Strafzaken in het oude
Holland.
Zweedsche
Belevenissen
PLATTEGROND VAN SOEST
Pi IMPEOWi
Schaal 1 op 15.000
N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij
Witte Heide
M©fl©B©ID)[£.
isthans verkrijgbaar
De vermiste lepels (1780).
PEUTLLETON
1 K. M. in werkelijkheid is bijna 7 c. M. op de kaart
Uitvoering in 9 kleuren
Naar de nieuwste officieele gegevens vervaardigd
Prijs f 0.90
Prijs f 0.90
Van Weedestraat 7 - SOESTDIJK - Telefoon 206?
VI,
Op een kwaden dag werden op een kost
school, in het voormalige Staatabrabant ge
legen, een viertal zilveren lepels vermist.
L)e kostschool was gevestigd in een oud
kasteel, door een gracht omgeven. De
dienstmaagd, in de keuken werkzaam, had
de gewoonte om bij het reinigen van scho
tels en borden het waschwater niet in den
gootsteen, maar uit een venster, dat op de
gracht uitzag, te werpen. Daarmede bekend
zijnde, is het begrijpelijk, dat de kostschool
houder, die gaarne de vier zilveren lepels
zag teruggekeerd, haar opdracht gaf om
een baggerman te halen, van stadswege
aangesteld om in grachten en slooten te
baggeren, en die dus ook de aangewezene
was om in de gracht onder het kasteel naar
de vermiste lepels te zoeken. De dienst
maagd vertrok om deze boodschap te doen,
doch na korten tijd kwam zij terug, ver
gezeld van haren vrijer. Zij had dien toe
vallig onderweg ontmoet en hem medege
deeld van haar boodschap, waarop hij ge
zegd had, dat de baggerman gerust thuis
kon blijven, want dat hij wel wist waar de
lepels waren. Hij deelde den, kostschool
houder mede, dat hij dien morgen had staan
praten met den bediende, die regelmatig
boodschappen voor de kostschool deed, en
toen uit diens zak vier einden van zilveren
lepels had zien steken, zonder dat de man
kon bevroeden, dat hij dit bemerkte. Hij
had daarop verder geen acht geslagen, mee-
nenrie dat wellicht deze lepels moesten her
steld worden, maar van zijn meisje hooren-
de wat er aan de hand was, was hij medege-
komem om getuigenis af te leggen.
De kostschoolhouder was verontwaardigd,
want deze boodschaplooper, Jozef geheeten,
was reeds geruimen tijd in zijn dienst. Ieder
ander had hij eerder verdacht dan dezen, be
trekkelijk reeds bejaarden man. Het toeval
wilde, dat het wat lang duurde voordat men
den boodschaplooper vond, die ondervraagd
zijnde, zeide van niets te weten en de groot
ste verwondering toonde. Daarop werd de
vrijer van de meid geroepen, die in bijzijn
van Jozef zijn getuigenis herhaalde, waarop
Jozef, tot aller verbazing, in woede tegen
hem uitviel en dreigde hem bij het gerecht
wegens onjuiste verdachtmaking te zullen
aanklagen. De kostschoolhouder was bereid
geweest om Jozef zijn diefstal te vergeven,
mits hij de lepels maar had teruggegeven,
maar tegenover zooveel onbeschaamdheid
verloor hij zijn geduld en riep de hulp van
het gerecht in.
Voor den rechter stond het vast, dat de
dienstmaagd en nog minder haar vrijer als
daders van den diefstal waren aan te zien:
beider gedrag was onbesproken. Maar het
eigenaardge geval was, dat ook Jozef bij
een ieder in de geheele stad op de beste
wijze bekend stond, en dat de kostschool
houder zelf moest getuigen, dat hij jiög
nooit iets tegen hem had kunnen inbrengen,
Wat nu te doen? De rechter aarzelde, en
toen kwam het geval eener nieuwe getuige
nis hem te hulp. Uit de naburige plaats
meldde zich een Joodsch koopman bij hem
aan, die zeide, dat hij in den avond van den
zelfden dag, waarop de lepels vermist wa
ren, een vrouw bij zich had gehad, die hem
deze vier lepels ten verkoop was komen
aanbieden, onder voorwendsel, dat zij die
voor fatsoenlijke lieden moest verkoopen.
