R
U
K
W
E
R
K
Het rotspad.
p
Ingezonden
Q Goed, Billijk, Vlug
Vraagt prijs
Buiten verantwoordelijkheid
der Redactie
TRIBUNE-WAARNEMING.
Mijnheer de Voorzitter,
ik wil gaarne naar voren* brengen...
Raadselachtige raadziaalstemming. Eei
zonnestraal speelt door de reten van den
luchtkoker op het eerbied(?)waardige hoofd
van den nestor Peter, die raadslid is.
Raadslid. Waarom? De Soesterbergsche
ibult welke hem een dreigende grafheuvel
werd.
De heer Nooder bracht naar voren
En verder brachten alle raadsleden, uit
gezonderd de stommen, iets naar voren.
Onwillekeurig kregen we medelijden met
den Burgemeester, die ongetwijfeld in ge
dachten vrijwel den geheelen raad naar
achteren bracht.
Er werd weinig gezond verstand naar
voren gebracht. Hoewel het door den heer
Nooder, als aanwezig, ontdekt werd.
Het .aanwezige gezonde verstand had
zich teruggetrokken. Beusel, beroerd van
alle beuselarij werd er confuus van. De
stemmingen herhaalden zich tot in den
treure. Stemming over commissieleden.
Grondbedrijf, uitbreidingsplan enz. De an
dere sphin.x van Klooster colporteerde met
zijn stembriefjes. Het dure steenembeeld
naast de Duren wethouder grijnsde af en
toe éi raison v.an f 1500.'s jaars. Af en
toe was er electriciteit. „U liegt, het liegt,
het is gelogen." Gaat Busch bouwen? Zon
derlinge .advocaatachtige allures waren
merkbaar ten opzichte van den spinx.
De schoonmaakster stommelt op het trap
penhuis. Vergat de raadszaal op te ruimen.
Daar was veel te reinigen. Beusel deelde
lichtelijk verdwaasd alsmaar stembriefjes
uit. Bij de opgediende thee. E enige raads
leden brachten voor de variatie iets naar
achteren. De telefoon belde voor den der
den wethouder. Nooder snurkte zacht. De
burgemeester verborg zijn aanschijn. Op
de publieke tribune werd gewerkt met dub
bele breuken.
De wegens te korte vingers afgekeurde
derde wethouder droomde hardop: Mijnheer
de Voorzitter, ik breng naar voren, dat hij
toch lekker in de commissie zit voor het
grondbedrijf: ik breng naar voren dat de
streep van de rechte lijn van het uitbrei
dingsplan loopt door de kromme hersenp
van meer dan één lid van uw raad, en het
niet aangaat kromme sprongen te maken.
Ik breng naar voren, gepijnigde voorzitter,
dat de gedachtendezer Rubini in de eerst
volgende zitting het doopcel zal lichten van
uw raadslieden. Mijnheer de voorzitter, het
is niet geoorloofd dat een raadslid zijn
eigen belangen behartigt. Als het belang
der gemeenschap zijn eigen belang is, is
daartegen geen. bezwaar(?). Waar blijft die
bouwvergunning?
Mijnheer de Voorzitter, ik wensch U ge-
Juk met Uw nieuwen Raad, (zes commissie
leden met B. en W'.). De heer Gasille
brengt naar voren, dat hij deze nieuwe vin
ding naar achteren wensch te brengen, met
medewerking van gedeputeerden.
En de slang heeft in het paradijs gespro
ken.
Amen.
Rosalia Closet.
(Nieuwe stijlzetting is van den Raad). R.C.
DE KLARE WAARHEID IN VOL
SLAGEN DUISTERNIS.
Jos Mineur is geroyeerd als Lid van de
ze organisatie. De Soester Bode kreeg
daarover een communiqué toegezonden(?).
Het Gilde de Klare Waarheid is Room-
scher dan de Paus: neen, erger, het insi
nueert dat de katholieke kerk de politieke
richting harer leden decreteert. En degra
deert het kerkelijk gezag. Wat is waar?
Iedere katholiek weet, dat hij zich niet so
cialistisch of communistisch mag organi-
seeren. Deze zijn, veroordeeld. Vak- en
standsorganisaties enz. hebben hun leden
te royeeren die zich daarbij aansloten.
