Ingezonden.
peut Ij i.eto
Witte Heide
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Mijnheer de Redacteur.
Mag ik een plaatsje in uw blad voor
het volgende. U bij voorbaat dankende)
voor de gastvrijheid.
Met eenige verwondering las ik in het
Raadsverslag, wat de heer Busch sprak
over het Openbaar Onderwijs. Hij zeide:
Het Openbaar Onderwijs bindt het Volk
en verscheurt het niet; de eenheidsschool
waar allen met elkander omgaan, is zeer
bevorderlijk voor de nationale volkseen
heid.
M..i. kan een eenheidsschool waar het
Goddelijk Wezen wordt uitgeschakeld en
den kinderen wordt onthouden, nooit of
te nimmer de nationale volkseenheid be
vorderen, van een natie, die in den gees
telijken strijd, zijn grootste kracht heeft
geopenbaard en zijn schoonste idieele goe
deren nam. gewetensvrijheid heeft ver
worven. U mijnheer de Redacteur bent zoo
bang voor het Christelijk onderwijs op de
Chr. School, omdat het iets brengt in de
kinderharten van blijvende waarde. U
zegt zelf, dat het niet verderfelijk
en niet verwerpelijk is, maar toch
in staat is om vervreemding te bren
gen van het milieu waarin de ouders le
ven, en derhalve verscheurdheid van het
gemoedsleven der familie geven, of tot
gevolg kunnen hebben. M. de R. moeten
dan de kinderen daarom dat niet verwer
pelijke en niet verderfelijke Chr. onder
wijs worden onthouden om later hun ou
ders te kunnen verwijten, dat hun de eeu
wige waarheden Gods niet zijn geleerd en
voorgehouden. Wij dragen tegenover God
den Vader een zware verantwoordelijkheid
ten opzichte van onze kinderen, die God
geschapen heeft. Waarom laten ouders,
die zelf niets gelooven en aan niets doen
toch hun kinderen bidden? Omdat zij hun
kinderen het niet durven onthouden wat
zij zelf niet gelooven. Ik ken dezulken.
M. de R. in het graf zijn allen gelijk. Daar
is de eenheid, maar dat is de eenheid die
wij niet begeeren. Buiten God is de dood
en daarin zijn allen gelijk, maar met God
ontvangen wij het leven, het eeuwige leven
in Jezus Christus, daarin zijn wij niet
gelijk. Wij begeeren liever die ongelijk
heid des doods. En dat leven dat eeuwige
leven is het hoogste goed wat we onze
kinderen nimmer mogen onthouden, en
daarom begeeren wij geen eenheidsschool,
waar de kinderen juist het voornaamste
de idieele uit God voortspruitende goede
ren worden onthouden. Echter ontzeggen
wij het recht niet om voor een Openbare
School te jjveren aan de voorstanders van
Openbaar Onderwijs, maar wij ontzeggen
hun wel het recht om die school te noe
men de eenheidsschool der natie, want
dat is in flagranten strijd met de waar
heid. De tijd toen het godsdienstge leven
bloeide in ons volk, is en blijft de schoon
ste tijd uit onze Vaderlandsche historie.
Met dank voor de plaatsing,
Achtend, uw d.w.
H. A. STORK,
Stationsweg 10, Soest
Onderschrift. Hoe komt inzender aan
hetgeen hij in zijn ingezonden stuk mede
deelt omtrent den Redacteur?
Wij verzoeken hem daarover geen ver
haaltjes te vertellen. Wij zijn absoluut niet
bang voor het Christelijk Onderwijs op
Christelijke Scholen, en wij hebben ook
nimmer gezegd, dat het niet verderfelijk
en niet verwerpelijk is, enz. Hoe komt
inzender aan die wetenschap?
Red.
Geachte Redactie.
Mag ik naar aanleiding van uw Raads-
verslag in uw blad van 1 Juni uw be
kende gastvrijheid inroepen? Bij voorbaat
mijn dank.
