Steeds Grooter Arm Kindje Arme Ouders! De Ontwapenings conferentie. Binnenland Wetenswaardigheden op Administratief en Fiscaal terrein. vangst zou kunnen nemen. Nu het instru ment voor mij weer overbodig geworden was, bood ik hem mijn trompet voor hal ven prijs aan. Zonder eenige waardeering voor het genereuse in deze offerte, begon hij instantelijk bloed naar zijn omvangrijk hoofd te pompen en nadat het rood genoeg geworden was, voegde hij mij eenige woor den toe, die niet in de Brockhaus staan. Ik nam in overweging, dat de man mis schien huisvader was en thuis eenige kin deren had. En om te voorkomen, dat hij van dezelven, tengevolge van een beroerte, halve weezen zou maken, verkocht ik mijn bon van 7 kronen ijlings voor 5 aan Axel en ver dween. Mijn belofte aan Axel, hield ik niet. Feite lijk, om mijzelf niet zwarter te teekenen, dan ik al ben, was de belofte ingekleed als een sophisme, zoodat ik uit dit geweten- fopspeentje tenminste eenige gemoedsrust kon putten. Want met mijn vorige Stock- holmsche relaties wilde ik niet weer in connectie treden, nu de uitgedroogde, bron mijner middelen de vroegere levenswijze buiten sloten. Daarentegen riep ik het ka mermeisje weder te hulp en deelde haar in vertrouwen mede, dat ik alweer wcrklooze was. Haar conclusie uit mijn spoedige ont slag (of het als eervol aangemerkt mag worden, weet ik niet) was, dat ik toch fei telijk voor niet veel deugde. Ik bestreed dit vol energie en,' schftderde mijn qualitei- ten in helle kleuren en met de noodige over drijving. Dit kan soms noodig zijn. Daarna informeerde ik belangstellend, wat zij mij nu aanraadde. Zij oordeelde het verstandig, dat ik de stad wenschte te verlaten, omdat er in den winter moeilijk een betrekking te krijgen zou zijn. Als hij str-iker was, moest hij maar hout gaan hakken. Bij ons hebben alle mannen werk in den winter met hakken. Waar is dat „bij ons"? Ik ben uit Knoppen. Daar heeft mijn moeder ook een hotel. Knoppen, waar ligt dat? In Harjedalen. Zegt mij niet veel meer. Maar verder. Betreft het, hakken van kachelhoutjes? Neen, van boomen. In een bosch dus? Zij beantwoordde deze snuggere vraag met een medelijdend lachje. Maar nu be greep ik ook, waarom men sterk moest zijn voor dit werkje. Als demonstratie van de omstandigheid, dat ik veel sterker was, dan mijn nietige gestalte zelfs bij de meeète welwillendheid zou kunnen doen vermoe den, nam ik een stoel bij één poot en voerde er eenige succesvolle krachttoeren mede uit. Om aan het geheel meerdere luister bij te zeiten, trok ik een passend va- rietéartisten-tromph-gezicht na afloop. Een en ander liet niet na, den gewenschten in druk te maken. En deug ik nu voor houthakker? Mischien zou het wel gaan. En hoe wordt men het? Bestaat er een boekje: „Hoe word ik een geslaagd hout hakker practische handleiding voor den amateur?" Zij vermoedde, dat het niet bestond. Maar wel had zij een oom, die vroeger dit vak uit geoefend had en thans op Lidingö woonde. Ik vroeg en kreeg het adres van den oom hij leek mij nuttiger dan de beste hand leiding. En onder vele dankzegging voor het goede adres, begaf ik mij op weg. Lidingö is een, voorstad van Stockholm, of liever een achterstad, want na Lidingö komt er niets meer. Niets meer dan eenige honderden eilandjes, maar die tellen in Zweden, waar men deze bij tienduizenden in voorraad heeft, niet mee. Trouwens, Lidingö zelf is een groot eiland destijds was ik er met de Gunnar wel om heen ^evaren en waar deze er eeni ge uren over deed, schat ik de omtrek op een 40 K.M. ongeveer. De geheele opper vlakte is met verspreid staande huizen be dekt: één groot villadorp. Men bereikt het eiland via eert geweldigen brug, die zich in het midden splitst, met één arm naar het Noorden en één naar het Zuiden, zoodat de brug Y vormig is. „De oom" woonde in een straat, genaamd Larkan, hetgeen leeuwerik beteekent. Nomen est