die het echter niet gaarne ruchtbaar zagen,
Dat kwam wel meer voor en hij had dus
zonder argwaan de lepels gekocht. De be
schrijving die hij van de vrouw gaf, kwam
in het minst niet met die van de vrouw
van Jozef overeen. Men zocht dus naar de
vrouw en eindelijk vond men haar in de
persoon van de vrouw van een pruikenma
ker en barbier ter plaatse waar de kost
school gevestigd was. Deze erkende geree-
delijk de lepels te hebben verkocht; Jozef
had ze haar den middag van den diefstal
gebracht en had haar verteld die gevonden
te hebben. Hij had geen tijd om naar de na
burige plaats te gaan, waar hij den Jood-
schen koopman wonende wist; hij had haar
toen gevraagd deze boodschap voor hem te
verrichten. Zij had daartegen geen bezwaren
gemaakt, maar was geschrokken toen zij,
des avonds thuis komende, van de zaak der
Naar het Engelsch.
11
Wat praat je toch, Amy? Ja, ik kan
niet dichterbij komen, door al die modder.
Neen, als-je-blieft, niet! lachte ze door
haar tranen heen. Maar niet, omdat je er
zoo uitziet, maar omdat we toch vaarwel
moeten zeggen aan al, waar we echt om ge
ven!
Als je nu eens wat duidelijker wilde
zijn, stelde hii voor.
Nu, ik bedoel, dat alles uit moet we
zen tusschen ons.
Kind, praat toch niet zulk een onzin!
Het is geen onzin, Chris! En het erg
ste is nog, dat ik het niet nader verklaren
kan, maar dat je het zóó van mij moet aan
nemen; dat je mij waarlijk geen vragen
meer hoeft te doen, maar mij moet laten
gaan.,
Gaan, waarhéén?
Uit je leven
Chris staarde haar aan; t»en sloot hij
haar in de armen ondanks zijn minder
schoone handen. Onderzoekend keek hij
haar aan en zei toen:
Ja, je schijnt het ernstig te meenen
Maar verklaren moet je het mij.
Ik kan niet.
Er klonk een groote beslistheid in die
enkele woorden, maar toch was het hem
onmogelijk, het daarbij te laten; dus begon
hij:
Dan zal ik naar je zuster gaan.
Dat zou niet6 geven. Ursula weet alles
Ze zou precies hetzelfde zeggen. En, o,
Chris, val haar toch niet lastig! Ze heeft
al zooveel te dragen.
lepels en van de verdenking, die op Jozef
rustte, had gehoord. Zij had gemeend in het
belang van den man te handelen door zich
stil te houden en hoopte dat hij, door te
blijven ontkennen, er goed zou afkomen
Een houding, die door den rechter uiteraard
werd gelaakt, maar aan de hand van de
praktijk niet onbegrijpelijk werd gevonden.
Het net trok zich om Jozef nauwer aan
een. En de kans was groot, dat hij veroor
deeld zou worden, wanneer nrèt plotseling
de pruikenmaker uit de stad ware verdwe
nen. De vrouw, die nog steeds gevangen
zat, vroeg nu den rechter te spreken en
herriep geheel haar getuigenis. Het verhaal
van Jozefs komst te harent erkende zij als
volledig verzonnen; dat was geschied om
de schuld van haar man af te wentelen
Deze toch, die geregeld op de kostschool
kwam teneinde de leerlingen het haar te
snijden, was den bewusten ochtend de keu
ken binnen gegaan om er een voorschot te
vragen, dat hij een leerling gedurende het
haarknippen wilde omslaan. In de keuken
was op dat oogenblik niemand; hij zag er
de lepels liggen en had die medegenomen,
aangezien er niemand was, die hem de keu
ken had zien binnengaan. Tehuis gekomen
had hij zijn vrouw het voordeelig avontuur
verteld; de vrouw was daarop de lepels
gaan verkoopen en had, toen men haar voor
het gerecht bracht, de schuld op Jozef wil
len afleiden teneinde haar man te sparen
Een en ander bleek met de feiten volkomen
te kloppen; de pruikemaker was dien och
tend in de kostschool geweest; de bewuste
leerling kon verklaren, dat hij naar een
voorschot was gaan zoeken en was terug
gekeerd zonder dit te hebben gevonden. De
zaak was dus opgehelderd, maar wat kon
den vrijer van de dienstmaagd bewogen
hebben om Jozef eene geheel onjuiste ver
denking in de schoenen te schuiven? Van
twist tusschen deze beiden was geen spra
ke; integendeel, zij hadden elkander tevo
ren meermalen kleine diensten bewezen. De
vrijer stond evenals Jozef zelf te goeder
naam en faam bekend. De rechter wilde
zich, nu de hoofdzaak was opgelost, aan
vankelijk in deze bijkomstige omstandig
heid niet verder verdiepen en den vrijer
reeds met een berisping wegsturen, toen
hem inviel, dat het nemen van een proef
wellicht aanbeveling verdiende.
