Strafzaken in het oude Holland. Zweedsche Belevenissen PLATTEGROND VAN SOEST Pi IMPEOWi Schaal 1 op 15.000 N.V. Eerste Soester Electr. Drukkerij Witte Heide M©fl©B©ID)[£. isthans verkrijgbaar De vermiste lepels (1780). PEUTLLETON 1 K. M. in werkelijkheid is bijna 7 c. M. op de kaart Uitvoering in 9 kleuren Naar de nieuwste officieele gegevens vervaardigd Prijs f 0.90 Prijs f 0.90 Van Weedestraat 7 - SOESTDIJK - Telefoon 206? VI, Op een kwaden dag werden op een kost school, in het voormalige Staatabrabant ge legen, een viertal zilveren lepels vermist. L)e kostschool was gevestigd in een oud kasteel, door een gracht omgeven. De dienstmaagd, in de keuken werkzaam, had de gewoonte om bij het reinigen van scho tels en borden het waschwater niet in den gootsteen, maar uit een venster, dat op de gracht uitzag, te werpen. Daarmede bekend zijnde, is het begrijpelijk, dat de kostschool houder, die gaarne de vier zilveren lepels zag teruggekeerd, haar opdracht gaf om een baggerman te halen, van stadswege aangesteld om in grachten en slooten te baggeren, en die dus ook de aangewezene was om in de gracht onder het kasteel naar de vermiste lepels te zoeken. De dienst maagd vertrok om deze boodschap te doen, doch na korten tijd kwam zij terug, ver gezeld van haren vrijer. Zij had dien toe vallig onderweg ontmoet en hem medege deeld van haar boodschap, waarop hij ge zegd had, dat de baggerman gerust thuis kon blijven, want dat hij wel wist waar de lepels waren. Hij deelde den, kostschool houder mede, dat hij dien morgen had staan praten met den bediende, die regelmatig boodschappen voor de kostschool deed, en toen uit diens zak vier einden van zilveren lepels had zien steken, zonder dat de man kon bevroeden, dat hij dit bemerkte. Hij had daarop verder geen acht geslagen, mee- nenrie dat wellicht deze lepels moesten her steld worden, maar van zijn meisje hooren- de wat er aan de hand was, was hij medege- komem om getuigenis af te leggen. De kostschoolhouder was verontwaardigd, want deze boodschaplooper, Jozef geheeten, was reeds geruimen tijd in zijn dienst. Ieder ander had hij eerder verdacht dan dezen, be trekkelijk reeds bejaarden man. Het toeval wilde, dat het wat lang duurde voordat men den boodschaplooper vond, die ondervraagd zijnde, zeide van niets te weten en de groot ste verwondering toonde. Daarop werd de vrijer van de meid geroepen, die in bijzijn van Jozef zijn getuigenis herhaalde, waarop Jozef, tot aller verbazing, in woede tegen hem uitviel en dreigde hem bij het gerecht wegens onjuiste verdachtmaking te zullen aanklagen. De kostschoolhouder was bereid geweest om Jozef zijn diefstal te vergeven, mits hij de lepels maar had teruggegeven, maar tegenover zooveel onbeschaamdheid verloor hij zijn geduld en riep de hulp van het gerecht in. Voor den rechter stond het vast, dat de dienstmaagd en nog minder haar vrijer als daders van den diefstal waren aan te zien: beider gedrag was onbesproken. Maar het eigenaardge geval was, dat ook Jozef bij een ieder in de geheele stad op de beste wijze bekend stond, en dat de kostschool houder zelf moest getuigen, dat hij jiög nooit iets tegen hem had kunnen inbrengen, Wat nu te doen? De rechter aarzelde, en toen kwam het geval eener nieuwe getuige nis hem te hulp. Uit de naburige plaats meldde zich een Joodsch koopman bij hem aan, die zeide, dat hij in den avond van den zelfden dag, waarop de lepels vermist wa ren, een vrouw bij zich had gehad, die hem deze vier lepels ten verkoop was komen aanbieden, onder voorwendsel, dat zij