Damestasschen
Ons Werk.
Zweedsche
Belevenissen
Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
Van Zuiderzee
tot IJsel-meer.
Bekendmakingen
Officieel.
Het adres voor
No. 46
Twintigste Jaargang
Woensdag 8 Juni 1932
BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WFEDESTRAAT7 - SOESTDIJK
ADVERTENTIËN tN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT
TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. EUREAU
UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ *.h. 6. v. d. BOVENKAMP
ADVERTENTiËN: VAN 1-5 REGELS 75 CTS.. ELKE REGEL MEER 15 CTS.
GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING
ABONNEMENTSPRIJS f 1._ FER DRIE MAANDEN, FRANCO FER POST
REDACTIE- EN ADM.-ADRESVAN WEEDESTR. 7 TEL. 2062 - SOESTDIJK
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VCORPEHOUDFN C\ FFEFNKCMSTIG ART. 15 VAN TE AUTFURSWFT19I2 - (STAATSEIAD No. 380)
BEKENDMAKING
Overgangsbepaling verloven.
Burgemeester en Wethouders van Soest
brengen aan belanghebbenden in herinne
ring. dat de houders van een verlof inge
volge de Drankwet, vóór 1 Juli a.s. tot hun
College het schriftelijk verzoek hebben te
richten, om op de akte van hun verlof en
op het afschrift daarvan aan te teekenen,
dat hun verlof is geworden onderscheiden
lijk een verlof A of een verlof B.
Formulieren tot het doen van bedoeld
verzoek zijn ten Gemeentehuize verkrijg
baar.
Soest, 2 Juni 1932.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van Soest
brengen ter openbare kennis, dat op 31 Mei
1932 bij hen is ingekomen een verzoek
schrift van de Wed. J. Barzilay-van Kam
pen, van beroep pensionhoudster, wonende
te Soest om een T nvergunning voor den
verkoop van sterken drank in het klein in
de achter-zijlocaliteit van het perceel, plaat
selijk gemerkt No. 75 en gelegen aan de
Bur~emeester Grothestraat aldaar.
Binnen twee weken na de dagteekening
dezer bekendmaking kan ieder tegen het
verleenen van deze vergunning schriftelijk
bezwaren bij Burgemeester en Wethouders
inbrengen.
Soest, 1 Juni 1932.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
Ie Afdeeling.
No. 2504-2501-2452.
Burgemeester en Wethouders van Soest;
Gelet op art. 75 der Lager Onderwijswet
1920;
Brengen ter openbare kennis, dat door
den Raad dier gemeente in zijne vergade
ring van 27 Mei 1932 is besloten de wette
lijk voorgeschreven medewerking te verlee
nen ten aanzien;
a. van de aanvrage van het bestuur der
Mariaschool tot het aanschaffen van 16
schoolbanken, wegens stijging van het aan
tal leerlingen;
b. van de aanvrage van het bestuur der
R.K. U.L.O. school voor het aanschaffen
van eenige leermiddelen, benoodigd wegens
toeneming van het aantal leerlingen;
c. van de aanvrage van het bestuur der
R.K. Lagere school te Soesterberg voor het
aanschaffen van eenige leermiddelen, be
noodigd wegens stijging van het aantal
leerlingen.
Soest, 31 Mei 1932.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
Voor eensluidend afschrift,
De Secretaris van Soest,
J. Batenburg.
bekendmaking.
Burgemeester en Wethouders van Soest
brengen ter openbare kennis, dat door hen
bij besluit van 21 Mei 1932 is ingeschreven
op de lijst van Instellingen van Weldadig
heid als bedoeld bi) artikel 3 der Armenwet:
de Parochiale Vereeniging van O.L.V. On-
bevlekt ontvangen te Soest,
en bedoelde instelling te hebben gerang
schikt onder die bedoeld in artikel 2 sub b
der Armenwet.
