Steeds Grooter
Arm Kindje
Arme Ouders!
De Ontwapenings
conferentie.
Binnenland
Wetenswaardigheden op
Administratief en Fiscaal
terrein.
vangst zou kunnen nemen. Nu het instru
ment voor mij weer overbodig geworden
was, bood ik hem mijn trompet voor hal
ven prijs aan. Zonder eenige waardeering
voor het genereuse in deze offerte, begon
hij instantelijk bloed naar zijn omvangrijk
hoofd te pompen en nadat het rood genoeg
geworden was, voegde hij mij eenige woor
den toe, die niet in de Brockhaus staan.
Ik nam in overweging, dat de man mis
schien huisvader was en thuis eenige kin
deren had.
En om te voorkomen, dat hij van dezelven,
tengevolge van een beroerte, halve weezen
zou maken, verkocht ik mijn bon van 7
kronen ijlings voor 5 aan Axel en ver
dween.
Mijn belofte aan Axel, hield ik niet. Feite
lijk, om mijzelf niet zwarter te teekenen,
dan ik al ben, was de belofte ingekleed als
een sophisme, zoodat ik uit dit geweten-
fopspeentje tenminste eenige gemoedsrust
kon putten. Want met mijn vorige Stock-
holmsche relaties wilde ik niet weer in
connectie treden, nu de uitgedroogde, bron
mijner middelen de vroegere levenswijze
buiten sloten. Daarentegen riep ik het ka
mermeisje weder te hulp en deelde haar in
vertrouwen mede, dat ik alweer wcrklooze
was. Haar conclusie uit mijn spoedige ont
slag (of het als eervol aangemerkt mag
worden, weet ik niet) was, dat ik toch fei
telijk voor niet veel deugde. Ik bestreed
dit vol energie en,' schftderde mijn qualitei-
ten in helle kleuren en met de noodige over
drijving. Dit kan soms noodig zijn. Daarna
informeerde ik belangstellend, wat zij mij
nu aanraadde. Zij oordeelde het verstandig,
dat ik de stad wenschte te verlaten, omdat
er in den winter moeilijk een betrekking te
krijgen zou zijn.
Als hij str-iker was, moest hij maar
hout gaan hakken.
Bij ons hebben alle mannen werk in den
winter met hakken.
Waar is dat „bij ons"?
Ik ben uit Knoppen. Daar heeft mijn
moeder ook een hotel.
Knoppen, waar ligt dat?
In Harjedalen.
Zegt mij niet veel meer. Maar verder.
Betreft het, hakken van kachelhoutjes?
Neen, van boomen.
In een bosch dus?
Zij beantwoordde deze snuggere vraag
met een medelijdend lachje. Maar nu be
greep ik ook, waarom men sterk moest
zijn voor dit werkje. Als demonstratie van
de omstandigheid, dat ik veel sterker was,
dan mijn nietige gestalte zelfs bij de meeète
welwillendheid zou kunnen doen vermoe
den, nam ik een stoel bij één poot en
voerde er eenige succesvolle krachttoeren
mede uit. Om aan het geheel meerdere
luister bij te zeiten, trok ik een passend va-
rietéartisten-tromph-gezicht na afloop. Een
en ander liet niet na, den gewenschten in
druk te maken.
En deug ik nu voor houthakker?
Mischien zou het wel gaan.
En hoe wordt men het? Bestaat er een
boekje: „Hoe word ik een geslaagd hout
hakker practische handleiding voor den
amateur?"
Zij vermoedde, dat het niet bestond. Maar
wel had zij een oom, die vroeger dit vak uit
geoefend had en thans op Lidingö woonde.
Ik vroeg en kreeg het adres van den oom
hij leek mij nuttiger dan de beste hand
leiding. En onder vele dankzegging voor
het goede adres, begaf ik mij op weg.
Lidingö is een, voorstad van Stockholm,
of liever een achterstad, want na Lidingö
komt er niets meer. Niets meer dan eenige
honderden eilandjes, maar die tellen in
Zweden, waar men deze bij tienduizenden
in voorraad heeft, niet mee.