die voor fatsoenlijke lieden moest verkoopen. die het echter niet gaarne ruchtbaar zagen, Dat kwam wel meer voor en hij had dus zonder argwaan de lepels gekocht. De be schrijving die hij van de vrouw gaf, kwam in het minst niet met die van de vrouw van Jozef overeen. Men zocht dus naar de vrouw en eindelijk vond men haar in de persoon van de vrouw van een pruikenma ker en barbier ter plaatse waar de kost school gevestigd was. Deze erkende geree- delijk de lepels te hebben verkocht; Jozef had ze haar den middag van den diefstal gebracht en had haar verteld die gevonden te hebben. Hij had geen tijd om naar de na burige plaats te gaan, waar hij den Jood- schen koopman wonende wist; hij had haar toen gevraagd deze boodschap voor hem te verrichten. Zij had daartegen geen bezwaren gemaakt, maar was geschrokken toen zij, des avonds thuis komende, van de zaak der Naar het Engelsch. 11 Wat praat je toch, Amy? Ja, ik kan niet dichterbij komen, door al die modder. Neen, als-je-blieft, niet! lachte ze door haar tranen heen. Maar niet, omdat je er zoo uitziet, maar omdat we toch vaarwel moeten zeggen aan al, waar we echt om ge ven! Als je nu eens wat duidelijker wilde zijn, stelde hii voor. Nu, ik bedoel, dat alles uit moet we zen tusschen ons. Kind, praat toch niet zulk een onzin! Het is geen onzin, Chris! En het erg ste is nog, dat ik het niet nader verklaren kan, maar dat je het zóó van mij moet aan nemen; dat je mij waarlijk geen vragen meer hoeft te doen, maar mij moet laten gaan., Gaan, waarhéén? Uit je leven Chris staarde haar aan; t»en sloot hij haar in de armen ondanks zijn minder schoone handen. Onderzoekend keek hij haar aan en zei toen: Ja, je schijnt het ernstig te meenen Maar verklaren moet je het mij. Ik kan niet. Er klonk een groote beslistheid in die enkele woorden, maar toch was het hem onmogelijk, het daarbij te laten; dus begon hij: Dan zal ik naar je zuster gaan. Dat zou niet6 geven. Ursula weet alles Ze zou precies hetzelfde zeggen. En, o, Chris, val haar toch niet lastig! Ze heeft al zooveel te dragen. lepels en van de verdenking, die op Jozef rustte, had gehoord. Zij had gemeend in het belang van den man te handelen door zich stil te houden en hoopte dat hij, door te blijven ontkennen, er goed zou afkomen Een houding, die door den rechter uiteraard werd gelaakt, maar aan de hand van de praktijk niet onbegrijpelijk werd gevonden. Het net trok zich om Jozef nauwer aan een. En de kans was groot, dat hij veroor deeld zou worden, wanneer nrèt plotseling de pruikenmaker uit de stad ware verdwe nen. De vrouw, die nog steeds gevangen zat, vroeg nu den rechter te spreken en herriep geheel haar getuigenis. Het verhaal van Jozefs komst te harent erkende zij als volledig verzonnen; dat was geschied om de schuld van haar man af te wentelen Deze toch, die geregeld op de kostschool kwam teneinde de leerlingen het haar te snijden, was den bewusten ochtend de keu ken binnen gegaan om er een voorschot te vragen, dat hij een leerling gedurende het haarknippen wilde omslaan. In de keuken was op dat oogenblik niemand; hij zag er de lepels liggen en had die medegenomen, aangezien er niemand was, die hem de keu ken had zien binnengaan. Tehuis gekomen had hij zijn vrouw het voordeelig avontuur verteld; de vrouw was daarop de lepels gaan verkoopen en had, toen men haar voor het gerecht bracht, de schuld op Jozef wil len afleiden teneinde haar man te sparen Een en ander bleek met de feiten volkomen te kloppen; de pruikemaker was dien och tend in de kostschool geweest; de