Soest, 1 Juni 1932.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris. J. Batenburg.
s>:
WIJ ZIJN GOEDKOO-
PER DAN OOIT II
N. V. EERSTE SOESTER
ELECTR. DRUKKERIJ
v. Weedestraat 7
De Burgemeester der gemeente Soest
maakt bekend dat vanaf 1 Juni 1932 zijn
spreekuren als volgt zijn geregeld:
Te Soesterber® op den eersten Woens
dag van iedere maand om 11 uur.
Te Soest op de overige Woensdagen van
iedere maand van 11 tot 12 uur 's morgens.
Soest, 1 Juni 1932.
De Burgemeester voornoemd,
G. Deketh,
De manier waarop de dingen gedaan
worden, is dikwijls belangrijker dan
de dingen zelf.
WELLDON.
Geluk, dat is een gimote liefde en
veel dienen.
O LIVE SCHKEINER.
Dienen is de huur die we betalen
voor onze plaats op aarde,
DOROTHY BEALE.
Meer dan eens heb ik U doen opmerken,
dat wij toch dikwijls rare kaerels zijn. We
weten alles zoo goed, we begrijpen alles zoo
goed, we weten alles omtrent het leven....
maar we doen het zoo jammerlijk dikwijls
verkeerd. Daar heeft men nu bijvoorbeeld
de elementaire kwestie van ons bestaan:
wat is het doel, wat is ons werk, ons le
venswerk, en waarvoor? Er zullen er ten
slotte maar weinigen zijn, die niet bewust
of onbewust erkennen, dat wii allen in
dit ondermaansche een doel, een bedoeling,
een' werk hebben, ons werk, een bepaalde
individueele taak, die niemand anders kan
en mag doen, dan wij. Er is geen blind
noodlot, waarvan een gril ons toevallig het
aanwezen schonk, neen, wij hebben allen
een taak te verrichten, een deel van het
groote werk te doen om de aarde een
weer wat beter en prettiger plaats te ma
ken om in te wonen, voor hen die na ons
zullen komen. |En bij al ons werken en
streven, bij al ons pogen om de menschen-
maatschappij beter te maken, voelen we de
inspiratie van „geloof, hoop en liefde, deze
drieMaar de grootste daarvan is de
liefde.... Zeker, de liefde. Maar soms ver
geten we wel eens, dat dit inhoudt, dat we
niet alleen in theorie of in extatische mo
menten van menschenmin of op bepaalde tij.
den in bepaalde plaatsen die liefde tot den
naaste hebben te belijden en te toonen, maar
dat we voortdurend op den uitkijk hebben
te staan, om te zien, waar onze liefde noo-
dig is. De roerende geschiedenis van den
Samaritaan kan ons in dit opzicht nog veel
leeren. In die betreffende eenvoudige ge
schiedenis wordt verhaald, hoe de Samari
taan, de man van wien niemand broeder
liefde verwachtte, hoe deze prachtige Sa
maritaan mededoogen had met den door roo-
vers overvallen en verwonden reiziger en
tot hem gingTerecht merkte Philip
D, Davis onlangs in een rede op, dat we
maar al te dikwijls vergeten, „tot iemand"
te gaan, om hem onze liefde te brengen. We
wachten nog te dikwijls tot ze tot ons ko
men, of totdat de behoeftige ongeveer red
deloos verloren is. En dan zeggen we: had
ik dat maar geweten.... Heusch, er zijn
er nog te veel onder ons, die den „gewonden
reiziger" wel zien, maar die liever geen
soesa hebben en aan den anderen kant van
den weg passeeren en een anderen kant
uitzienZonderlinge kaerels zijn we
soms!