Ik dacht, dat het elkander hatelijkhe
den toevoegen, op politiek gebied in Soest
zoo'n beetje tot het verleden behoorden
maar helaas de linkerzijde, en dat naar
aanleiding van de aanvrage voor een Open
bare School op Hees, is daar weer mede
begonnen. De heer Busch zegt: Er is
blijkbaar een hetze tegen de Openbare
School. Ook de heer Bleeker meent een
hetze te bespeuren. De heer Busch be
klaagt er zich over, dat het Openbaar on
derwijs niet de minste medewerking on
dervindt. Is dat waar? Haten wij voor-
Naar het Engelsch.
standers van het Chr. Onderwijs de Open
bare School? Neen, M. d. R. Wij voor
standers van het Chr. Onderwijs hebben
dat Onderwijs lief om des beginsels wil
le, maar haten daarom nog niet het Open
baar onderwijs. Wjj zouden de voorstan
ders van de Openbare School zeker hun
school toestaan, zoo die noodig was. Maar
hoe is het gegaan? Men heeft de ouders
bezocht en handteekeningen verzameld en
daarna zijn voorstanders van de Chr.
School gekomen bij die ouders en vele
handteekeningen zijn weer teruggenomen
hetgeen toch niet een bewijs is van zulk
een groote liefde voor het Openbaar on
derwijs 01 van zulk een groote behoefte,
naar dat onderwijs. Die ouders waren
meer passief. Wanneer bovendien blijkt
dat voldoende plaats is op de beide Open
bare Scholen van de heeren Veenstra en
v. Weiy, en de afstand niet verder is dan
3.5 K.M., dan blijkt toch de noodzake
lijkheid in geen enkel opzicht om tot den
bouw van een Nieuwe Openbare School
over te gaan. Met meer recht kunnen de
voorstanders van Chr. Onderwijs verzoe
ken om op „Het Hart" een Chr. Schoof-
te bouwen.
De drie Chr. Scholen zijn geheel bezet,
terwijl er op de twee Openbare Scholen
nog plaats over is. Aan de Chr.» School,
Spoorstraat gaan kinderen, die verder
moeten loopen dan 3.5 K.M., terwijl de
School van den heer v. Wely dichterbij
is. Hebben die kinderen andere beenen,
dan die van de Voorstanders der Openbare
School, of hebben die ouders meer voor
hun beginsel over? Gelukkig wel. Waarom
die klacht over de handteekeningen of is
dit een privelege van de voorstanders van
de Openbare School? Hebben wij niet
evenveel recht om de handteekeningen
ongedaan te zien krijgen als U, om ze te
laten zetten? Moeten wij er over twistbn
wat er allemaal gezegd is? Wie zou er
dan het beste afkomen? Voorstanders van
de Openbare School, strijdt voor uw
Schooldat is uw goed recht, maar maak
uw tegenpartij niet verdacht.
Wjj zijn nog niet vergeten uw plage
rij, met de School Driehoeksweg. De lin
kerzijde zeide: Die School was niet noo
dig en ging zelfs toen de Gemeenteraad
zijne medewerking toezegde in beroep,
om dat besluit bij Ged. Staten, en toen
zij daar ongelijk kreeg, deed zij tever-
geefsch een beroep op de Kroon. Had
den wij toen niet met veel meer recht
van een hetze kunnen spreken?
En nu het resultaat. De School werd
geopend met 90 leerlingen, waarvan 50
van de School Spoorstraat, om deze te
ontlasten en nu gaan er 212 kinderen op.
Wij eindigen met deze opmerking. Wan
neer het blijkt, dat een Openbare School
noodig is in onze gemeente, dan zullen
de voorstanders van Chr. Onderwijs U
voorstanders van de Openbare School, die
School ook ten volle gunnen.
Achtend, uw dw.
J. v. d. FLIER.
Stationsweg 12, Soest
Sociaal-Ecor.omische-Rechlvaardigheid.
Vervolg.
De twee vragen, welke ik nog trachten
wil te beantwoorden, houden ten nauwste
verband met de sociaal-economische recht
vaardigheid.