bewuste leerling kon verklaren, dat hij naar een voorschot was gaan zoeken en was terug gekeerd zonder dit te hebben gevonden. De zaak was dus opgehelderd, maar wat kon den vrijer van de dienstmaagd bewogen hebben om Jozef eene geheel onjuiste ver denking in de schoenen te schuiven? Van twist tusschen deze beiden was geen spra ke; integendeel, zij hadden elkander tevo ren meermalen kleine diensten bewezen. De vrijer stond evenals Jozef zelf te goeder naam en faam bekend. De rechter wilde zich, nu de hoofdzaak was opgelost, aan vankelijk in deze bijkomstige omstandig heid niet verder verdiepen en den vrijer reeds met een berisping wegsturen, toen hem inviel, dat het nemen van een proef wellicht aanbeveling verdiende. Op het onverwachts dus werden en de vrijer en de dienstmaagd bij hem gebracht en ieder afzonderlijk door hem gehoord. De vrijer gaf op, dat hij een verouderden en stil gehouden wrok tegen Jozef had en hem daarom met de beschuldiging had wil len plagen^ Had hij tevoren kunnen ver moeden, dat zijn wraakzucht zulk een keer zou nemen, hij zou het gewis niet hebben gedaan, maar eenmaal de verdachtmaking hebbende uitgesproken, moest hij wel vol houden. Dat klonk verklaarbaar, en had de vrijer het overleg getoond om tevoren met zijn meisje af te spreken wat zij zouden zeggen, er ware gewis niets uitgelekt. Maai de dienstmaagd verklaarde heel anders; zij zeide, dat zij haren vrijer tot zijn valsche beschuldiging en dus tot meineed had ge bracht. Zij had gevreesd dat, wanneer bij het baggeren de lepels uit de gracht te voorschijn warenl gekomen, men haar om hare nalatigheid wellicht uit haren dienst had ontzet en zij in elk geval een geweldig standje zou hebben gekregen. Om dit te voorkomen was zij niet naar den bagger man gegaan, maar had haren vrijer opge zocht om met hem te overleggen, 't Komt meer voor, dat twee verdachten of op el kander de schuld werpen of trachten elkan der vrij te pleiten. Maar de dienstmaagd moest weten het was haar tevoren ge zegd dat de kostschoolhouder er niet over dacht haar eene eventuecle nalatigheid ten" kwade te duiden; hij wilde slechts zijn lepels terughebben, en zij behoefde dus niets te vreezen wanneer die lepels uit de gracht waren opgevischt. Dat zij blijkbaar wel vreesde, gaf den rechter aanleiding om te overwegen, dat er in de gracht wel een1- iets anders verborgen kon zijn. En dus ging men dreggen, en wierp den beugel vier ma len zonder eenig resultaat onder het raam Heb je het haar dan gisteravond ver teld? vroeg hij. -Ja. Naar aanleiding van iets, dat ze jou toevertrouwde? Amy aarzelde; toen prevelde ze, terug houdend: Ja. Dat dacht ik wel. Dus dan heeft je be sluit toch iets uit te staan met Miss Burn- ham. Kijk eens, Amy, ik heb ook ge praat met Sir Basil, eer ik hier kwam. Stil! Sir Basil heeft niets met dit heele geval te maken. Wèt er nu ook gisteren tus schen hem en Ursula moge voorgevallen zijn, dit is van geenerlei invloed ge weest op mijn besluitO, Chris, kijk mij toch niet zoo aan! Zie je dan niet, hoe «ellendig ik ben? Tracht mij nu niet verder uit te hooren, maar geef mij op! Heeft je zuster je gezegd, dat je met mij moest breken? Amy zweeg. Dan zal ik naar haar toe gaan en het •haar vragen. Je zult haar niet zien. Ze ligt te bed met hoofdpijn. Maar hij zag, dat zij niet de waarheid sprak, en keek haar vol verwijt aan. O, waarom laat je het er dan ook niet bij? Waarom ik het er niet bij laten kan? riep Chris, met een uitdrukking op het ge laat, of hij jaren ouder was. Ómdat ik je lief heb. Omdat je mij