Damestasschen Ons Werk. Zweedsche Belevenissen Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag Van Zuiderzee tot IJsel-meer. Bekendmakingen Officieel. Het adres voor No. 46 Twintigste Jaargang Woensdag 8 Juni 1932 BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WFEDESTRAAT7 - SOESTDIJK ADVERTENTIËN tN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. EUREAU UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ *.h. 6. v. d. BOVENKAMP ADVERTENTiËN: VAN 1-5 REGELS 75 CTS.. ELKE REGEL MEER 15 CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING ABONNEMENTSPRIJS f 1._ FER DRIE MAANDEN, FRANCO FER POST REDACTIE- EN ADM.-ADRESVAN WEEDESTR. 7 TEL. 2062 - SOESTDIJK HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VCORPEHOUDFN C\ FFEFNKCMSTIG ART. 15 VAN TE AUTFURSWFT19I2 - (STAATSEIAD No. 380) BEKENDMAKING Overgangsbepaling verloven. Burgemeester en Wethouders van Soest brengen aan belanghebbenden in herinne ring. dat de houders van een verlof inge volge de Drankwet, vóór 1 Juli a.s. tot hun College het schriftelijk verzoek hebben te richten, om op de akte van hun verlof en op het afschrift daarvan aan te teekenen, dat hun verlof is geworden onderscheiden lijk een verlof A of een verlof B. Formulieren tot het doen van bedoeld verzoek zijn ten Gemeentehuize verkrijg baar. Soest, 2 Juni 1932. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Soest brengen ter openbare kennis, dat op 31 Mei 1932 bij hen is ingekomen een verzoek schrift van de Wed. J. Barzilay-van Kam pen, van beroep pensionhoudster, wonende te Soest om een T nvergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein in de achter-zijlocaliteit van het perceel, plaat selijk gemerkt No. 75 en gelegen aan de Bur~emeester Grothestraat aldaar. Binnen twee weken na de dagteekening dezer bekendmaking kan ieder tegen het verleenen van deze vergunning schriftelijk bezwaren bij Burgemeester en Wethouders inbrengen. Soest, 1 Juni 1932. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. Ie Afdeeling. No. 2504-2501-2452. Burgemeester en Wethouders van Soest; Gelet op art. 75 der Lager Onderwijswet 1920; Brengen ter openbare kennis, dat door den Raad dier gemeente in zijne vergade ring van 27 Mei 1932 is besloten de wette lijk voorgeschreven medewerking te verlee nen ten aanzien; a. van de aanvrage van het bestuur der Mariaschool tot het aanschaffen van 16 schoolbanken, wegens stijging van het aan tal leerlingen; b. van de aanvrage van het bestuur der R.K. U.L.O. school voor het aanschaffen van eenige leermiddelen, benoodigd wegens toeneming van het aantal leerlingen; c. van de aanvrage van het bestuur der R.K. Lagere school te Soesterberg voor het aanschaffen van eenige leermiddelen, be noodigd wegens stijging van het aantal leerlingen. Soest, 31 Mei 1932. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. Voor eensluidend afschrift, De Secretaris van Soest, J. Batenburg. bekendmaking. Burgemeester en Wethouders van Soest brengen ter openbare kennis, dat door hen bij besluit van 21 Mei 1932 is ingeschreven op de lijst van Instellingen van Weldadig heid als bedoeld bi) artikel 3 der Armenwet: de Parochiale Vereeniging van O.L.V. On- bevlekt ontvangen te Soest, en bedoelde instelling te hebben gerang schikt onder die bedoeld in artikel 2 sub b der Armenwet. Soest, 1 Juni 1932. Burgemeester en Wethouders voornoemd De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris. J. Batenburg. s>: WIJ ZIJN GOEDKOO- PER DAN OOIT II N. V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v. Weedestraat 7 De Burgemeester der gemeente Soest maakt bekend dat vanaf 1 Juni 1932 zijn spreekuren als volgt zijn geregeld: Te Soesterber® op den eersten Woens dag van iedere maand om 11 uur. Te Soest op de overige Woensdagen van iedere maand van 11 