Een Communistisch
Millioenenplan.
Nieuws- en Advertentieblad
Verschijnt Woensdag en Zaterdag
o<
Homunculus of
Mensch
Het fatale pakje
No. 19
Een en Twintigste Jaargang
Woensdag 8 Maart 1933
UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. 8. v. d, BGVEMKAMP
REDACTIE- EN ADM.-ADRES: v. WEEDES. T. 7 TEL 2082 - GIRO 161165
Bekendmakingen
Officieel
BUREAU VOOR ADMINISTRATIEVAN WEEDESTRAAT 7 - SOESTDIJK
ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT
TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU
ADVERTENTIËN VAN 1-5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS.
GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING
ABONNEMENTSPRIJS f 1— PER DRIE MAANDEN. FRANCO PER POST
HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 - (STAATSBLAD No. 380)
BEKENDMAKING
De Burgemeester van Soest brengt ter
openbare kennis, dat volgens ontvangen
schreven van den Garnizoens-Commanüant
te Amersfoort, schietoefeningen zullen
worden gehouden op de Leusdensche heide
te Amersfoort op Woensdag 8 Maart 1933
van 10.30 tot 22.30; Donderdag 9 Maart
1933 van -20.00 tot 23.00 en Maandag 13
Maart 1933 van 20.00 tot 23.00 uur.
De onveilige strook zal afgebakend zijn
door roode vlaggen.
Gedurende het schieten zal op den ijze
ren uitkijkpost nabij het spoorwegkamp
een nationale vlag geheschen zijn.
De ingezetenen worden gewezen op 't
gevaar, eventueele niet gesprongen pro
jectielen aan te raken of op te rapen.
Soest, 2 Maart 1933.
De Burgemeester voornoemd,
G. Deketh.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Soest
maken bekend, dat het verzoek van A. van
Woerkom, te Soest om op/in perceel, kada
straal bekend in sectie H. No. 4392 gele
gen aan den Hartweg een slagerij met roo-
kerij en zouterij te mogen oprichten door
hen op heden is verdaagd.
Soest, 3 Maart 1933.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester, G. Deketh.
De Secretaris, J. Batenburg.
Laten we ons leven niet verspillen
door te denken over wat zou ge
weest kunnen zijn, en daardoor te
vergeten de mogelgkneaen uie voox
ons liggen. JekOMl
De gewoonte om de dingen blijmoe
dig te beschouwen en noopvoi over
het leven te denken, kan in ons
aangekweekt worden, als elke an
dere gewoonte..
SAMUEL SMILES
Een jaar of vijftien geleden werd er
eens een film vertoond, waarin een door
de wetenschap voortgebracht kunstmensen
voorkwam, een in een laooratorium langs
synttietischen weg bereid namaakmenscn,
dat naar den naam Homunculus luisterde.
Hoe het precies met dit product ging, is
ons ontscnoten, alleen herinneren we ons,
dat het niet best ging. Want de weten
schap was wel erg knap, maar een hart
en een gemoed had ze den armen Homun
culus niet kunnen geven. Het dwaze film
verhaal kunnen we verder laten rusten.