Trouwens, Lidingö zelf is een groot
eiland destijds was ik er met de Gunnar
wel om heen ^evaren en waar deze er eeni
ge uren over deed, schat ik de omtrek op
een 40 K.M. ongeveer. De geheele opper
vlakte is met verspreid staande huizen be
dekt: één groot villadorp. Men bereikt het
eiland via eert geweldigen brug, die zich
in het midden splitst, met één arm naar
het Noorden en één naar het Zuiden, zoodat
de brug Y vormig is. „De oom" woonde
in een straat, genaamd Larkan, hetgeen
leeuwerik beteekent. Nomen est omen! De
straat helde danig, door sneeuw en ijzel
was het wegdek spiegelglad en nauwelijks
had ik het houten trottoir, dat verhoogd
langs de wegen leidde, verlaten, of ik ge
raakte in een glijvlucht, het genoemde vo
geltje alleszins waardig. In een poging, die
van te voren gedoemd was te mislukken,
nam ik steeds grooter stappen, teneinde
te trachten, overeind te blijven, totdat ik,
op vol toeren en na het meesterlijk schoren
van een telefoonpaal en een heksteun. met
groot geweld tegen de achterdeur van een
der villatje's tot stand kwam, of liever ge
zegd. tot ligging. Bellen was overbodig,
want na enkele seconden ging de deur
open op een> kier, omdat men blijkbaar
de stormachtige bezoeken wel eerst eens
nader wilde opnemen. Dit examen viel
vermoedelijk gunstm uit, want nadat er
meerdere paren oogen door de kier ge
gluurd hadden en er een korte beraad
slaging "-ehouden was, ging de deur hee-
lemaal open, juist toen ik er in geslaagd
was, mijn kleederen weer bevallig over
mijn ledematen te drapeeren.
En zoo maakte ik kennis met den oom.
De oom was eeni beste man, wiens advies
mij zeer te stade kwam. Evenwel, alle wil
dernis allures had hij na zijn terugkeer in
de civilisatie nog niet afgelegd. Om de
pointe van een of ander merkwaardig of
humoristisch detail uit zijn ervaringen te
markeeren, stompte hij mij gemoedelijk eeni
ge malen in de maagstreek. Alles vriend
schap! Ik lachte uit beleefdheid dan ook
Harold Llovd-achtig, maar schoof toch voor
alle veiligheid mijn stoel eenige decimeters
achteruit.
Of ik eenige voorstelling had van dit le
ven en het landschap Harjeladen? Neen,
die had ik niet.
Weet U hoe de menschen Harjedalen
gewoonlijk noemen? Ze spreken\ van „Het
Zweedsche Siberië."
Dat belooft wel iets!
Het hangt heelemaal van de menschen
af. U doet het beste, Uw intrek te nemen
bij mijn zuster, die heeft een klein pension
in Knoppen, dat is midden in het houtcen
trum. Ik zal het adres voor U opschrijven:
„Fru Pettersons PensionatKnoppen." En
als ik U nog een raad mag geven, verschaft
U zich een rijbewijs, daar kunt U bij het
zoeken van een betrekking nut van hebbenv
Als U eenmaal daar bent, kunt U uitzien
naar iets, dat U geschikt voorkomt.
(Wordt vervolgd).
Op den verkeerden weg. Een oplossing?
Het blijkt wel, dat men ter Ontwape-
nings-coiutrenue voor ten zter moeinjK
geval siaat. Men voelt algemeen, dat, om
oen oorlog uil ie bannen, uus Ue verzeke
ring van den vrede, net gewenscht is de
legers en vloten te verminderen, maar,
uaar men de toestanden voorloopig nog
•niet vertrouwt en dus de ,,veiiigueid" wil
olijven verzekeren, willen de sterkst-oewa-
penden hun voorsprong in sterxte niet
opgeven.
Men spreekt thans te Genève over 't
afschaffen van zware oorlogsmiddelen, die
men als „aanvalswapenen" betitelt, en het
blijkt, dat men het zeer oneens is welke
middelen als aanvalswapenen zijn te be
schouwen. Dit laatste acht ik volkomen be
grijpelijk!