Dat komt, omdat we geneigd zijn te ver
geten, dat het onze taak, ons werk is, om
met geestdrift en nimmer versagend de we
reld te verbeterenEr is soms zoo wei
nig noodig maar, om onzen buurman te
redden ^an vertwijfeling of bangen nood.,
het kan een opgewekt woord zijn, een hand
op zijn schouder, een groet, die ons vertrouw
wen in hem toontLiefde kan dui
zenderlei vormen aannemen, immers. Ja,
en natuurlijk kan ons dat wat kosten, Zich
zelf opofferen voor anderen kost altijd,
maar dat deed de Samaritaan ook. Die gaf
zijn paard en zette er den gewonde op. En
hij gaf geld aan den man van de herberg
waar de gewonde verpleegd zou worden
en hij beloofde nog meer te zullen betalen.
Hij zorgde ook voor de toekomst.... Daar
zit een groote les in. Namelijk deze, dat we
niet in afzondering, ver van de wereld en
alle moeilijkheden hebben te leven, maar in
het volle leven onze krachten hebben te
beproeven, te toonen hebben wat er waar
is van onze fraai-klinkende betuigingen van
naastenliefde en hulpvaardigheid, wat we
eivan meenen en bovenal, wat we ervan in
praktijk brengen. Onze plaats is „langs den
weg in het leven, waar „menschwonden om
heeling roepen"
Zeker, we behoeven niet te wanhopen en
evenmin noodeloos te kleineeren. Er wordt,
zooals iemand het dezer dagen uitdrukt,
meer van den Gulden Regel (het bejegenen
van anderen, zooals we zelf bejegend zou
den willen worden) in praktijk gebracht
heden ten dage, dan twintig eeuwen gele
den. Er is veel zelfzucht in de wereld, ze
ker, veel te veel Maar aan den anderen
kant is er ook veel vriendelijkheid, en lief
dadigheid en mildheid en hulpvaardigheid
van gemoed. Er is meer algemeene samen
werking in alle takken van menschelijkc
werkzaamheid dan ooit te voren. En daar
uit blijkt hetgeen verblijdend en bemoe
digend is dat steeds meerderen bewust
gaan beseffen, wat inderdaad Uw en mijn
werk, ons werk hier is.
FLORIS C.
Jadruk verboden
De open Zuiderzee heeft op Zaterdag 28
Mei opgehouden te bestaan. De afsluiting
van Wieringen naar de Friesche kust werd
op dien dag tot stand gebracht, waardoor
deze zee-boezem tot een gesloten watér,
het IJ set-meer, werd gemaakt.
Nadat reeds in 1924 het Amsteldiep
tusschen Noord-Holland en Wieringen was
gesloten, werd in het voorjaar van 1927
begonnen met het tweede en grootste déél
van den afsluitdijk, welke bijna 30 K.M.
lange afsluiting dus nu in ruim 5 jaren
is tot stand gekomen.
Veel is er in de vervlogen jaren in de
technische wereld over te doen geweest
hoe deze afsluiting moest worden vol
tooid.
Het lijkt betrekkelijk eenvoudig. Men
gooit maar steeds grond in het water en
zoo ontstaat van zelf de dijk. Maar wie
de zaak zoo beschouwt, vergeet, dat door
werking van eb en vloed er een telkens
veranderde strooming ontstaat in 't steeds
nauwer wordende, nog te vullen gat. Men
wist door berekening, dat die stroom een
sterkte zou bereiken van meer dan 4 M.
per secunde en noemde zelfs cijfers van
6 M. en meer.
Wanneer men in zoo'n stroom zand
stort, wordt dit zand even snel wegge
voerd als het er in komt. Men moest dus
op andere middelen bedacht zijn en van
verschillende zijden werden plannen naar
voren gebracht tot het dichten van den
laatsten Kilometer, het z.g. „sluitgaif'.
Het lijkt mij niet van belang ontbloot,
die verschiLlende plannen, die den niet-
technicus misschien niet alle bekend zijn.
in het kort te bespreken.