Maar toch moeten we even vriend Homun
culus in de levenlooze oogen kijken, want
te deksel, als we goed kijken, is het net,
of we die leege, doode, levenlooze oogen
wel meer hebben .gezien, hier en daar, om
ons heen, misschien wel, als we in een
spiegel keken. Want, het is een rare ma
nier om iets te zeggen, maar sommigen
van ons zijn dood, en ze weten het niet
eens
Voor een deel komt het door de enorm
voortgeschreden wetenschap en techniek,
of liever, door een verkeerd gebruik er
van, waardoor we alles door de machine
en de wetenschap laten opknappen, voor
ons laten denken, zoodat we zelf het jden-
ken verleeren. En dat is het begin van de
misère. We verleeren te denken, goed en
diep te denken, onze beweegredenen te
toetsen aan den toetssteen der hoogste mo
raal, en we 'drijven dan voort zonder roer
of kompasgeen wonder, dat er dan op 'n
gegeven oogenblik iets scheef gaat. Radio
is prachtig. Het vereenigt volkeren, be
vordert vriendschap, enz. Maar als we
nu voortaan niets anders doen dan een
knop omdraaien en naar mopjes muziek
luisteren, tot we slapen gaan, dan ont
breekt er toch aan onze geestelijke groei
iets, we denken niet meer, we verlèèren
het vermogen om constructief en goed te
denken en tot zorgvuldig overdachte con
clusies te komen, die ons moeten helpen,
ons standpunt in het leven te bepalen. De
film is prachtig. Maar als we al onzen
vrijen tijd zouden besteden om valsche
romantiek in duistere bioscoopzaaltjes te
beleven, dan verleeren we zelfstandig té
denken. Zoo kunnen we voortgaan. En
wanneer we op die manier ons bestaan
zouden vullen met vermechaniseerde be
zigheden zoodat er geen tijd meer over
blijft om diep over de dingen na "te den
ken, dan worden we Homuculussen, men-
schen zonder hart of gemoed, dan zijn we
geestelijk als 't ware gestorven, en we
weten het niet
In deze tijden, als in alle tijden, hebben
we tijd voor ons zelf te nemen, om te
denken: we kunnen dat niet overlaten aan
enkele zoekers of geleerden, die hun ken
nis in vele gevallen nog in verkeerde-
richting aanwenden. We zijn allen hoof
delijk aansprakelijk voor ons leven en wat
we ervan maken. We moeten meer naden
ken, anders staat onze geestelijke ont
wikkeling stil. Jawel, jawel, zegt daar ie
mand: gemakkelijk praten, maar wat moe
ten we dan denken? Wel, we zouden kun
nen beginnen met kracht van argumenten
alle verkeerde, liefdelooze, hatelijke, léé-
lijke, onreine gedachten uit ons hart te
verdrijven en die te vervangen door goede
gedachten. Want doen we dat laatste niet,
dan komen de verkeerden met vernieuwde
kracht terug. Dus wat zullen we denken?
Halt, met onweerstaanbare kracht komt
deze zinsnede in ons bewustzijn naar
boven: al wat rein is, al wat lieflijk
is, al wat wel luidt, zoo daar eenige deugd
is, en zoo daar eenige lof is, bedenkt
dat"....
Onwillekeurig komen we er zoo toe, een
larffc te breken voor een in onzen haasti
gen tijd maar al te zeer in verdrukking
geraakt middel om ons denken te scher
pen en te stimuleeren: het boek. Het goé
de boek dan natuurlijk. Maar wat is een
goed boek? In het kort kan men dit zeg
gen: een boek dat een belangrijk onder
werp op gezonde, interessante, opbou
wende wijze in onze aandacht betrekt, een
boek dat onze idealen nieuwe inspiratie
verleent, dat ons verstand wet, onze in
telligentie prikkelt, onze verbeelding op
gezonde wijze opvoert, dat onze belang
stelling in het leven verbreedt, dat ons
opheft en bezielt. Wanneer we op deze
wijze ons denken actief houden, onze ide
alen hoog, dan zullen er geen Homuncu-
lussen zijn, maar levende, bezielde men-
schen, die de meegekregen gave om té
denken gebruiken en ontwikkelen..
FLORIS C.
Nadruk verboden.
I.
Een „Millioenenplan" noemen wij het,
omdat de uitvoeriüg werde het onge
wijzigd aangenomen de gemeente mil-
hoenen zou kosten voor aanKoop en scna-
deloosstelling van diverse terreinen en
Duitenplaatsen voor aanleg van wegen,
parken enz.
„Communistisch" noemen wij het, orii-
dat de ontwerper geen rekening heeft ge-
nouden met het privaat bezit en deze zeer
uitgestrekte gemeente in haar geheel in
zijn plan heeft opgenomen, zoöuat er bij
ter grondbezit meer is, waarover de ge
meente dij een or anuere exploitatie er-
vvgze van spreken niet eén vierkante Me-
vaxi niet een wooruje zou heooen .mee
te spreken.
