Zweedsche Belevenissen m Verkeerslessen Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag Het Gezin Banketbakkerij „Nieuwerhoek" WONINGBUREAU P. MAN - SOESTDIJK van den A.N.W.B. No. 37 Twintigste Jaargang Zaterdag 7 Mei 1932 UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTERELECTR. DRUKKERIJ v.h. 6. v. d BOVENKAMP REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 TEL. 2062 - SOESTDIJK Dit nummer bestaat uit 2 bladera. Timmerhuis van JAN IN 't KOUT EERSTE SOESTER BEGRAFENIS ONDERNEMING Begrafenissen - Transporten - Crematie's HOT EL OKHUIJSEN Restaurant la minute Slaan. m Binnenland. j V T soldaten soldaatje een blok ?en in het s nu nacht n, veld- geven. in hun .■en stuk i kabaal, i mee BUREAU VOOR ADMINISTRATIEVAN WEEDESTRAAT 7 - SOESTDIJK ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU ADVERTENTIËN: VAN 1-5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER I5CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ AEONNEM. KORTING ABONNEMENTSPRIJS I 1._ PER DRIE MAANDEN, FRANCO PER POST HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOOREEHOUDEN OVEREENKCMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912-(STAATSBLAD No. 380) DE WOLKEN BREKEN Een lezer (W K.) vraagt een nadere toe lichting over de getallen betreffende „sui ker", voorkomende in het onlangs gepu bliceerde artikel „De Wolken Breken" door Floris C. Tot verduidelijking zij nog even vermeld, dat volgens de officieele sta tistieken de voorraden suiker op 31 Decem ber 8 millioen ton bedroegen. Daar de jaar consumptie getaxeerd wordt op 28 millioen ton is dus de voorraad slechts voldoende voor het verbruik vaij 3K> maand. Boven dien is de „tweede hand" leeg. Wanneer er dus plotseling iets zou gebeuren, waardoor de handel geanimeerd wordt, en eenigszins giooter voorraden zou opnemen, zou het overschot van de productie over de con sumptie wel eens zeer spoedig kunnen ver dwijnen. Tenslotte zij nog opgemerkt, dat deze suikerbeschouwing, zooals uit het ar tikel bleek, afkomstig is van een erkend expert als de heer Th. Ligthart. FLORIS C. Daar het leven voor 't grootste deel niet bestaat uit grootsche gebeurte nissen, maar uit kleine alledaagsche momenten, wordt het meeste tot het algemeen welzijn bijgedragen, door aan die momenten zooveel mogelijk vrede, opgewektheid en op/echtheid te verleenen.. LEIGH HUNT. Hoe goed zoude het zijn, als de men- schen slechts hun gedachten wilden oefenen, zooals zij het hun lichamen doen, en evenveel moeiten zich ge troostten voor deugd als ze doen voor genoegen. SENECA. De laatste honderd jaar hebben op ve lerlei gebied een vooruitgang en ontwik keling gebracht, als in geen enkel ander tijdperk te voren. Stoom, nvotor, electri- citeit en in den nieuwsten tijd de aviatiek, hebben tallooze verkeersmiddelen in het leVen geroepen, die een steeds dichter net van transport-diensten om de aarde hebben geweven, en de volkeren elkaar zeer nabij hebben gebracht. In geen enkel ander tijd perk was het contact der volkeren zoo innig en veelvuldig mogelijk als thans. Indien er ooit van het groote gezin der naties gesproken kon worden, is dit thans wel het geval. Maar welke zonderlinge tegenstelling zien we nu? De landen die elkaar zoo na bij gekormen zijn, die zooveel van elkander konden leeren en van elkanders ervaring profiteeren zoodat 'n onbelemmerde ruil van diensten en goederen zou kunnen plaats vin