Maar nu beleven we de vertooning dat
de leiders reeds vooruithollen op een ver
oordeeling van het fascisme. Deze zielige
tobbers willen nu de kerkelijke overheid een
lesje geven en voorschrijven wat zij heeft
te verbieden. Het Gilde de K|lare Waarheid
is verdwaasd genoeg zelf te gelooven dat
de hartewensch van de voor hun, baantjes
vechtende leiders vervuld zal worden. Zie
lig. En de Bode jankt mede in het koor.
Weet de Redactie wie is dat toch?
wat dit alles beteekent? De Klare Waar-
N.aar het Engelscb.
'Nadruk verboden.
18)
De nieuw-aangekomene viel zeer in
(Jen smaak van lady Elinor: zij bad
vier „seasons" meegemaakt, kende
iedereen en wist van allerlei be vertel
len, zoodat haar ladyschap best buiten
het gezelschap van Mary Fenwick
kon, die dan ook excursies maakte van
mijlen ver. En ze kon heel gevoelig
zijn ook; dit ondervond Colin toen zij
op een avond in den kleinen salon wat
voor hem gezongen) had en hij aan
het venster getreden was en daar had
staan uitkijken naar de sterren, toen
hij ineens Mary's hand door zijn arm
gestokeni voelde en zij vol sympathie
had gevraagd:
Wat scheelt er aan, Colin? Hou
je niet van Schumann?
Ik heb altijd veel van muziek ge
houden. Maar nu wekt dat zingen pijn
lijke herinneringen in mij. Het doet
mij denken aan haar, aan Dorothy.
Je zult haar vinden], Colin, daar
ben ik zeker van. Ik heb nooit zoo iets
geheimzinnigs gehoord, maar ik ben
overtuigd, dat je haar ontdekken zult.
't Heeft er anders nog niet veel
van, Mary! Haar neef, Rokeby We-
nyss, komt hier morgen. Je kent hem
niet, hè?
heid, een verdienstelijk organisme, verloo
chent niet alleen haar stichter (J. M.) maar
ook het kerkelijk gezag. Dat de kerkelijke
overheid de eenheid wenscht te bewaren,
is logisch. Maar het begeerde verbod van
aansluiting bij fascistische organisaties is
er nog niet. En zoo het ooit komt zal het
zijn tot schade van de maatschappij, die
thans een vijandschappij is. En wellicht tot
schade van de Kerk.
De leiders der staatspartij hebben in de
laatste jaren de dwanggedachte bevorderd,
dat een katholiek ophoudt katholiek te zijn,
wanneer hij niet naar de pijpen dansen wil
van de staatspartij. Zoo is echter de zaak
niet, mijne heeren. Wij zijn vrij. De staats
partij ziet met angst een toenemend gezond
verstand verschijnen in de hersens van het
voormalige stemvee. Wij zijn vrij. En wij
zullen de moderne moddercultuur opgefokt
door het huidige verwaterde systeem be
strijden tot heil van gemeenschap en kerk.
Wij zullen het christendom beschermen
evengoed als het Jodendom. Wij willen de
vrijheid, NIET de bandeloosheid voor het
Nederlandsche Volk.
FLAGELLAS.
Mijnheer de Redacteur,
Verzoeke beleefd onderstaande letteren
in Uw veel gelezen! blad te willen plaatsen.
Bij voorbaat mijn dank.
Met zeer veel belangstelling heb ik in Uw
blad van Woensdag j.1. het verslag gelezen
van onzen Gemeenteraad. Met veel belang
stelling, maar met nog veel meer bewonde
ring, feitelijk vond ik het treurig dat U
zoo'n verslag doet plaatsen. Ik heb wel eens
een spreekwoord gehoord: „houdt de vuile
wasch in Uw huis". Werkelijk, dit is in dit
geval wel van toepassing, want wat moet
men in de naburige gemeenten wel zeggen
van zoo'n gemeenteraadsvergadering, en
dan wel voor een plaats als Soest. Leest
men het verslag goed, krijgt men onwille
keurig de beeltenis voor je van het huis
houden van „Jan Steen". Men vergadert
van 2 tot 7.30 uur, en de uitkomst is een
voudig nihil. Het is niet anders dan een
vertooning van een stuurloos samenzijn.
Was het niet treurig zou men er moeten
lachen, maar volgens mij is het intreurig.