lief hebt. En om dat ik niet wil, dat iemand of iets ter we reld zal treden tusschen jou en mij. Maar, Chris, je kunt er niets aan ver anderen! Niet?Dat staat nog te bezien Miss Amy, Miss Amy, is u daar? klonk een hooge stem van verre. Dat is Annie. Ze zoekt mij. Houd mij nu niet langer op, Chris. Vaarwel, liefste' Reeds was zij weg en1 hij volgde haar niet; wachtte, tot het tuinhek achter haar der keuken uit. Reeds wilde men verder gaan, toen de beugel een dood kind naar boven bracht. Het lijkje had men een steen met een touw om den hals gebonden, en deskundigen konden al spoedig constatee- ren, dat het een zuigeling was, die nog geen maand na zijn geboorte om het leven moest zijn gebracht. Nu begon de ware oorzaak van de hou ding van de meid en haren vrijer duide lijk te worden. Het kind was van hen bei den, en om zich van dit kind te ontdoen hadden zij, een maand nadat het geheel on bemerkt ter wereld was gekomen, de mis daad volvoerd. Zij dachten zich reeds voor alle ontdekking gevrijwaard toen de prui kemaker de lepels stal en het dreggen in de gracht onafwendbaar scheen. De meid en de vrijer begrepen, dat dit moest worden voorkomen; zoo zetten zij de intrige tegen Jozef op touw, die geslaagd zoude zijn, wanneer niet de pruikenmaker uit lafhartig heid de vlucht had genomen. Ook hier een eeks van aaneenschakelingen van het nood lot en van toevalligheid; ook hier het be- yijs, dat een misdaad, die volkomen verbor gen schijnt, het toch lang niet altijd is. De beide boosdoeners werden met den dood gestraft. (VERVOLG). Het heeft zijn voor- en zijn nadeelen om tweede etage in een kooi te slapen. Feitelijk weet ik maar één voordeel: de projectiel veiligheid. Onder projectielen te verstaan: alle niet bruikbare deelen der inventaris, van aardappelen tot laarzen. De laatste al leen voor zéér ernstige gevallen. Zoo'n bombardement heeft als regel tot doel, snurkers vriendelijk te vermanen. Er ligt een zekere logica in het verwijt, dat men tot deze nachtelijke rustverstoorders richt: ,,Je moet overdag reeds zooveel zagen voor je broodje, waarom nu ook nog 's nachts vrijwillig? 't Heet dat ,,every bullet has its billet". Hier niet; al te vaak richtte de fataliteit zich op den verkeerde, die dan met een retour afzender" het projectiel terug zond. De zwaarste laarzen noemt men bommen, die mogen pas gebruikt worden, als er min stens twee maal met lichtere voorwerpen gewaarschuwd is. Maar van dit voordeel zou ik pas later profijt gaan trekken, terwijl ik reeds den allereersten morgen van mijn ontwaken met een nadeel kennis maakte. Dat kwam door dat Bergwall's heusch niet gefluis terde reveille mij niet vermocht te wekken uit de zoo laat gevonden koestering van Morpheus' armen, die mij om zoo te zeggen nog omgaven als lianen met een veilig heidsslot. Maar met de luxe gewoonten van 's nachts wakker liggen en laat opstaan, kunnen dit werkers van de bosschen geen rekening houden, zoodat ik gewekt werd, hetgeen, gezien de omstandigheden, op krachtdadige wijze moest geschieden. Ik rken de noodzakelijkheid, maar de be handeling an sich was mij niet sympathiek. Want de gebruikelijke methode om aan slaap verslaafden tot rede te brengen: het meer of minder rijkelijk besprenkelen met koud water, kon hier geen toepassing vin den, gezien de moeizame wijze, waarop het water verkregen wordt. Zoodat iemand stoffer en blik nam, een instrumenten sy steem dat zich tusschen twee haakjes slechts in een matige populairiteit en daar aan evenredig gebruik mocht verheugen, en sloeg daarmede een