den, geproduceerd door de landen, die daar voor de meeste natuurlijke geschiktheid bezitten, deze landen sluiten voor elkaar de grenzen in een oplev'end economisch en ook wel politiek nationalisme en hebben een toestand geschapen, zoo verward en zoo in strijd met alle beleden principes van inter nationalisme, dat het moeilijk lijkt, een uitweg te zien. M'en kan hervoor een groot aantal knappe wetenschappelijke theorieën opbouwen, maar in quintessence komt de zaak hierop neer, dat de snelle ontwikke ling van de techniek, die prachtige, snelle verbindingen tot stand bracht, niet bijge houden is geworden door de geestelijke opvoeding der volken Terwijl onmisken baar en onafwendbaar de techniek pro duct van vérziende geesten zich in in ternationalen geest ontwikkelde, bleef de geestelijke ontwikkeling der volken nog voor een belangrijk deel op eng nationalis tische leest geschoeid. Vandaar de oneven wichtige toestand van heden, die onrust en wantrouwen schept, waar vertrouwen en vrede noodzakelijk zijn. De opvoeding is daarvan de directe oor zaak. Als we eens nagaan, hoe de geschie denisboeken, geschreven waren, van de ge neratie die thans leeft, van de menschen Timmerman en Aannemer Bouwkundige Beëedigd Makelaar Taxateur Onderhoud, Verbouw en Nieuwbouw Banningstraat 76 Tel. 14 SOESTERBERG dus, die nu in alle landen de zaken beheer- schen, van de menschen dus tusschen de 25 en 75 jaren, dan zien we dat die boekjes geschreven waren volgens een systeem en standpunt, waaraan we nu ontgroeid zijn. Maar dat neemt niet weg, dat de gedachten van de thans levende generatie erdoor be ïnvloed en gevormd zijn, een invloed, waar aan het heel moeilijk is, zich geheel te ont trekken. Die geschiedenisboeken werden geschreven voor een maatschappij, waarin elke natie zijn voornaamste glorie vond in de oorlogen die door die natie gevoerd werden. De helden van elk land waren de staatslieden die die oorlogen bekokstoofd hadden en de soldaten, die er glorieus voor gesneuveld waren, Zoo werd de jeugd op gevoed in een sfeer van zelfverheerlijking en patriottisme, welke in de eigen menschen uitsluitend nobele, verheven figuren zag, jferwijl de lieden, waartegen gevochten werd, slecht, valsch, gemeen, laf en minderwaar dig waren. De resten nu van dit soort van blind nationalisme zijn het, die djen zon derlingen toestand van contradicties in het leven riepen. Er is dus een groote behoefte aan op- voedng. En strict genomen moet die in het gezin reeds beginnen.Wanneer we menschen willen hebben met goede, nobele karakters, dan moet daartoe in het gezin den grond slag gelegd worden. Inderdaad, de „wereld gaat vooruit op de voeten van kleine kin deren". Aan technische vooruitgang, ma- rieele verbeteringen enz. hebben we geen behoefte, aan wetenschap mangelt het niet. Om het evenwicht te herstellen is karakter noodig. En dit, gevormd in het kleiiie ge zin, zal ten slotte culmineeren in een har monisch gezin der volkeren. (Nadruk verboden). FLORIS C. HOOFDSTUK IX. Iets te laat nog kwamen wij bij het lande lijke kerkje van Grönsjö, maar er kwamen nog bezoekers na ons. Het was een vreem de dienst, die geheel op een zekere stem ming gebaseerd was, mogelijk, doordat in de Zweedsche Luthersche staatskerk de lithurgie nog een belangrijke rol speelt, een dienst, gevolgd door grootendeels sla perige en kleindeels slapende kerkgangers. Xa nauwelijks een uur aanvaardden