Op het onverwachts dus werden en de
vrijer en de dienstmaagd bij hem gebracht
en ieder afzonderlijk door hem gehoord.
De vrijer gaf op, dat hij een verouderden
en stil gehouden wrok tegen Jozef had en
hem daarom met de beschuldiging had wil
len plagen^ Had hij tevoren kunnen ver
moeden, dat zijn wraakzucht zulk een keer
zou nemen, hij zou het gewis niet hebben
gedaan, maar eenmaal de verdachtmaking
hebbende uitgesproken, moest hij wel vol
houden. Dat klonk verklaarbaar, en had de
vrijer het overleg getoond om tevoren met
zijn meisje af te spreken wat zij zouden
zeggen, er ware gewis niets uitgelekt. Maai
de dienstmaagd verklaarde heel anders; zij
zeide, dat zij haren vrijer tot zijn valsche
beschuldiging en dus tot meineed had ge
bracht. Zij had gevreesd dat, wanneer bij
het baggeren de lepels uit de gracht te
voorschijn warenl gekomen, men haar om
hare nalatigheid wellicht uit haren dienst
had ontzet en zij in elk geval een geweldig
standje zou hebben gekregen. Om dit te
voorkomen was zij niet naar den bagger
man gegaan, maar had haren vrijer opge
zocht om met hem te overleggen, 't Komt
meer voor, dat twee verdachten of op el
kander de schuld werpen of trachten elkan
der vrij te pleiten. Maar de dienstmaagd
moest weten het was haar tevoren ge
zegd dat de kostschoolhouder er niet
over dacht haar eene eventuecle nalatigheid
ten" kwade te duiden; hij wilde slechts zijn
lepels terughebben, en zij behoefde dus
niets te vreezen wanneer die lepels uit de
gracht waren opgevischt. Dat zij blijkbaar
wel vreesde, gaf den rechter aanleiding om
te overwegen, dat er in de gracht wel een1-
iets anders verborgen kon zijn. En dus ging
men dreggen, en wierp den beugel vier ma
len zonder eenig resultaat onder het raam
Heb je het haar dan gisteravond ver
teld? vroeg hij.
-Ja.
Naar aanleiding van iets, dat ze jou
toevertrouwde?
Amy aarzelde; toen prevelde ze, terug
houdend:
Ja.
Dat dacht ik wel. Dus dan heeft je be
sluit toch iets uit te staan met Miss Burn-
ham. Kijk eens, Amy, ik heb ook ge
praat met Sir Basil, eer ik hier kwam.
Stil! Sir Basil heeft niets met dit heele
geval te maken. Wèt er nu ook gisteren tus
schen hem en Ursula moge voorgevallen
zijn, dit is van geenerlei invloed ge
weest op mijn besluitO, Chris, kijk
mij toch niet zoo aan! Zie je dan niet, hoe
«ellendig ik ben? Tracht mij nu niet verder
uit te hooren, maar geef mij op!
Heeft je zuster je gezegd, dat je met
mij moest breken?
Amy zweeg.
Dan zal ik naar haar toe gaan en het
•haar vragen.
Je zult haar niet zien. Ze ligt te bed
met hoofdpijn.
Maar hij zag, dat zij niet de waarheid
sprak, en keek haar vol verwijt aan.
O, waarom laat je het er dan ook niet
bij?
Waarom ik het er niet bij laten kan?
riep Chris, met een uitdrukking op het ge
laat, of hij jaren ouder was. Ómdat ik
je lief heb. Omdat je mij lief hebt. En om
dat ik niet wil, dat iemand of iets ter we
reld zal treden tusschen jou en mij.
