Een Communistisch Millioenenplan. Nieuws- en Advertentieblad Verschijnt Woensdag en Zaterdag o< Homunculus of Mensch Het fatale pakje No. 19 Een en Twintigste Jaargang Woensdag 8 Maart 1933 UITGAVE: N.V. EERSTE SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ v.h. 8. v. d, BGVEMKAMP REDACTIE- EN ADM.-ADRES: v. WEEDES. T. 7 TEL 2082 - GIRO 161165 Bekendmakingen Officieel BUREAU VOOR ADMINISTRATIEVAN WEEDESTRAAT 7 - SOESTDIJK ADVERTENTIËN EN INGEZONDEN STUKKEN WORDEN INGEWACHT TOT UITERLIJK DINSDAGS- EN VRIJDAGSMORGENS 10 u.a. h. BUREAU ADVERTENTIËN VAN 1-5 REGELS 75 CTS., ELKE REGEL MEER 15 CTS. GROOTE LETTERS NAAR PLAATSRUIMTE, BIJ ABONNEM. KORTING ABONNEMENTSPRIJS f 1— PER DRIE MAANDEN. FRANCO PER POST HET AUTEURSRECHT VAN DIT BLAD WORDT UITDRUKKELIJK VOORBEHOUDEN OVEREENKOMSTIG ART. 15 VAN DE AUTEURSWET 1912 - (STAATSBLAD No. 380) BEKENDMAKING De Burgemeester van Soest brengt ter openbare kennis, dat volgens ontvangen schreven van den Garnizoens-Commanüant te Amersfoort, schietoefeningen zullen worden gehouden op de Leusdensche heide te Amersfoort op Woensdag 8 Maart 1933 van 10.30 tot 22.30; Donderdag 9 Maart 1933 van -20.00 tot 23.00 en Maandag 13 Maart 1933 van 20.00 tot 23.00 uur. De onveilige strook zal afgebakend zijn door roode vlaggen. Gedurende het schieten zal op den ijze ren uitkijkpost nabij het spoorwegkamp een nationale vlag geheschen zijn. De ingezetenen worden gewezen op 't gevaar, eventueele niet gesprongen pro jectielen aan te raken of op te rapen. Soest, 2 Maart 1933. De Burgemeester voornoemd, G. Deketh. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Soest maken bekend, dat het verzoek van A. van Woerkom, te Soest om op/in perceel, kada straal bekend in sectie H. No. 4392 gele gen aan den Hartweg een slagerij met roo- kerij en zouterij te mogen oprichten door hen op heden is verdaagd. Soest, 3 Maart 1933. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, G. Deketh. De Secretaris, J. Batenburg. Laten we ons leven niet verspillen door te denken over wat zou ge weest kunnen zijn, en daardoor te vergeten de mogelgkneaen uie voox ons liggen. JekOMl De gewoonte om de dingen blijmoe dig te beschouwen en noopvoi over het leven te denken, kan in ons aangekweekt worden, als elke an dere gewoonte.. SAMUEL SMILES Een jaar of vijftien geleden werd er eens een film vertoond, waarin een door de wetenschap voortgebracht kunstmensen voorkwam, een in een laooratorium langs synttietischen weg bereid namaakmenscn, dat naar den naam Homunculus luisterde. Hoe het precies met dit product ging, is ons ontscnoten, alleen herinneren we ons, dat het niet best ging. Want de weten schap was wel erg knap, maar een hart en een gemoed had ze den armen Homun culus niet kunnen geven. Het dwaze film verhaal kunnen we verder laten rusten. Maar toch moeten we even vriend Homun culus in de levenlooze oogen kijken, want te deksel, als we goed kijken, is het net, of we die leege, doode, levenlooze oogen wel meer hebben .gezien, hier en daar, om ons heen, misschien wel, als we in een spiegel keken. Want, het is een rare ma nier om iets te zeggen, maar sommigen van ons zijn dood, en ze weten het niet eens Voor een deel komt het door de enorm voortgeschreden wetenschap en techniek, of liever, door een verkeerd gebruik er van, waardoor we alles door de machine en de wetenschap laten opknappen, voor ons laten denken, zoodat we zelf het jden- ken verleeren. En dat is het begin van de misère. We verleeren te denken, goed en diep te denken, onze beweegredenen te toetsen aan den toetssteen der hoogste mo raal, en we 'drijven dan voort zonder roer of