Het gewapend beton is een bouw-ma-
teriaal, dat in de laatste tientallen jaren
een zeer groote toepassing heeft gekre
gen voor alilerlei .werken en het kan dus
geen verwondering wekken, dat ook hier
aan gedacht werd als hulpmiddel voor de
ze afsluiting.
Het eerst is dit vermoedelijk naar voren
gebracht door het bureau voor betonwer
ken van de heeren Sanders, die in een
brochure hun voorstellen toelichten.
De Zuiderzee-vereeniging heeft eén Com
missie benoemd om de toepassing van ge<-
wapend beton voor de Zuiderzeewerken
te overwegen, in welke commissie o.a.
zitting had de toenmalige Directeur van
Publ. Werken te Rotterdam, de zeer ber
kende heer G. J. de Jongh, die. ten behoe
ve der Rotterdamsche havenwerken zoo
veel met gewapend beton heeft gewerkt.
Verschillende beton-constructeurs zijn
zoodoende ter sprake gebracht, waarbij
wij als ontwerpers noemen behalve de
heeren Sanders, de heer J. de Booij.
Martin Stam, ten Bokkel "Huinink e.a.
Somtmige voorstellen betroffen de af
sluiting over haar geheele lengte, andere
alleen het moeilijke sluitgat. Men wilde
dit laatste, ter lengte van 10 of 12 K.M.,
sluiten door lange balken van gewapend
beton, die op een te voren door zand-
storting geëffenden bodem tot zinken zou
den worden gebracht, De balken zouden
zóó hoog zijn, dat de bovenkant na het
zinken boven hoog water zou reiken.
Men wilde deze balken met tusschen -
ruimten plaatsen, zóó, dat die tusschen-
ruimten iets korter waren dan de balken
zelf. Was aldus een voorste gelid ge
vormd, dan moest daarna een tweede ge
lid volgen, waarin elke nieuwe bak werd
gebracht vóór zoo'n tusschenopening, om
dan, met de uiteinden steunende tegen de
bakken van het eerste gelid, aldaar tot
zinken te worden gebracht. De stroom
moest tijdens deze laatste periode meehel
pen aan de goede aansluiting.
Wij zullen de variaties op ditzelfde the
ma nu niet verder noemen, doch overgaan
tot een heel ander plan, n.1. dat van den
heer K. den Tex c.i. De heer den Tex
bepleitte de geheele afsluiting door middel
van een zich steeds verlengende lange zak,
die met zand moest worden gevuld. Die
zak, die wij ons ook kunnen denken al-s
een reusachtige worst, moest uitwendig
versterkt worden door ijzergaas en ijzer-
draad, terwijl' het zand met water ver
mengd er moest worden ingespoten. Dit
denkbeeld is niet alleen theoretisch uitge
werkt, maar ook practisch beproefd door
den voorsteller. Veel bijval heeft dit voor.
stel nooit kunnen vinden.
Een ander hulpmiddel is voorgesteld
in den vorm van een kunstmatige rjsdam.
waarmee in Sleesw^'k-Holstein proeven
zijn genomen. Men weet wellicht, dat bij
het maken van mijnputten door sterk
waterhoudende zandlagen, dit water kunst
matig tijdelijk tot bevriezen wordt ge
bracht. Hiertoe worden buizen in den
grond gebracht rondom de plaats van de
te maken mijnput, waarna door die buizen
een vloeistof wordt gevoerd, die zoo zeer
jafkoelend werkt, dat de grond rondom
die buizen bevriest. Door zulke buizen in
zee. te plaatsen, kan men zich denken.,
dat zich rondom die buizen een ijsmantel
vormt, die steeds zwaarder wordt, waar
door de naast elkaar liggende ijsmassa's
ten slotte aaneen vriezen. Op die wijze
kan men zich een ijs-dam denken als tijde
lijke afsluiting, waarna men in stil water
den zanddijk zou kunnen storten.