wij den terugtocht naar lalfors, waar alweer de dampende glögg op ons wachtte, om op temperatuur te komen. Ieder, die op was, deed behoorlijk slape rig, maar er waren er niet veel meer op van de andere huisgenooten, die naar een ju- latta in een meer nabije kapel geweest wa ren. In de bibliotheek was Mans bezig, vuur aan te leggen. In afwachting van het door branden der kakelugn, sneed hij met be wonderenswaardige vaardigheid een lepel uit een houtspaander. Hij wenschte mij vroolijk Kerstfeest en liet er onmiddellijk op volgen: „de vrouw is naar bed gegaan." Vroolijk Kerstfeest dan ook, Ohlson! Heb je het druk? Ik moest vuur hier aanleggen, heeft ze gezegd. Verder heb ik niets te doen. Luister dan eens Ohlsonj. Waar blijft nu de jonge meneer Dahlgren? Vlak voor Kerstmis zou hij thuis komen, zei je vrouw. Zei ze dat? Dan wist ze meer dan ik." Hij keek mij geheimzinnig veelzeggend aan, maar zweeg vooralsnog. Er school kennelijk iets achter. Nu, Olhson, komt hij dus nog niet? Hij zal wel nooit komen, meneer. Hoe zoo wat bedoel je daarmee? Och, meneer, wat zal ik u zeggen. Het is zoo droevig, voor ons die het huis al zoo lang kennen, maar voor den patroon natuurlijk het meest. Maar na dien dag, nu twaalf jaar geleden, is nij nooit meer, wat zal ik zeggen, gewoon geweest. Niet dat hij vroeger zoo'n beminnelijk man was. Koud en hardvochtig was hij, zoolang ik hem ken, van dat ik als jongen tuinmansknecht was op Talfors. Maar daarna Twaalf jaar, zeg je? Ja, de jonge meneer zou nu zes-en- twintig geweest zijn, of dat is hij nu, als hij nog leeft. Ik begon te combineeren en iets te be grijpen. „Zes en twintig zou hij zijn" en „twaalf jaar geleden", zei Ohlson. „Mijn veertien-jarige zoon", had disponent Dahl gren mij geschreven, toen hij mij de betrek king als informator aanbood. Er moest toen iets tragisch gebeurd zijn. Ik dacht ook aan het verhaal van den ouden man uit het ca- fétje in Kkrlstad, hoe een oude landlooper opdracht kreer een brief aan „iemand" te bezorgen. Waarom had Edvin niets ge zegd, destijds? Misschien had ik toen van Mans de ge- heele toedracht wel vernomen, de verkla ring van het mysterie van de Talfors be woners, waar ik reeds vanaf mijn komst over nagedacht had. Eenerzijds was ik wel verlangend, het te vernemen, zooals ieder merkwaardig levensconflict mij geïnteres seerd zou hebben; daartegenover kwam het mij eenigszins onkiesch voor, ongevraagd door te dringen, of het te trachten althans, in deze wel zeer private aangelegenheden van derden. Maar Mans sprak nog, toen er luid roepen door de gangen weerklonk: Mans! Mans Ohlson! Mans stond op en opende de deur. Daar stond Lill-Ingeborg, met betraande oogen. Petterson is vannacht gestorven", zei zij. „Tuist vannacht." Ohlson stond een oogenblik nad'enkend en streek het snikkende meisje even over het haar dat gelige, stugge haar, zoo kleur loos leelijk anders, maar dat het sproetige, onbeteekende gezichtje nu dubbel meelij wekkend maakte Ja,'' zei hij, „zoo is het leven. Kom maar!" Verwezen in h..nr verdriet volgde het meisje den man. HOOFDSTUK X. Na eenige minuten kwam Ohlson terug om zijn muts te halen, die hij ook in huis gaarne droeg, indien hij er de kans toe kreeg. Ik moet naar Petterson's weduwe", zei hij berustend. Wie was Petterson? Eien pachter van Talfors en de pleeg- vader van Lill-Ingeborg. Hij schijnt bloed vergiftiging gehad te hebben. Gaat