omen! De straat helde danig, door sneeuw en ijzel was het wegdek spiegelglad en nauwelijks had ik het houten trottoir, dat verhoogd langs de wegen leidde, verlaten, of ik ge raakte in een glijvlucht, het genoemde vo geltje alleszins waardig. In een poging, die van te voren gedoemd was te mislukken, nam ik steeds grooter stappen, teneinde te trachten, overeind te blijven, totdat ik, op vol toeren en na het meesterlijk schoren van een telefoonpaal en een heksteun. met groot geweld tegen de achterdeur van een der villatje's tot stand kwam, of liever ge zegd. tot ligging. Bellen was overbodig, want na enkele seconden ging de deur open op een> kier, omdat men blijkbaar de stormachtige bezoeken wel eerst eens nader wilde opnemen. Dit examen viel vermoedelijk gunstm uit, want nadat er meerdere paren oogen door de kier ge gluurd hadden en er een korte beraad slaging "-ehouden was, ging de deur hee- lemaal open, juist toen ik er in geslaagd was, mijn kleederen weer bevallig over mijn ledematen te drapeeren. En zoo maakte ik kennis met den oom. De oom was eeni beste man, wiens advies mij zeer te stade kwam. Evenwel, alle wil dernis allures had hij na zijn terugkeer in de civilisatie nog niet afgelegd. Om de pointe van een of ander merkwaardig of humoristisch detail uit zijn ervaringen te markeeren, stompte hij mij gemoedelijk eeni ge malen in de maagstreek. Alles vriend schap! Ik lachte uit beleefdheid dan ook Harold Llovd-achtig, maar schoof toch voor alle veiligheid mijn stoel eenige decimeters achteruit. Of ik eenige voorstelling had van dit le ven en het landschap Harjeladen? Neen, die had ik niet. Weet U hoe de menschen Harjedalen gewoonlijk noemen? Ze spreken\ van „Het Zweedsche Siberië." Dat belooft wel iets! Het hangt heelemaal van de menschen af. U doet het beste, Uw intrek te nemen bij mijn zuster, die heeft een klein pension in Knoppen, dat is midden in het houtcen trum. Ik zal het adres voor U opschrijven: „Fru Pettersons PensionatKnoppen." En als ik U nog een raad mag geven, verschaft U zich een rijbewijs, daar kunt U bij het zoeken van een betrekking nut van hebbenv Als U eenmaal daar bent, kunt U uitzien naar iets, dat U geschikt voorkomt. (Wordt vervolgd). Op den verkeerden weg. Een oplossing? Het blijkt wel, dat men ter Ontwape- nings-coiutrenue voor ten zter moeinjK geval siaat. Men voelt algemeen, dat, om oen oorlog uil ie bannen, uus Ue verzeke ring van den vrede, net gewenscht is de legers en vloten te verminderen, maar, uaar men de toestanden voorloopig nog •niet vertrouwt en dus de ,,veiiigueid" wil olijven verzekeren, willen de sterkst-oewa- penden hun voorsprong in sterxte niet opgeven. Men spreekt thans te Genève over 't afschaffen van zware oorlogsmiddelen, die men als „aanvalswapenen" betitelt, en het blijkt, dat men het zeer oneens is welke middelen als aanvalswapenen zijn te be schouwen. Dit laatste acht ik volkomen be grijpelijk! Zoolang men de mogelijkheid van oor logvoeren voor oogen moet houden, is het m.i. ondoenlijk om eenig wapen bijzon derlijk als aanvalswapen aan te duiden en wel om deze reden, dat aanval en verde diging in den oorlog geen streng te schei den begrippen zijn. Het is een oud krijgskundig gezegde, dat de beste verdediging isde aan val, en een andere les, die ons oudtijds ge leerd werd, was deze, „dat de eerste klap is een driegulden waard". Stel dat een blauwe partij om in ter men van onze legeroefeningen te spreken en om geen bepaalde landen met name te noemen een roode partij aanvalt. Moet dan die roode partij terstond in loopgraven op eigen gebied zich ingraven om dien aanval, met alle vernietiging voor eigen huis en hof, af te wachten of moet hij trachten zijn tegenpartij vóór te zijn en den strijd over te brengen op vijandelijk ge bied? M.a.w., moet hij niet trachten zijn land te „verdedigen tegen de oorlogsellen de" door zoo gauw mogelijk „tot den krijgskundigen aanval over te gaan?" Nu aannemende, dat zoolang de oorlog niet onherroepelijk is uitgesloten elk le ger op zijn taak moet zijn voorbereid, is het dan niet gewenscht, dat die aanval (die nende als verdediging!) kan geschieden met '.oo min mogelijk verliezen? En zal een aan val met tanks, waarin de bedienipgsman- ■;chappen achter een pantser zitten, niet minder verliezen voor den (zich verde lgenden aanvaller geven, dan een aan val van ongepantserde infanterie of cava lerie? En zal een goedgeslaagde aanval van vombardementsvliegtuigen of van vèr-dra- ^end geschut der roode partij op het mu nitiepark of de munitiefabrieken der blau wen (de principieele aanvaller!) niet de ver liezen van de rooden kunnen beperkeh? Zijn nu tanks, bombardementsvliegtuigen eil zware kanonnen aanvals- of verdedi gingswapenen? En als de vloot der blauwen is uitgeva ren m de kust van het roode land te blok- keeren en aanvoer van levensmiddelen ook voor de burgerbevolking te verhin deren, moet dan niet de roode vloot uitva ren en aanvallen om zich daartegen te verdedigen? En als dat roode land geen kostbare kruisers bezit, maar wèl onder zeebooten, zijn dan die laatste gestempeld tot „aanvalswapenen"? Mij dunkt, dat we zoo zouden kunnen doorgaan en dat het duidelijk moet zijn, dat men het over het begrip aanvals- of verde digingswapenen wel nooit eens zal kunnen worden, zoodat men met de huidige bespre kingen op den verkeerden weg is. Wat bij de vredesverdragen van Ver- sailles enz. is geschied ten aanzien van de overwonnenen, wien men het bezit van be paalde z.g. aanvalswapenen heeft verboden, welke verbodsbepalingen sommige Staats lieden nu ook voor de andere landen zouden willen zien toepassen, lijkt mij onuitvoer baar. Duitschland, Oostenrijk en Bulgarije hadden toen niets meer in te brengen en moesten zich daarbij wel neerleggen, maar geen niet-overwonnen land zal -t- als het nu zelf in het geding komt erkennen, dat diezelfde verboden wapens uitsluitend „aanvalswapenen" zijn. Het is in het algemeen gemakkelijker om te zeggen wat verkeerd is. dan om den juisten weg aan te wijzen om het gestelde doel te bereiken. Toch wil ik een denkbeeld naar voren brengen. Waar men het misschien, zonder al.te veel moeite, over eens zou kunnen worden, dat is de sterkte van het „politie-leger" en van de „politie-vloot", die elk land noodig zou hebben als eenmaal alle oorlogsgevaar zou zijn uitgesloten, waarbij de vastgestelde sterkten voor Duitschland als grondslag zouden kunnen dienen. Ik neem dadelijk aan, dat zich ook hier bij nog moeilijkheden zullen voordoen voor landen met gevaarlijke binnenlandsche ver houdingen en voor koloniale gebiedsdeelen, maar die moeilijkheden zal men moeten, en waarschijnlijk ook kunnen overwinnen. Is men het over die p litie-sterkte eens, dan stelle men die sterkte als het te bereiken einddoel, hetwelk voor geleidelijke ontwape ning moet worden bereikt. Verder stelle men dan een tijdperk vast om van de huidige sterkte te komen tot die der politie-macht. Laat dit tijdperk bijv. zijn tien jaren. Dan moet dus in elk dier 10 jaren van het te verwerken verschil één tiende deel wor den afgeschaft. Elke natie kan per jaar zijn strijdkrach ten verminderen op de wijze, die haar goed dunkt, doch allen zullen verplicht zijn, die vermindering een jaar te voren aan den Volkenbond op te geven. Om dadelijk te kunnen beginnen zou voor het eerste jaar die voorafgaande opgave kunnen achter wege blijven. Op deze wijze kunnen de landen, die thans het sterkst zijn, en die meenen dit uit veiligheidsoogpunt niet te mogen prijsge ven, hun overwicht behouden tot op het oogenblik, dat de minima bereikt zijn, Als dit oogenblik in een spoedig-bereik- baar verschiet ligt, zal het stelsel zelfs voor de nu-ontwapenden aanvaardbaar kunnen zijn. Het lijkt rriij wenschelijk die, termijn van 10 jaren en dus