De Directie der Zuiderzee-werken, aan
wier hoofd aanvankelijk stond de Inge
nieur H. Wortman en thans sedert eenige
jaren de Ingr. V. J. P. de Blocq van Kuf-
feler, heeft voor deze plannen nooit veel
gevoeld. Men hoopte ook bij deze werken
de oud-vaderlandsche werkwijze met zand-
storting en afdekking met zinkstukken van
rijshout te moeten volgen.
En inderdaad is Jeze Directie in haar
werk geslaagd, maar.... vooral dank zij
de ontdekking van een prachtige grond
soort in den bodem van de Zuiderzee, zelf!
Die grondsoort is de z.g.. Keileem, reeds
vroeger bekend o.a. uit Drente, doch die
bij het bodemonderzoek ook aanwezig
bleek in de Zuiderzee ten Noorden van
Wieringen en langs sommige deelen van
den afsluitdijk zelf. Deze Keileem is een
diluviaal product, vormende de eind—mo-
raines der gletschers, die in den ijstijd
ons land ten deele overdekten. Deze leéni-
soort, die veelvuldig grindstukjes en vuur
steen bevat, toont ook nu en dan keien ter
grootte van 30 c.M. De klonten leem pak
ken bij storting goed samen en weerston
den tijdens de uitvoering van het werk
den sterksten stroom, die ten slotte bij
het steeds kleiner wordende sluitgat een
snelheid had van 4 tot 5 M. per sec., of
daar dit cijfer misschien meer spreekt
van 18 K.M. per uur.
Bij deze stroomsnelheid zou zand als
stortingsmateriaal weinig bruikbaar zijn
gebleken, doch dank zjj de keileem heeft
men den stroom overwonnen.
De sluiting van het „sluitgat" op 28
Mei is nog niet het eind van den dijk-,
bouw. Achter de keileemdam moet een
zwaar zandlichaam worden opgespoten,
waarop het dijklichaam tot volle hoogte
moet worden opgebouwd en ten slotte uit
wendig bekleed. Eenige maanden zullen
hiermee nog gemoeid zijn, maar de zwaar
ste moeilijkheid is reeds glansrijk over
wonnen
W. H. C. DOORMAN
Vervolg
Misschien droeg hier in niet geringe ma
te toe bij, dat Herr Rosén zich plotseling
den naam van den koperslager herinnerde
en na een consultatie van het telefoonboek,
zijn nummer vond en binnen weinige minu
ten aansluiting had. Toen de portier in het
restaurant aankondigde „Uppsala", stonden
wij allen op.. Herr Rosén was het eerst bij
het apparaat en begon een gepeperd ser
moen, zich door de tegenpartij blijkbaar niet
latend interrumpeeren. Maar toen zijn wel
sprekendheid ook maar eenige procenten
begon af te nemen, rukte Herr Söderstier-
na hem de hoorn uit de hand. Hij had tijd
gehad, krachtiger scheldwoorden te be
denken, en schoot deze met vinnige mond-
stooten langs de lijn. Hij kreeg evenwel
maar enkele seconden den tijd, toen was
Herr Rosén weer volledig op adem en nam
nu de hoorn met een besliste beweging
weer uit de hand van den ander. Hij leek
een kefhondje, dat driftig tegen de maan
staat te blaffen. Waar hij inmiddels een
zwaarder register was gaan bespelen, leidde
ik Ragnhild zachtkens weg, om haar jonk
vrouwelijke ooren niet door deze „mannen
taal" te laten beleedigen. M'n zorgen bleken
evenwel niet strikt noodig, want bij de deur
van de restauratiezaal wendde zij zich
nog even om en riep naar den telefoneeren-
de:
Meneer Rosén, U hebt nog vergeten te
zeggen „Satanas perkolei." 1)
De storm had de lucht geklaard. Bijna
vergenoegd kijkend keerden de heeren even
later terug en zagen elkaar aan met blikken
waarin waardeering voor de wederzijdsche
prestatie's te lezen was.
