Zweedsche Belevenissen PI SOUSTER Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag OPTIMISME. r No. 62 Twintigste Jaargang Woensdag 3 Augustus 1932 UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTERELECTR. DRUKKERIJ *.h. G. v. d. BOVENKAMP REDACTIE- EN ADM.-ADRES: VAN WEEDESTR. 7 - TEL. 2062 - SOESTDIJK BRENGT UWE RECLAME SEZII 8 E T TT D (ÏS©ESTIE[§BIIg6i®i) Binnenland ~>C Kampeer-genot BUREAU VOOR ADMINISTRATIE: VAN WEEDESTRAAT7 - SOESTDIJK ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU ADVERTENTIËN: VAN 1-5 REGELS 75 CTS.. ELKE REGEL MEER 15 CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING ABONNEMENTSPRIJS f 1— PER DRIE MAANDEN, FRANCO PER POST HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 - (STAATSBLAD No. 380) Elk „morgen" heeft twee handvaten, waarbij men het aan kan pakken. We kunnen het aanvatten bij het handvat van vrees of bij het handvat van ver trouwen. ANON. In een tijd van veel vervliegende hoop en veel mislukking, als veel wat wij vast ge grondvest meenden, in puin Verbrokkelt, is er leering te trekken uit een aardige ge schiedenis die verhaald wordt omtrent Sir Christopher Wren, die de kathedraal van St. Paul te Londen bouwde, nadat de groo- te brand bijna de geheele stad verwoest had Men koos een plek uit, waar de kathe draal moest verrijzen en er werd een rege ling gemaakt, dat er een' belasting geheven zou worden van alle steenkool die langs de Theems vervoerd werd, om zoo de noodige geldmiddelen te verkrijgen. Toen ging Wren tusschen de ruïnes zoeken. En tusschen de zwart geblakerde steenen vond hij er een, waarop in het Latijn geschreven stond: „Ik zal weder opstaan". Dat was de eerste steen die gebruikt werd voor het bouwen van de groote kathedraalEn zooals Wren van tusschen de zwart geblakerde ruïnes den steen opdolf, waarop dat moedige woord geschreven stond, zoo kan ieder ont moedigd. terneergeslagen mensch te midden van de ruïnes van het verleden wel een brokstuk vinden met de woorden: „Ik zal weder opstaan". In wat soms den „strijd om het bestaan" genoemd wordt, is ongetwijfeld 'n flinke dosis optimisme een noodzakelijk deel van onze levensuitrusting. Niet een dwaas, on gefundeerd optimisme dat niets anders is dan verwerpelijke luchthartigheid, maar een optimisme dat berust op tastbare gronden. Om tegen een hongerigen man te zeggen: „wees niet ontmoedigd" en hem dan noch geestelijk, noch stoffelijk voedsel te geven, noch de middelen om zich de een of andere vorm daarvan te verschaffen, laat dien man in een slechter positie dan hij te voren was, merkt iemand in de Press Telegram heel terecht op. Een teleurstelling als deze na melijk zou zijn toestand van geestelijken nood nog verergeren. En toch is er voor iedere nood een hulpmiddel. En elke hin dernis die op de juiste wijze overwonnen is, versterkt de middelen, waarmee we ande. re moeilijkheden moeten overwinnen. Maar optimisme, zelfs al is het oogen- schijnlijk ongefundeerd, moet toch een ba sis hebben, anders zou het niet kunnen be staan. Zijn tegengestelde vindt een voe dingsbodem in de afwezigheid van bemoe digende factoren. Als dit waar is, is het ook waar, dat vertrouwen niet ontstaan kan in een gemoed dat geen hoopvolle, opbouwen de gedachten koestert Ont in1 isme ,geli oft er weet dat er ergens een lichtkant moet zijn, hoe donker de lucht ook moge wezen. Pes simisme weigert elke kans op verbetering te erkennen Dus: optimisme moet een vaste basis heb ben. En dat vindt het optimisme, het ware optimisme wel te verstaan, slechts in het erkennen en gelooven in de uiteindelijke overwinning van al wat goed en schoon en waar en eerlijk en rein is, over al wat kwaad, leelijk, onwaar, oneerlijk en onrein schijnt te zijn. En dat zouden we allen toch feitelijk wel willen gelooven, nietwaar? Dat het de goede dingen zijn. die blijvend zijn, dat