Lill-Ingeborg met je mee? Daar heb ik het juist over gehad, maar zij durft niet, zegt zij. Wat ga je er doen? Familie? Dat niet, meneer. Maar er wordt ver wacht, dat er iemand van het huis komt. De disponent zal later ook nog wel gaan. Is er iets tegen, dat ik meega? Ik be doel, of de familie van Petterson het komen van een vreemde onaangenaam zou vinden? Stellig niet, meneer. Men stelt het op prijs, indien er velen komen, het verhoogt het aanzien van den doode. Dan ga ik met je mee. Ohlson scheen het aantrekkelijk te vin den, dat ik voornemens was, hem te -verge zellen. Een tiental minuten later waren wij reeds op weg, ongetwijfeld niet ten genoe- ge van de arme Kössja, die de warme rust van zijn stal weder moest verlaten. De af stand was evenwel slechts kort, misschien een half uur sleden. Wij volgden dpn land weg, die wij den eersten dag naar Talfors afgereden waren, maar thans verder door naar het zuiden. Het bepalen van de wind streken viel niet moeilijk, omdat de Ransjö, lang gerekt en smal, bijn^ zuiver noord zuid liep. De pachtershoeve was groot, van steen gebouwd en omgeven door een menigte bijgebouwen, die met plaggen gedekt wa ren. Buiten wachtten reeds meerdere sleden, de paarden gedekt door zware dekens; eeni ge paren ski's stonden rechtop tegen den gevel. Er scheen reeds veel rouwbezoek te zijn, deze eerste morgen na het overlijden feitelijk nog denzelfden nacht, want de duisternis was nog niét geweken. Voor de bewoners van dit huis geen Kerstmorgen van geboorte, maar van dood. Het gezelschap was in de feestkamer, het vertrek, bestemd voor plechtige gelegenhe den, zij het nu van vroolijken of van treu- rigen aard, bijejen. Een volwassen zoon van den overledene schonk rijkelijk koffie en vertelde omstandig over de treurige gebeur tenis, uiterlijk onbewogen. Wij namen ook plaats en hoorden toe. Even later verscheen dan fru Petterson, ook zij niet merkbaar onder den indruk van het verlies van haar man. En zoo waar, op dezen vroegen mor gen, kwam reeds de brandewijn ter tafel, onmisbaar bij een sterfgeval als dit onder de boerenbevolking. En terwijl zij de gla zen vulde, vertelde zij als roerende omstan digheid: Brandewijn door het lieve lijk zelf nog gekocht, En zoo ging het verder: ieder der aan wezigen sprak over den doode, als van „het lijk", ook al gold het gebeurtenissen, waar bij hij in leven betrokken was geweest. Het lijk was bij den een nog verleden week gezond en wel op bezoek geweest, en een ander had het lijk nog pas een geit ver- Om teleurstelling te voorkomen maken wij dat de Broodbakkerspatroons vereeniging verband met de nieuwe Winkelsluitingswet, geen gebruik te maken van de enkele vier dag waren toegestaan. Vertruwende dat onze geachte begunstigers ste zorg besteden voor dat gebak wat wij Zondag prima in orde 2al zijn. onze geachte cliëntelen nogmaals bekend en de plaatselijke banketbakkers alhier in het gezamenlijk overeen gekomen waren uren verkoopgelegenheid die ons op Zon- dat zullen billijken, zullen wij onze uiter- U 's Zaterdags mogen leveren voor den Fa. M. HAKS en WED. D. HAKS. Opgericht 1890 TELEFOON 2146, 2037, 2002 D HOOLWERF, Dlr., Heuvelweg 18 STEENHOFSTRAAT 5 TELEFOON 2045 Aan- en verkoop van Villa's, Landhuizen, bouwterreinen, onroe rende goederen, etc. Gratis advies en inschrijving Assurantiën en Hypotheken. Sluit verzekeringen op leven, brand, inbraak, storm, glas, etc, etc. tegen