gij dat ooit geweten? Die beesten, gluiperig, onguur, Die slechts de lijken eten. Zij houden, overdag, zich schuil, Als muizen en als ratten; Gaan steeds, in diepe duisternis, 't Luguber werk hervatten. BIJ DAG verraadt NIETS hunnen aard, Maar 's NACHTS zijn 't WARE DOL LEN; 't Gehuil, in 't holste van den nacht, Doet 't bloed in d'aderen stollen. En ieder haat dat vrees'lijk beest, Al is 't nog zoo bang en laf; Dat gluipt en sluipt, en loert en wroet, En lijken haalt uit 't graf. Maar op Hyena's doel 'k hier NIET, Met pooten, kop en staart; Neen; DIE IN MENSCHELIJK GE- DAANT' Vindt men ALOM op d'aard' HIER sluipt óók ZOO'N H^YENA rond, Die steeds in 't duister wroet; De man is EVEN SCHUW EN LAF Als 't genoemde dier-gebroed! Hij schrijft, HEEL SCHUNNIG, in een krant Op rijm; noemt zich J. J.; Graaft kuil steeds voor een ander dan, Valt zelf er in; O, wee! Hij is daarbij óók nog: GEMEEN! MORAAL heeft hij GEEN ZIER; Waar hij EEN MENSCH wil knauwen gaan, Rijmt (quasi) hij op „EEN DIER". Zulk SMAADSCHRIFT neemt Redactie op, ln 't nummer voor NIEUWJAAR! Als AL wat zich fatsoenlijk weet, GELUK wenscht aan elkaar. Die krant? Het is „De Soester" NIET, Op wien een „KWEZEL" fit; 't Is 't laatste Vrijdag exemplaar SOESTER COURANT", van Smit. De rijm'laar dient GELIJK GESTELD, Met het HYENA-BEEST; Het blad dient zich te schamen, diep, Waarin men ZOOIETS leest. AD-REM. onderwijs. Maar ook na de tweede klasse verdwijnt er een groot procent der leerlin gen. Wij stellen ons voor de volgende week deze reeks te besluiten met eenige gegevens over oudercommissie en ouderavonden, over het geneeskundig schooltoezicht en de naleving der Leerplichtwet. 1) Bewerkt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar 3 100 61.7 40.7 Opvallend is vooral het sterke verloop na de eerste klasse. Duidelijk wordt hierdoor gedemonstreerd, dat de eerste U.L.O.-klas se voor veel leerlingen, die nimmer van plan zijn geweest de geheele school te door- loopen, in de plaats treedt van het zevende leerjaar der school voor gewoon lager (Vervolg) Toen het afscheid kwam, toen gingen Ri- na en njo, stil, zonder veel drukte van el kaar; ze omhelsde haar kind ten afscheid, ze begroef even haar gezicht tegen zijn li chaampje aan, toen was 't voorbij. Ze liet haar kind los. en ging bedeesd en stil achter haar „toewan" aan, de loopplank af. Dat was het afscheid van moeder en zoon, voor 't leven. Nooit heeft ze haar njo, haar kind teruggezien! Rina huilde niet, ook de volgende dagen niet, ze was alleen stiller en gedweeër dan voor dien. 't Huis was leeg, de zon overglansde den tuin als vroe ger, doch njo was er niet. Taxje jankte nu en dan. Op de bloeiende hembang-repatie, heg met donkerroode bloemen, kwamen de vlinders af en aan; en de kippen kakelden alsof ze njo misten. Allen, allen misten njo. Zijn stoeltje stond leeg tegen den muur. Hier en daar lag nog wat speelgoed. Doch njo kwam niet terug. Dat was de eerste wreede scheiding. Ach, wat zou een inlandsche vrouw gevoelen? Geef haar een bordje rijst, en ze heeft ge noeg!! 't Is immers, „maar" een getinte vrouw? Taxje voelde immers ook niets? „Toewan" kwam als gewoonlijk thuis, en zeide niet veel, maar snauwde nu en dan, als Rina in gedachten verzonken was. En eens op een avond toen ze werkelijk bij haren „toewan" huilde van verdriet om njo, toentoen snauwde „toewan" haar af. Na dien zeide ze nooit meer iets over njo. „Begrepen" werd ze immers toch niet, door het eenige, en liefste wat ze nog had, om voor te le ven, haren grooten „toewan"? 't Dagelijkscli leven ging gewoon zijn gang als altijd. Het was nu eenmaal zoo. Indische kinderen moesten naar Holland om „beschaving" op te doen en knap te worden. Of hun moeder hun arme inlandsche moeder hun miste, daarnaar werd niet gevraagd. Wat betee- kent nu een inlandsche vrouw!? Zij is im mers zoo geheel anders dan Europeesche vrouwen. Och zoo'n inlandsche vrouw is al-

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 1