R U K W E R K Het rotspad. p Ingezonden Q Goed, Billijk, Vlug Vraagt prijs Buiten verantwoordelijkheid der Redactie TRIBUNE-WAARNEMING. Mijnheer de Voorzitter, ik wil gaarne naar voren* brengen... Raadselachtige raadziaalstemming. Eei zonnestraal speelt door de reten van den luchtkoker op het eerbied(?)waardige hoofd van den nestor Peter, die raadslid is. Raadslid. Waarom? De Soesterbergsche ibult welke hem een dreigende grafheuvel werd. De heer Nooder bracht naar voren En verder brachten alle raadsleden, uit gezonderd de stommen, iets naar voren. Onwillekeurig kregen we medelijden met den Burgemeester, die ongetwijfeld in ge dachten vrijwel den geheelen raad naar achteren bracht. Er werd weinig gezond verstand naar voren gebracht. Hoewel het door den heer Nooder, als aanwezig, ontdekt werd. Het .aanwezige gezonde verstand had zich teruggetrokken. Beusel, beroerd van alle beuselarij werd er confuus van. De stemmingen herhaalden zich tot in den treure. Stemming over commissieleden. Grondbedrijf, uitbreidingsplan enz. De an dere sphin.x van Klooster colporteerde met zijn stembriefjes. Het dure steenembeeld naast de Duren wethouder grijnsde af en toe éi raison v.an f 1500.'s jaars. Af en toe was er electriciteit. „U liegt, het liegt, het is gelogen." Gaat Busch bouwen? Zon derlinge .advocaatachtige allures waren merkbaar ten opzichte van den spinx. De schoonmaakster stommelt op het trap penhuis. Vergat de raadszaal op te ruimen. Daar was veel te reinigen. Beusel deelde lichtelijk verdwaasd alsmaar stembriefjes uit. Bij de opgediende thee. E enige raads leden brachten voor de variatie iets naar achteren. De telefoon belde voor den der den wethouder. Nooder snurkte zacht. De burgemeester verborg zijn aanschijn. Op de publieke tribune werd gewerkt met dub bele breuken. De wegens te korte vingers afgekeurde derde wethouder droomde hardop: Mijnheer de Voorzitter, ik breng naar voren, dat hij toch lekker in de commissie zit voor het grondbedrijf: ik breng naar voren dat de streep van de rechte lijn van het uitbrei dingsplan loopt door de kromme hersenp van meer dan één lid van uw raad, en het niet aangaat kromme sprongen te maken. Ik breng naar voren, gepijnigde voorzitter, dat de gedachtendezer Rubini in de eerst volgende zitting het doopcel zal lichten van uw raadslieden. Mijnheer de voorzitter, het is niet geoorloofd dat een raadslid zijn eigen belangen behartigt. Als het belang der gemeenschap zijn eigen belang is, is daartegen geen. bezwaar(?). Waar blijft die bouwvergunning? Mijnheer de Voorzitter, ik wensch U ge- Juk met Uw nieuwen Raad, (zes commissie leden met B. en W'.). De heer Gasille brengt naar voren, dat hij deze nieuwe vin ding naar achteren wensch te brengen, met medewerking van gedeputeerden. En de slang heeft in het paradijs gespro ken. Amen. Rosalia Closet. (Nieuwe stijlzetting is van den Raad). R.C. DE KLARE WAARHEID IN VOL SLAGEN DUISTERNIS. Jos Mineur is geroyeerd als Lid van de ze organisatie. De Soester Bode kreeg daarover een communiqué toegezonden(?). Het Gilde de Klare Waarheid is Room- scher dan de Paus: neen, erger, het insi nueert dat de katholieke kerk de politieke richting harer leden decreteert. En degra deert het kerkelijk gezag. Wat is waar? Iedere katholiek weet, dat hij zich niet so cialistisch of communistisch mag organi- seeren. Deze zijn, veroordeeld. Vak- en standsorganisaties enz. hebben hun leden te royeeren die zich daarbij aansloten. Maar nu beleven we de vertooning dat de leiders reeds vooruithollen op een ver oordeeling van het fascisme. Deze zielige tobbers willen nu de kerkelijke overheid een lesje geven en voorschrijven wat zij heeft te verbieden. Het Gilde de K|lare Waarheid is verdwaasd genoeg zelf te gelooven dat de hartewensch van de voor hun, baantjes vechtende leiders vervuld zal worden. Zie lig. En de Bode jankt mede in het koor. Weet de Redactie wie is dat toch? wat dit alles beteekent? De Klare Waar- N.aar het Engelscb. 