Maar, Chris, je kunt er niets aan ver
anderen!
Niet?Dat staat nog te bezien
Miss Amy, Miss Amy, is u daar? klonk
een hooge stem van verre.
Dat is Annie. Ze zoekt mij. Houd mij
nu niet langer op, Chris. Vaarwel, liefste'
Reeds was zij weg en1 hij volgde haar
niet; wachtte, tot het tuinhek achter haar
der keuken uit. Reeds wilde men verder
gaan, toen de beugel een dood kind naar
boven bracht. Het lijkje had men een steen
met een touw om den hals gebonden, en
deskundigen konden al spoedig constatee-
ren, dat het een zuigeling was, die nog geen
maand na zijn geboorte om het leven moest
zijn gebracht.
Nu begon de ware oorzaak van de hou
ding van de meid en haren vrijer duide
lijk te worden. Het kind was van hen bei
den, en om zich van dit kind te ontdoen
hadden zij, een maand nadat het geheel on
bemerkt ter wereld was gekomen, de mis
daad volvoerd. Zij dachten zich reeds voor
alle ontdekking gevrijwaard toen de prui
kemaker de lepels stal en het dreggen in
de gracht onafwendbaar scheen. De meid en
de vrijer begrepen, dat dit moest worden
voorkomen; zoo zetten zij de intrige tegen
Jozef op touw, die geslaagd zoude zijn,
wanneer niet de pruikenmaker uit lafhartig
heid de vlucht had genomen. Ook hier een
eeks van aaneenschakelingen van het nood
lot en van toevalligheid; ook hier het be-
yijs, dat een misdaad, die volkomen verbor
gen schijnt, het toch lang niet altijd is. De
beide boosdoeners werden met den dood
gestraft.
(VERVOLG).
Het heeft zijn voor- en zijn nadeelen om
tweede etage in een kooi te slapen. Feitelijk
weet ik maar één voordeel: de projectiel
veiligheid. Onder projectielen te verstaan:
alle niet bruikbare deelen der inventaris,
van aardappelen tot laarzen. De laatste al
leen voor zéér ernstige gevallen. Zoo'n
bombardement heeft als regel tot doel,
snurkers vriendelijk te vermanen. Er ligt
een zekere logica in het verwijt, dat men
tot deze nachtelijke rustverstoorders richt:
,,Je moet overdag reeds zooveel zagen voor
je broodje, waarom nu ook nog 's nachts
vrijwillig?
't Heet dat ,,every bullet has its billet".
Hier niet; al te vaak richtte de fataliteit
zich op den verkeerde, die dan met een
retour afzender" het projectiel terug zond.
De zwaarste laarzen noemt men bommen,
die mogen pas gebruikt worden, als er min
stens twee maal met lichtere voorwerpen
gewaarschuwd is.
Maar van dit voordeel zou ik pas later
profijt gaan trekken, terwijl ik reeds den
allereersten morgen van mijn ontwaken
met een nadeel kennis maakte. Dat kwam
door dat Bergwall's heusch niet gefluis
terde reveille mij niet vermocht te wekken
uit de zoo laat gevonden koestering van
Morpheus' armen, die mij om zoo te zeggen
nog omgaven als lianen met een veilig
heidsslot. Maar met de luxe gewoonten van
's nachts wakker liggen en laat opstaan,
kunnen dit werkers van de bosschen geen
rekening houden, zoodat ik gewekt werd,
hetgeen, gezien de omstandigheden, op
krachtdadige wijze moest geschieden. Ik
rken de noodzakelijkheid, maar de be
handeling an sich was mij niet sympathiek.
Want de gebruikelijke methode om aan
slaap verslaafden tot rede te brengen: het
meer of minder rijkelijk besprenkelen met
koud water, kon hier geen toepassing vin
den, gezien de moeizame wijze, waarop het
water verkregen wordt. Zoodat iemand
stoffer en blik nam, een instrumenten sy
steem dat zich tusschen twee haakjes
slechts in een matige populairiteit en daar
aan evenredig gebruik mocht verheugen, en
sloeg daarmede een schorre roffel kort bij
mijn oor. Dat het een roffel was, kan ik
alleen vermoeden: het was de musicus van
onzen groep, die dit beulswerk verrichtte
en ik kan niet aannemen, dat hij zoo maar
in het wilde weg getrommeld heeft. Ge
hoord heb ik slechts den laatsten slag, op
wier geluid mijn zwervende ziel in 't rus
tend lichaam wederkeerde of wat er
anders gebeuren moge bij het ontwaken.