Eeii van de grondslagen van onze hui
dige maatscnappeiijke urue is het eigen-
uuinsrecnt, aat is net reent om van een
zaak net vrije genot te heDben en daarover
op de volstrexste wijze te besemkken.
reneinde te zorgen, dat de volkomen vrij-
neid van den eigenaar niet in ongebonden-
neid ontaardt, zijn er natuurlijk eenige be
perkingen aan dat eigendomsrecht ver
bonden; zoo mag men er b.v.b. geen ge
bruik van maken, uat strijdt tegen de wet
ten of verordeningen en ook mag men niet
zoodanig handelen, dat men aan de rech
ten van anderen hinder toebrengt, doch uit
zijn beperkingen van het eigendomsrecht,
die elk in een geordende maatschappij zaj
moeten goedkeuren. Tenslotte bestaat nog
de mogelijkheid tot onteigening van een
zeker eigendom, ten algtmeene nutte en
tegen benoorlijke, voorat genoten of voor
af verzekerde, schadeloosstelling.
Op dezen grondslag heeft zich in de
practijk een algemeene stelregel ontwik
keld, waarbij met de alleruiterste zorg
vuldigheid telkens wordt onderzocht ot
zekere bepalingen niet inhouden een onge
oorloofde beperking van het eigendoms
recht. En ten aanzien van de geoorloofde
beperkingen gaat men nooit verder, dan
voor de openbare orde, zedelijkheid en ge
zondheid strikt noodzakelijk zijn. Deze be
perkingen kunnen nooit zoover gaan, dai
daardoor het gebruik der in eigendom be
zeten zaak voor den eigenaar geheel of ten
deele ophoudt te bestaan. Zou het gevolg
van die beperkingen zijn, dat zij het ver
lies van het gebruik van het eigendom ten
gevolge hebben, dan zijn die als ongeoor
loofde beperkingen van het eigendoms
recht aan te merken. Een voorbeeld van
zoo'n ongeoorloofde beperking is de bepa
ling in een Gemeenteverordening, waarbij
een eigenaar om vergunning tot het bou
wen te kunnen bekomen, verplicht wordt
een deel van zijn eigendom voor openbare
straat af te staan.
Wil de Overheid beschikken over het
eigendom van een ander, dan kan dat, in
gevolge artikel 152 der Grondwet, niet an
ders, dan door onteigening of minnelijke
aankoop.
Toen bg de wijziging van de Woningwet
in 1931 materie: „Uitbreidingsplan" geheel
opnieuw werd geregeld, kwam natuurlijk
ook het punt „Schadeloosstelling" aan de
orde. Waar volgens de Ministers Ver
schuur, Donner en de Geer het nieuwe
wetsontwerp gebaseerd was op de erken
ning van het private eigendomsrecht,
moesten toen normen worden gevonden,
waarnaar de schadevergoeding moest wor
den geregeld. Voorheen werd slechts bij
onteigening schadevergoeding verstrekt en
wel naar de werkelgke waarde, die de za
ken hadden in het tijdperk, beginnende 18
maanden en eindigende 6 maanden vóór
den dag, waarop üe bescheiden, inzake de
onteigening, ter inzage waren gelegd.
Terecht werd het als een ernstige grief
gevoeld, dat de Rechter bij de waardebe
paling van de te onteigenen perceelen geen
rekening mocht houden met de schade,
die was ontstaan door waardevermindering
tengevolge van een gewijzigde rooilijn, van
een bouwverbod of van een uitbreidings
plan. Ondanks het verzet van de uiterst
Jinksche partijen is bij die gelegenheid in
de Wet een gunstige wijziging opgenomen.
Doch ook over het recht op schadeloos
stelling buiten gevallen van onteigening
is toen breedvoerig van gedachten gewis
seld en in een voor-ontwerp kwamen toen
maals bepalingen over het recht op scha
deloosstelling ter zake van rooilijn, bouw
verbod en uitbreidingsplan buiten ont
eigening voor. Benalve de gebruikelijke
adviezen van Gedeputeerde Staten is toen
maals ook ingewonnen het advies van de
Staatscommissie voor de Waterstaatswet
geving. De moeilijkheden, die zich voor
doen bij de waardebepaling zijn echter
veel en ten slotte zijn daardoor de voren
genoemde Ministers tot de conclusie ge-
Komen, dat het onmogelijk is een bij de
wet gedefinieerd recht op vergoeding van
schade buiten onteigening toe te kennen.