tot 12 uur 's morgens. Soest, 1 Juni 1932. De Burgemeester voornoemd, G. Deketh, De manier waarop de dingen gedaan worden, is dikwijls belangrijker dan de dingen zelf. WELLDON. Geluk, dat is een gimote liefde en veel dienen. O LIVE SCHKEINER. Dienen is de huur die we betalen voor onze plaats op aarde, DOROTHY BEALE. Meer dan eens heb ik U doen opmerken, dat wij toch dikwijls rare kaerels zijn. We weten alles zoo goed, we begrijpen alles zoo goed, we weten alles omtrent het leven.... maar we doen het zoo jammerlijk dikwijls verkeerd. Daar heeft men nu bijvoorbeeld de elementaire kwestie van ons bestaan: wat is het doel, wat is ons werk, ons le venswerk, en waarvoor? Er zullen er ten slotte maar weinigen zijn, die niet bewust of onbewust erkennen, dat wii allen in dit ondermaansche een doel, een bedoeling, een' werk hebben, ons werk, een bepaalde individueele taak, die niemand anders kan en mag doen, dan wij. Er is geen blind noodlot, waarvan een gril ons toevallig het aanwezen schonk, neen, wij hebben allen een taak te verrichten, een deel van het groote werk te doen om de aarde een weer wat beter en prettiger plaats te ma ken om in te wonen, voor hen die na ons zullen komen. |En bij al ons werken en streven, bij al ons pogen om de menschen- maatschappij beter te maken, voelen we de inspiratie van „geloof, hoop en liefde, deze drieMaar de grootste daarvan is de liefde.... Zeker, de liefde. Maar soms ver geten we wel eens, dat dit inhoudt, dat we niet alleen in theorie of in extatische mo menten van menschenmin of op bepaalde tij. den in bepaalde plaatsen die liefde tot den naaste hebben te belijden en te toonen, maar dat we voortdurend op den uitkijk hebben te staan, om te zien, waar onze liefde noo- dig is. De roerende geschiedenis van den Samaritaan kan ons in dit opzicht nog veel leeren. In die betreffende eenvoudige ge schiedenis wordt verhaald, hoe de Samari taan, de man van wien niemand broeder liefde verwachtte, hoe deze prachtige Sa maritaan mededoogen had met den door roo- vers overvallen en verwonden reiziger en tot hem gingTerecht merkte Philip D, Davis onlangs in een rede op, dat we maar al te dikwijls vergeten, „tot iemand" te gaan, om hem onze liefde te brengen. We wachten nog te dikwijls tot ze tot ons ko men, of totdat de behoeftige ongeveer red deloos verloren is. En dan zeggen we: had ik dat maar geweten.... Heusch, er zijn er nog te veel onder ons, die den „gewonden reiziger" wel zien, maar die liever geen soesa hebben en aan den anderen kant van den weg passeeren en een anderen kant uitzienZonderlinge kaerels zijn we soms! Dat komt, omdat we geneigd zijn te ver geten, dat het onze taak, ons werk is, om met geestdrift en nimmer versagend de we reld te verbeterenEr is soms zoo wei nig noodig maar, om onzen buurman te redden ^an vertwijfeling of bangen nood., het kan een opgewekt woord zijn, een hand op zijn schouder, een groet, die ons vertrouw wen in hem toontLiefde kan dui zenderlei vormen aannemen, immers. Ja, en natuurlijk kan ons dat wat kosten, Zich zelf opofferen voor anderen kost altijd, maar dat deed de Samaritaan ook. Die gaf zijn paard en zette er den gewonde op. En hij gaf geld aan den man van de herberg waar de gewonde verpleegd zou worden en hij beloofde nog meer te zullen betalen. Hij zorgde ook voor de toekomst.... Daar zit een groote les in. Namelijk deze, dat we niet in afzondering, ver van de wereld en alle moeilijkheden hebben te leven, maar in het volle leven onze krachten hebben te beproeven, te toonen hebben wat er waar is van onze fraai-klinkende betuigingen van naastenliefde en hulpvaardigheid, wat we eivan meenen en bovenal, wat we ervan in praktijk brengen. Onze plaats is „langs den weg in het leven, waar „menschwonden om heeling roepen" Zeker, we behoeven niet te