het schoonheid en waarheid en eerlijk heid en nobele gedachten en vriendelijke daden zijn, die in zich iets van het zaad van eindeloos leven hebben, dat zegt dat zij eeuwig moeten leven, terwijl de sfeer van hun invloed zich met de jaren en eeuwen verruimt, terwijl hun hart van goedheid en levenskracht steeds versterkt en vergroot wordt. Soms, zegt iemand in de New Out look (Toronto), lijkt het wel, of precies het tegenovergestelde waar is, want het kwaad lijkt bijwijlen erg sterk en overheerschcnd. en bestemd voor een harde, wreede over winning. Maar wie lang en ernstig het le- ven..ke?'e* ontdekt snel dat dit alles slechts schijn is, en dat alle wegen van het kwaad en booze overleggingen en al wat verkeerd en zelfzuchtig en uit haat voortgekomen is, inwendig het zaad van dood en vernie tiging meedraagt. Het is inderdaad opmer kelijk, als we dat ten minste nooit eerder ontdekt hebben, hoe sterk deze gedachte van de onsterfelijkheid van al wat goed en schoon is, in de oude Schrift naar voren komt, en ook in alle andere soort van groot- sche literatuurWanneer we Shake- speare lezen, slaan we nooit het boek dicht met een gevoel dat de dood sterker is dan de liefde, of dat onrecht ten slotte kan ze gevieren. of dat boosheid ooit iets an 'ers kan doen dan mislukken. En men noemt Shakespeare den grooten meester van de beschrijving van het drama van het men- schelijk leven, juist omdat hij ons op dat punt nooit een valsch en verkeerd beeld op hangt, De groote, fundamenteele levens waarheden zijn er in verwerkt. En 't zqn de groote, fundamenteele levenswaarheden, die de basis hebben te zijn voor alle ware, blijvende, nimmer falende optimisme. FLORIS C. (Nadruk verboden!). VERVOLG. In een bocht van de rivier, de eenige om standigheid, dat wij anders iets te doen lebben, om het afdrijven der vlotten tegen e gaan, laten wij ons drijven en sturen land waarts. De plaats heette „Klipnas", als ik mij goed herinner. De anderen slaan levens middelen in; daarna neem ik herti mee naar een kleine „ölstuga", fuif op 'n paar flesch- jes pilsner en neem afscheid van de nog overgebleven kameraden. Bergwall schrijft een cheque uit. Dan is het adjö! De anderen gaan terug naar hun vlot'ik blijf nog een paar minuten zitten. Dan ga ik op verken ning uit, hoe men vanaf Klipnas de bewoon. Ie wereld weer bereiken kan. HOOFDSTUK Xtl. Ik lijk niet op den prins van Wales. Hoe genaamd niet. Bij mijn weten lijk ik niet het minst op welke populaire of beroemde per soonlijkheid ook. De eenige, met wien ik als jongen eenige gelijkenis vertoonde, was de mes glimlachten, bij mijn komst duidelijk en onverholen: ik zette een charmeurs gezicht. Iéts moet men toch voor zijn populariteit over hebben. Filmsterren moeten wel hand- teekeningen zetten, tot hun vingers in schrijfkramp verstarren. In deze gelukkige waan wandelde ik on gestoord verder, totdat ik mijzelf geplaatst zag voor een spiegel in de étalage van de firma Berlin. O juist, was dat de reden! Dit beeld, dat het glas der ijdelheid mij toonde, was werkelijk niet in staat associatie's met beroemdheden op te roepen, eerder met een of andere hevige beruchteling. Wat in de Harjedaalsche bosschen een goed figuur sloeg, was in een feestende voorjaarsstad whoogst ongewoon", om het nu maar euphe- inistisch uit te drukken. Een groote „trans formatie-act" was hier werkelijk op haar plaats. Maar dit was werkelijk niet zoo eenvou dig: alle winkels waren gesloten. Herme tisch. Zoodat ik maar weer naar de haven terugkeerde, waar het contrast, dat ik met de omgeving maakte, het minst opviel. Al daar zette Ik mij op 'n leeg benzine vat. keek uit over de wateren en deed moeite, mij als paria te voelen: een soort drama met mijzelf als hoofdpersoon èn als publiek. Totdat Josten mij kwam storen in mijn spel letje. Josten zag er ook rijkelijk shabby uit, maar toch