billijke tarieven SOESTDIJK Burgemeester Grothestraat 32 TELEPHOON 2173 Stroomend, warm en koud wateralle kamers centraal verwarmd. Afzonderlijke zaal voor Diners, Soupers en Vergaderingen Vraagt Tarieven en Neemt proef ee/nvoyef. ■g&vtcrcjcm. vliegensvlug halen en brengen wij al Uw waschgoederen die door ons telkens met de grootste zorg behandeld worden HYGIËNISCHE STOOMWASCH en STRIJKINRICHTING kocht. Het klonk vreemd in de ooren. En, hoe oneerbiedig, hoe harteloos het moge klinken, deze merkwaardige spreek wijze was niet het eenige komische element dien morgen van het rouwbezoek. Want een der aanwezigen, naar mij later bleek, een broeder van „het lijk', riep ineens: Ja, zoo is nu het leven. Want den zelfden nacht, dat Petterson stierf, zoo on verwacht, kreeg onze kat vijf jongen, ook onverwacht". Even zag ik Olhson aan, maar hij scheen in deze uitlating niets merkwaardigs te vin den, dus staarde ik maar we'er naar de punten van mijn schoenen als voor heen. De gasten kwamen en gingen; voor hun vertrek begeleidde de zoon hen naar de kamer, waar de doode lag, om een blik op hem te werpen. Maar toen een der familie leden, een lang, mager man, terug kwam om afscheid te nemen, en zeide: Nu, adieu, fru Petterson, de Heer be schermt de weduwen. En wel bedankt voor de koffie en, het kijken naar het lijk! Het was heerlijke koffie en een prachtig mooi lijk. werd het mij bijna te machtig. Ik vroeg Ohlson, of wij maar niet zouden vertrekken, waarin hij gereedelijk toestem de. Want verdienstelijk maken konden wij ons toch niet en juist met dat doel was ik mede gekomen Gargouille, de brave, kwam ons halver wege te gemoet, „Halloh, old boy." Maar hij versmaadde het, in de slede te komen, vermoedelijk uit een superioriteitsgevoel ten opzichte van Kössja, die zijn tempo op zijn beurt nog wat opvoerde. Gargouille, in i-en wolk van opgeworpen sneeuw achter de slede dravend, blafte met zijn sonore- bas een paar (natuurlijk beleefde, zoo was de hond) scheldwoorden naar het' paard, dat hem vernietigen'd-hinnekend, trachtte te overstemmen. Zoodat wij thuis aankwa men in een sfeer van vèrklinkend, ruziënd dierengerucht. Wie nog sliep, was nü wel wakker. Sta o^ jullie, 't is Kerstmorgen"! riep ik in een vroolijke roes van sneeuw en koude winterlucht tegen de begordijnde Talfors ramen. Maar niemand gehoor.-aam- de. Zoo verging eerste Kerstdag, en zoo ver ging de tweede. Wij aten en sleden en dronken en sleden en aten en wierpen sneeuwballen en dronken en wierpen sneeuwballen. Den avond van Tweede Kerstdag stookte ik met Karin een vuur tje van losse takken en wij kookten glögg, ergens op een kale klip op Talforsgebied. Er kwam een jonge man voorbij met een harmonica: hij zou spelen op een der na burige hoeven. Maar hij speelde voor ons, hielp takken zoeken en kreeg glögg tot dank. Daarna: jul exit! Enkele dagen later, men kwam juist thuis van de begrafenis van Petterson, bracht de postbode mij een aangeteekenden brief: mij toekomende gelden voor een geheel jaar, die ik ineens opgenomen had om een Kon- to op een Zweedsche bank te kunnen ope nen. Ik liet het geld in de brandkast van den patroon bergen, totdat ik ter gelegener tijd naar de stad zou gaan om de aangele genheid te regelen. Toen de Fiat omstreeks Nieuwjaar weer last dreigde te krijgen van stijve olie, liet ik „de gelegenheid" aanbre ken en trok naar Sunne, de weder opge vraagde zware