schorre roffel kort bij mijn oor. Dat het een roffel was, kan ik alleen vermoeden: het was de musicus van onzen groep, die dit beulswerk verrichtte en ik kan niet aannemen, dat hij zoo maar in het wilde weg getrommeld heeft. Ge hoord heb ik slechts den laatsten slag, op wier geluid mijn zwervende ziel in 't rus tend lichaam wederkeerde of wat er anders gebeuren moge bij het ontwaken. Ik neem aan, dat ik mijn oogen opende, en dat in mijn doezelige blik grenzenlooze verachting en stil protest te lezen was. Ik neem ook aan, dat iemand zich de moeite gunde, mijn blik-expressies te ontcijferen. Daarom zei ik „aaa", heel lang gerekt en constateerde daarbij verheugd, dat mijn ge hoororgaan nog in tact was; van de mo gelijkheid van auto-suggestie abstraheerend. Daarna nam ik een koen besluit en stapte uit mijn bed. Ik zal mijn feuille-morte niet dicht was, ging toen de brug over en be trad het steile pad, dat naar den top van den heuvel voerde. HOOFDSTUK XVI. Mr. Mathew Clark zat na het eten zijn pijp te rooken in zijn zitkamer, toen van uit de keuken, die aan de andere zijde van de gang, vlak tegenover het vertrek lag, stemmen werden vernomen, die hij herken de als die van zijn hospita en: haar dochter. Mrs. Gay was aan het strijken: Annie zat er bij, met half-teleurgestelden, half-ver- ontwaardigden blik en had de gelegenheid afgewacht, tot zij eindelijk kans zag, er een speld tusschen te krijgen met haar klacht: Ik begrijp niet, wat u eigenlijk wil. Moeder. U heeft altijd wat op mij te zeg gen. Als ik niet thuis kom, bromt u, en als ik De waarheid zal je van mij hooren Annie, zoo lang ik nog adem in mij heb. Ik duld niet, dat een kind van mij er zulke manieren op nahoudt. Je denkt zeker, dat de heele wereld blind is en ik ook, maar dat zou je wel willen! Ik weet, dat je iede ren dag van de week uit geweest bent, en ik begrijp nog niet, hoe Miss Burnham je zooveel vrijheid geven kan, met jou als eenige hulp in huis. Dat is juist de reden: omdat ik zoo hard werk, mag ik dan 's avonds eens uit Ze eten nu den laatsten tijd vroeg en dan mag ik na het vaten wasschen weg. Miss Amy past op het vuur in de keuken en op ouwe Deb. En als zij dat nu goed vinden begrijp ik niet, wat u er op tegen kunt hebben. Nou, maar ik dan wel. Je bent nog maar een kind, Annie, en dan was je be ter in een| niet zoo drukken dienst, met een paar kameraden, maar met minder vrijheid. Ik heb hooren zeggen, dat Miss Burnham den laatsten tijd aan het sukkelen is. Ver in details beschrijven, geen gewag maken van het bulderend gejoel, waarmede mijn tap in het ledig door de kameraden, be groet werd. Het zou moreel even pijnlijk voor mij zijn. als het toen physiek was. Ik maakte in stilte en peinzend over de hardheid van dit bestaan in het algemeen en van een houten vloer in het bijzonder, mijn toilet. Dat wil zeggen, dat ik sokken aantrok en een hoeveelheid sneeuw op mijn hoofd liet smelten, welke kunstbewerking diende ter vervanging van een bad. Per Eriks spek sputterde alweer in de pan, de kameraden snoven alweer verlan gend. En toen ik mijn ontbijt tot brood en koffie bepaalde, hebben zij allicht gedacht: „die maakt het niet lang." Natuurlijk heb ik het wèl lang gemaakt, lang genoeg om mijn aanpassingsvermogen volledig te bewijzen, maar ik wil toch niet verhelen, dat dien eersten morgen, de eer ste dagen überhaupt, zwaar genoeg werden. De winterlucht buiten was zwaar en prikkelde in de longen. Ieder stuk metaal, dat men beetpakt, vriest onmiddellijk aan de huid vast dat eischt groote oplettend heid. Een