Ik bezie ze ook van uit één gezichts
hoek, zoodat dit stukje een antwoord
moet bevatten, zonder dat ik zal aange
ven: „dit is voor vraag 1 en dit is voor
vraag 4".
Een der hoofdtaken der Overheid is:
„Handhaving van liet recht". Dat houdt
in: „Bescherming van zwakken en af
braak van de macht dergenen, welke met
die macht de algemeen menschelijke rech
ten in de samenleving aantasten. Onder
menschelijke rechten versta ik dan weer
het algemeen recht, dat God allen men-
schen geschonken heeft op het leven en
het gebod om te arbeiden.
De economische crisis van thans, vindt
volgens mijn zienswijze, haar oorzaak in
een te groot aantal inproductieve men-
schen. Er zijn te veel menschen, welke
geen productieven arbeid verrichten, en
'desniettegenstaande een onevenredig groot
deel der beschikbare winst opeischen. Ik
kan dit nu niet verder uitwerken, dat
valt buiten dit bestek. Maar we doelen
op aandeelhouders, beursspeculanten enz
Deze menschen bekomen veelal een véél
en veel grooter deel van de winsten, dan
3)
Hij was intusschen op den rand van de
tafel gaan zitten en dronk het kopje thee,
dat zij hem bood, haar daarbij aankijkend
inct zoo'n bewonderenden blik, dat Annie's
hoofdje op hol gebracht werd.
Sanders was pas enkele weken bij Sir Ba-
sil in dienst, er*, daar hij in den regel zijn
heer naar den Watermolen vergezelde,
voelde hij zich daar uitstekend thuis.
Ik zou niet graag hebben, dat ze je
eenig leed toebracht, ging hij voort.
En waarom niet?
Moet je dit nu nóg vragen? Ben je
dan niet mijn vriendinnetje?
En hij boog zich reeds tot haar over,
toen de deur openging en Martha binnen
stoof, opgewonden en verontwaardigd.
Ik ga! riep ze. Ik heb een maand uit
betaald gekregen en nu ga ik, zoo gauw als
ik mijn goed gepakt heb. Ik wil geen nacht
langer onder hetzelfde dak blijven, met die
ouwe moordenares!Hoe jij het nu van
middag gedaan krijgt, Annie, dat weet ik
niet, want ik ga al met het rijtuig, dat de
zuster van Miss Burnham hierheen brengt.
HOOFDSTUK IV.
Een meisje met een slecht humeur, zei
Sir Basil, zoodra Martha de deur met ge
weld achter zich dichtgetrokken had. U
moogt blij zijn, Miss Burnham, dat u van
haar af is!
Hij stond tegen den schoorsteenmantel
geleund naar zijn gastvrouw te kijken, die
intusschen een borduurwerk had opgeno
men en zich hield, of ze ijverig voortwerkte.
Het was een merkwaardig paar, deze
man en vrouw, wier namen reeds verbonden
waren als aanstaande huwelijkspretenden
ten. Sir Basil was een knappe man en een
sterke persoonlijkheid, die echter zeer wei
nig gelegenheid had gehad, aan den dag te
treden. Hij had altijd verre de mogelijkheid
van zich geworpen, dat hij ooit op het eer
ste gezicht liefde zou kunnen opvatten voor
eenige vrouw; en tóch, sinds zijn eerste
ontmoeting met de eigenaresse van den Wa
termolen, had zijn heele bestaan een veran
dering' ondergaan en was hij tot het besef
gekomen, dat zijn leven verder inhoudloos
zou wezen, als Ursula Burnham dit niet met
hem wilde deelen.
Hij had haar lief, niet om haar eigenaar
dige schoonheid, die sommigen moeilijk
te waardeeren vonden, maar door een ziele-
verwantschap, die hij gevoeld had, zoodra
zijn oogen in de hare hadden gekeken.