Ik neem aan, dat ik mijn oogen opende,
en dat in mijn doezelige blik grenzenlooze
verachting en stil protest te lezen was. Ik
neem ook aan, dat iemand zich de moeite
gunde, mijn blik-expressies te ontcijferen.
Daarom zei ik „aaa", heel lang gerekt en
constateerde daarbij verheugd, dat mijn ge
hoororgaan nog in tact was; van de mo
gelijkheid van auto-suggestie abstraheerend.
Daarna nam ik een koen besluit en stapte
uit mijn bed. Ik zal mijn feuille-morte niet
dicht was, ging toen de brug over en be
trad het steile pad, dat naar den top van
den heuvel voerde.
HOOFDSTUK XVI.
Mr. Mathew Clark zat na het eten zijn
pijp te rooken in zijn zitkamer, toen van
uit de keuken, die aan de andere zijde van
de gang, vlak tegenover het vertrek lag,
stemmen werden vernomen, die hij herken
de als die van zijn hospita en: haar dochter.
Mrs. Gay was aan het strijken: Annie zat
er bij, met half-teleurgestelden, half-ver-
ontwaardigden blik en had de gelegenheid
afgewacht, tot zij eindelijk kans zag, er
een speld tusschen te krijgen met haar
klacht:
Ik begrijp niet, wat u eigenlijk wil.
Moeder. U heeft altijd wat op mij te zeg
gen. Als ik niet thuis kom, bromt u, en als
ik
De waarheid zal je van mij hooren
Annie, zoo lang ik nog adem in mij heb.
Ik duld niet, dat een kind van mij er zulke
manieren op nahoudt. Je denkt zeker, dat
de heele wereld blind is en ik ook, maar
dat zou je wel willen! Ik weet, dat je iede
ren dag van de week uit geweest bent, en
ik begrijp nog niet, hoe Miss Burnham je
zooveel vrijheid geven kan, met jou als
eenige hulp in huis.
Dat is juist de reden: omdat ik zoo
hard werk, mag ik dan 's avonds eens uit
Ze eten nu den laatsten tijd vroeg en dan
mag ik na het vaten wasschen weg. Miss
Amy past op het vuur in de keuken en op
ouwe Deb. En als zij dat nu goed vinden
begrijp ik niet, wat u er op tegen kunt
hebben.
Nou, maar ik dan wel. Je bent nog
maar een kind, Annie, en dan was je be
ter in een| niet zoo drukken dienst, met een
paar kameraden, maar met minder vrijheid.
Ik heb hooren zeggen, dat Miss Burnham
den laatsten tijd aan het sukkelen is. Ver
in details beschrijven, geen gewag maken
van het bulderend gejoel, waarmede mijn
tap in het ledig door de kameraden, be
groet werd. Het zou moreel even pijnlijk
voor mij zijn. als het toen physiek was.
Ik maakte in stilte en peinzend over de
hardheid van dit bestaan in het algemeen
en van een houten vloer in het bijzonder,
mijn toilet. Dat wil zeggen, dat ik sokken
aantrok en een hoeveelheid sneeuw op mijn
hoofd liet smelten, welke kunstbewerking
diende ter vervanging van een bad.
Per Eriks spek sputterde alweer in de
pan, de kameraden snoven alweer verlan
gend. En toen ik mijn ontbijt tot brood en
koffie bepaalde, hebben zij allicht gedacht:
„die maakt het niet lang."
Natuurlijk heb ik het wèl lang gemaakt,
lang genoeg om mijn aanpassingsvermogen
volledig te bewijzen, maar ik wil toch niet
verhelen, dat dien eersten morgen, de eer
ste dagen überhaupt, zwaar genoeg werden.