wanhopen en evenmin noodeloos te kleineeren. Er wordt, zooals iemand het dezer dagen uitdrukt, meer van den Gulden Regel (het bejegenen van anderen, zooals we zelf bejegend zou den willen worden) in praktijk gebracht heden ten dage, dan twintig eeuwen gele den. Er is veel zelfzucht in de wereld, ze ker, veel te veel Maar aan den anderen kant is er ook veel vriendelijkheid, en lief dadigheid en mildheid en hulpvaardigheid van gemoed. Er is meer algemeene samen werking in alle takken van menschelijkc werkzaamheid dan ooit te voren. En daar uit blijkt hetgeen verblijdend en bemoe digend is dat steeds meerderen bewust gaan beseffen, wat inderdaad Uw en mijn werk, ons werk hier is. FLORIS C. Jadruk verboden De open Zuiderzee heeft op Zaterdag 28 Mei opgehouden te bestaan. De afsluiting van Wieringen naar de Friesche kust werd op dien dag tot stand gebracht, waardoor deze zee-boezem tot een gesloten watér, het IJ set-meer, werd gemaakt. Nadat reeds in 1924 het Amsteldiep tusschen Noord-Holland en Wieringen was gesloten, werd in het voorjaar van 1927 begonnen met het tweede en grootste déél van den afsluitdijk, welke bijna 30 K.M. lange afsluiting dus nu in ruim 5 jaren is tot stand gekomen. Veel is er in de vervlogen jaren in de technische wereld over te doen geweest hoe deze afsluiting moest worden vol tooid. Het lijkt betrekkelijk eenvoudig. Men gooit maar steeds grond in het water en zoo ontstaat van zelf de dijk. Maar wie de zaak zoo beschouwt, vergeet, dat door werking van eb en vloed er een telkens veranderde strooming ontstaat in 't steeds nauwer wordende, nog te vullen gat. Men wist door berekening, dat die stroom een sterkte zou bereiken van meer dan 4 M. per secunde en noemde zelfs cijfers van 6 M. en meer. Wanneer men in zoo'n stroom zand stort, wordt dit zand even snel wegge voerd als het er in komt. Men moest dus op andere middelen bedacht zijn en van verschillende zijden werden plannen naar voren gebracht tot het dichten van den laatsten Kilometer, het z.g. „sluitgaif'. Het lijkt mij niet van belang ontbloot, die verschiLlende plannen, die den niet- technicus misschien niet alle bekend zijn. in het kort te bespreken. Het gewapend beton is een bouw-ma- teriaal, dat in de laatste tientallen jaren een zeer groote toepassing heeft gekre gen voor alilerlei .werken en het kan dus geen verwondering wekken, dat ook hier aan gedacht werd als hulpmiddel voor de ze afsluiting. Het eerst is dit vermoedelijk naar voren gebracht door het bureau voor betonwer ken van de heeren Sanders, die in een brochure hun voorstellen toelichten. De Zuiderzee-vereeniging heeft eén Com missie benoemd om de toepassing van ge<- wapend beton voor de Zuiderzeewerken te overwegen, in welke commissie o.a. zitting had de toenmalige Directeur van Publ. Werken te Rotterdam, de zeer ber kende heer G. J. de Jongh, die. ten behoe ve der Rotterdamsche havenwerken zoo veel met gewapend beton heeft gewerkt. Verschillende beton-constructeurs zijn zoodoende ter sprake gebracht, waarbij wij als ontwerpers noemen behalve de heeren Sanders, de heer J. de Booij. Martin Stam, ten Bokkel "Huinink e.a. Somtmige voorstellen betroffen de af sluiting over haar geheele lengte, andere alleen het moeilijke sluitgat. Men wilde dit laatste, ter lengte van 10 of 12 K.M., sluiten door lange balken van gewapend beton, die op een te voren door zand- storting geëffenden bodem tot zinken zou den worden gebracht, De balken zouden zóó hoog zijn, dat de bovenkant na het zinken boven hoog water zou reiken. Men wilde deze balken met tusschen - ruimten plaatsen, zóó, dat die tusschen- ruimten iets korter waren dan de balken zelf. Was aldus een voorste gelid ge vormd, dan moest daarna een tweede ge lid volgen, waarin elke nieuwe bak werd gebracht vóór zoo'n tusschenopening, om