'Nadruk verboden. 18) De nieuw-aangekomene viel zeer in (Jen smaak van lady Elinor: zij bad vier „seasons" meegemaakt, kende iedereen en wist van allerlei be vertel len, zoodat haar ladyschap best buiten het gezelschap van Mary Fenwick kon, die dan ook excursies maakte van mijlen ver. En ze kon heel gevoelig zijn ook; dit ondervond Colin toen zij op een avond in den kleinen salon wat voor hem gezongen) had en hij aan het venster getreden was en daar had staan uitkijken naar de sterren, toen hij ineens Mary's hand door zijn arm gestokeni voelde en zij vol sympathie had gevraagd: Wat scheelt er aan, Colin? Hou je niet van Schumann? Ik heb altijd veel van muziek ge houden. Maar nu wekt dat zingen pijn lijke herinneringen in mij. Het doet mij denken aan haar, aan Dorothy. Je zult haar vinden], Colin, daar ben ik zeker van. Ik heb nooit zoo iets geheimzinnigs gehoord, maar ik ben overtuigd, dat je haar ontdekken zult. 't Heeft er anders nog niet veel van, Mary! Haar neef, Rokeby We- nyss, komt hier morgen. Je kent hem niet, hè? heid, een verdienstelijk organisme, verloo chent niet alleen haar stichter (J. M.) maar ook het kerkelijk gezag. Dat de kerkelijke overheid de eenheid wenscht te bewaren, is logisch. Maar het begeerde verbod van aansluiting bij fascistische organisaties is er nog niet. En zoo het ooit komt zal het zijn tot schade van de maatschappij, die thans een vijandschappij is. En wellicht tot schade van de Kerk. De leiders der staatspartij hebben in de laatste jaren de dwanggedachte bevorderd, dat een katholiek ophoudt katholiek te zijn, wanneer hij niet naar de pijpen dansen wil van de staatspartij. Zoo is echter de zaak niet, mijne heeren. Wij zijn vrij. De staats partij ziet met angst een toenemend gezond verstand verschijnen in de hersens van het voormalige stemvee. Wij zijn vrij. En wij zullen de moderne moddercultuur opgefokt door het huidige verwaterde systeem be strijden tot heil van gemeenschap en kerk. Wij zullen het christendom beschermen evengoed als het Jodendom. Wij willen de vrijheid, NIET de bandeloosheid voor het Nederlandsche Volk. FLAGELLAS. Mijnheer de Redacteur, Verzoeke beleefd onderstaande letteren in Uw veel gelezen! blad te willen plaatsen. Bij voorbaat mijn dank. Met zeer veel belangstelling heb ik in Uw blad van Woensdag j.1. het verslag gelezen van onzen Gemeenteraad. Met veel belang stelling, maar met nog veel meer bewonde ring, feitelijk vond ik het treurig dat U zoo'n verslag doet plaatsen. Ik heb wel eens een spreekwoord gehoord: „houdt de vuile wasch in Uw huis". Werkelijk, dit is in dit geval wel van toepassing, want wat moet men in de naburige gemeenten wel zeggen van zoo'n gemeenteraadsvergadering, en dan wel voor een plaats als Soest. Leest men het verslag goed, krijgt men onwille keurig de beeltenis voor je van het huis houden van „Jan Steen". Men vergadert van 2 tot 7.30 uur, en de uitkomst is een voudig nihil. Het is niet anders dan een vertooning van een stuurloos samenzijn. Was het niet treurig zou men er moeten lachen, maar volgens mij is het intreurig. Van alle zijden wordt aangemaand tot één- parigheid, vooral in deze dagen van ern- stigen crisis. Denkt hierbij aan het zeer waardeerende woord van onze geëerbiedig de Koningin in de Troonrede. Ik twijfel geen oogenblik of onze vroede Vaderen hebben dit woord toegejuicht, maar nu vraag ik U wat vertoont onze Gemeente raad? Juist het tegenovergestelde, en hoe kan onder deze wijze van regeeren ooit een gemeente bloeien? De mensch, levende in dezen zeer onrustigen tijd met al zijn moei lijkheden, vraagt naar een welbewust en zakelijk bestuur; men vraagt naar mannen die met vaste hand het stuurrad omklem men, die willen wat Ze weten, en weten wat Ze willen, en nu vraag ik U M. de R., in gemoede, als men