Zij kwamen tot deze slotsom, nadat het
niet mogelijk gebleken was de uiterst veel
vormige practijk onder één wettelijke re
geling samen te vatten, zóó, dat recht en
practijk tot hun recht zouden komen. Te
vens oordeelden zij een vastleggen dier
schadevergoeding in de Wet met bepaalde
normen, hoewel zeer gewenscht, toch ook
alweer niet strikt noodzakelijk, daar het
practisch beleid van Gedeputeerde Staten,
die tot beoordeeling van Raadsbesluiten
inzake rooilijnen, bouwverboden en uit.,
breidingsplannen geroepen zijn, er al meer
an meer toe heeft geleid, dat die Colle
ges als vroede mannen op benadeeling van
oelangen letten en de Gemeentebesturen,
zoo noodig, brengen tot redelijke vergoe
ding van schade.
Waar wijst dit nu op?
Niets meer of minder, dat wel is waar
in de Wet-zelf geen juist omschreven
plicht tot schadevergoeding wegens schen
ding of beperking van eigendomsrechten
is omschreven en dat daarvoor geen nor
men zijn gegeven, doch dat zeer zeker elk
geval nauwkeurig op zichzelf moet wor
den beschouwd en dat het de wensch en
de bedoeling van genoemde Ministers is,
dat ook buiten onteigening een billijke
schadevergoeding wordt betaald. De be
slissing hierover is echter geheel aan de
Colleges van Gedeputeerde Staten overgè-
laten, die echter zeer zeker rekening zullen
houden met de bij de behandeling van de
wet zoo positief uitgesproken bedoelingen
namelijk erkenning van de plicht tot
schadeloosstelling bij onteigening, bg
schending van dat eigendomsrecht en bij
ongeoorloofde beperking daarvan, een en
ander zooals in den aanhef dezes uitvoerig
is uiteengezet..
Nog veel scherper kwam dit standpunt
uit bij de schriftelijke en mondelinge voor
bereiding van het Wetsontwerp 1931, spe
ciaal T)ij de toen voorgestelde wijziging
van artikel 92 der Onteigeningswet, krach
tens welk nieuwe artikel bg de bepaling
van de werkelgke waarde geen rekening
meer mocht worden gehouden met de be
stemming tot eenig doeleinde van openbaar
rt\it van het onteigende als gevolg van
een uitbreidingsplan, wat dus wil zeg
gen, dat de schade, ontstaan doordat de
gemeente een bouwterrein tot openbaar
park gaat bestemmen, geheel aan den ei
genaar m.oet worden vergoed tegen de
waarde, die het terrein vlak voor de .ter
visie legging van het uitbreidingsplan had,
dus tegen de waarde als bouwterrein.
Ook tegen deze bepaling, die een groote
onbillijkheid wegnam, die reeds jaren had
bestaan, kwamen de vertegenwoordigers
der uiterst linksche partijen op, doch de
Ministers gaven op ondubbelzinnige wijze
hun standpunt in dit opzicht te kennen. Zij
antwoordden, dat men er steeds rekening
mee moest houden, dat de kosten van ver
breeding van een bestaande straat, die ge
boden is door de belangen der gemeen
schap, niet zonder meer mogen worden
gelegd op de eigenaren van de aan die
straat grenzende perceelen, maar geheel
of grootendeels moeten worden gedragen
door de gemeenschap. Vooral, wanneer,
wat bij bijzondere rooilijnen meermalen 't
geval is, een gebouwd perceel wordt ge
troffen zoo, dat verbouwing of verande
ring van het deel vóór de rooilijn voor
taan verboden is, waardoor de 'waarde
van het geheele perceel ernstig gëschaad
wordt, is het eisch van rechtvaardigheid,
dat de gemeenschap deze lasten draagt.