Van alle zijden wordt aangemaand tot één-
parigheid, vooral in deze dagen van ern-
stigen crisis. Denkt hierbij aan het zeer
waardeerende woord van onze geëerbiedig
de Koningin in de Troonrede. Ik twijfel
geen oogenblik of onze vroede Vaderen
hebben dit woord toegejuicht, maar nu
vraag ik U wat vertoont onze Gemeente
raad? Juist het tegenovergestelde, en hoe
kan onder deze wijze van regeeren ooit een
gemeente bloeien? De mensch, levende in
dezen zeer onrustigen tijd met al zijn moei
lijkheden, vraagt naar een welbewust en
zakelijk bestuur; men vraagt naar mannen
die met vaste hand het stuurrad omklem
men, die willen wat Ze weten, en weten wat
Ze willen, en nu vraag ik U M. de R., in
gemoede, als men dit verslag gelezen heeft,
wie zal dat durven beweren dat Soest in
het gelukkig bezit is van zulke regeerders.
De Gemeenteraad van Soest vertoont het
zuivere beeld van een leger, dat tegen zich
zelf verdeeld is en dat moet noodwendig ten
ondergaan.
Miet een der vroede vaderen ben ik het
hartelijk eens als hij zijn ambtgenoten toe
roept: „Wel te rusten". Mij dunkt, dit is
«het allerwijste woord wat op de gemeente-
/raadsverg. gesproken is, en voegden
wensch daarbij dat de rust moge strekken
tot verheldering der gedachte, en men zich
tijdig bedenke, dat door al dat gekef en ge
twist, de belangen der gemeente ondermijnd
worden, de gemeentenaren te leur gesteld,
en de goede zaak ernstig schade lijdt.
OPMERKER.
HORS D'OEUVRE.
Gut, Dixi, wat zie je d'r uit! En wat ben
je opgewondert! Ongenoegen gehad met je
schoonmoeder? Of misschien salaris-ver-
hooging in zicht? Of heeft heer Ooievaar
je verrast met 'n drieling? Ga nou even zit
ten, steek 'n Karei I op en vertel.
Ziezoo, steek nou maar van wal.
Wel Manus, ik heb me geëergerd, ver
schrikkelijk geërgerd bij de laatste Raads
zitting. En ik stond in m'n ergernis niet
alleen. Ik zat tusschen twee voorname en
zeer ontwikkelde Soester ingezetenen, die
zich beiden hebben dood-geëergerd en zich
thans nog in hun graven1 van ergernis om
wentelen. Zelfs de Voorzitter zat zich
te verbijten en deed niets dan wrijven,
wrijven, wrijven! En waarvoor dat? Om die
Maar den; volgenden dag werd Mary
Fenwick aan Wenyss voorgesteld. Hij
zag er jaren ouder uit, of hij van 't le
ven! t»e zeer genoten had. Colin was
hem van het station gaan halen en on
middellijk roerde Rokeby het onder
werp aan, waarvan zijn gastheer al
tijd was vervuld, met de belangstel
lende vraag:
Zeker geen nieuws, hè?
Neen], ik dacht, dat jij misschien
iets gehoord kon hebben.
Ik ben eerst in Londen overal
rond gegaan; toen heb ik een uitnoodi-
ging naar Ierland gehad en ik was
lwaas genoeg, er aan gevolg te ge
vent. Bij Fitz Millroy, den neef van la
dy Monica, weet j<e. Ik had nog zoo'n
idee, dat zij daar misschien kon zijn,
maar dat was toch ook niet zoo.
Colin keek vol sympathie den ander
aan. j
Heb je haar nog niet vergetenj?
Neen, en dat zal ik ook niet licht,
't Is geen vrouw, om te vergeten!
Néén, ik heb niets meer gehoord van
Dorothy, ofschoon jk nog steeds ben
blijven correspondeeren met dien de
tective: hij zegt, dat zij moet ont
vlucht zijn in jongenskleeren. Een man
en eeri| blonde jongen stapten op den,
trein in Marton, drie mijlen van We
nyss. Daar is hij achter gekomen, maar
wé) wat te laat.
En staat het goed Wenyss nu
verlaten!?