de jaarltjksche verminde ring met 10 voor herziening vatbaar te maken door te bepalen, dat, bijv. telkens na 3 jaren, het verminderingspercentage Op nieuw zal worden vastgesteld. Ook de sterk te der politie-legers en, vloten zou men dan in verband met mogelijk gewijzigde omstandigheden voor herziening in aan merking kunnen doen komen. De vermindering van 10 zou m.i. moe ten treffen de zuivere uitgaven voor de werkelijke oorlogskrachten, dus met uit sluiting van militaire i ensioenen en derge lijke uitgaven, die wel ten laste der oorlogs- begrootingen komen, maar niet bijdragen om de weerkracht te verhoogen. Deze oplossing heeft het voordeej van eenvoudig te zijn en verder naar mijn bescheidem meening van aanvaardbaar te zijn voor allen, die van goeden wille zijn, d.w.z. die het eerlijk meenen met de ont wapening. W. H. C. DOORMAN. Correspondentie deze rubriek betreffende rechtstreeks te zenden aan de Directie van de N.V. Accountantskantoor „Nederlandsch Bureau voor Adviezen", gevestigd te Haar lem, Houtplein 17r. Bij vragen lezers hebben het recht tot het inwinnen van kosteloos advies in be lastingzaken en aangelegenheden van boek- houdkundigen aard postzegel voor ant woord bijvoegen. HET INVULLEN VAN HET AANGIFTEBILJET. WENKEN EN RAADGEVINGEN Na 1 Mei ontstane bronnen van inkomen. Bij het invullen van het aangiftebiljet stelt men dus drie vragen. Ie. Welke bronnen bestaan op 1 Mei. 2e. Hoe lang hebben deze bronnen voor mij bestaan? 3e. a. Wan neer ze langer bestonden dan een kalen derjaar, wat is dan de netto opbrengst ge weest gedurende het laatstverloopen-kalen derjaar: b. Wanneer ze korter dan een kalenderjaar bestonden, waarop schat ik dan de netto-opbrengst per jaar, gerekend naar den toestand op 1. Mei. Hoe echter te handelen met de bronnen van inkomen, die na 1 Mei dus in den loop van het belas tingjaar ontstaan? Voor het loopende belastingjaar houdt men met deze bronnen geen rekening. Wanneer deze bronenen vol gend jaar 1 Mei nog bestaan, kan met de aangifte van liet inkomen uit deze bronnen worden gewacht tot volgend jaar. Bronnen, die na 1 Mei teniet gaan. Een bron van inkomen gaat teniet, wanneer men bijvoorbeeld zijn bedrijï of beroep staakt. Dan kan men- ontheffing vragen. Maar dan moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. Het inkomen moet beneden drie vierde van het inkomen, waarnaar dc aanslag werd be rekend. dalen. Zoo kan bijv. iemand, die f 2000 salaris geniet en wordt ontslagen, doch een wachtgeld ontvangt ad. f 1600, geen aanspraak maken op ontheffing. Even min kan hij ontheffing verkrijgen, wan neer hij kort na zijn ontslag hij is ont slagen zonder meer en ontvangt dus geen wachtgeld een nieuwe betrekking aan vaardt op een salïris van f 1600 per jaar. Dat is de tweede voorwaarde. De onthef fing wordt namelijk niet verleend, wan neer binnen drie maanden door het ont staan van een nieuwe bron van inkomen, het belastbaar inkomen.' tot of boven het hiervoor genoemde drie vierde gedeelte stijgt. Enkele voorbeelden ter toelichting. A. is sinds een tiental jaren werkzaam bij de firma B. Hij verdiende gedurende het af- geloopen kalenderjaar f 2.000. Met ingang van 1 Maart jl. ontving hij 10 loonsver laging. A. moet nu aangeven f 2.000. De bron van inkomen bestond een vol kalen derjaar. Het salaris was gedurende het laatstverloopen kalenderjaar f 2.000. Nu het geval, dat A. pas in Juli vorig jaar in dienst trad. De bron van inkomen bestond nu niet een vol kalenderjaar. De opbrengst moest dus worden geschat^ naar den toe stand op 1 Mei. Aan te geven dus f 1.800. Is op 1 Mei bekend maar dan moet dit op -1 Mei bekend zijn en niet bijv. op 12 Mei dat op November een nieuwe ver laging van f 200 per jaar zal volgen, dan geeft A. aan een half jaar salaris f 900 en een half jaar f 800 is tezamen f 1.700. Nu het geval, dat A. op 2 Mei ontslag krijgt. Hij kan dan ontheffing