kompasgeen wonder, dat er dan op 'n gegeven oogenblik iets scheef gaat. Radio is prachtig. Het vereenigt volkeren, be vordert vriendschap, enz. Maar als we nu voortaan niets anders doen dan een knop omdraaien en naar mopjes muziek luisteren, tot we slapen gaan, dan ont breekt er toch aan onze geestelijke groei iets, we denken niet meer, we verlèèren het vermogen om constructief en goed te denken en tot zorgvuldig overdachte con clusies te komen, die ons moeten helpen, ons standpunt in het leven te bepalen. De film is prachtig. Maar als we al onzen vrijen tijd zouden besteden om valsche romantiek in duistere bioscoopzaaltjes te beleven, dan verleeren we zelfstandig té denken. Zoo kunnen we voortgaan. En wanneer we op die manier ons bestaan zouden vullen met vermechaniseerde be zigheden zoodat er geen tijd meer over blijft om diep over de dingen na "te den ken, dan worden we Homuculussen, men- schen zonder hart of gemoed, dan zijn we geestelijk als 't ware gestorven, en we weten het niet In deze tijden, als in alle tijden, hebben we tijd voor ons zelf te nemen, om te denken: we kunnen dat niet overlaten aan enkele zoekers of geleerden, die hun ken nis in vele gevallen nog in verkeerde- richting aanwenden. We zijn allen hoof delijk aansprakelijk voor ons leven en wat we ervan maken. We moeten meer naden ken, anders staat onze geestelijke ont wikkeling stil. Jawel, jawel, zegt daar ie mand: gemakkelijk praten, maar wat moe ten we dan denken? Wel, we zouden kun nen beginnen met kracht van argumenten alle verkeerde, liefdelooze, hatelijke, léé- lijke, onreine gedachten uit ons hart te verdrijven en die te vervangen door goede gedachten. Want doen we dat laatste niet, dan komen de verkeerden met vernieuwde kracht terug. Dus wat zullen we denken? Halt, met onweerstaanbare kracht komt deze zinsnede in ons bewustzijn naar boven: al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat wel luidt, zoo daar eenige deugd is, en zoo daar eenige lof is, bedenkt dat".... Onwillekeurig komen we er zoo toe, een larffc te breken voor een in onzen haasti gen tijd maar al te zeer in verdrukking geraakt middel om ons denken te scher pen en te stimuleeren: het boek. Het goé de boek dan natuurlijk. Maar wat is een goed boek? In het kort kan men dit zeg gen: een boek dat een belangrijk onder werp op gezonde, interessante, opbou wende wijze in onze aandacht betrekt, een boek dat onze idealen nieuwe inspiratie verleent, dat ons verstand wet, onze in telligentie prikkelt, onze verbeelding op gezonde wijze opvoert, dat onze belang stelling in het leven verbreedt, dat ons opheft en bezielt. Wanneer we op deze wijze ons denken actief houden, onze ide alen hoog, dan zullen er geen Homuncu- lussen zijn, maar levende, bezielde men- schen, die de meegekregen gave om té denken gebruiken en ontwikkelen.. FLORIS C. Nadruk verboden. I. Een „Millioenenplan" noemen wij het, omdat de uitvoeriüg werde het onge wijzigd aangenomen de gemeente mil- hoenen zou kosten voor aanKoop en scna- deloosstelling van diverse terreinen en Duitenplaatsen voor aanleg van wegen, parken enz. „Communistisch" noemen wij het, orii- dat de ontwerper geen rekening heeft ge- nouden met het privaat bezit en deze zeer uitgestrekte gemeente in haar geheel in zijn plan heeft opgenomen, zoöuat er bij ter grondbezit meer is, waarover de ge meente dij een or anuere exploitatie er- vvgze van spreken niet eén vierkante Me- vaxi niet een wooruje zou heooen .mee te spreken. Eeii van de grondslagen van onze hui dige maatscnappeiijke urue is het eigen- uuinsrecnt, aat is net reent om van een zaak net vrije genot te heDben en