Zoolang men de mogelijkheid van oor
logvoeren voor oogen moet houden, is
het m.i. ondoenlijk om eenig wapen bijzon
derlijk als aanvalswapen aan te duiden en
wel om deze reden, dat aanval en verde
diging in den oorlog geen streng te schei
den begrippen zijn.
Het is een oud krijgskundig gezegde,
dat de beste verdediging isde aan
val, en een andere les, die ons oudtijds ge
leerd werd, was deze, „dat de eerste klap
is een driegulden waard".
Stel dat een blauwe partij om in ter
men van onze legeroefeningen te spreken
en om geen bepaalde landen met name
te noemen een roode partij aanvalt.
Moet dan die roode partij terstond in
loopgraven op eigen gebied zich ingraven
om dien aanval, met alle vernietiging voor
eigen huis en hof, af te wachten of moet hij
trachten zijn tegenpartij vóór te zijn en den
strijd over te brengen op vijandelijk ge
bied? M.a.w., moet hij niet trachten zijn
land te „verdedigen tegen de oorlogsellen
de" door zoo gauw mogelijk „tot den
krijgskundigen aanval over te gaan?"
Nu aannemende, dat zoolang de oorlog
niet onherroepelijk is uitgesloten elk le
ger op zijn taak moet zijn voorbereid, is
het dan niet gewenscht, dat die aanval (die
nende als verdediging!) kan geschieden met
'.oo min mogelijk verliezen? En zal een aan
val met tanks, waarin de bedienipgsman-
■;chappen achter een pantser zitten, niet
minder verliezen voor den (zich verde
lgenden aanvaller geven, dan een aan
val van ongepantserde infanterie of cava
lerie? En zal een goedgeslaagde aanval van
vombardementsvliegtuigen of van vèr-dra-
^end geschut der roode partij op het mu
nitiepark of de munitiefabrieken der blau
wen (de principieele aanvaller!) niet de ver
liezen van de rooden kunnen beperkeh?
Zijn nu tanks, bombardementsvliegtuigen
eil zware kanonnen aanvals- of verdedi
gingswapenen?
En als de vloot der blauwen is uitgeva
ren m de kust van het roode land te blok-
keeren en aanvoer van levensmiddelen
ook voor de burgerbevolking te verhin
deren, moet dan niet de roode vloot uitva
ren en aanvallen om zich daartegen te
verdedigen? En als dat roode land geen
kostbare kruisers bezit, maar wèl onder
zeebooten, zijn dan die laatste gestempeld
tot „aanvalswapenen"?
Mij dunkt, dat we zoo zouden kunnen
doorgaan en dat het duidelijk moet zijn, dat
men het over het begrip aanvals- of verde
digingswapenen wel nooit eens zal kunnen
worden, zoodat men met de huidige bespre
kingen op den verkeerden weg is.
Wat bij de vredesverdragen van Ver-
sailles enz. is geschied ten aanzien van de
overwonnenen, wien men het bezit van be
paalde z.g. aanvalswapenen heeft verboden,
welke verbodsbepalingen sommige Staats
lieden nu ook voor de andere landen zouden
willen zien toepassen, lijkt mij onuitvoer
baar. Duitschland, Oostenrijk en Bulgarije
hadden toen niets meer in te brengen en
moesten zich daarbij wel neerleggen, maar
geen niet-overwonnen land zal -t- als het
nu zelf in het geding komt erkennen,
dat diezelfde verboden wapens uitsluitend
„aanvalswapenen" zijn.
Het is in het algemeen gemakkelijker om
te zeggen wat verkeerd is. dan om den
juisten weg aan te wijzen om het gestelde
doel te bereiken.
Toch wil ik een denkbeeld naar voren
brengen.
Waar men het misschien, zonder al.te veel
moeite, over eens zou kunnen worden, dat
is de sterkte van het „politie-leger" en van
de „politie-vloot", die elk land noodig zou
hebben als eenmaal alle oorlogsgevaar zou
zijn uitgesloten, waarbij de vastgestelde
sterkten voor Duitschland als grondslag
zouden kunnen dienen.