niet zóó erg als ik. Wat hij droeg, waren ééns normale kleedingstukken ge weest, wat de mijne niet waren. Maar be- Vraaglonze regelprijs bij 250,500 1000, 5000 regels per jaar Wij geven U gaarne alle inlich tingen Het verplicht U tot niets Bureau VAN WEEDESTRAAT 7 oon van een dokter en die was nog grooter deugniet dan ik zelf, zooiat hij na gepleegde euveldaden mij bij voorkeur oor de gevolgen trachtte te laten opdraai en. hetgeen hem soms wel gelukt is ook. In dit heldere besef van dubbelganger loosheid kon ik mij dan ook maar niet ver klaren, dat de goede borgeren van de stad bothenburg, waar ik tenslotte vanaf Klinnas aangekomen was, minstens evenveel be langstelling voor mijn persoonlijkheid aan den dag legden, als ik voornemens was voor hun stad te toonen. Het was de avond vóór midzomer. De stad was in feeststemming; de feestgangers <elve hadden zich, dank zij het heerlijke weer, met werkelijk zomersche elegance ge kleed tcnnispantalons, witte zeilpetten, kleurige colberts of sportjassen, enfin, U kunt zich dit alles wel voorstellen. Waarbij U wel in overweging gelieve te nemen, dat de Zweden in hooge mate op uiterlijk ver toon gesteld zijn. Arbeiders, vóór zij hun fabriek of werkplaats verlaten, verkleeden ich eerst zorgvuldig, zoodat men in de stra ten der Zweedsche steden zelden iemand aan zou treffen, waarmede men niet gaarne, wat hun kleeding betreft^ zou gaan lunchen in het beste restaurant van de stad. En geen jongs te-bed iende-op-e en-hongerloon tje za 1 verzuimen, zich in eveningdress te steken, zoo hij uitgenoodigd is op de bruiloft van de zuster van den op één na jongsten be- liende. Geenszins. Aanvankelijk was ik met deze belangstel ling niet ongevleid. Respectabele oude hee- reni keken mij geïnteresseerd na, draaiden zich na het passeeren nog eens om: ik keek streng en zelfbewust. Lieftallige, jonge da- halve, dat zijn uitrusting vuil en versleten was, deugde alléén maat en combinatie niet. het overige was van een zekere elegance niet vrij te pleiten. Zoo droeg hij een ge streepte pantalon onder een grijs jacket, waar bovenuit een inderdaad hagelwit boord te voorschijn kwam, versierd met een vuur- roode das. Hij had 't aangedurfd, hierbij gele schoenen aan te trekken en zich te dekken met een harden stroohoed. Uit zijn borstzak stak, heel coquet, een papieren servet, dat als pochet fungeerde. Uit hoofde van zijn kleedij zou ik hem echter een rol in mijn één-mans drama niet geweigerd heb ben, als hij de stemming niet dadelijk be dorven had door een mededeeling, waarvan de diaagkracht mij in eerste instantie ont ging. Er is een stille op de kust, zei Torsten. Ik keek beleefd niet-begiypend en zei neutraal: „Zoo?" Ja, zei hij. We moeten oppassen! Ik heb nog twee liters en één dammejan." Dat is niet veel! Wat je niet veel noemt! De dammejan heb ik in de kelder staan. Heb jij nogal goed verkocht? We zijn feitelijk te laat, de mees ten komen een paar dagen vóór de feest dagen. Ik begon georiënteerd te raken. Torsten was kennelijk een van die dranksmokke laars in het klein, die hun koopwaar uit Finland meebrachten en in de haven van de hand trachtten te doen. Mij hield hij voor een collega in deze illustere branche. Om in stijl te blijven vroeg ik: Wat vraag jij voor de liter? Maar ik kreeg geen passend antwoord. Torstens kennersblik had blijkbaar een klant ontdekt. Mijn! zeide hij, opstaand, met welke uitdrukking hij blijkbaar concurrentie van mijn zijde wilde afsnijden. Daarop wendde hij zich tot een paar jongelui, die de schepen in de haven bekeken. De onderhandelingen waren voor mij onverstaanbaar, maar de gang van zaken was toch goed te volgen Eerst verwijderden zich twee van het drie tal dorstigen: getuigen waren overbodig. Daarna ontspon zich een levendige discus sie tusschen Torsten en de laatst overge blevene. Nu gaat het over de