daarover op de volstrexste wijze te besemkken. reneinde te zorgen, dat de volkomen vrij- neid van den eigenaar niet in ongebonden- neid ontaardt, zijn er natuurlijk eenige be perkingen aan dat eigendomsrecht ver bonden; zoo mag men er b.v.b. geen ge bruik van maken, uat strijdt tegen de wet ten of verordeningen en ook mag men niet zoodanig handelen, dat men aan de rech ten van anderen hinder toebrengt, doch uit zijn beperkingen van het eigendomsrecht, die elk in een geordende maatschappij zaj moeten goedkeuren. Tenslotte bestaat nog de mogelijkheid tot onteigening van een zeker eigendom, ten algtmeene nutte en tegen benoorlijke, voorat genoten of voor af verzekerde, schadeloosstelling. Op dezen grondslag heeft zich in de practijk een algemeene stelregel ontwik keld, waarbij met de alleruiterste zorg vuldigheid telkens wordt onderzocht ot zekere bepalingen niet inhouden een onge oorloofde beperking van het eigendoms recht. En ten aanzien van de geoorloofde beperkingen gaat men nooit verder, dan voor de openbare orde, zedelijkheid en ge zondheid strikt noodzakelijk zijn. Deze be perkingen kunnen nooit zoover gaan, dai daardoor het gebruik der in eigendom be zeten zaak voor den eigenaar geheel of ten deele ophoudt te bestaan. Zou het gevolg van die beperkingen zijn, dat zij het ver lies van het gebruik van het eigendom ten gevolge hebben, dan zijn die als ongeoor loofde beperkingen van het eigendoms recht aan te merken. Een voorbeeld van zoo'n ongeoorloofde beperking is de bepa ling in een Gemeenteverordening, waarbij een eigenaar om vergunning tot het bou wen te kunnen bekomen, verplicht wordt een deel van zijn eigendom voor openbare straat af te staan. Wil de Overheid beschikken over het eigendom van een ander, dan kan dat, in gevolge artikel 152 der Grondwet, niet an ders, dan door onteigening of minnelijke aankoop. Toen bg de wijziging van de Woningwet in 1931 materie: „Uitbreidingsplan" geheel opnieuw werd geregeld, kwam natuurlijk ook het punt „Schadeloosstelling" aan de orde. Waar volgens de Ministers Ver schuur, Donner en de Geer het nieuwe wetsontwerp gebaseerd was op de erken ning van het private eigendomsrecht, moesten toen normen worden gevonden, waarnaar de schadevergoeding moest wor den geregeld. Voorheen werd slechts bij onteigening schadevergoeding verstrekt en wel naar de werkelgke waarde, die de za ken hadden in het tijdperk, beginnende 18 maanden en eindigende 6 maanden vóór den dag, waarop üe bescheiden, inzake de onteigening, ter inzage waren gelegd. Terecht werd het als een ernstige grief gevoeld, dat de Rechter bij de waardebe paling van de te onteigenen perceelen geen rekening mocht houden met de schade, die was ontstaan door waardevermindering tengevolge van een gewijzigde rooilijn, van een bouwverbod of van een uitbreidings plan. Ondanks het verzet van de uiterst Jinksche partijen is bij die gelegenheid in de Wet een gunstige wijziging opgenomen. Doch ook over het recht op schadeloos stelling buiten gevallen van onteigening is toen breedvoerig van gedachten gewis seld en in een voor-ontwerp kwamen toen maals bepalingen over het recht op scha deloosstelling ter zake van rooilijn, bouw verbod en uitbreidingsplan buiten ont eigening voor. Benalve de gebruikelijke adviezen van Gedeputeerde Staten is toen maals ook ingewonnen het advies van de Staatscommissie voor de Waterstaatswet geving. De moeilijkheden, die zich voor doen bij de waardebepaling zijn echter veel en ten slotte zijn daardoor de voren genoemde Ministers tot de conclusie ge- Komen, dat het onmogelijk is een bij de wet gedefinieerd recht op vergoeding van schade