Ja. Het was altijd een sombere
plaats, maar nu ziet het er al heel wei
troep onnoozele kinderen aan de groene
tafel. Ruim 3 uren hebben ze
zoek gebracht met stemmen, herstemmen,
én begon het spelletje weer van vo
ren aan. Voor afwisseling probeerde een
of ander lid tusschen de bedrijven door 'n
grap te debiteeren, waarover hij zelf dan be
gon te lachen en z'n buurman uit wellevend
heid zuur-zoet meelachte. 't Was beslist 'n
zielige vertooning. \\7at moet zoo'n mej.
Funke medelijdend hebben neergezien op
die heeren der schepping, die zich steeds
van 'n hoogere orde wanen, dan hun zwak
kere zusters.
Begrijp jij nu, Manus,zeg, geef
me even 'n vlammetje; m'n sigaar is uit
gegaan tusschen haakjes; ik wist niet,
dat jullie hier ook Karei I rookte. Zeker
tegen1 den tijd, dat wethouder Karei naar de
Maan verhuist. Dat kan anders nog 'n tijd
je aanloopen, want hij heeft alle eigenschap
pen van 'n blijvertje. Maar, k propos,
.Manus, wat voer jullie hier uit met on
noozele of weerbarstige raadsleden?
Wij volgen hier 'n zeer eenvoudig, maar
afdoend systeem, Dixi. Zoodra 'n raadslid
of zelfs 'n wethouder, onverstandig of
vweerspannig blijkt, wordt hij gewoonweg
aan den dijk gezet en verbannen naar Mars.
Elke maand heeft er 'n hersenschudding
plaats, en wie daar niet tegen bestand is,
moet er overbiddelijk u.it Zijn ze eenmaal
op Mars, dan gaan ze daar oorlogje spelen,
tot ze elkaar finaal hebben doodgeslagen.
Als je dit zuiverings-proces daar beneden
tbij jullie op Soest in werking stelt, zul je
binnenkort van 'n hoop dwaasheid en onzin
verlost zijn en zal je ergernis als sneeuw
voor de zon wegsmelten.
DIXI.
KOLONISATIE IN NIEUW-GUINEA.
Met belangstelling en tevens met ver
wondering heb ik kennis genomen van het
mgezonden stukje „Kolonisatie Nieuw-
Guinea" in de Soester No. 73. De inzen
der was namelijk bij mij naar aanleiding
van mijne waarschuwing tegen emigratie
naar Nederlandsch-Irdië.
Ik moet al dadelijk beginnen met te
zeggen, dat het schrijven van dr. Kamer
ling geen argumenten bevat, die mijne
waarschuwing kunnen weerleggen. Blijk
baar heeft dr. Kamerling mijn artikel zeer
oppervlakkig gelezen en praat er maar
wat omheen, ten einde zijn figuur te red
den.
Dr. Kamerling vergist zich in dit ge
val met te zeggen, dat men ,op geologische
exploratietochten alleen maar naar mine
ralen zoekt en de voor landbouw geschikte
terreinen voorbijgaat.
Onze taak was volgens opdracht ook
ons oog te vestigen op eventueel voor
landbouw geschikte terreinen, die helaas
niet werden aangetroffen behalve dan de
reeds door mij genoemde Sentani-vlakte
en de hoogvlakte van het Anggi-merenge-
bied.
Verder had ik het in mijn afkeurend
artikel wel degelijk over „kleine land
bouw' en niet over groote terreinen voor
cultuur-ondernemingen. Dr. Kamerling wil
toch zeker niet beweren dat de geologen
minder verstand van landbouwgronden
hebben dan een zendeling. De bewering
van dr. Kamerling, dat alleen op Nieuw-
Guinea de gelegenheid bestaat, om met 'n
minimum van kosten en een minimum van
tijdsverlies de beschikking van kleinere
perceelen woeste grond te krijgen is, is
te absurd, om er verder op ,in te gaan.
Er is in die twaalf jaren niets verbe
terd en heeft men het land ,ook geen
haar beter leeren kennen. Door wie? Het
laatste groote onderzoek, van regeerings-
wege ingesteld, had plaats in de jaren
1917 tot 1922. De oud-zendeling van
Hasselt, die volgens dr. Kamerling ze
ker beter dan iemand anders tot oordeelen
bevoegd is, kent het binnenland niet, en
over de kuststreken heb ik reeds meer
dan voldoende gezegd.