prijs, vertolk te ik voor mij zelf. En toen sloegen zij sa men den weg naar het havenkwartier in De koop was gesloten. Nog geen tien mi nuten later was Torsten terug. Goede zaken? vroeg ik belangstellend. Hij heeft de heele dammejan gekocht. Maar ik heb er mair tien kronen de liter voor gekregen, her spul rook een beetje naar benzine. Maar wie proeft dat nu! Ik gaf mijn verachting te kennen voor men|schen, die met zulke fijnproeversnei gingen behebt waren, dat zij bezwaar had den tegen benzine in hun brandewijn. Tor sten begon mij iemand te vinden, waar mede te praten viel. Luister eens,, zei ik tenslotte. Jij ziet er zoo fijn uit, en ik heb niets dan die oude spullen. Ik heb nogal een paar centen ver dientd de laatste dagen, en ik wou juist an dere kleeren koopen. Maar de winkels zijn gesloten. Ph, zei hij op een wun, waarin zijn verachting voor alle wettelijke voorschrif ten of sociale regelingen te beluisteren viel. De winkels zijn gesloten, ja! Maar daarom kan je wel koopen,, wat je hebben wil. Kpm maar mee! Mijn gids leidde mij door verschillende straatjes achter de haven naar een soort uitdragerij. Hij wilde mij blijkbaar in tweedehands kleeren uitdossen. Reeds was hij begonnen met zijn voet tegen1 het kel derluik te schoppen, toen ik hem bij zijn mouw pakte. Wacht eens even, zei ik. Ik wou nieu we kleeren koopen, zie je. Mijn vriend de smokkelaar keek mij met wijde verbazing aan. Nieuwe kleeren), zeg je! Heb je de geldpest? Ik haastte mij hem te verzekeren, dat ik niet onder het door hem veronderstelde pa- thalogisch defect gebukt ging. Maar tevens voelde ik), dat mijn abnormale verlangen naar een habijt, dat nog niet door anderen vóór mij gedragen was, het vertrouwen, dat Torsten! in mij gesteld had, ejrnstig aan het wankelen bracht. Wilde ik .situatie redden, moest ik unbedingt een voor hem aannemelijk motief noemen, Moet je luisteren, wendde ik mij ver trouwelijk tot hem. Je moet weten, ik heb een oude tante en die heeft nogal wat schij ven. Nou heb ik van haar geld gekregen voor nieuwe kleeren, zie je; en nu kan ik toch niet met oude voor den dag komen? Deze heb ik hier anders ook gekocht, trachtte hij mij te weerleggen, zichzelf met tevredenheid monsterend, als wilde hij zeg gen: „is dit dan niet bijna even goed als nieuw?" Maar, zooals je wilt, gaf hij zich *en slotte gewonnen. Dan weet ik nog wel een ander adres. Het andere adres was nu juist niet naast de deur. Verre van dat. Zoodat wij de Go- thenburgers, die zich straks reeds zoo ver lustigd hadden in mijn uitzonderlijke ver schijning, nu een dubbele surprise bereid den in den vorm van ons illustere, zich met groote stappen voortspoedende, tweetal. Ik begon mij serieus af te vragen, of van ons optreden zoo dadelijk geen amusements-be- lasting geheven zou kunnen worden. Laat ik er dadelijk bij vermelden, dat Zweden niet ként het onhebbelijke, baldadige (maar soms ook wel geestige) instituut „straat jongen", zoodat wij zonder het eere-escorte, dat zich ongetwijfeld in iedere Hollandsche stad achter ons gevormd zou hebben, ons doel bereikten. Wordt vervolgd. EEN INDISCHE GROEP VAN „DE VRIJHEIDSBOND" Anèta Holland meldt: Dezer dagen is tot stand gekomen de Indische groep in de liberale Staatspartij ,De Vrijheidsbond", tot vorming waarvan reeds in de jongste jaarvergadering van de Vrijheidsbond te Leeuwarden mededeeling was gedaan. De voorzitter. Mr. Fock, heeft het bestuur dezer groep, welke tot doel heeft hier te lande goede voorlichting te doen verstrek ken omtrent de overzeesche aangelegenhe den, en aldus de belangen van Nederland en de Overzeesche gewesten te diénén, gé- installeerd. Dit bestuur bestaat uit de volgende hee- ren: Ir. J. Blackstone, oud-directeur van 't departement van B.O.W. in Ned.