vragen over 11 maanden. De werkloozensteun, die hij mo gelijk ontvangt, zal wel lager zijn dan 3/4 deel van f 2.000. Krijgt hij later eenj nieuwe betrekking dan zal het van de hoegrootheid van het nieuwe salaris afhangen, of hij al dan niet ontheffing krijgt. Let wel: Kalenderjaar. Er zijn belasting plichtigen, die hun inkomen opgeven van MeiMei. Het belastingjaar loopt toch ook van MeiMei, zeggen ze dan. Het belas tingjaar loopt inderdaad van MeiMei. Het wordt aangeduid met twee jaartallen. Het jaar van thans en het volgend jaar. Dat ziet men over 't hoofd. Men geeft dan maar aan het inkomen van Mei verleden jaar tot nu dit jaar Mei. Dat is verkeerd. Heeft de bron van inkomen een vol kalenderjaar bestaan, dan geeft men op de opbrengst laatstverloopen kalender jaar. Een uitzondering op den regel. Iedere regel heeft zijn uitzonderingen. Ook deze rege'. Een zakenman, die boekhoudt en wiens boekjaar niet met het kalenderjaar samenvalt, mag aangeven dc uitkomst laatst verloopen boekjaar. Loopt het boekjaar dus van 1 Juni1 Juni, dan geeft men op de bedrijfsuitkomst van het boekj., dat on middellijk vóór 1 Mei eindigde Zal van een boekjaar sprake kunnen zijn, dan moet er een deugdelijke boekhouding aanwezig zijn en dan moet regelmatig per den-zelfden da tum worden balans gemaakt. WORDT UW OMZET wanneer gij regelmatig adverteert in „0e Soester". uitgave van de N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij. Dit blad verschijnt twee maal per week en wordt door honderden betalende abonné's in SOEST en OM O E VI NO gelezen. EEMNES. SLUITING GEMEENTE-SECRETARIE. Ter gelegenheid van de viering van het 25-jarig ambtsjubileum van den burgemees ter Jhr. L. Rutgers van Rozenburg zal de Gemeente-secretarie op Donderdag 19 dezer den geheelen dag voor het publiek gesloten zijn. TARWETEELT IN ZEELAND Naar wij vernemen is in 2eëland in 1931 uitgezaaid 14.0UU H.A en in 1932 25.978 H.A. In 1931 bedroeg de met tarwe bezaaide oppervlakte 20,23 van de bedrijfsgronden en in 1932 25,66 landbouwboekhoudbureau VAN HET U. L. Gt liet L'trechtSv.h Landbouw Genootschap heeft sedert verscheidene jaren ingesteld het Centraal boekhóudbureau van het ULG. De gedachtengang zat voor, dat de geor ganiseerde boer, wanneer hij om een of an dere reden zelf niet boekhoudt, gebruik moet kunnen maken van de bemiddeling van het bureau van zijn eigen organisatie om hem te geven een degelijke en eer'ijke boekhouding, opdat niet alleen een juist beeld verkregen wordt over de financieele uitkomsten van het bedrijf, doch bovendien niet meer aan belasting betaald wordt, dan overeenkomstig de wet verschuldigd is. Het Bureau is aangesloten bij de Vereeni- ging van Landbouwboekhoudbureaux, wel ke vereeniging door de Regeering erkend is en waartoe enkel de boekhoudbureaux van de landbouworganisaties kunnen toe treden. Het wil ons voorkomen, dat de georgani seerde boer, die zelf niet boekhoudt, bij het bureau van zijn organisatie aangeslo ten dient te zijn, waarmede niet alleen zijn eigen belang, doch ook een algemeen boe- renbelang geaiend woidt; temeer waar de tarieven zeer laag zijn, hetgeen dus voor niemand een beletsel kan zijn, en alles on der strikte geheimhouding geschiedt. De gegevens worden in een speciale boek houding verwerkt, zoodat aan het eind van het jaar men in één oogopslag kan zien hoeveel de ontvangsten en uitgaven van elk onderdeel van het bedrijf hebben bedragen. Een balans en winst- en verliesrekening wordt opgemaakt, welke men thuis gestuurd krijgt. De belasting aangifte wordt door het bureau ingevuld en zoonoodig even- tueele reclames behandeld, zoodat men de belasting aangelegenheden aan dit bureau kan overdragen. Daar de bemestingsuitga ven, maar vooral de voederrantsoenen dik wijls een belangrijke post bedragen, kan in samenwerking met den Voorlichtingsdienst en met het Veevoederbureau desgewenscht alle