Ik neem dadelijk aan, dat zich ook hier
bij nog moeilijkheden zullen voordoen voor
landen met gevaarlijke binnenlandsche ver
houdingen en voor koloniale gebiedsdeelen,
maar die moeilijkheden zal men moeten, en
waarschijnlijk ook kunnen overwinnen. Is
men het over die p litie-sterkte eens, dan
stelle men die sterkte als het te bereiken
einddoel, hetwelk voor geleidelijke ontwape
ning moet worden bereikt.
Verder stelle men dan een tijdperk vast
om van de huidige sterkte te komen tot die
der politie-macht.
Laat dit tijdperk bijv. zijn tien jaren.
Dan moet dus in elk dier 10 jaren van het
te verwerken verschil één tiende deel wor
den afgeschaft.
Elke natie kan per jaar zijn strijdkrach
ten verminderen op de wijze, die haar goed
dunkt, doch allen zullen verplicht zijn, die
vermindering een jaar te voren aan den
Volkenbond op te geven. Om dadelijk te
kunnen beginnen zou voor het eerste jaar
die voorafgaande opgave kunnen achter
wege blijven.
Op deze wijze kunnen de landen, die
thans het sterkst zijn, en die meenen dit uit
veiligheidsoogpunt niet te mogen prijsge
ven, hun overwicht behouden tot op het
oogenblik, dat de minima bereikt zijn,
Als dit oogenblik in een spoedig-bereik-
baar verschiet ligt, zal het stelsel zelfs voor
de nu-ontwapenden aanvaardbaar kunnen
zijn.
Het lijkt rriij wenschelijk die, termijn van
10 jaren en dus de jaarltjksche verminde
ring met 10 voor herziening vatbaar te
maken door te bepalen, dat, bijv. telkens
na 3 jaren, het verminderingspercentage Op
nieuw zal worden vastgesteld. Ook de sterk
te der politie-legers en, vloten zou men
dan in verband met mogelijk gewijzigde
omstandigheden voor herziening in aan
merking kunnen doen komen.
De vermindering van 10 zou m.i. moe
ten treffen de zuivere uitgaven voor de
werkelijke oorlogskrachten, dus met uit
sluiting van militaire i ensioenen en derge
lijke uitgaven, die wel ten laste der oorlogs-
begrootingen komen, maar niet bijdragen
om de weerkracht te verhoogen.
Deze oplossing heeft het voordeej van
eenvoudig te zijn en verder naar mijn
bescheidem meening van aanvaardbaar
te zijn voor allen, die van goeden wille zijn,
d.w.z. die het eerlijk meenen met de ont
wapening.
W. H. C. DOORMAN.
Correspondentie deze rubriek betreffende
rechtstreeks te zenden aan de Directie van
de N.V. Accountantskantoor „Nederlandsch
Bureau voor Adviezen", gevestigd te Haar
lem, Houtplein 17r.
Bij vragen lezers hebben het recht tot
het inwinnen van kosteloos advies in be
lastingzaken en aangelegenheden van boek-
houdkundigen aard postzegel voor ant
woord bijvoegen.
HET INVULLEN VAN HET
AANGIFTEBILJET.
WENKEN EN RAADGEVINGEN
Na 1 Mei ontstane bronnen van inkomen.
Bij het invullen van het aangiftebiljet stelt
men dus drie vragen. Ie. Welke bronnen
bestaan op 1 Mei. 2e. Hoe lang hebben
deze bronnen voor mij bestaan? 3e. a. Wan
neer ze langer bestonden dan een kalen
derjaar, wat is dan de netto opbrengst ge
weest gedurende het laatstverloopen-kalen
derjaar: b. Wanneer ze korter dan een
kalenderjaar bestonden, waarop schat ik
dan de netto-opbrengst per jaar, gerekend
naar den toestand op 1. Mei. Hoe echter te
handelen met de bronnen van inkomen, die
na 1 Mei dus in den loop van het belas
tingjaar ontstaan? Voor het loopende
belastingjaar houdt men met deze bronnen
geen rekening. Wanneer deze bronenen vol
gend jaar 1 Mei nog bestaan, kan met de
aangifte van liet inkomen uit deze bronnen
worden gewacht tot volgend jaar.