Hij sloeg haar gade, tot zij opkeek van
haar werk en glimlachend zei:
Ik zou u wel op de thee nooden, Sir
Basil, maar in den 'ontredderden toestand,
waarin mijn huishouden op het oogenblik
verkeert, durf ik er haast niet om te bellen.
Sir Basil zei, dat hij enkel gekomen was,
om haar een boek te brengen, waarover zij
gesproken had, en om haar te vragen, wan
neer het zusje kwam.
Met den trein van kwart over vieren,
de beste vaklieden, en voor hun mani-
mlaties wordt het geld ontnomen of ont-
ïouden aan de productieve werken, welke
gedaan moeten worden en die den arbei
ders arbeid en brood moeten geven.
De Overheid is m.i. gehouden, dit vooral
niet geheet onmogelijk te maken, dan
toch binnen zeer enge perken te houden.
Hieruit volgt, dat de Overheid verplicht
is, de meest productieve krachten te steu
nen en te bevestigen. Onder de meest pro
ductieve krachten rangschik ik: „land
bouw, industrie en scheepvaart. De zoo
genaamde scheepvaart aan de beurs, moet
tegengegaan worden, evenzoo de industrie
aan de beurs, want dat is niets minder dan
reine speculatie.
Van de landbouw hier te lande is maar
weinig aan de beurs, zooveel te meer uit
Indië.
Hoe verleidelijk het nu ook is, om ook
maar één dezer dingen nader te beschou
wen, moeten wij ons thans beoerken.
Wat doet nu de Overheid? Zij laat na,
wat z ij moet doen. En daaraan hebben de
diverse politieke partijen mede schuld, en
zeker niet het minst de. Anti-Revolutionai
re partij.
Zij vooral predikt van de daken
dat de loonen omlaag moeten, en het le
ven over de heele lijn moet worden ver
soberd. Nu kan ik mij met den laatsten
eisch voluit vereenigen, maar dan moet het
eerste eisch zijn. En bij de A.R. Partij
komt daar niets van terecht. Zij hamert
geweldig op loonsverlaging, maar werkt
telkens mede, om de indexcijfers weer
omhoog te voeren. Dat is zeer eenzijdig
en brengt ons geen oplossing der crisis,
maar slechts tijdelijke verplaatsing der
moeilijkheden. De A.R. Partij wil slechts
ontwapenen, als over de geheele linie ont
wapend wordten daar is zeker iets voor
te zeggen. Maar economisch wil zij prac-
tisch alleen de arbeiders ontwapenen en
de rest de volle bewapening laten.
Neen; versobering over de geheele lijn,
daar ben ik voor. Dan ook alle huren
en pachten naar beneden. Alle hypotheken
en hypotheekrenten. Naar beneden, alle
tarieven voor gas-, èlectriciteit- en water
voorziening. Omlaag alle belastingen, als
ook de tarieven voor huwelijk en begra
fenis. Omlaag alle vrachten en passage-
prijzen van spoor en tram. De haven-, ka
de- en m^rktgelden. De hooge pensioet-
nen naar beneden. Aan alle cumulatie van
betrekkingen en inkomsten radicaal een
einde maken. (Pas nog is weer een A.R.
ourgemeester van Yeenendaal be
noemd tot inspecteur van de rijkswerk-
verschaffing). Of het ook ernst is bij de
Regeering!!!) En dan ook, als de zaak
zoo wordt aangepakt, alle salarissen, be
looningen, honoraria naar beneden, van
Ministers, Kamerleden, Burgemeesters,
Secretarissen, Ontvangers, enz. van Ad
vocaten,, Doktoren, Domineé's, Notarissen,,
Rijks- en Gemeente Ambtenaren, enz. enz.
allen naar beneden.
Dan komt alles op een lager niveau.
(Nu wordt tijdelijk gevraagd een ver
laging van enkele procenten van de sa
larissen van Burgemeesters, Secretarissen
en Ontvangers. Kruideniers-politiek van
'e Regeering).
Nu is er niet de minste lijn in het doen
en laten van de Regeering. Ja toch. De
lijn, die in haar streven ligt, is, zooveel
mogelijk de loonen van gewone ambtena
ren en arDeiders omlaag te brengen, en
de rest houden zooals het is.