inlichtingen over samenstelling van rantsoenen worden verkregen; bij slechte bedrijfsresultaten is het bureau gaarne be reid en in overleg met den betrokkene de nadeelige factoren te onderzoeken, die van invloed op het bedrijf zijn geweest cm deze voor het vervolg te voorkomen. Sedert 1 Mei 1927 bestaat het recht, dat wanneer men over een boekjaar geen in komen doch verlies heeft gehad, men niet alleen dat jaar vrijgesteld wordt van belas ting, doch dat dit verlies nog over 2 vol gende jaren met eventueele winsten mag worden verrekend. Heeft men dus over een jaar een verlies van bijv. f 1000 en het daar op volgend jaar een winst van f 1200 dan betaalt men dit laatste jaar maar over slechts f 200. Natuurlijk kan de fiscus en kel verrekening van vorige verliezen toe staan, wanneer dit verlies duidelijk kan worden aangetoond. Uit een goede boekhou ding kan dit enkel blijken. Vandaar dat wij dan ook de gebruikma king van het bureau in het belang van de boeren aanraden. De Secretaris U.L.G. VOLKENBOND EN ONTWAPENINGS CONFERENTIE. (Vox Populi). Indien er één gebeurtenis is, waarnaar in den laatsten tijd door millioenen perso nen over de geheele wereld reikhalzend is uitgezien, dan is het de Ontwapenings conferentie te Genève. Dit werd in de eerste plaats bewezen op den Gen Februari, toen een 9-tal dele gaties. vertegenwoordigende 200 millioen menschen den wensch om vrede en ont wapening voor de pleinière zitting der Conferentie uitspraken. Op die buitengewone Vergadering, wel ke niet naliet een diepen indruk op de aanwezigen te maken, werden achtereen volgens gehoord de woordvoerders der Nederlandsche Prrc-actie. der Groep van 15 Internationale Vrouwen Organisaties, der Internationale Unie van Katholieke Vrouwen Organisaties, der Christelijke Kerken en Organisaties, der Internationa le Studenten Vereenigingen, der Interna tionale Liga voor de Rechten van den M/ensch, der Unie van Volkenbonds-Ver eenigingen, der Socialistische Arbeids-In- ternationale en van het Internationaal Ver bond van Vakvereenigingen. Den volgenden dag ontving de Voor zitter der Conferentie een delegatie der Internationale Conferentie „des Anciens Combattants de Guerre". en sedert dien gaat er bijkans geen dag voorbij zonder dat de vox populi zich te Genève doet hooren. Talrijke delegaties werden en wor den nog steeds met de grootste welwil lendheid door Henderson ontvangen, ter wijl de moties, petities, telegrammen en brieven van vereenigingen en particulie( ren tot hem, als Voorzitter der Conferen tie gericht, in de duizenden loopen. Wèl een bewijs dat nog steeds de volken de Ontwapenings-Conferentie met aandacht ga deslaan en veel van haar verwachten. De wereld wil vrede en ontwapening; de vrouwen de studenten, de arbeiders, de werkloozen wachten op de uitkomst der Conferentie. De Internationale Unie van Volkenbonds- Vereenigingen, die in Mei 1931 te Buda- pest een uitgebreide. Resolutie in zake ontwapening aannam, achtte het wensche lijk gedurende de Conferentie een Bureau 't Stakkerdje is thans gevonden. Laag en laf en wreed gedood; Gansch beschaafde menschheid schokte Van die beestmensch-daad in 't groot. Arme Vader! Arme Moeder! Hopend: 't leeft nog wel misschien, Moesten daar hun arme ventje, Doodgeschoten wederzien. Wat de drijfveer kan geweest zijn, Van een daad zóó laag gemeen, Dat geen losprijs zelfs mocht baten. Niemand k<1n 't beseffen. Neen! Als men nog aan „ziels-verhuizing", Wou geloovei. 't kwam nu uit: Want zoo'n onmensch is toch zeker Tijger in een menschenhuid Heeft 't ventje nog geleden? Was zijn lijden bittergroot? Wellicht nooit zal men het weten, Hoe het knaapje vond den dood. Trouwens Moeder wil niet weten Hoe haar schat is heengegaan: Slechts bij 't lijkje zal zij bidden Voor zijn rust met bitt'ren traan. Want, het is haast niet te dragen Voor een moeder zulk een kruis; Zóó haar kind terug te krijgen, Dat „de Zon" was van haar huis. 