-Indië Mr. D. A. Delprat), directeur der Stoom vaart-Mij. Nederland, oud-lid van den Volksraad; A. J. N. Engelenberg, oud-re sident, oud-lid van den VolksraadA. J. W. Harloff en Mr. H. Jelgerhuis Swilden, bei den oud-lid van den Raad var» Ned.-Indië C. J. van Kempen, oud-gouverneur S. O. K. en oud-lid van de Tweede Kamer der Sta- ten.Generaal, Curies Kiés, generaal-maj Kon. Ned. Ind. buitendienst, oud-gedele geerde van den Volksraad; Th. Ligthart, oud-directeur van de Javasche bank, oud lid van den Volksraad. Dit comité zal nog worden aangevuld met Strand-Kampeeren Jonge heeren? Jonge jufferen alléén? Neen thans hééle huisgezinnen Gaan die mode-gril beginnen, 't Is me wat! Bij de schuine BLonde duinen Staat de „woning" op het strand, En daar zitten dan te „tenten", Menschen met héél weinig centen.... 't Is me wat! Lekt het thuis, Wat een Kruis! Krijgt de huisbaas op zjjn kop! Maar als regenstormen gieren, Lijkt het hier „een zootje pieren". 't Is me wat! En men doet, Dan zuur.zoet, Of zoo iets „wel aardig is"! Al moet ieder zich „verschoonen", Vóór men zich weer kan vertoonen. 't Is me wat! Maar, O. schrik, Potverdik, Wasch óók kletsnat aan de ljjn! En bij walmend' olie-pitten, Bleven ze maar bibb'rend zitten, 't Is me wat! Moe roept: „V'rrék"! In haar nek, Loopt liet water uit 'er haar; En de baby op wat zeegras, Maakjt - al jankend - nog wat méér pl 't Is me wat! Komt het dag Jicht, Met wat méér zicht, Koffie, suiker, alles nat! Dan zegt Pa: „Nou is 't taboe"; ,,Me gaone met de keet naar huis toe" 't Is me wat! 't Is gedaan! Opgelaan, t Heele, natte, vieze zootje; Tij zegt thuis waar allen zwijgen „Laat Kampeeren stuipen krijgen!" t Is me wat! Nadruk verboden. AD REM. een of twee deskundigen voor Suriname of Curagao. Het bestuur van de groep zal tevens die- nenl als raad van advies in overzeesche zaken voor het hoofdbestuur van den Vrij heidsbond en voor de Kamerfracties in deze politieke partij. AL WEER EEN NIEUWE OMROEP- VEREENIGING? De O. S. P., de nieuwe partij van Schmidt, Van der Goes enz, heeft bij de V. A. R. A. vruchtelooze pogingen in het werk gesteld om een klein gedeelte van den aan deze om- roepvereeniging zoo ruimschoots toebedeel den tijd voor eigen propaganda afgestaan te krijgen. De meerderheid der kopstukken in de groote roode omroepvereeniging was chter niet tot eenige medewerking beréid, ook zelfs niet, als de O. S. P. de belofte aflegde haar inzichten voor de microphooir te brengen zonder de S.D.A.P. en 't N.V.V. aan te vallen. In de kringen der O. S. P. is men hierover natuurlijk hoogelijk veront waardigd. Men wijst er van die zijde op, dat de overgroote meerderheid van de leden van de V.A.R.A. niet aangesloten is bij de S.D. A.P. en dreigt met een uittreding van tal van onafhankelijke socialisten uit de Vara, wier ledental in de eerste week van Juli trouwens toch reeds met 800 koppen is te- ruggeloopen. Thans dringt men in de krin gen der O.S.P. op de oprichting van eeji Onafhankelijke Socialistische Radio-Om roep aan. Al weer meer versnippering op dit gebied. Maar waar is de grens en waar om zou de S.D.A.P. een monopolie moeten hebben? (De Vrijheid), Amsterdam. Doodelijk ongeluk. Op het Centraal Station is een ernstig mgehik gebeurd. Een los werkman zou ?en wagen met fietsen met de lift naar het vierde perron brengen. Toen hij op de lift stond met den wagen, is deze kar in beweging geraakt en werd de man bui ten de lift gedrukt, waardoor hij tusschen de lift en den onderkant van het perron bekneld raakte. Hij was onmiddellijk dood. Zijn lijk is naar het Binnengasthuis over gebracht. Utrecht. Koninklijke Ned. Jaarbeurs. Aan de 27e Koninklijke Nederlandsche Jaarbeurs, van 6 tot en met 15 Septetm- ber a.s., zal) wederom een Italiaansche afdeeling verbonden zijn. grooter en be langrijker dan die, welke als eerste proef neming op de vorige najaarsbeurs was. De

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1932 | | pagina 1