dan, met de uiteinden steunende tegen de bakken van het eerste gelid, aldaar tot zinken te worden gebracht. De stroom moest tijdens deze laatste periode meehel pen aan de goede aansluiting. Wij zullen de variaties op ditzelfde the ma nu niet verder noemen, doch overgaan tot een heel ander plan, n.1. dat van den heer K. den Tex c.i. De heer den Tex bepleitte de geheele afsluiting door middel van een zich steeds verlengende lange zak, die met zand moest worden gevuld. Die zak, die wij ons ook kunnen denken al-s een reusachtige worst, moest uitwendig versterkt worden door ijzergaas en ijzer- draad, terwijl' het zand met water ver mengd er moest worden ingespoten. Dit denkbeeld is niet alleen theoretisch uitge werkt, maar ook practisch beproefd door den voorsteller. Veel bijval heeft dit voor. stel nooit kunnen vinden. Een ander hulpmiddel is voorgesteld in den vorm van een kunstmatige rjsdam. waarmee in Sleesw^'k-Holstein proeven zijn genomen. Men weet wellicht, dat bij het maken van mijnputten door sterk waterhoudende zandlagen, dit water kunst matig tijdelijk tot bevriezen wordt ge bracht. Hiertoe worden buizen in den grond gebracht rondom de plaats van de te maken mijnput, waarna door die buizen een vloeistof wordt gevoerd, die zoo zeer jafkoelend werkt, dat de grond rondom die buizen bevriest. Door zulke buizen in zee. te plaatsen, kan men zich denken., dat zich rondom die buizen een ijsmantel vormt, die steeds zwaarder wordt, waar door de naast elkaar liggende ijsmassa's ten slotte aaneen vriezen. Op die wijze kan men zich een ijs-dam denken als tijde lijke afsluiting, waarna men in stil water den zanddijk zou kunnen storten. De Directie der Zuiderzee-werken, aan wier hoofd aanvankelijk stond de Inge nieur H. Wortman en thans sedert eenige jaren de Ingr. V. J. P. de Blocq van Kuf- feler, heeft voor deze plannen nooit veel gevoeld. Men hoopte ook bij deze werken de oud-vaderlandsche werkwijze met zand- storting en afdekking met zinkstukken van rijshout te moeten volgen. En inderdaad is Jeze Directie in haar werk geslaagd, maar.... vooral dank zij de ontdekking van een prachtige grond soort in den bodem van de Zuiderzee, zelf! Die grondsoort is de z.g.. Keileem, reeds vroeger bekend o.a. uit Drente, doch die bij het bodemonderzoek ook aanwezig bleek in de Zuiderzee ten Noorden van Wieringen en langs sommige deelen van den afsluitdijk zelf. Deze Keileem is een diluviaal product, vormende de eind—mo- raines der gletschers, die in den ijstijd ons land ten deele overdekten. Deze leéni- soort, die veelvuldig grindstukjes en vuur steen bevat, toont ook nu en dan keien ter grootte van 30 c.M. De klonten leem pak ken bij storting goed samen en weerston den tijdens de uitvoering van het werk den sterksten stroom, die ten slotte bij het steeds kleiner wordende sluitgat een snelheid had van 4 tot 5 M. per sec., of daar dit cijfer misschien meer spreekt van 18 K.M. per uur. Bij deze stroomsnelheid zou zand als stortingsmateriaal weinig bruikbaar zijn gebleken, doch dank zjj de keileem heeft men den stroom overwonnen. De sluiting van het „sluitgat" op 28 Mei is nog niet het eind van den dijk-, bouw. Achter de keileemdam moet een zwaar zandlichaam worden opgespoten, waarop het dijklichaam tot volle hoogte moet worden opgebouwd en ten slotte uit wendig bekleed. Eenige maanden zullen hiermee nog gemoeid zijn, maar de zwaar ste moeilijkheid is reeds glansrijk over wonnen W. H. C. DOORMAN Vervolg Misschien droeg hier in niet geringe ma te toe bij, dat Herr Rosén zich plotseling den naam van den koperslager herinnerde en na een consultatie van het telefoonboek, zijn nummer vond en binnen weinige minu ten aansluiting had. Toen de portier in het restaurant aankondigde „Uppsala", stonden wij allen op.. Herr Rosén was het