paar honderd meter van onze barak, op een helling naar het oosten, ligt het bosch, dat men bezig is te vellen en even later heb ik een zaag beet. Men trekt, zijn partner trekt, het scherpe staal bijt snel door het hout, een dikke stam is spoe dig doormidden. Maar er zijn vele stam menMen trekt, het lichaam wordt moede tenslotte. Maar de partner zet een gezicht, alsof hij nu juist zin gekregen heeft, eerst goed te gaan beginnen, dus blijft men trekken in dat eindelooze rhyth- me, dat zich in het hoofd vastzet. De moe heid wijkt weer, maar de handen omklem men het versleten berkenhouten handvat zoo krampachtig, als waren de vingers niet meer te spreiden en er komt een looden zwaarte in de spieren. Zoo is het den eer sten dag. en wanneer men tenslotte des avonds zijn kooi vindt, zijn er geen ge dachten meer, geen gevoelens slechts één groot verlangen, zich uit te kunnen strekken, zóó uit te kunnen strekken, dat iedere vierkante centimeter van het li chaam rust vindt. Er komen nieuwe dagen, wanneer des morgens de spieren nog stijf zijn en de ledematen nog traag. Maar het duurt niet lang, of men is getraind. Het li chaam trilt van een ongekende kracht, die daar in besloten is, de longen vullen zich tot het uiterste met de zuivere berglucht, met kiachtige slagen pompt het hart het bloed door de aderen. Dan komt de ware arbeidsvreugde, des morgens, het verlangen te beginnen, des avonds de behagelijke moe heid van de rust. En een goede trek in Per Eriks spek en boonen! Zoo zijn de Lillhardaalsche bosschen ge bleven een herinnering, die alléén staat. Want zij, die de gansche aarde tot hun woonplaats gemaakt hebben, die getogen zijn door vele landen, naar groote steden, waarin alle goed en alle kwaad elkaar ont moeten en naar gebieden der eenzaamheid, waar slechts de stem is van enkelen zij, die gegaan zijn langs duizenden en duizen den menschen-gezichten, zij hebben ge leerd, stemmingen te onderkennen en te herkennen Zij hebben overal op nieuw gevonden de bezonken stille eenzaamheid der bergen, waar de nacht het uitspansel Koopt Uw Radiobode bij N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ Van Weedestr. 7. Soestdijk de werkt-lijk meer nabij den mensch brengt en iedere aardsche ambitie absurder schijnt dan ooit. Zij herkennen den winter-vroege avond der metropolis aan lichtreflexen over vochtig glanzend asfalt, waarin lichtrecla mes half vervaagd weerspiegelen. Zij we ten, hoè wit de sneeuw is overal in haar wel ver verspreid liggende domeinen. Zij kennen de beangstigende stilte van den tropenmacht, die vervuld is van berstend leven, maar ook van een snelle dood en een groote vergankelijkheid. Zij hebben de maan zien glinsteren over een nauw rim pelende zee, en over een andere zij, daar van gescheiden door duizenden mijlen.... en er was geen verschil. Zij hebben moede gezichten gezien overal waar een zon op ging voor afgetobde werkers en velerlei hartstocht in velerlei oogen, overal waar de roes was van klank en kleurig licht, van wijn en dans. En nóch nationaliteit nóch leeftijd hadden daarin verschil gelegd. Maar soms staat een stemmingsherinne ring alleen, een beeld, een kleur, een glans, die niet weerkeerde. Zooals Napoli voor mij gebleven is het unieke souvenir der schier rimpelooze baai in een lichtenden nacht, met de veel kleurig verlichte schepen en ontelbare bootjes rondom, ieder brengend een eigen melodie, vroolijk, harstochtelijk, meditatief, opklinkend en weer verstervend en boven dit alles, ondanks alle vreugde, een zoo grenzelooze weemoed, dat