De winterlucht buiten was zwaar en
prikkelde in de longen. Ieder stuk metaal,
dat men beetpakt, vriest onmiddellijk aan
de huid vast dat eischt groote oplettend
heid. Een paar honderd meter van onze
barak, op een helling naar het oosten, ligt
het bosch, dat men bezig is te vellen en
even later heb ik een zaag beet. Men trekt,
zijn partner trekt, het scherpe staal bijt
snel door het hout, een dikke stam is spoe
dig doormidden. Maar er zijn vele stam
menMen trekt, het lichaam wordt
moede tenslotte. Maar de partner zet een
gezicht, alsof hij nu juist zin gekregen
heeft, eerst goed te gaan beginnen, dus
blijft men trekken in dat eindelooze rhyth-
me, dat zich in het hoofd vastzet. De moe
heid wijkt weer, maar de handen omklem
men het versleten berkenhouten handvat
zoo krampachtig, als waren de vingers niet
meer te spreiden en er komt een looden
zwaarte in de spieren. Zoo is het den eer
sten dag. en wanneer men tenslotte des
avonds zijn kooi vindt, zijn er geen ge
dachten meer, geen gevoelens slechts
één groot verlangen, zich uit te kunnen
strekken, zóó uit te kunnen strekken, dat
iedere vierkante centimeter van het li
chaam rust vindt. Er komen nieuwe dagen,
wanneer des morgens de spieren nog stijf
zijn en de ledematen nog traag. Maar het
duurt niet lang, of men is getraind. Het li
chaam trilt van een ongekende kracht, die
daar in besloten is, de longen vullen zich
tot het uiterste met de zuivere berglucht,
met kiachtige slagen pompt het hart het
bloed door de aderen. Dan komt de ware
arbeidsvreugde, des morgens, het verlangen
te beginnen, des avonds de behagelijke moe
heid van de rust. En een goede trek in
Per Eriks spek en boonen!
Zoo zijn de Lillhardaalsche bosschen ge
bleven een herinnering, die alléén staat.
Want zij, die de gansche aarde tot hun
woonplaats gemaakt hebben, die getogen
zijn door vele landen, naar groote steden,
waarin alle goed en alle kwaad elkaar ont
moeten en naar gebieden der eenzaamheid,
waar slechts de stem is van enkelen zij,
die gegaan zijn langs duizenden en duizen
den menschen-gezichten, zij hebben ge
leerd, stemmingen te onderkennen en te
herkennen Zij hebben overal op nieuw
gevonden de bezonken stille eenzaamheid
der bergen, waar de nacht het uitspansel
Koopt Uw Radiobode bij
N.V. EERSTE SOESTER
ELECTR. DRUKKERIJ
Van Weedestr. 7. Soestdijk
de
werkt-lijk meer nabij den mensch brengt
en iedere aardsche ambitie absurder schijnt
dan ooit. Zij herkennen den winter-vroege
avond der metropolis aan lichtreflexen over
vochtig glanzend asfalt, waarin lichtrecla
mes half vervaagd weerspiegelen. Zij we
ten, hoè wit de sneeuw is overal in haar
wel ver verspreid liggende domeinen. Zij
kennen de beangstigende stilte van den
tropenmacht, die vervuld is van berstend
leven, maar ook van een snelle dood en
een groote vergankelijkheid. Zij hebben de
maan zien glinsteren over een nauw rim
pelende zee, en over een andere zij, daar
van gescheiden door duizenden mijlen....
en er was geen verschil. Zij hebben moede
gezichten gezien overal waar een zon op
ging voor afgetobde werkers en velerlei
hartstocht in velerlei oogen, overal waar
de roes was van klank en kleurig licht, van
wijn en dans. En nóch nationaliteit nóch
leeftijd hadden daarin verschil gelegd.
Maar soms staat een stemmingsherinne
ring alleen, een beeld, een kleur, een glans,
die niet weerkeerde. Zooals Napoli voor mij
gebleven is het unieke souvenir der schier
rimpelooze baai in een lichtenden nacht,
met de veel kleurig verlichte schepen en
ontelbare bootjes rondom, ieder brengend
een eigen melodie, vroolijk, harstochtelijk,
meditatief, opklinkend en weer verstervend
en boven dit alles, ondanks alle vreugde,
een zoo grenzelooze weemoed, dat het al
leen-zijn zou benauwen, zoo is Lillhardal
gebleven het alleenstaande beeld eener rea
liteit van intens werk, temidden van een
slapende natuur in 'n onwezenlijke sneeuw-
wereld.