eerst bij het apparaat en begon een gepeperd ser moen, zich door de tegenpartij blijkbaar niet latend interrumpeeren. Maar toen zijn wel sprekendheid ook maar eenige procenten begon af te nemen, rukte Herr Söderstier- na hem de hoorn uit de hand. Hij had tijd gehad, krachtiger scheldwoorden te be denken, en schoot deze met vinnige mond- stooten langs de lijn. Hij kreeg evenwel maar enkele seconden den tijd, toen was Herr Rosén weer volledig op adem en nam nu de hoorn met een besliste beweging weer uit de hand van den ander. Hij leek een kefhondje, dat driftig tegen de maan staat te blaffen. Waar hij inmiddels een zwaarder register was gaan bespelen, leidde ik Ragnhild zachtkens weg, om haar jonk vrouwelijke ooren niet door deze „mannen taal" te laten beleedigen. M'n zorgen bleken evenwel niet strikt noodig, want bij de deur van de restauratiezaal wendde zij zich nog even om en riep naar den telefoneeren- de: Meneer Rosén, U hebt nog vergeten te zeggen „Satanas perkolei." 1) De storm had de lucht geklaard. Bijna vergenoegd kijkend keerden de heeren even later terug en zagen elkaar aan met blikken waarin waardeering voor de wederzijdsche prestatie's te lezen was. Usch!" zei herr Rosén, terwijl hij ging zitten en met zijn zakdoek over het voor hoofd streek. Nu verscheen de portier weer in de zaal. Uppsala!" riep hij. „Wie van de heeren heeft Uppsala aangevraagd?" Wij zagen elkaar vragend aan. Ik sprak net met Uppsala", zei Herr Rosén aarzelend, in een voorvoelen van de ontknooping. - Zoo, welke telefooncel dan?" vroeg de portier. Cel drie", wist Herr Söderstierna. Dat is de stad. Cel één is voor inter communaal." Er was twee seconden stilte, toen brak er een lachsalvo los, dat de portier aan onze geestvermogens deed twijfelen. Hij vei wijderde zich met een licht schouderop halen, dat, zoo niet beleefd, dan toch be grijpelijk was. De vroolijke stemming bleef, steeg tot uitbundigheid. Ragnhild stelde voor, den volgenden dag maar weer verder te wande len. Zij vond bijval. Den volgenden morgen lichtten wij den portier over de omstandigheden in en na men de noodige maatregelen, die ons ver zekeren zouden, dat de wagen ons thans in Laby nagebracht zou worden, weer een dag- marsch verder. Tegen lunchtijd bereikten wij Björklinge, waarmede wij reeds over de helft waren. In een winkeltje, waar Ragnhild versche broodje^ en room insloeg, hoorden wij, dat het plaatsje een vierling rijk was, die boven dien te kijk was t°gen den facilen prijs van 10 öre. We zouden gaan zien, maar toen wij halverwege vernamen, dat er nog maar drie van over waren, vonden wij het geen 10 öre, althans geen wandeling van twintig minuten waard en gaven het plan op. Daarentegen begon het 's middags te re genen; regen, vermengd met sneeuw. Herr Rosén protesteerde, omdat regen in dezen tijd van het jaar niet voor behoorde te ko men, maar dat hielp niet. Integendeel. Het werd steeds smeriger op de wegen, en iede re auto, die ons inhaalde, dwong ons ver naar den kant, ter vermijding van 'n mod- dersneeuw-douche. De situatie begon tra gisch te worden. Herr Rosén, die vandaag de rugzak had, liep voorop als een gewel dige huisjesslak. Maar Ragnhild zong! Toen kwam Andersson uit Söderlalje voor bij, in zijn Ford. Wij wisten nog wel niet, dat het Andersson was, toen hij zich open baarde, maar dat doet aan de waarheid niets af. Ik schreef met opzet „openbaarde" hij openbaarde zich namelijk als een verstaand menschenvriend. Toen hij ons ingehaald had, stopte hij. Het regent", zei Ragnhild. Andersson keek onder zijn veelvervige kap vandaan, waar de druppels dreinerig optik ten, maar vond blijkbaar geen aanleiding, dit feit te ontkennen. Kom er in", zei Andersson, en die raad was goed. Zoodat wij er in gingen, gelijk hij gezegd had. En zoo kwamen wij in La