Usch!" zei herr Rosén, terwijl hij ging
zitten en met zijn zakdoek over het voor
hoofd streek.
Nu verscheen de portier weer in de zaal.
Uppsala!" riep hij. „Wie van de heeren
heeft Uppsala aangevraagd?"
Wij zagen elkaar vragend aan.
Ik sprak net met Uppsala", zei
Herr Rosén aarzelend, in een voorvoelen
van de ontknooping.
- Zoo, welke telefooncel dan?" vroeg
de portier.
Cel drie", wist Herr Söderstierna.
Dat is de stad. Cel één is voor inter
communaal."
Er was twee seconden stilte, toen brak
er een lachsalvo los, dat de portier aan
onze geestvermogens deed twijfelen. Hij
vei wijderde zich met een licht schouderop
halen, dat, zoo niet beleefd, dan toch be
grijpelijk was.
De vroolijke stemming bleef, steeg tot
uitbundigheid. Ragnhild stelde voor, den
volgenden dag maar weer verder te wande
len. Zij vond bijval.
Den volgenden morgen lichtten wij den
portier over de omstandigheden in en na
men de noodige maatregelen, die ons ver
zekeren zouden, dat de wagen ons thans in
Laby nagebracht zou worden, weer een dag-
marsch verder. Tegen lunchtijd bereikten
wij Björklinge, waarmede wij reeds over de
helft waren.
In een winkeltje, waar Ragnhild versche
broodje^ en room insloeg, hoorden wij, dat
het plaatsje een vierling rijk was, die boven
dien te kijk was t°gen den facilen prijs van
10 öre. We zouden gaan zien, maar toen
wij halverwege vernamen, dat er nog maar
drie van over waren, vonden wij het geen
10 öre, althans geen wandeling van twintig
minuten waard en gaven het plan op.
Daarentegen begon het 's middags te re
genen; regen, vermengd met sneeuw. Herr
Rosén protesteerde, omdat regen in dezen
tijd van het jaar niet voor behoorde te ko
men, maar dat hielp niet. Integendeel. Het
werd steeds smeriger op de wegen, en iede
re auto, die ons inhaalde, dwong ons ver
naar den kant, ter vermijding van 'n mod-
dersneeuw-douche. De situatie begon tra
gisch te worden. Herr Rosén, die vandaag
de rugzak had, liep voorop als een gewel
dige huisjesslak. Maar Ragnhild zong!
Toen kwam Andersson uit Söderlalje voor
bij, in zijn Ford. Wij wisten nog wel niet,
dat het Andersson was, toen hij zich open
baarde, maar dat doet aan de waarheid
niets af.
Ik schreef met opzet „openbaarde" hij
openbaarde zich namelijk als een verstaand
menschenvriend. Toen hij ons ingehaald
had, stopte hij.
Het regent", zei Ragnhild.
Andersson keek onder zijn veelvervige kap
vandaan, waar de druppels dreinerig optik
ten, maar vond blijkbaar geen aanleiding,
dit feit te ontkennen.
Kom er in", zei Andersson, en die raad
was goed. Zoodat wij er in gingen, gelijk
hij gezegd had. En zoo kwamen wij in La
by, waar Herr Söderstierna alwéér ken
nissen had. Die scheen hij over heel Zwe
den verdeeld te hebben.
Wij meldden ons aan als vier verregen
de poedels. (Pardon, Ragnhild. als deze re
gels je onder oogen mochten komen, maar
het wès zoo). De bekenden zaten aan tafel,
maar geen protesten baattenwij moesten
en zouden binnenkomen en mede eten, na
opgedroogd te zijn.
Wij maken een voettocht." verklaarde
Herr Söderstierna. „Wij komen nu van
Arentuna".