Zeer zeker bevat üe Woningwet van
thans bepalingen ter vergoeamg van
scnade, uie aan eigendommen wordt toe-
geDracnt üoor ze op een of andere wijze
ie betrekken bij een uitbreidingsplan. Ver
goeamg van scnade, als het niet billijk is
te acnten, dat m een bepaald geval de
eigenaar zeli die schade üraagt ter ont
lasting van de gemeenschap en zeer ze-
xer, indien üe te lijden scnade grooter is,
dan het voordeel, aat die zelfde eigenaar
door dat uitbreidingsplan zal genieten,
daarbij rekening houuende met aileplaat-
selgke omstanuigheden. Een weitenjk
reent op scnaaevergoeaing bij onteigening,
en een moreel reent op schadevergoeding
zonder onteigening, als uitgesproken en
als uitdrukkelijke bedoeling bg de tot
standkoming der wijzigingswet 1931. In
de Tweede Kamer wees Minister Ver
schuur daar treffend op, namelijk, dat
het aanbrengen van zaken van algemeen
nut niet mag worden gebracht op den
rug' van een bepaalde categorie van men-
schen. Alles wat ertoe strekt om gemeen-
schapslasten af te wentelen op eigenaren
en nog wel op één bepaalde groep daar
van, moet uit de Wetsbepalingen worden
geweerd.
Men zal nu allicht de vraag stellen, of
het dan buiten onteigening wel mogelijk
is schade aan particulieren te vergoeden
wegens aanranding van hun eigendoms-
reenten. En het antwoord daarop moet
volmondig luiden: ja.
Immers zijn Gedeputeerde Staten, zoo
als wij reeds hebben gezien, gehouden
zoo noodig de Gemeentebesturen te bren
gen tot redelijke vergoeding van schade,
geleden tengevolge van een uitbreidings
plan, zonder dat onteigening te wachten
staat. Alleen door het geven van een ze
kere bestemming aan een particulier ei
gendom in het uitbreidingsplan wordt
reeds schade geleden, daar men dan be
perkt is in het vrije gebruik daarvan. Zon
der eenig uitbreiuingsplan zal de waarde
van gronden ook stijgen, naar mate het
toenemen van de bebouwing en naarmate
die gronden dichter bij de bestaande be
bouwing komen te liggen. Langzamerhand
komen die gronden daardoor als bouw
terrein aan de beurt en het onthouden
aan den eigenaar van de natuurlijke waar
destijging zou ook alweer in strijd komen
met de hierboven uitvoerig uiteengezette
beginselen. Indien nu bij een uitbreidings
plan aan die gronden een andere bestem
ming dan bouwterrein wordt gegeven, zal
de eigenaar schade lijden en zal hij niet
langer kunnen profiteeren van de natuur
lijke waardestijging. Het is dan deze
schade, die de gemeente hem naar billijk
heid zal moeten vergoeden of verzekeren.
Zij kan dat doen door uitbetaling van een
zeker schadebedrag wegens de bestem
ming, die thans aan die gronden is gege
ven of wel op andere wijze, door een zeke
re schadeloostelling aan den eigenaar
te verzekeren. De Wet heeft dèzë gévallèn
ook voorzien en er is overwogen, dat de
gemeente misschien enkele jaren latèr
toch tot aankoop of onteigening zou over
gaan. Het is daarom, dat een bepaling is
opgenomen, dat bereids terzake van de
bestemming tot eenig doeleinde van open
baar nut aan een eigenaar uitgekeerde of
verzekerde schadeloosstelling bij onteige
ning in mindering wordt gebracht bij de
berekening der schadevergoeding alsdan.
Een kort voorbeeld moge dit verduide
lijken.. Stel een eigenaar heeft gronden,
die wel niet direct grenzen aan de be
bouwde kom, doch daar op korten afstand
van liggen en waarvan het te voorzien is,
dat ze binnen het in de wet genoemde tijd
perk bouwrijp zullen worden. Door de
natuurlijke waardestijging hebben deze
Hij was een man van éducatie
André de Chabre; geestig, slank,
Ruim dertig, knap, gezien bij vrouwen;
Was Directeur van eene Bank.
Toen kwam als overal débacle!
Hij raakte zijn betrekking kwijt;
Thans zat hij op een zolder-kamer.
Zijn slankheid, kennis, geest, ten spijt.
Hij had zijn vaatjes juist gewasschen;
Zijn bedje, keurig, opgemaakt;
Gestoft, geveegd; hij hieJd van orde;
Reed* half gekleed, toilet gestaakt.
Want even nog gemaakt: „het pakje",
(Dat nam hij steeds zorgvuldig mee)
Waarin het kamer-vuil en schillen;
Toen klaar sloot hij ,,'t salon; tevrêe.
„Het pakje" liet hij immer, vallen
Of liggen stiekum hier of daar;
t Was steeds voorzien van keurig bandje;
Zóó leek het niets bijzonders, waar?