Wordt vervolg 1.
leden Vrijdag heeft ze medicijnen laten ha
len. Eliza van den dokter vertelde mij, dat
Miss Amy een flesch bij dokter Potter
was komen halen.
Annie zweeg een oogenblik; toen begon
ze, wel wat vriendelijker:
Ja, eerlijk gezegd, begrijp ik niet,
wat er aanscheelt bij Miss Burnham. Ze is
de laatste dagen op haar kamer gebleven
en ziet er ook slecht uit. Maar haar eetlust
laat niets te wenschen over. Ik moet maar
steeds bouillon trekken. Miss Amy zegt.
dat haar zuster versterkend voedsel moet
hebben. Alle bordjes en kopjes zijn dan
ook schoon leeg, als ze beneden komen En
als u toch eens wist, Moeder, wat een last
die ouwe Deb je alleen al met eten geeft!
Je moet alles voor haar ja, aan vézeltjes
snijden, anders verslikt ze zich.
Ja, dat kan nu allemaal wel zoo zijn,
en ik geloof best, dat je het druk genoeg
hebt, maar tóch heb je veel vrijaf. En,
weet je: de chauffeur van Sir Basil en jij.
je wordt telkens in éénen adem genoemd.
Ik heb heusch al genoeg verdriet gehad in
mijn leven, dat jij nu nog niet meer ellende
over mij hoeft te brengen!
Maar, Moeder-Wat bedoelt u?
riep Annie boos.
Kindlief, je weet net zoo goed als
ik, dal een meisje, dat prijs stelt op haar
fatsoen, openlijk uitgaat met baar aanstaan
de en niet bij avond en ontij, zooals jij met
Jack Sanders.
Als u zoo over mij denkt, Moeder, dan
is het maar beter, dat ik onmiddellijk heen
ga en hier ook niet weerkeer.
Dit zeggende liep zij haastig de keuken
uit. trok de deur met een slag achter zich
dicht, wat toch niet wegnam, dat ze het
snikken van haar moeder hoorde, die een
dergelijk vastberaden optreden van haar
dochter zeker niet verwacht had.
Het was buiten mistig en donker, maar
Annie's besluit stond eenmaal zóó vast,
dat zij met fier opgeheven hoofdje naar den
Watermolen terugliep, waar zij het tuinhek
voor zich opengehouden zag door een ge
daante, die zij, ondanks de duisternis, on
middellijk herkende.
O, Jack, sta je nu dddr! Ik dacht, dat
je, net als anders, aan het begin van het
laantje op mij zoudt hebben gewacht. Ik
kon heusch niet eerder wegkomen. Moeder
heeft mij leelijk de les gelezen, over jou
en mij! Ze zegt, dat de menschen praten
Laat ze praten!
Jack Sanders sloeg den arm om haar
heen en heel langzaam liepen ze toen samen
°P-
't Is'anders niet prettig voor mij, be
gon zij.
En het is ook niet prettig voor mij, dat
Sir Basil mij mijn congé gegeven heeft!
Niet omdat hij niet tevreden over mij was,
hoor; maar hij gaat de volgende maand
voor „onbepaalden tijd", zooals hij dat
noemt, naar het buitenland. En dan heeft
hij geen chauffeur noodig. De zaak is feite
lijk, dat hij wegloopt voor een vrouw. Het
is met hem ook: „hoe ouder, hoe gekker!"
Je bedoelt, dat Sir Basil hier weggaat,
omdat Miss Burnham hem niet hebben wil?
Juist. En dat verandert de zaken voor
ons ook, hè?
O, Jack!Ikik wou, dat je
mij maar opgaf!
Hij stond even stil. Ze waren weer een
heel eind afgedwaald en waren nu in een
smal laantje, dat naar den ingang van den
Watermolen leidde.
Hè, wat zeg je daar?
Ik wilde wel. dat je mij opgaf, VYe
zouden heel wat gelukkiger zijn, als dit niet
tusschen ons bestond.
O, jou dwaas kind! zei hij langzaam.
Annie herkende nauwelijks zijn stem,
maar ze schrikte van de kracht, waarmee
hij haar bij den arm vatte en dichter naar
zich toetrok.
(Wordt vervolgd).