Dat was nu wel niet waar, strikt geno
men. Maar het imponeerde geweldig en
omdat het jammer was, de bewonderende
stemming te verbreken, lieten wij het maar
zoo. Wij zaten daar, keken bescheiden, en
lieten de roem over ons heen gaan.
Ja, geweldige loopers moeten jullie
wel zijn", zei de heer des huizes tenslotte,
terwijl hij mes en vork neerlegde. „Want
het is nog geen anderhalf uur geleden, dat
ik jullie voorbij reed op den Laby-weg, vlak
bij Arentuna.
Weg aureool van sporthelden,
De Scania kwam ook dezen avond nog
niet, maar wij hadden het berusten geleerd.
Wij bleven de gasten van Herr Söderstier-
na's kennissen. De invasie van vier men-
schen bleek geen moeilijkheden te zullen
baren omdat de dochter des huizes juist op
de huwelijksreis was. De heeren kregen de
door haar bewoonde villa toegewezen, waar
wij ieder twee kamers tot onze beschikking
hadden. Ik voelde mij den volgenden mor
gen bij het ontwaken werkelijk geroerd,
toen ik de half verdroogde bruidsbouquet
boven mijn hoofdeinde ontdekte.
En bij het ontbijt, o vreugde, verscheen
de Scania! De brave garagehouder, die al
vroeg op weg getogen was, putte zich in
verontschuldigingen uit over de vertraging,
die zijn schuld niet was. Wij stopten hem
boordevol eieren met ham en gort, waaruit
onze verwijtlooze vreugde blijken moest.
Nu nam ook Ragnhild afscheid, de ideale
reiskamraat, en keerde met den garage
houder in een volgwagen terug naar Uppsa
la, terwijl wij verder trokken naar het noor
den.
Wij hadden nog verscheidene honderden
kilometers voor den bumper, om nu in
autotermen te blijven, vooral, waar wij den
weg naar Harjedaler door Dalarne gekozen
hadden, wat nu juist niet de kortste verbin
ding was, maar wel de beste, wat de wegen
betrof.
Den derden dag kwamen wij op Harje-
daalsch grondgebied en Herr Rosén werd
op slag een ander mensch, nu hij zich op
„vaderlandschen" bodem bevond.
Aanvankelijk reden wij de groote, nieuw
aangelegde wegen. Het landschap was wel
mooi in zekeren zin, maar ontzettend een
tonig.
Nu ziet U, hoe Harjedaler zijn slechte
naam heeft kunnen krijgen", zeide hij. „Het
land wendt altijd zijn rug naar den vreem
deling. Alleen hi' die van de groote wegen
af wil wijken, de schoonheid zoeken, ijverig
en met moeite, wordt beloond.
Ik moest hem wel gelijk geven, toen wij
op de secundaire wegen kwamen, door de
kleinere rivierdalen. Ik z.il niet trachten,
deze schoonheid te beschrijven. Natuurbe
schrijvingen worden in de litteratuur wel
hooeelijks geappriceerd, maar blijft het niet
vaak spielerei met woorden? Hebt U uit een
natuurbeschrijving ooit de stemming van
den auteur kunnen voelen, waaruit ziin be
schrijving sproot? Ik geloof het nauwelijks,
tenzij U het beschreven tafereel zelf kende.
En zonder stemmings-transfusie behoort het
geheel in een aardrijkskundeboekje thuis.
Bovendien, dit reisverhaal is heelemaal geen
litteratuur, dus
Van één ding blijf ik den heer Rosén
sterk verdanken. Door Dalarne hadden wij
steeds trouw de kaart geconsulteerd, maar
nu reden wij maar Herr Rosén kénde
den weg. Wij waren in Harjedaler immers!
Maar kende hij dien weg heusch? Reed hij
maar niet een beetje op goed geluk, omdat
hij - ooral niet erkennen wilde, dat niet ieder
weggetje hem bekend was? Ik verdenk!
Weet U nauwkeurig, waar Knoppen
ligt, Herr Rosén?