Thans, welgemoed, op reis; naar haar" toe
Zij woonde even buiten stad;
Madame Bonheur had daar lief huisje;
Zij mocht hem wel! wie deed hem wat?
Want Veuve Bonheur was temp'ramentvol!
Begeerlijk! Nog geen veertig jaar!
Met „eigen home" en kapitaaltje;
Dat „zaakje" kwam best voor mekaar-
Hij had haar weten wijs te maken:
„Hij had het druk als „zakenman";
„En steeds geen tijd gehad te zoeken
Naar levens-gezellin". Dat kan!
Hij zat, tevreden, in zijn treintje;
„Het pakje" was hij Goddank kwijt!
Hij had „het" in het net geworpen
De trein kwam aan; juist mooi op tijd!
Daar stond zij, om hem af te halen;
Reeds gaf zij hem haar liefsten lach;
Toenkwam „de Chef"het
pakje" brengen:
„Nog jhist intijds hè? Goedendag!"
„Neen maar, André, 't is alleraardigst",
Sprak zij. „Zoo lief om mij gedacht";
Vóór hij 't verhoeden kon had zij reeds
Het los gemaakt! O, God! zijn kracht
Begaf hem! Waas kwam hem voor
d'oogen!
Toenhoorde hij een smarte-gil;
Hij stond alléén; rondom hem lagen:
Vuil, aardappel- en koolraapschil!
Madame Bonheur had lont geroken!
Wist weldra, wie André-tje was!
Hij schilt weer aadappeltjeskoolraap;
Hij kreunt en zij is in haar sas!
Nadruk verboden.
AD REM.
gronden reeds een waarde gekregen van
b.v.b. f 1.50 per M2. Bij het uitbreidings
plan is nu aan die gronden de bestemming
van openbaar park gegeven, zonder dat
in uitzicht is gesteld, dat binnen zekeren
tijd tot aankoop of onteigening zal wor
den overgegaan. De gemeente moet zich
dan met den betrokken eigenaar in ver
binding stellen en pogen tot overleg te
komen. Laten wij eens aannemen, dat de
gemeente genegen is als schade te béta
len f 0.50 per M2. en dat de eigenaar daar
ten slotte genoegen mede neemt. De uitbè-
taling heeft plaats en na drie jaren meent
de Gemeente, dat de tijd is aangebroken
om het bewuste openbare park te gaan
aanleggen. Zij behoeft daarvoor "dan de
beschikking over die terreinen en bij ge
breke aan minnelijke overeenstemming"
wordt tot onteigening overgegaan. Door
deskundigen wordt dan de. waarde be
paald, die die terreinen hadden voordat
het uitbreidingsplan ter visie was gelegd,
rekening houdende met alle omstandighe
den en toekomstmogelijkheden van toen
en derhalve met de tot op dat oogenblik
bestaande natuurlijke waardestijging. Er
wordt dan getaxeerd de hiervoren genoem
de waarde van f 1.50 per M2. Waar ech
ter de Gemeente drie jaren geledèn reeds
als schadeloosstelling wegens de gegeven
bestemming had uitgekeerd f0.50 per
M2., komt dat in mindering en kan de ge
meente dus volstaan met nog fl.per
M2 bij te betalen. Hierbij valt op te mer
ken, dat het er niets toe doet of inmid^-
dels in die 3 jaren de terreinen van eige
naar zijn verwisseld. Ook een indertijd uit
gekeerde schadevergoeding aan "den voor
ganger "in den eigendom, zal op het be
drag der schadevergoeding, die aan een
opvolger zal worden toegekend, in minde
ring worden gebracht, wat ook heel lo
gisch is, daar anders de .gemeenschap
meer dan éénmaal dezelfde schade zod
vergoeden. Onderscheid aan wien de ver
goeding indertijd is uitgekeerd of verze
kerd wordt dus niet gemaakt en elk koo-
per van gronden, die bij een uitbreidings
plan zijn betrokken, zal dus goed doen
zich deugdelijk te oriënteeren en alvorens
hij koopt goed te informeeren bij de ge
meente, of deze wellicht ter zake van den
bewusten grond reeds eenige schadever
goeding heeft verleend.