Niets doet de Regeering om het ver
broken sociaal-economisch evenwicht te
herstellen. Nu hoor ik de lezers al zeg
gen en vooral de Redactie van het ;,Soes-
ter Nieuwsblad": „Allemaal mooie theo
rieën", maar de praktijk geachte of onge
achte criticus". En ik erken, dat gij al
len wel eenig recht heeft deze norm te
stellen. Ook ik heb mijzelf zulk een vraag
voorgelegd. Wanneer al die dingen, welke
ik zooeven opsomde, op de gewone ma
nier, door een evenzoo groot aantal maat
regelen en wetswijzigingen enz. moeten
„berecht" worden, zal het zóólang du
ren, dat wij allen reeds lang koude voe
ten zullen hebben voor het werk klaar is.
Daar is één maatregel voor noodig, die
dat alles in één keer bewerkstelligt. En
dat is: „loslating van den gouden stand
aard, of liever van de goud-wissel-poli
tiek, en verlaging van de waarde van het
geld. Dan gaat het heele levensniveau om
laag. Van allen. En nu zegt men wel:
inflatie is déraillement. Maar ik vraag in
ernst, is het economische leven al niet
gederailleerd?
luidde het antwoord. U is zeker de vigilante
wel tegengekomen?
Ja, dat zal wel. Maar ik had Sanders,
den nieuwen chauffeur, bij mij en als ik
niet zelve stuur, ben ik dikwijls zeer ver
strooid: een teeken van den ouden dag,
niet waar?
U is toch niet oud!
Ik wordt vijf-en-veertig, Miss Burn
ham. Maar soms heb ik een gevoel, of ik
wel dubbel zoo oud ben. ,-t.ens gaf ik daar
niet om. Ik dacht, dat ik mijn tijd gehad
had; maar nu liikt het mij soms, dat ik
nooit geleefd heb; dat ik de gelegenheid
voor onbeschrijfelijk geluk heb laten voor-
biieaanZou het nog te laat voor mij
zijn, om een dergelijk geluk te bemachti
gen?
Dit laatste vroeg hij op zóó dringend
fluisterenden toon, dat Miss Burnham er
van schrikte en op hédr beurt smeekend
vroeg:
O, spreekt u toch niet zoo!
Sir Basil deed een schrede naderbij en
ging voort:
Wel beschouwd is vijf-en-veertig nog
niet zoo oud! Jongelui als Christopher en
Gwen vinden mij natuurlijk een grijsaard,
maar ik voel mij toch volstrekt niet zoo oud
en u heeft zelve zoo even gezegd
Wat dan? vroeg Ursula.
Dat ik u nog niet zoo oud leek
Ursula.
(X stil! Stil!
Zij stond op en was dan een gedaante vol
waardigheid.
Gedurende een oogenblik bleven zij el
kaar zwijgend aankijken, waarna zij met
grooten nadruk sprak:
Gaat de Regeering voort, zooals zij
thans doet, geen werkscheppen voor de
arbeiders (in Juli worden 5000 menschen
bij de posterijen ontslagen, hoofdzakelijk
hulpbestellers) dan is verhooging van de
uitkeeringen aan de werkloozen noodzake
lijk, en het gevolg zal zjjn, „Inflatie" wat
men dan niet wil, en niet op kan rekenen
en reguleeren. Knijpt zg van de toch al
te lage uitkeeringen der werkloozen nog
wat af, dan is revolutie van degenen, die
toch niets meer te verliezen hebben, het
resultaat.
Nu helpt de Regeering de veehouders
en zuivelboeren, ten koste mede van de
reeds zoo geteisterde arbeiders, en de héé-
le A.R. Kamerfractie mitsgaders de C.H.
stemmen daar voor. De margarine moet
gemengd worden, en gaat dan kosten
f 1.20 per K.G. (Thans kan men marga
rine koopen voor f0.35 per K.G., zie de
prijslijst Albert Heijn) De weinige mar
garine, welke onvermengd ter beschik
king zal worden gesteld is ten eenenmale
onvoldoende.