buiten onteigening toe te kennen. Zij kwamen tot deze slotsom, nadat het niet mogelijk gebleken was de uiterst veel vormige practijk onder één wettelijke re geling samen te vatten, zóó, dat recht en practijk tot hun recht zouden komen. Te vens oordeelden zij een vastleggen dier schadevergoeding in de Wet met bepaalde normen, hoewel zeer gewenscht, toch ook alweer niet strikt noodzakelijk, daar het practisch beleid van Gedeputeerde Staten, die tot beoordeeling van Raadsbesluiten inzake rooilijnen, bouwverboden en uit., breidingsplannen geroepen zijn, er al meer an meer toe heeft geleid, dat die Colle ges als vroede mannen op benadeeling van oelangen letten en de Gemeentebesturen, zoo noodig, brengen tot redelijke vergoe ding van schade. Waar wijst dit nu op? Niets meer of minder, dat wel is waar in de Wet-zelf geen juist omschreven plicht tot schadevergoeding wegens schen ding of beperking van eigendomsrechten is omschreven en dat daarvoor geen nor men zijn gegeven, doch dat zeer zeker elk geval nauwkeurig op zichzelf moet wor den beschouwd en dat het de wensch en de bedoeling van genoemde Ministers is, dat ook buiten onteigening een billijke schadevergoeding wordt betaald. De be slissing hierover is echter geheel aan de Colleges van Gedeputeerde Staten overgè- laten, die echter zeer zeker rekening zullen houden met de bij de behandeling van de wet zoo positief uitgesproken bedoelingen namelijk erkenning van de plicht tot schadeloosstelling bij onteigening, bg schending van dat eigendomsrecht en bij ongeoorloofde beperking daarvan, een en ander zooals in den aanhef dezes uitvoerig is uiteengezet.. Nog veel scherper kwam dit standpunt uit bij de schriftelijke en mondelinge voor bereiding van het Wetsontwerp 1931, spe ciaal T)ij de toen voorgestelde wijziging van artikel 92 der Onteigeningswet, krach tens welk nieuwe artikel bg de bepaling van de werkelgke waarde geen rekening meer mocht worden gehouden met de be stemming tot eenig doeleinde van openbaar rt\it van het onteigende als gevolg van een uitbreidingsplan, wat dus wil zeg gen, dat de schade, ontstaan doordat de gemeente een bouwterrein tot openbaar park gaat bestemmen, geheel aan den ei genaar m.oet worden vergoed tegen de waarde, die het terrein vlak voor de .ter visie legging van het uitbreidingsplan had, dus tegen de waarde als bouwterrein. Ook tegen deze bepaling, die een groote onbillijkheid wegnam, die reeds jaren had bestaan, kwamen de vertegenwoordigers der uiterst linksche partijen op, doch de Ministers gaven op ondubbelzinnige wijze hun standpunt in dit opzicht te kennen. Zij antwoordden, dat men er steeds rekening mee moest houden, dat de kosten van ver breeding van een bestaande straat, die ge boden is door de belangen der gemeen schap, niet zonder meer mogen worden gelegd op de eigenaren van de aan die straat grenzende perceelen, maar geheel of grootendeels moeten worden gedragen door de gemeenschap. Vooral, wanneer, wat bij bijzondere rooilijnen meermalen 't geval is, een gebouwd perceel wordt ge troffen zoo, dat verbouwing of verande ring van het deel vóór de rooilijn voor taan verboden is, waardoor de 'waarde van het geheele perceel ernstig gëschaad wordt, is het eisch van rechtvaardigheid, dat de gemeenschap deze lasten draagt. Zeer zeker bevat üe Woningwet van thans bepalingen ter vergoeamg van scnade, uie aan eigendommen wordt toe- geDracnt üoor ze op een of andere wijze ie betrekken bij een uitbreidingsplan. Ver goeamg van scnade, als het niet billijk is te acnten, dat m een bepaald geval de eigenaar zeli die schade üraagt ter ont lasting van de gemeenschap en zeer