Bronnen, die na 1 Mei teniet gaan. Een
bron van inkomen gaat teniet, wanneer men
bijvoorbeeld zijn bedrijï of beroep staakt.
Dan kan men- ontheffing vragen. Maar dan
moet aan twee voorwaarden zijn voldaan.
Het inkomen moet beneden drie vierde van
het inkomen, waarnaar dc aanslag werd be
rekend. dalen. Zoo kan bijv. iemand, die
f 2000 salaris geniet en wordt ontslagen,
doch een wachtgeld ontvangt ad. f 1600,
geen aanspraak maken op ontheffing. Even
min kan hij ontheffing verkrijgen, wan
neer hij kort na zijn ontslag hij is ont
slagen zonder meer en ontvangt dus geen
wachtgeld een nieuwe betrekking aan
vaardt op een salïris van f 1600 per jaar.
Dat is de tweede voorwaarde. De onthef
fing wordt namelijk niet verleend, wan
neer binnen drie maanden door het ont
staan van een nieuwe bron van inkomen,
het belastbaar inkomen.' tot of boven het
hiervoor genoemde drie vierde gedeelte
stijgt.
Enkele voorbeelden ter toelichting. A. is
sinds een tiental jaren werkzaam bij de
firma B. Hij verdiende gedurende het af-
geloopen kalenderjaar f 2.000. Met ingang
van 1 Maart jl. ontving hij 10 loonsver
laging. A. moet nu aangeven f 2.000. De
bron van inkomen bestond een vol kalen
derjaar. Het salaris was gedurende het
laatstverloopen kalenderjaar f 2.000. Nu
het geval, dat A. pas in Juli vorig jaar in
dienst trad. De bron van inkomen bestond
nu niet een vol kalenderjaar. De opbrengst
moest dus worden geschat^ naar den toe
stand op 1 Mei. Aan te geven dus f 1.800.
Is op 1 Mei bekend maar dan moet dit
op -1 Mei bekend zijn en niet bijv. op 12
Mei dat op November een nieuwe ver
laging van f 200 per jaar zal volgen, dan
geeft A. aan een half jaar salaris f 900 en
een half jaar f 800 is tezamen f 1.700. Nu
het geval, dat A. op 2 Mei ontslag krijgt.
Hij kan dan ontheffing vragen over 11
maanden. De werkloozensteun, die hij mo
gelijk ontvangt, zal wel lager zijn dan 3/4
deel van f 2.000. Krijgt hij later eenj nieuwe
betrekking dan zal het van de hoegrootheid
van het nieuwe salaris afhangen, of hij al
dan niet ontheffing krijgt.
Let wel: Kalenderjaar. Er zijn belasting
plichtigen, die hun inkomen opgeven van
MeiMei. Het belastingjaar loopt toch ook
van MeiMei, zeggen ze dan. Het belas
tingjaar loopt inderdaad van MeiMei. Het
wordt aangeduid met twee jaartallen. Het
jaar van thans en het volgend jaar. Dat
ziet men over 't hoofd.
Men geeft dan maar aan het inkomen van
Mei verleden jaar tot nu dit jaar Mei. Dat
is verkeerd. Heeft de bron van inkomen
een vol kalenderjaar bestaan, dan geeft men
op de opbrengst laatstverloopen kalender
jaar.
Een uitzondering op den regel. Iedere
regel heeft zijn uitzonderingen. Ook deze
rege'. Een zakenman, die boekhoudt en
wiens boekjaar niet met het kalenderjaar
samenvalt, mag aangeven dc uitkomst laatst
verloopen boekjaar. Loopt het boekjaar
dus van 1 Juni1 Juni, dan geeft men op
de bedrijfsuitkomst van het boekj., dat on
middellijk vóór 1 Mei eindigde Zal van een
boekjaar sprake kunnen zijn, dan moet er
een deugdelijke boekhouding aanwezig zijn
en dan moet regelmatig per den-zelfden da
tum worden balans gemaakt.