by, waar Herr Söderstierna alwéér ken nissen had. Die scheen hij over heel Zwe den verdeeld te hebben. Wij meldden ons aan als vier verregen de poedels. (Pardon, Ragnhild. als deze re gels je onder oogen mochten komen, maar het wès zoo). De bekenden zaten aan tafel, maar geen protesten baattenwij moesten en zouden binnenkomen en mede eten, na opgedroogd te zijn. Wij maken een voettocht." verklaarde Herr Söderstierna. „Wij komen nu van Arentuna". Dat was nu wel niet waar, strikt geno men. Maar het imponeerde geweldig en omdat het jammer was, de bewonderende stemming te verbreken, lieten wij het maar zoo. Wij zaten daar, keken bescheiden, en lieten de roem over ons heen gaan. Ja, geweldige loopers moeten jullie wel zijn", zei de heer des huizes tenslotte, terwijl hij mes en vork neerlegde. „Want het is nog geen anderhalf uur geleden, dat ik jullie voorbij reed op den Laby-weg, vlak bij Arentuna. Weg aureool van sporthelden, De Scania kwam ook dezen avond nog niet, maar wij hadden het berusten geleerd. Wij bleven de gasten van Herr Söderstier- na's kennissen. De invasie van vier men- schen bleek geen moeilijkheden te zullen baren omdat de dochter des huizes juist op de huwelijksreis was. De heeren kregen de door haar bewoonde villa toegewezen, waar wij ieder twee kamers tot onze beschikking hadden. Ik voelde mij den volgenden mor gen bij het ontwaken werkelijk geroerd, toen ik de half verdroogde bruidsbouquet boven mijn hoofdeinde ontdekte. En bij het ontbijt, o vreugde, verscheen de Scania! De brave garagehouder, die al vroeg op weg getogen was, putte zich in verontschuldigingen uit over de vertraging, die zijn schuld niet was. Wij stopten hem boordevol eieren met ham en gort, waaruit onze verwijtlooze vreugde blijken moest. Nu nam ook Ragnhild afscheid, de ideale reiskamraat, en keerde met den garage houder in een volgwagen terug naar Uppsa la, terwijl wij verder trokken naar het noor den. Wij hadden nog verscheidene honderden kilometers voor den bumper, om nu in autotermen te blijven, vooral, waar wij den weg naar Harjedaler door Dalarne gekozen hadden, wat nu juist niet de kortste verbin ding was, maar wel de beste, wat de wegen betrof. Den derden dag kwamen wij op Harje- daalsch grondgebied en Herr Rosén werd op slag een ander mensch, nu hij zich op „vaderlandschen" bodem bevond. Aanvankelijk reden wij de groote, nieuw aangelegde wegen. Het landschap was wel mooi in zekeren zin, maar ontzettend een tonig. Nu ziet U, hoe Harjedaler zijn slechte naam heeft kunnen krijgen", zeide hij. „Het land wendt altijd zijn rug naar den vreem deling. Alleen hi' die van de groote wegen af wil wijken, de schoonheid zoeken, ijverig en met moeite, wordt beloond. Ik moest hem wel gelijk geven, toen wij op de secundaire wegen kwamen, door de kleinere rivierdalen. Ik z.il niet trachten, deze schoonheid te beschrijven. Natuurbe schrijvingen worden in de litteratuur wel hooeelijks geappriceerd, maar blijft het niet vaak spielerei met woorden? Hebt U uit een natuurbeschrijving ooit de stemming van den auteur kunnen voelen, waaruit ziin be schrijving sproot? Ik geloof het nauwelijks, tenzij U het beschreven tafereel zelf kende. En zonder stemmings-transfusie behoort het geheel in een aardrijkskundeboekje thuis. Bovendien, dit reisverhaal is heelemaal geen litteratuur, dus Van één ding blijf ik den heer Rosén sterk verdanken. Door Dalarne hadden wij steeds trouw de kaart geconsulteerd, maar nu reden wij maar Herr Rosén kénde den weg. Wij waren in Harjedaler immers! Maar kende hij dien weg heusch? Reed hij maar niet een beetje op goed geluk, omdat hij - ooral niet erkennen wilde, dat niet ieder weggetje hem bekend was? Ik verdenk! Weet U nauwkeurig, waar Knoppen ligt, Herr Rosén?

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 1