ze- xer, indien üe te lijden scnade grooter is, dan het voordeel, aat die zelfde eigenaar door dat uitbreidingsplan zal genieten, daarbij rekening houuende met aileplaat- selgke omstanuigheden. Een weitenjk reent op scnaaevergoeaing bij onteigening, en een moreel reent op schadevergoeding zonder onteigening, als uitgesproken en als uitdrukkelijke bedoeling bg de tot standkoming der wijzigingswet 1931. In de Tweede Kamer wees Minister Ver schuur daar treffend op, namelijk, dat het aanbrengen van zaken van algemeen nut niet mag worden gebracht op den rug' van een bepaalde categorie van men- schen. Alles wat ertoe strekt om gemeen- schapslasten af te wentelen op eigenaren en nog wel op één bepaalde groep daar van, moet uit de Wetsbepalingen worden geweerd. Men zal nu allicht de vraag stellen, of het dan buiten onteigening wel mogelijk is schade aan particulieren te vergoeden wegens aanranding van hun eigendoms- reenten. En het antwoord daarop moet volmondig luiden: ja. Immers zijn Gedeputeerde Staten, zoo als wij reeds hebben gezien, gehouden zoo noodig de Gemeentebesturen te bren gen tot redelijke vergoeding van schade, geleden tengevolge van een uitbreidings plan, zonder dat onteigening te wachten staat. Alleen door het geven van een ze kere bestemming aan een particulier ei gendom in het uitbreidingsplan wordt reeds schade geleden, daar men dan be perkt is in het vrije gebruik daarvan. Zon der eenig uitbreiuingsplan zal de waarde van gronden ook stijgen, naar mate het toenemen van de bebouwing en naarmate die gronden dichter bij de bestaande be bouwing komen te liggen. Langzamerhand komen die gronden daardoor als bouw terrein aan de beurt en het onthouden aan den eigenaar van de natuurlijke waar destijging zou ook alweer in strijd komen met de hierboven uitvoerig uiteengezette beginselen. Indien nu bij een uitbreidings plan aan die gronden een andere bestem ming dan bouwterrein wordt gegeven, zal de eigenaar schade lijden en zal hij niet langer kunnen profiteeren van de natuur lijke waardestijging. Het is dan deze schade, die de gemeente hem naar billijk heid zal moeten vergoeden of verzekeren. Zij kan dat doen door uitbetaling van een zeker schadebedrag wegens de bestem ming, die thans aan die gronden is gege ven of wel op andere wijze, door een zeke re schadeloostelling aan den eigenaar te verzekeren. De Wet heeft dèzë gévallèn ook voorzien en er is overwogen, dat de gemeente misschien enkele jaren latèr toch tot aankoop of onteigening zou over gaan. Het is daarom, dat een bepaling is opgenomen, dat bereids terzake van de bestemming tot eenig doeleinde van open baar nut aan een eigenaar uitgekeerde of verzekerde schadeloosstelling bij onteige ning in mindering wordt gebracht bij de berekening der schadevergoeding alsdan. Een kort voorbeeld moge dit verduide lijken.. Stel een eigenaar heeft gronden, die wel niet direct grenzen aan de be bouwde kom, doch daar op korten afstand van liggen en waarvan het te voorzien is, dat ze binnen het in de wet genoemde tijd perk bouwrijp zullen worden. Door de natuurlijke waardestijging hebben deze Hij was een man van éducatie André de Chabre; geestig, slank, Ruim dertig, knap, gezien bij vrouwen; Was Directeur van eene Bank. Toen kwam als overal débacle! Hij raakte zijn betrekking kwijt; Thans zat hij op een zolder-kamer. Zijn slankheid, kennis, geest, ten spijt. Hij had zijn vaatjes juist gewasschen; Zijn bedje, keurig, opgemaakt; Gestoft, geveegd; hij hieJd van orde; Reed* half gekleed, toilet gestaakt. Want even nog gemaakt: „het pakje", (Dat nam hij steeds zorgvuldig mee) Waarin het kamer-vuil en schillen; Toen