WORDT UW OMZET
wanneer gij regelmatig
adverteert in „0e Soester".
uitgave van de N.V. Eerste
Soester Electr. Drukkerij.
Dit blad verschijnt twee
maal per week en wordt
door honderden betalende
abonné's in SOEST en
OM O E VI NO gelezen.
EEMNES.
SLUITING GEMEENTE-SECRETARIE.
Ter gelegenheid van de viering van het
25-jarig ambtsjubileum van den burgemees
ter Jhr. L. Rutgers van Rozenburg zal de
Gemeente-secretarie op Donderdag 19 dezer
den geheelen dag voor het publiek gesloten
zijn.
TARWETEELT IN ZEELAND
Naar wij vernemen is in 2eëland in 1931
uitgezaaid 14.0UU H.A en in 1932 25.978
H.A.
In 1931 bedroeg de met tarwe bezaaide
oppervlakte 20,23 van de bedrijfsgronden
en in 1932 25,66
landbouwboekhoudbureau
VAN HET U. L. Gt
liet L'trechtSv.h Landbouw Genootschap
heeft sedert verscheidene jaren ingesteld
het Centraal boekhóudbureau van het ULG.
De gedachtengang zat voor, dat de geor
ganiseerde boer, wanneer hij om een of an
dere reden zelf niet boekhoudt, gebruik
moet kunnen maken van de bemiddeling
van het bureau van zijn eigen organisatie
om hem te geven een degelijke en eer'ijke
boekhouding, opdat niet alleen een juist
beeld verkregen wordt over de financieele
uitkomsten van het bedrijf, doch bovendien
niet meer aan belasting betaald wordt, dan
overeenkomstig de wet verschuldigd is.
Het Bureau is aangesloten bij de Vereeni-
ging van Landbouwboekhoudbureaux, wel
ke vereeniging door de Regeering erkend
is en waartoe enkel de boekhoudbureaux
van de landbouworganisaties kunnen toe
treden.
Het wil ons voorkomen, dat de georgani
seerde boer, die zelf niet boekhoudt, bij
het bureau van zijn organisatie aangeslo
ten dient te zijn, waarmede niet alleen zijn
eigen belang, doch ook een algemeen boe-
renbelang geaiend woidt; temeer waar de
tarieven zeer laag zijn, hetgeen dus voor
niemand een beletsel kan zijn, en alles on
der strikte geheimhouding geschiedt.
De gegevens worden in een speciale boek
houding verwerkt, zoodat aan het eind van
het jaar men in één oogopslag kan zien
hoeveel de ontvangsten en uitgaven van elk
onderdeel van het bedrijf hebben bedragen.
Een balans en winst- en verliesrekening
wordt opgemaakt, welke men thuis gestuurd
krijgt. De belasting aangifte wordt door
het bureau ingevuld en zoonoodig even-
tueele reclames behandeld, zoodat men de
belasting aangelegenheden aan dit bureau
kan overdragen. Daar de bemestingsuitga
ven, maar vooral de voederrantsoenen dik
wijls een belangrijke post bedragen, kan in
samenwerking met den Voorlichtingsdienst
en met het Veevoederbureau desgewenscht
alle inlichtingen over samenstelling van
rantsoenen worden verkregen; bij slechte
bedrijfsresultaten is het bureau gaarne be
reid en in overleg met den betrokkene de
nadeelige factoren te onderzoeken, die van
invloed op het bedrijf zijn geweest cm deze
voor het vervolg te voorkomen.
Sedert 1 Mei 1927 bestaat het recht, dat
wanneer men over een boekjaar geen in
komen doch verlies heeft gehad, men niet
alleen dat jaar vrijgesteld wordt van belas
ting, doch dat dit verlies nog over 2 vol
gende jaren met eventueele winsten mag
worden verrekend. Heeft men dus over een
jaar een verlies van bijv. f 1000 en het daar
op volgend jaar een winst van f 1200 dan
betaalt men dit laatste jaar maar over
slechts f 200. Natuurlijk kan de fiscus en
kel verrekening van vorige verliezen toe
staan, wanneer dit verlies duidelijk kan
worden aangetoond. Uit een goede boekhou
ding kan dit enkel blijken.