In de bladen van geen enkele partij
wordt zoo met de rechten der arbeiders
op het leven en de arbeid gesold, als in
de A.R. bladen. Het „Soester Nieuwsblad"
heeft absoluut geen oog voor de groote'
probleemen en schrijft over alles en nog
wat, maar niet over het broodvra,agstuk
der arbeiders. De A.R. kiesvereen. hier,
kondigde een paar vergaderingen aan, om
te behandelen het vraagstuk der school
artsen. Ongetwijfeld een onderwerp om
zich op te bezinnen. Maar over de groote
vragen van onzen tjjd geen brood
hoegenaamd.
Arbeiders, Zuiderzeevisschers, oud.strij-
ders, dat zijn allen individuen, waar een
regeering maar last van heeft.
Het broodvraagstuk is in onzen tijd
zóó nijpend geworden, dat letterlijk nie
mand zich aan de klem onttrekken kan.
En onze Heere Jezus heeft bij Zijn om
wandeling geen onverschilligheid daarom
trent aan den dag gelegd. Want na Zijn
prediking, zeide Hij tot Zijn discipelen,
die van meening waren, dat prediking wel
voldoende was geweest: „Geef gij hun te
eten". En toen zegende Hij de vijf brooden
en twee visschen, dat er meer dan vijf
duizend menschen mede gespijzigd en ver
zadigd werden.
De arbeiders zullen eigc-n vertrouwens
mannen in Staten en Raden hebben te
brengen, die minder eenzijdig staan te
genover de problemen. Lang genoeg heb
ben zij hun belangen anderen opgedragen.
Uit het bovenstaande mag nu niet afge
leid worden, dat ik een propagandist ben
voor „inflatie". Ik verfoei ook de infla
tie. Maar ik zie het als een niet te ont
komen noodwendigheid. Inflatie of re
volutie. Maar Revolutie en inflatie.
Ten slotte Mijnheer de Redacteur, mijn
oprechten dank voor de gastvrijheid welkt
U mij wilde verleenen, waar anderen de
deur voor mij toesloten, terwijl zij zeg
gen prijs te stellen op den broedernaam.
P. C. Z.
HET MIDDEL!
vervolg van 21 Mei 1.1.
„Evolutie of Revolutie?"
Wie bezit nu den aardbodem? Wie is
meester over den grond? Aan wie is de
zegA ïgsmacht gegeven ov.r h.t alle nood
zakelijkste voor ieder menschenkind? De
groote massa bezit nog geen duimbreed,
geen stukje van één vierkante centimeter,
dat ze het hunne kunnen noemen en toch
hebben we allen grond noodig, of we
schoenmaker, boer of dichter zijn. Allen
hebben we grond noodig! We moeten ei
met onze voeten op staan, we zijn toch
geen waterdieren, evenmin kunnen we ons
in de lucht vestigen, we moeten op den
grond leven, dat is werken, daar is geen
andere wijze mogelijk. Rechtstreeksoi
langs een omweg? Het eerste is thans
vrijwel geheel onmogelijk gemaakt. Langs
een omweg, langs allerlei hindernissen, we
zouden het als evenzoovele tollen kunnen
beschouwen.
En we zijn het thans allen vrijwel eens.
hoe ontzettend belemmerend, tollen wer
ken, en die gaan we zoo successievelijk
opruimen, althans op de wegen. En
toch hebben we geen zeggenskracht over
den grond, den aardbodem, welke toch
zooveel belangrijker is.
Dat is het raadsel, het groote raadsel
Wie heeft dan de macht over den grond'.
Sir Basil, als u onze vriendschap op
prijs stelt, dan verzoek, neen, dan smeek
ik u, niet meer zoo te sprekenTer
wille van mij en terwille van uzelven, voeg
de ze er bij, op een toon, die het midden
hield tusschen een bede en een bevel.