klaar sloot hij ,,'t salon; tevrêe. „Het pakje" liet hij immer, vallen Of liggen stiekum hier of daar; t Was steeds voorzien van keurig bandje; Zóó leek het niets bijzonders, waar? Thans, welgemoed, op reis; naar haar" toe Zij woonde even buiten stad; Madame Bonheur had daar lief huisje; Zij mocht hem wel! wie deed hem wat? Want Veuve Bonheur was temp'ramentvol! Begeerlijk! Nog geen veertig jaar! Met „eigen home" en kapitaaltje; Dat „zaakje" kwam best voor mekaar- Hij had haar weten wijs te maken: „Hij had het druk als „zakenman"; „En steeds geen tijd gehad te zoeken Naar levens-gezellin". Dat kan! Hij zat, tevreden, in zijn treintje; „Het pakje" was hij Goddank kwijt! Hij had „het" in het net geworpen De trein kwam aan; juist mooi op tijd! Daar stond zij, om hem af te halen; Reeds gaf zij hem haar liefsten lach; Toenkwam „de Chef"het pakje" brengen: „Nog jhist intijds hè? Goedendag!" „Neen maar, André, 't is alleraardigst", Sprak zij. „Zoo lief om mij gedacht"; Vóór hij 't verhoeden kon had zij reeds Het los gemaakt! O, God! zijn kracht Begaf hem! Waas kwam hem voor d'oogen! Toenhoorde hij een smarte-gil; Hij stond alléén; rondom hem lagen: Vuil, aardappel- en koolraapschil! Madame Bonheur had lont geroken! Wist weldra, wie André-tje was! Hij schilt weer aadappeltjeskoolraap; Hij kreunt en zij is in haar sas! Nadruk verboden. AD REM. gronden reeds een waarde gekregen van b.v.b. f 1.50 per M2. Bij het uitbreidings plan is nu aan die gronden de bestemming van openbaar park gegeven, zonder dat in uitzicht is gesteld, dat binnen zekeren tijd tot aankoop of onteigening zal wor den overgegaan. De gemeente moet zich dan met den betrokken eigenaar in ver binding stellen en pogen tot overleg te komen. Laten wij eens aannemen, dat de gemeente genegen is als schade te béta len f 0.50 per M2. en dat de eigenaar daar ten slotte genoegen mede neemt. De uitbè- taling heeft plaats en na drie jaren meent de Gemeente, dat de tijd is aangebroken om het bewuste openbare park te gaan aanleggen. Zij behoeft daarvoor "dan de beschikking over die terreinen en bij ge breke aan minnelijke overeenstemming" wordt tot onteigening overgegaan. Door deskundigen wordt dan de. waarde be paald, die die terreinen hadden voordat het uitbreidingsplan ter visie was gelegd, rekening houdende met alle omstandighe den en toekomstmogelijkheden van toen en derhalve met de tot op dat oogenblik bestaande natuurlijke waardestijging. Er wordt dan getaxeerd de hiervoren genoem de waarde van f 1.50 per M2. Waar ech ter de Gemeente drie jaren geledèn reeds als schadeloosstelling wegens de gegeven bestemming had uitgekeerd f0.50 per M2., komt dat in mindering en kan de ge meente dus volstaan met nog fl.per M2 bij te betalen. Hierbij valt op te mer ken, dat het er niets toe doet of inmid^- dels in die 3 jaren de terreinen van eige naar zijn verwisseld. Ook een indertijd uit gekeerde schadevergoeding aan "den voor ganger "in den eigendom, zal op het be drag der schadevergoeding, die aan een opvolger zal worden toegekend, in minde ring worden gebracht, wat ook heel lo gisch is, daar anders de .gemeenschap meer dan éénmaal dezelfde schade zod vergoeden. Onderscheid aan wien de ver goeding indertijd is uitgekeerd of verze kerd wordt dus niet gemaakt en elk koo- per van gronden, die bij een uitbreidings plan zijn betrokken, zal dus goed doen zich deugdelijk te oriënteeren en alvorens hij koopt goed te informeeren bij de ge meente, of deze wellicht ter zake van den bewusten grond reeds eenige schadever goeding heeft verleend.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1933 | | pagina 1