Overigens laat de heer van Hasselt zich
zeer voorzichtig en weifelend uit door te
zeggen „dat hij kolonisatie voor Europe
anen op Nieuw-Guinea niet onmogelijk
acht, al ontveinst hij zich de moeilijkhe
den niet."
Ik begrijp zeer goed dat de heer van
Hasselt uit te groote bescheidenheid de
consequentie's van een positief oordeel
nig uitnoodigend uit! Ik heb vroeger
gezegd, dat, als het mijn eigendom
was geweest, ik het dan zeker met den
grond zou hebben laten gelijk maken
en de boomen zou ik hebben laten kap
pen.
Verder spraken de heeren over de
jacht en nog juist bijtijds waren ze
thuis voor de thee, die lady Elinor
schonk in den grooten salon.
Zij nfaakten hun opwachting aan
miss Fairlie, terwijl Mary Fenwick ge-
leelten van een nieuwe operette speel
de. Het gezelschap ging uiteen, toen
Colin en Rokeby binnentraden, maar
Je gunst bij de gastvrouw. Mary
Wenyss stond niet zoo bijzonder in
Fenwick begroette hem ook zeer koel,
tot verbazing van haar echtgenoot, die
er haar later, toeni ze zich aan het klee-
den waren, naar ondervroeg.
Hoe kwam je zoo op een afstand
tegen Wenyss. Mfiry? Je kenlt hem
toch niet?
Ik heb hem in Londen wel eens
ontmoet op een bal. Hij maakte veel
werk van Monica Fitzegerald.
Zoo waren er meer.
En hij gaf haar maar niet op. Ik zat
eens naast haar, toen zij hem een dans
weigerde, maar toen had je die oogen
eens moeten zien'! Ik zei tegen haar:
Wat een' ongunstig uiterlijk heeft die
man! en zij meende dan ook, dat hij
tot alles in staat kon zijn. Je weet, hij
is de neef van Dorothy Wenyss. Ik
heb mij naderhand dikwijls afge
vraagd, wat Monica eigenlijk bedoeld
niet wenscht te aanvaarden, want hij
mocht later als de schuldige worden aan
gezien.
Heeft dr. Kamerling wel geluisterd naar
de radio-rede van den heer van Lonk-
huijzen, Voorz. der Federatie van Werk
nemers in Nederlandsch-Indië?
De heer van Lonkhuijzen zeide met
recht: „Kolonisatie is voor Europeanen
degeneratie" en waarschuwde tegen de op
touw gezette emigratie_aciie. Nederlandsch
Indië is voor Nederlanders geen land om
eigenhandig land. en tuinbouw te bedrij
ven, ten einde in eigen behoefte té voor
zien. Ik veronderstel, dat de heer van
Lonkhuijzen meer afweet van de toestan
den in Nederlandsch Indië dan het ge-
heele bestuur der Nederl. Emigratiever-
eeniging Nieuw-Guinea.
Heeft de heer Kamerling verder gele
zen. dat door de commissie, die voor he'.
Indisch Comité voor Wetenschappelijke
Onderzoekingen honderden grondmonsters
van de gronden uit de omgeving van he
Sentani-meer verzameld heeft, en dat
deze grondmonsters door het laboratorium
van bodemonderzoek te Buitenzorg alles
behalve schitterend bevonden werden? De
meeste waren, kortweg gezegd. Uecht.
Zeker weet dr. Kamerling dit allemaal,
maar toch willen blijven doorrijden op zijn
stokpaardje. Wanneer dr. Kamerling zoo
veel voor Nieuw-Guinea voelt, waarom
gaat hij dan niet alleen Hij kon dan met
een zelf uitzoeken, of de moeilijkheden
veel meer van psychologischen dan van
agrononischen of geneeskundigen aard zijn.
Omdat dr. Kamerling alles van hooren-
zeggen heeft, kan hij van zijn kant niet
over deze zaak objectief oordeelen. Met
het bouwen van luchtkasteelen en fata
morgana's zien, bereikt men niets.
Dr. Kamerling zegt (na de audiëntie bij
den Minister van Koloniën) „dat heel
Nieuw-Guinea ter beschikking staat, van
af de kust tot aan het Sneeuwgebergte".