'n Menseh mag niet op wraak bedacht zijn; Neen, die tijd is lang voorbij, Maar als dader in haar macht was, Zij verviel tot razernij. Zij, als zwakke vrouw, zou gillen: „Oog om oog en tand om tand"! En als vrouw zou zij het aanzien: 't Monster levend werd verbrand! Moog' men dader spoedig vinlen; Wachte hem een zware straf, Die een tweetal jonge ouders, Zulk een leed te dragen gaf! Nadrug verboden. AD REM. te Genève te openen en door middel van een bijzonder „Ontwapenings Comité-' de leden der Conferentie aan de beginselen neergelegd in genoemde resolutie te her inneren. In één der paragraphen van de ze resolutie staat n.m. dat de verbodsbe palingen ten aanzien van zeker oorlogs- materieel, zoowel ter zee. als te land en in de lucht, welke in de Vredesverdragen van 1919 aan eenige landen zijn opgelegd, gelden moeten vcor alle Staten die de Onf wapenings Conventie onderteekenen. Dit is dezer dagen weer uitdrukkelijk aan de pers medegedeeld ter richtsnoer voor de leden der Conferentie die zich uit putten om een juiste bepaling van de „of fensieve wapens" vast te stellen, welike, volgens het op 22 April met algemeene stemmen genomen besluit, hetzij geheel verboden hetzij onder internationale con trole gesteld zullen worden. Eén factor dreigt echter elke daadwer- kelyke ontwapening te verhinderen, n.1. angst. Angst voor den buurman. Zoolang in hem de mogelijke vijand, in plaats van de natuurlijke vriend gezien wordt, is het met elke poging tot ontwapening slecht gesteld. De moreele beter gezegd, dé geestelijke ontwapening, is de spil waarom alles draait. In het begin der Conferentie scheen het alsof aan die geestelijke ont wapening geen plaats op de agenda inge ruimd zou worden; men kwam immers bijeen om praktische voorstellen op 't ge bied van vermindering der materieele be wapening te bespreken, niet om de oor zaak der bewapeningen te zoeken. Hoe kan echter een ziekte doeltreffend be streden worden waarvan de oorzaak niet bekend is? Tijdelijke verlichting kan men aan brengen .en dit zal hier wellicht ook ge schieden, indien men het besluit om de specifiek offensieve wapens (die veelal de meest kostbare zijn) af te schaffen, uitvoert. Doch wie zal beletten dat nieuwe, dus niet verboden-, offensieve wapens uit gevonden worden, zoolang bij sommigen de wil tot oorlogvoeren blijft bestaan? Ons inziens, is 't dan ook ten zeerste toe te juichen dat de Conferentie in den loop van Maart besloot de „moreele ont wapening" door een speciale Commissie le laten behandelen. Opmerkelijk was dat de gedelegeerde van Sovjet-Rusland de eenige was, die bedenkingen hiertegen opperde, daar hjj vreesde dat daardoor de materieeie ontwapening op den achter grond 'gesel ven zou worden. De Con.n issie voor moreele ontwape ning is 'n*> het Paasch-reces in werking getreden. Zij telt onder haar leden drie vrouwelijke afgevaardigden, benevens Dr Bonnet. Directeur van het Internationaal Instituut voor Intellectueel? Samenwerking te Parijs, die ei o.a. op wees dat moreele ontwapening dooi middel van geestelijke toenadering dei volken een der grondsla gen van het Volkenbondswerk is. De Nederlandsche Vereeniging voor Volkenbond en Vrede heeft hierop herhaaldelijk den nadruk gelegd en deze gedachte wordt op 18 Mei bijzon derlijk naar voren gebracht. Immers, 18 Mei wordt in een steeds groeiend aantal landen als „Goeden wils-dag" gevierd, waarop de saamhoorigheid en interdepen- lentie van alle volken herdacht en. naast oprechte liefde tot het eigen Vaderland, bewuste liefde voor de geheele weréld gé- kweekt wordt. Moge vooral dit jaar de 18en Mei her denking zoowel in Nederland als in de an dere landen met overtuiging gevierd wor den, opdat een stroom van goeden wil over de wereld uitvjoeie en den weg be reide voor de militaire ontwapening.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 2