Vandaar dat wij dan ook de gebruikma
king van het bureau in het belang van de
boeren aanraden.
De Secretaris U.L.G.
VOLKENBOND EN ONTWAPENINGS
CONFERENTIE.
(Vox Populi).
Indien er één gebeurtenis is, waarnaar
in den laatsten tijd door millioenen perso
nen over de geheele wereld reikhalzend is
uitgezien, dan is het de Ontwapenings
conferentie te Genève.
Dit werd in de eerste plaats bewezen
op den Gen Februari, toen een 9-tal dele
gaties. vertegenwoordigende 200 millioen
menschen den wensch om vrede en ont
wapening voor de pleinière zitting der
Conferentie uitspraken.
Op die buitengewone Vergadering, wel
ke niet naliet een diepen indruk op de
aanwezigen te maken, werden achtereen
volgens gehoord de woordvoerders der
Nederlandsche Prrc-actie. der Groep van
15 Internationale Vrouwen Organisaties,
der Internationale Unie van Katholieke
Vrouwen Organisaties, der Christelijke
Kerken en Organisaties, der Internationa
le Studenten Vereenigingen, der Interna
tionale Liga voor de Rechten van den
M/ensch, der Unie van Volkenbonds-Ver
eenigingen, der Socialistische Arbeids-In-
ternationale en van het Internationaal Ver
bond van Vakvereenigingen.
Den volgenden dag ontving de Voor
zitter der Conferentie een delegatie der
Internationale Conferentie „des Anciens
Combattants de Guerre". en sedert dien
gaat er bijkans geen dag voorbij zonder
dat de vox populi zich te Genève doet
hooren. Talrijke delegaties werden en wor
den nog steeds met de grootste welwil
lendheid door Henderson ontvangen, ter
wijl de moties, petities, telegrammen en
brieven van vereenigingen en particulie(
ren tot hem, als Voorzitter der Conferen
tie gericht, in de duizenden loopen. Wèl
een bewijs dat nog steeds de volken de
Ontwapenings-Conferentie met aandacht ga
deslaan en veel van haar verwachten. De
wereld wil vrede en ontwapening; de
vrouwen de studenten, de arbeiders, de
werkloozen wachten op de uitkomst der
Conferentie.
De Internationale Unie van Volkenbonds-
Vereenigingen, die in Mei 1931 te Buda-
pest een uitgebreide. Resolutie in zake
ontwapening aannam, achtte het wensche
lijk gedurende de Conferentie een Bureau
't Stakkerdje is thans gevonden.
Laag en laf en wreed gedood;
Gansch beschaafde menschheid schokte
Van die beestmensch-daad in 't groot.
Arme Vader! Arme Moeder!
Hopend: 't leeft nog wel misschien,
Moesten daar hun arme ventje,
Doodgeschoten wederzien.
Wat de drijfveer kan geweest zijn,
Van een daad zóó laag gemeen,
Dat geen losprijs zelfs mocht baten.
Niemand k<1n 't beseffen. Neen!
Als men nog aan „ziels-verhuizing",
Wou geloovei. 't kwam nu uit:
Want zoo'n onmensch is toch zeker
Tijger in een menschenhuid
Heeft 't ventje nog geleden?
Was zijn lijden bittergroot?
Wellicht nooit zal men het weten,
Hoe het knaapje vond den dood.
Trouwens Moeder wil niet weten
Hoe haar schat is heengegaan:
Slechts bij 't lijkje zal zij bidden
Voor zijn rust met bitt'ren traan.
Want, het is haast niet te dragen
Voor een moeder zulk een kruis;
Zóó haar kind terug te krijgen,
Dat „de Zon" was van haar huis.
'n Menseh mag niet op wraak bedacht zijn;
Neen, die tijd is lang voorbij,
Maar als dader in haar macht was,
Zij verviel tot razernij.
Zij, als zwakke vrouw, zou gillen:
„Oog om oog en tand om tand"!
En als vrouw zou zij het aanzien:
't Monster levend werd verbrand!