Een gloeiend rood overtoog het gelaat
van Sir Basil. Het had niet in zijn bedoe
ling gelegen, om dien middag al met zijn
aanzoek te voorschijn te treden. Hij was
voor de verleiding van het oogenblik be
zweken en nu voelde hij alle hoop vernie
tigd.
Zij heeft mij niet lief, sprak hij in zich-
zelven, nöe niet. Maar laat ik geduld
oefenen. Ze kent nu mijn gevoelens jegens
haar en misschien dat ze langzamerhand
aan het idee went en toch liefde voor mij
opvat
Roerloos stond hij daar, als betooverd
onder haar bekoring, tot zij hem tot de wer.
kelijkheid riep door haar waarschuwing:
Luister eensik hoor wielgera-
tel. De vigilante is zeker al op de oprij
laan.
U zult uw zuster zeker liever alleen
willen ontmoeten? Dan ga ik.
Reeds begaf Sir Basil zich n3ar de deur,
maar zij legde een hand op zijn arm.
Wees zoo goed en wacht nog even. Ik
zou graag hebben, dat u Amy zag en ik
zou haar gaarne voorstellen aan mijn
vriend.
Toen Ursula het vertrek verlaten had,
trok Sir Basil zich weer bij den haard te-
rug. Het was een koude dag in den vroegen
herfst en een zacht houtvuur brandde in
den haard, wat iets gezelligs gaf aan het
spaarzaam-gemeubileerde vertrek.
De grond, de aardbodem is in handen
van enkele kleine groepen, soms in han
den van enkele personen en daardoor is
het overal verboden toegang tot den grond,
we staan en wonen en werken bijna al-
t(jd op den grond van een ander.
En 't gaat nu wel niet geheel zooals vroe
ger eeuwen, dat wanneer je je tegen den
wil van den veroveraar-grondeigtnaar ver
zette, of wilde gebruik maken van den
grond, dat je hoofd er af ging, thans zijn
we zooveel beschaafder en hebben veel
geniepiger middelen, met veel moorddadi
ger, diepgaande werking. Vroeger mocht
men eventueel soms wel gebruik maken
van het veroverde terrein, mits men een
zekere cijns betaalde, aan den veroveraar-
grondbezitter en dit is thans nog evenzoo;
men mag wel een stuk grond van den ei
genaar gebruiken in vele gevallen, maar
men moet van de vruchten van zijn ar
beid op dezen grond een deel afstaan aan
den vermeenden eigenaar (lees) vero.e aar
dan zelf krijgt men nooit het volle loon
voor zijn arbeid. Ook thansis het nog
mogelijk grond te veroveren, al is het ge
vecht dan niet zoo bloedig: de strijd is
er des te feller om en is veel onmensche-
lgker geworden, de strijd is al heel on
gelijk geworden en de nuesten leggen hét
af en gaan ten onder. Mihioenen en mil-
lioenen kunnen geen stukje grond verkrij
gen, om te leven en te werken, vooral dit
laatste kunnen we alle dagen lezen in de
dagbladen. In alle toonaaruen kan men 't
n-ooren. Geen werk, geen plaats, geen geld.
Hé, nooit of nimmer hoort men „Geen
grond", dat is eigenaardig, en toch terwijl
dit voor allen het eerst noodig is, blijtt.
Werk is noodig. gelJ is misschien ook
noodig, maar grond is toch het begin en
het einde van alles.
Wanneer we een zak met goud hebben
en er geen grond te vinden is, hebben we
nog niets bereikt. Dat bezit van den grond
van den aardbodem is gesanctioneerd,
goedgekeurd, verdeaigd door de Wet en
J.jft dus voortduren.
De overheid is gegroeid en gevormd
dikwijls met vervorming en nog meer
misvormingen uit de grondbezitters en
wellicht daardoor laat men niet los. Juist
doordien de grond niet toegankelijk is
voor allen, die deze noodig hebben is de
groote massa afhankelijk geworden, daar
door is hun allareeis.e bestaansrecht, hun
.bes aansmogcl ;khtiJ oitnonunj omdati.L-
mand zonder grond kan leven, op en uit
den grond: „op door er op te staan en te
rusten, er „uitomdat ons voedsel en on
ze kleeding er uit komen moet.