enveloppe in een binnenzak- met-een-veiligheidsknopje. (Wordt vervolgd). genoeg opmerken, als hij niet gewaar schuwd werd door dat roode schijfje vóór hem op den weg, dat ineens begint te gloei en. wanneer het licht van de auto-lampen op den reflector valt. Deze geeft zelf geen licht, maar kan wel het licht van de au to-lantaarns terugkaatsen. Dat kan echter alleen goed gebeuren, wanneer de reflector in den iuisten stand geplaatst is. Staat de ze te laag, dan gaan de teruggekaatste stralen naar den grond en staat de reflec tor te hoog, dan gaan deze de lucht in naar de toppen van de boomen, maar in geen van beide gevallen zal de automo bilist het waarschuwende roode schijfje zien. Op de linker teekening is aangegeven hoe de stralen worden teruggekaatst, als de reflector te hoog en niet recht naar achter is gesteld en op het rechter plaat je is te zien hoe de goede stand is, zóó, dat het rood-teruggekaatste licht door den chauffeur wordt gezien. Een goede reflector is dus voor den fietser een beste vriend, want die be schermt hem tegen aanrijding door een achtei opkomenden auto. In plaats van een reflector, kan een voorzichtige fietser ook een rood lan taarntje achter aan zijn fiets aanbrengen. Dat is in donker zeker ook een heel goe de bescherming tegen aanrijdingen. A.N WD, TOERISTENBOND VOOR NEDERLAND 1 1© N u O! "N 6E3TC VQIND ZORG VOOR EEN GOEDEN REFLECTOR OP DE FIETS. De wet schrijft niet alleen voor, dat een fiets voorzien moet zijn van een helder brandende lantaarn, maar ook van een roo- den reflector op het achterspatbord. Dat is een veiligheidsmaatregel. Wanneer immers een auto 's avonds op een donkeren weg een fietser inhaalt, zou hij dezen niet tijdig BEZUINIGING OP DE WEERMACHT Hei lid van de Eerste Kamer, de heer Van Embden. heeft aan den Minister van Financiën de volgende vragen gesteld 1. Heeft de Minister van Financiën thans het oordeel ingewonnen van zijn ambtgenoot van Defensie, gelijk hij in de vergadering van 4 Mrt. j.1. heeft toegezegd te zullen doen, aangaande een mogelqke bezuiniging in 1932 van omstreeks 12 mil lioen gulden, te verkrijgen door in dit dienstjaar den omvang der weermacht in eenige opzichten stationnair te houden, d.w.z. door minder te besteden aan den aanbouw van oorlogsschepen en niet over te gaan tot de aanschaffing van meerder artillerie-, torpedo- en mijnenmateriaal, noch van vliegtuigen met toebehooren? 2. Heeft de Minister zijn ambtgenoot er daarbjj op gewezen, gelijk hem door den ondergeteekende in overweging werd ge geven. dat een Departement van Defensie meer dan eenige andere tak van Staats dienst voor bezuiniging in aanmerking komt, omdat; a. aanwinsten, speciaal op dit gebied, veelal zeer spoedig waardeloos worden, ten gevolge van nieuwe uitvindingen, en h. deze geldelijke offers ook quantita- tief .spoedig nutteloos worden gemaakt door nieuwe aankoopen in andere landen. en heeft hij er aan herinnerd, dat deze Min. van Defensie zelf de meening uitge sproken heeft, dat uitstel van militaire aan knopen de kans kan vermeerderen op groo- tere doelmatigheid dezer uitgaven in wel ke gevallen zulk uitstel aanbeveling ver dient? 3. Heeft de Minister bij het inwinnen van bedoeld oordeel tevens herinnerd nan zijn eigen meening, uitgesproken in het rapport der legercommissie en door hem zonder reserve mede-onderteekend, n.1. dat

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 1