het al leen-zijn zou benauwen, zoo is Lillhardal gebleven het alleenstaande beeld eener rea liteit van intens werk, temidden van een slapende natuur in 'n onwezenlijke sneeuw- wereld. Wordt vervolg 1. leden Vrijdag heeft ze medicijnen laten ha len. Eliza van den dokter vertelde mij, dat Miss Amy een flesch bij dokter Potter was komen halen. Annie zweeg een oogenblik; toen begon ze, wel wat vriendelijker: Ja, eerlijk gezegd, begrijp ik niet, wat er aanscheelt bij Miss Burnham. Ze is de laatste dagen op haar kamer gebleven en ziet er ook slecht uit. Maar haar eetlust laat niets te wenschen over. Ik moet maar steeds bouillon trekken. Miss Amy zegt. dat haar zuster versterkend voedsel moet hebben. Alle bordjes en kopjes zijn dan ook schoon leeg, als ze beneden komen En als u toch eens wist, Moeder, wat een last die ouwe Deb je alleen al met eten geeft! Je moet alles voor haar ja, aan vézeltjes snijden, anders verslikt ze zich. Ja, dat kan nu allemaal wel zoo zijn, en ik geloof best, dat je het druk genoeg hebt, maar tóch heb je veel vrijaf. En, weet je: de chauffeur van Sir Basil en jij. je wordt telkens in éénen adem genoemd. Ik heb heusch al genoeg verdriet gehad in mijn leven, dat jij nu nog niet meer ellende over mij hoeft te brengen! Maar, Moeder-Wat bedoelt u? riep Annie boos. Kindlief, je weet net zoo goed als ik, dal een meisje, dat prijs stelt op haar fatsoen, openlijk uitgaat met baar aanstaan de en niet bij avond en ontij, zooals jij met Jack Sanders. Als u zoo over mij denkt, Moeder, dan is het maar beter, dat ik onmiddellijk heen ga en hier ook niet weerkeer. Dit zeggende liep zij haastig de keuken uit. trok de deur met een slag achter zich dicht, wat toch niet wegnam, dat ze het snikken van haar moeder hoorde, die een dergelijk vastberaden optreden van haar dochter zeker niet verwacht had. Het was buiten mistig en donker, maar Annie's besluit stond eenmaal zóó vast, dat zij met fier opgeheven hoofdje naar den Watermolen terugliep, waar zij het tuinhek voor zich opengehouden zag door een ge daante, die zij, ondanks de duisternis, on middellijk herkende. O, Jack, sta je nu dddr! Ik dacht, dat je, net als anders, aan het begin van het laantje op mij zoudt hebben gewacht. Ik kon heusch niet eerder wegkomen. Moeder heeft mij leelijk de les gelezen, over jou en mij! Ze zegt, dat de menschen praten Laat ze praten! Jack Sanders sloeg den arm om haar heen en heel langzaam liepen ze toen samen °P- 't Is'anders niet prettig voor mij, be gon zij. En het is ook niet prettig voor mij, dat Sir Basil mij mijn congé gegeven heeft! Niet omdat hij niet tevreden over mij was, hoor; maar hij gaat de volgende maand voor „onbepaalden tijd", zooals hij dat noemt, naar het buitenland. En dan heeft hij geen chauffeur noodig. De zaak is feite lijk, dat hij wegloopt voor een vrouw. Het is met hem ook: „hoe ouder, hoe gekker!" Je bedoelt, dat Sir Basil hier weggaat, omdat Miss Burnham hem niet hebben wil? Juist. En dat verandert de zaken voor ons ook, hè? O, Jack!Ikik wou, dat je mij maar opgaf! Hij stond even stil. Ze waren weer een heel eind afgedwaald en waren nu in een smal laantje, dat naar den ingang van den Watermolen leidde. Hè, wat zeg je daar? Ik wilde wel. dat je mij opgaf, VYe zouden heel wat gelukkiger zijn, als dit niet tusschen ons bestond. O, jou dwaas kind! zei hij langzaam. Annie herkende nauwelijks zijn stem, maar ze schrikte van de kracht, waarmee hij haar bij den arm vatte en dichter naar zich toetrok. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 4