Juist, doordien de grond in han
den is van een kleine groep, is de an
dere, de groo.ste groep totaal afhankelijk
van die enkele kleine groepen en moe^én
ons op genade en ongenade overgeven, en
permissie, toestemming vragen te mogen
laven
Daardoor worden we gedwongen eerst
voor den eigenaar van den grond te wer
ken om dan te zien of voor ons zelf iets
overblijft. (Huurpacht, rente, etc.) Door
het vasthouden van den grond, zelfs zon
der deze te gebruiken of te doen gebrui
ken, heeft men alle macht over de andere
medemenschen „niet bazitte.s' verkregen.
Door het vasthouden van den grond
heeft ook het geld zooveel macht gekre
gen. Het geld eerst een zege, thans tot
een vloek gemaakt. (Prof. Óppenheijmer
Socialisme en Soc. Ques.ie).
Wanneer we nu ook maar eenigermate
onbevooroordeeld de zaak bekijken, zal
men begrijpen en voelen dat hie- de groo
te fout moet zitten. Dat/ de eene grotjp
(de kleinste) zich de rechten toeeigent,
Gods aardbodem het zijne te noemen (of
men moet voor hen gaan arbeiden, ahhans
een deel van de vruchten van den arbeid
afstaan) en aan andere het „afblijven" en
„verboden toegang',' toe te roepen.
Een fout, een misdaad in vroeger eeu
wen begaan heef. men tot op heel en doan
voortduren en goedgekeurd 't Is wellicht
min of meer een ,.gewoonte"-recht gewor
den, maar daarom niet te minder een
groot onrecht. Wie de grond in handen
heeft, hetzij particulier of overheid,
is heer en meester, hij kan de groote
massa doen knielen, voor hem doen wer
ken, zonder „zelf" te werken. De arbei
der moet zich en zjjn arbeidskrachten ver-
koopen: waardoor een moderne slavernij
waarvan de gevolgen veel verschrikkelij
ker zijn dan de slavernij in de middeleeu
wen.
A. P. G. Socrates.
(Wordt vervolgd).
De inrichting is nagenoeg zoo geble
ven, als die was in den tijd van den ouden
Burnham en tóch wat een verschil!
dacht Sir Basil.
Na eenige minuten keerde Ursula terug
en keek eenigszins ontsteld:
Sir Basil, het rijtuig is leeg terugge
komen! De trein is niet aan. De chef heeft
het bericht meegegeven, dat uw jongelui
en Amy, die samen gereisd schijnen te heb
ben, nu ook samen over de heide terug-
keereh.
Zijn gelaat helderde op:
Dus dan hebben zij al vriendschap ge
sloten? Uitstekend!
Op dit oogenblik vertrok Martha en laad
de haar bagage in het rijtuig, terwijl Sir
Basil en Miss Burnham haar vanuit het
salonvenster gadesloegen.
Wie is dat? vroeg Ursula, toen Annie
en een jongeman verschenen, die een kof
fer tusschen zich indroegen.
Sir Basil gliwilachte.
Dat is Sanders, mijn nieuwe chauffeur.
Hij maakt zich nuttig. Een knappe jonge
man, vindt u niet?
Knap? Ja. Maar toch vind ik hem geen
aangenaam gezicht hebben Intusschen
hoop ik maar niet, dat hij mijn meisje het
hoofd op hol brengt.
Neen, dat moet ook niet. Nu, ik zal
Sanders wel een wenk geven.
Martha zelve verscheen in haar Zondag-
sche kleeren en wierp haar kameraad een
minzamen groet toe.
Opgeruimd is netjes! spotte die. Maar
om nu nog mijn eigen werk klaar te krijgen
en tegelijk voor het diner te zorgen!
(Wordt vervolgd).
a