Weet dr. Kamerling wel, hoelang de
laatste, van regeeringswege ingesteld^,
expeditie naar het Sneeuwgebergte heeft
geduurd en hoe lang men er over gedian
heeft, om tot de Swart-vallei i|e komen?
Ik raad dr. Kamerling aan, om dit eens
na te lezen. Of denkt dr. Kamerling soms
dat de Indische Regeering voor hem en
een paar door hem overgehaalde slachtof
fers een expeditie zal gaan uitrusten met
de noodige militaire dekking, ten einde
hem in de gelegenheid te stellen, een
paar vierkante meters grond te bemach
tigen in de binnenlanden van Nieuw-Gui
nea?
Daargelaten het feit, dat er in Neder
landsch Nieuw-Guinea werkelijk een paar
lapjes grond bemachtigd kunnen worden,
ten einde door een schamel en pover
bestaan in eigen behoefte te kunnen voor
zien, zoo blijft er in de tropen altijd nog
de klimatorische factor, die emigratie
voor kleinboeren illusorisch maakt.
Nederlanders! Ik waarschuw U allen
nog eens!
A. F. W. Wunsch.
M. de Hoofdredacteur,
Onderstaand stukje zag ik gaarne ge
plaatst, waarvoor mijn beleefden dank.
Zaterdags is het op den Rijksstraatweg
altijd druk tijdens de colportage van blaad
jes, door de Fascisten. Waarom zijn toch
nog altijd zoovelen daar bijeen, om derge
lijke onbelangrijke dingen, als colpoftage
te kunnen gadeslaan? Of is men soms op
relletjes belust, om dan de politie te kun
nen tegenwerken, zooals in andere plaatsen?
Van dergelijke kinderachtige en flauwe
itooneeltjes is de politie wel op de hoogte,
en met het „publiek" zal zeker geen par
don worden gebruikt. De autoriteiten moes
ten van het recht van verbod van samen
scholing gebruik maken, uit overweging
van gevaar voor ordeverstoring. Het be
treffende wetsartikel is zoo ruim, dat hier
mede veel zal kunnen worden bereikt. Het
Verkeer en de politie zijn er mede gebaat.
Jin de Rijksweg blijft dan schoon van
nieuwsgierigen. Zooals het Zaterdag 9 Sep
tember was, geleek het een bespottelijke
jvertooning, die niet voor het eergevoel der
betrokken vereeniging pleit. Ik had ze nog
voor een weinig verstandiger aangezien.
Uw lezer B.
kan hebben.
Pff, k-ind! Monica is een Iersche,
dus is ze bijgeloovig. Maar steek je
hand niet in een wespennest.
Tom!
Ja, bedenk, dat je beleefd moet
zijn tegen hem in het huis van Colin.
't Schijnt, dat ik nog goede ma
nieren moet leeren, mr. Fenwick!
En Mary deed dan ook haar best,
om strikt beleefd te zijn tegen We
nyss, ofschoon ze steeds op een af
stand bleef. Toen zij dan ook op den
Zaterdag na zijn komst aankondigde,
dat zij van plan was, een tochtje te
organiseereit, deed Rokeby in 't minst
geen moeite, om mee uitgenoodigd te
wordeni
Alleen zij, die werkelijk graag
gaan, moeten zich bij ons aansluiten,
zei Mary. Het is een heele klimpartij,
naar ik hoor, en in den winter heb je
er stevige schoenen voor noodig en
ook een stok.
En wat is de belooning om zulk
een geweldige klimpartij? vroeg Lucy
Fairlie.
Dat je een kasteel te zien; krijgt,
een kasteel met den roinantischen
naam van „Schaduw" en waaraan een
legende verbonden is en vanwaar je
van een prachtig uitzicht kunt genie
ten op het platte dak. Wij zullen daar
lan ook gaan theedrinken.
En zijn er cavaliers, die ons hel
pen bij die klimpartij?
Er volgde onmiddellijk een bevesti
gend antwoord van drie van de heeren
Geachte Heer Hoofdredacteur,
Gaarne zag ik het onderstaande stukje in
l w veelgelezen blad opgenomen, waarvoor
hartelijk dank.