Moog' men dader spoedig vinlen;
Wachte hem een zware straf,
Die een tweetal jonge ouders,
Zulk een leed te dragen gaf!
Nadrug verboden.
AD REM.
te Genève te openen en door middel van
een bijzonder „Ontwapenings Comité-' de
leden der Conferentie aan de beginselen
neergelegd in genoemde resolutie te her
inneren. In één der paragraphen van de
ze resolutie staat n.m. dat de verbodsbe
palingen ten aanzien van zeker oorlogs-
materieel, zoowel ter zee. als te land en
in de lucht, welke in de Vredesverdragen
van 1919 aan eenige landen zijn opgelegd,
gelden moeten vcor alle Staten die de Onf
wapenings Conventie onderteekenen.
Dit is dezer dagen weer uitdrukkelijk
aan de pers medegedeeld ter richtsnoer
voor de leden der Conferentie die zich uit
putten om een juiste bepaling van de „of
fensieve wapens" vast te stellen, welike,
volgens het op 22 April met algemeene
stemmen genomen besluit, hetzij geheel
verboden hetzij onder internationale con
trole gesteld zullen worden.
Eén factor dreigt echter elke daadwer-
kelyke ontwapening te verhinderen, n.1.
angst. Angst voor den buurman. Zoolang
in hem de mogelijke vijand, in plaats van
de natuurlijke vriend gezien wordt, is het
met elke poging tot ontwapening slecht
gesteld. De moreele beter gezegd, dé
geestelijke ontwapening, is de spil waarom
alles draait. In het begin der Conferentie
scheen het alsof aan die geestelijke ont
wapening geen plaats op de agenda inge
ruimd zou worden; men kwam immers
bijeen om praktische voorstellen op 't ge
bied van vermindering der materieele be
wapening te bespreken, niet om de oor
zaak der bewapeningen te zoeken. Hoe
kan echter een ziekte doeltreffend be
streden worden waarvan de oorzaak niet
bekend is?
Tijdelijke verlichting kan men aan
brengen .en dit zal hier wellicht ook ge
schieden, indien men het besluit om de
specifiek offensieve wapens (die veelal
de meest kostbare zijn) af te schaffen,
uitvoert. Doch wie zal beletten dat nieuwe,
dus niet verboden-, offensieve wapens uit
gevonden worden, zoolang bij sommigen
de wil tot oorlogvoeren blijft bestaan?
Ons inziens, is 't dan ook ten zeerste
toe te juichen dat de Conferentie in den
loop van Maart besloot de „moreele ont
wapening" door een speciale Commissie
le laten behandelen. Opmerkelijk was dat
de gedelegeerde van Sovjet-Rusland de
eenige was, die bedenkingen hiertegen
opperde, daar hjj vreesde dat daardoor
de materieeie ontwapening op den achter
grond 'gesel ven zou worden.
De Con.n issie voor moreele ontwape
ning is 'n*> het Paasch-reces in werking
getreden. Zij telt onder haar leden drie
vrouwelijke afgevaardigden, benevens Dr
Bonnet. Directeur van het Internationaal
Instituut voor Intellectueel? Samenwerking
te Parijs, die ei o.a. op wees dat moreele
ontwapening dooi middel van geestelijke
toenadering dei volken een der grondsla
gen van het Volkenbondswerk is.
De Nederlandsche Vereeniging voor
Volkenbond en Vrede heeft hierop
herhaaldelijk den nadruk gelegd en
deze gedachte wordt op 18 Mei bijzon
derlijk naar voren gebracht. Immers, 18
Mei wordt in een steeds groeiend aantal
landen als „Goeden wils-dag" gevierd,
waarop de saamhoorigheid en interdepen-
lentie van alle volken herdacht en. naast
oprechte liefde tot het eigen Vaderland,
bewuste liefde voor de geheele weréld gé-
kweekt wordt.
Moge vooral dit jaar de 18en Mei her
denking zoowel in Nederland als in de an
dere landen met overtuiging gevierd wor
den, opdat een stroom van goeden wil
over de wereld uitvjoeie en den weg be
reide voor de militaire ontwapening.