Waanneer men zoo hier en daar Soestdijk
eens doorkruist, dan ontwaart een scherp
opmerker onmiddellijk, dat de trottoirs niet
overal even keurig zijn afgewerkt; tot de
straten, waar zulks het geval is, beliooren
in meerdere of mindere mate de Lange en
Korte Bergstraat, de Wilhelminalaan, de
Julianastraat, de Spoorstraat, en veel meer
in deze omgeving. En dan springt in 't
oog, dat, op den Eng b.v., de daar reeds
aangelegde en geprojecteerde straten reeds
van een keurigen beton trottoirband zijn
voorzien, die het stukrijden van de randen
voorkomt, terwijl bovenvermelde wegen
maar immer nog blootstaan aan het stuk
rijden van de kanten der straat! Mij dunkt,
dat de bewoners wel voldoende straatbe
lasting betalen, om recht te hebben op net
te straten voor hunne huizen. Allerlei ve
hikels rijden de boel stuk en doorploegen
het met diepe voren» Op een vroegen mor
gen zag ik toch een met twee paarden be
spannen wagen met mest, die terzijde van
de Lange Bergstraat reed, zoodat de gras
rand nog juist werd platgereden. Dat is af
breken, wat de Gemeente met zorg heeft in
orde gemaakt, hoewel 't nog beter en hech
ter moest zijn! En waarom maakt men we
gen op den Eng nu al in zoodanig netten
staat, als er toch nog haast geen mensch
woont.-' Daar zijn de bewoners niet op zul
ke hooge lasten. Dan geloof ik ten slotte
wel te kunnen begrijpen, hoe de gemeente
Soest nog wel goed kan rondkomen). B. en
\V. zijn volgens art. 179 der Gemeentewet
echter verplicht tot onderhoud van de open
bare, aan de Gemeente toebeihoorende, we
gen. plaatsen, pleinen, enz., en dus ook van
de bovenomschreven straten. Vooral de
Lange Bergstraat, rijdende van boven naar
de Kondnginnelaan, is nu niet bepaald aan
genaam te berijden. Een kleine hoop blijft
me over, dat, nu de Rijksweg bestraat
schijnt te worden, ook der autoriteiten aan
dacht wel op de door mij bedoelde wegen
zal vallen, temeer waar ook bij de Becke
ringstraat druk wordt gewerkt. De Rijks
weg laat echter lang op zich wachten; als
de „steenengeruchten" maar geen waarheid
bevatten?!
Ik hoop echter bescheiden lijk de aandacht
er op te hebben gevestigd, dat zorg voor
verbetering van de met name genoemde (en
nog andere) wegen noodzakelijk is, en,
voorhands nog, blijft.
De bewoners van de Lange Bergstraat
zullen het hiermede wel eens zijn; men zen-
de mij een bewijs van sympathie en we zul
len verdere stappen ondernemen!
Hoogachtend,
Uw getrouwe lezer,
W. Boekhoudt.
Lange Bergstraat 25.
N V. 1ste SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ
Van Weedestraat 7 Telefoon 962
er* -Colin keek op van zijn koffie met
de \vaarscliuwing
Ik kan mij pas later bij je voegen,
Mary. Ik moet een vergadering bij
wonen over dien nieuw aan te leggen
weg in het dorp, maar ik zal jullie la
ter toch komen» halen.
Mooi zoo! En u, lady Elinor? U
gaat toch ook mee?
Ja, ik zal ook van de partij zijn.
Heb je al met mrs. Martin over het
thee-drinken gesproken?
O, neen, ik heb Colin geraad
pleegd en toen heb ik mrs. McDougall
geschreven, de vrouw van den huisbe
waarder op het kasteel. Ik heb haar
gevraagd, of ze Schotsche wafels voor
ons bakken wilde en zorgen voor cake
er* frambozenjam en thee mét room,
ze houden daar ook een koe, en
lat heeft zij beloofd.
Nu, dat klinkt allemaal zóó uit
lokkend, dat ik de verzoeking niet kan
weerstaan.
Dat is nog eens aardig van u!
Wij gaan dadelijk na den lunch; u, Lu
cy en ik, Tom, mr. Campbell, mr.
Courtenay en mr. Mclvor. En u, mr.
Wenyss?
Op mij moet u liever niet reke
nen; ik houd niet van kasteelen en
ruïnes.
U gaat natuurlijk weer liever op
de jacht! Mhar als het kasteel waar
lijk de moeite waard is, dan moet u er
mij toch nog eens een anderen dag
heen geleiden.
Wordt vervolgd.