dit verslag gelezen heeft, wie zal dat durven beweren dat Soest in het gelukkig bezit is van zulke regeerders. De Gemeenteraad van Soest vertoont het zuivere beeld van een leger, dat tegen zich zelf verdeeld is en dat moet noodwendig ten ondergaan. Miet een der vroede vaderen ben ik het hartelijk eens als hij zijn ambtgenoten toe roept: „Wel te rusten". Mij dunkt, dit is «het allerwijste woord wat op de gemeente- /raadsverg. gesproken is, en voegden wensch daarbij dat de rust moge strekken tot verheldering der gedachte, en men zich tijdig bedenke, dat door al dat gekef en ge twist, de belangen der gemeente ondermijnd worden, de gemeentenaren te leur gesteld, en de goede zaak ernstig schade lijdt. OPMERKER. HORS D'OEUVRE. Gut, Dixi, wat zie je d'r uit! En wat ben je opgewondert! Ongenoegen gehad met je schoonmoeder? Of misschien salaris-ver- hooging in zicht? Of heeft heer Ooievaar je verrast met 'n drieling? Ga nou even zit ten, steek 'n Karei I op en vertel. Ziezoo, steek nou maar van wal. Wel Manus, ik heb me geëergerd, ver schrikkelijk geërgerd bij de laatste Raads zitting. En ik stond in m'n ergernis niet alleen. Ik zat tusschen twee voorname en zeer ontwikkelde Soester ingezetenen, die zich beiden hebben dood-geëergerd en zich thans nog in hun graven1 van ergernis om wentelen. Zelfs de Voorzitter zat zich te verbijten en deed niets dan wrijven, wrijven, wrijven! En waarvoor dat? Om die Maar den; volgenden dag werd Mary Fenwick aan Wenyss voorgesteld. Hij zag er jaren ouder uit, of hij van 't le ven! t»e zeer genoten had. Colin was hem van het station gaan halen en on middellijk roerde Rokeby het onder werp aan, waarvan zijn gastheer al tijd was vervuld, met de belangstel lende vraag: Zeker geen nieuws, hè? Neen], ik dacht, dat jij misschien iets gehoord kon hebben. Ik ben eerst in Londen overal rond gegaan; toen heb ik een uitnoodi- ging naar Ierland gehad en ik was lwaas genoeg, er aan gevolg te ge vent. Bij Fitz Millroy, den neef van la dy Monica, weet j<e. Ik had nog zoo'n idee, dat zij daar misschien kon zijn, maar dat was toch ook niet zoo. Colin keek vol sympathie den ander aan. j Heb je haar nog niet vergetenj? Neen, en dat zal ik ook niet licht, 't Is geen vrouw, om te vergeten! Néén, ik heb niets meer gehoord van Dorothy, ofschoon jk nog steeds ben blijven correspondeeren met dien de tective: hij zegt, dat zij moet ont vlucht zijn in jongenskleeren. Een man en eeri| blonde jongen stapten op den, trein in Marton, drie mijlen van We nyss. Daar is hij achter gekomen, maar wé) wat te laat. En staat het goed Wenyss nu verlaten!? Ja. Het was altijd een sombere plaats, maar nu ziet het er al heel wei troep onnoozele kinderen aan de groene tafel. Ruim 3 uren hebben ze zoek gebracht met stemmen, herstemmen, én begon het spelletje weer van vo ren aan. Voor afwisseling probeerde een of ander lid tusschen de bedrijven door 'n grap te debiteeren, waarover hij zelf dan be gon te lachen en z'n buurman uit wellevend heid zuur-zoet meelachte. 't Was beslist 'n zielige vertooning. \\7at moet zoo'n mej. Funke medelijdend hebben neergezien op die heeren der schepping, die zich steeds van 'n hoogere orde wanen, dan hun zwak kere zusters. Begrijp jij nu, Manus,zeg, geef me even 'n vlammetje; m'n sigaar is uit gegaan tusschen haakjes; ik wist niet, dat jullie hier ook Karei I rookte. Zeker tegen1 den tijd, dat wethouder Karei naar de Maan verhuist. Dat kan anders nog 'n tijd je aanloopen, want hij heeft alle eigenschap pen van 'n blijvertje. Maar, k propos, .Manus, wat voer jullie hier uit met on noozele of weerbarstige raadsleden? Wij volgen hier 'n zeer eenvoudig, maar afdoend systeem, Dixi. Zoodra 'n raadslid of zelfs 'n wethouder, onverstandig of vweerspannig blijkt, wordt hij gewoonweg aan den dijk gezet en verbannen naar Mars. Elke maand heeft er 'n hersenschudding plaats, en wie daar niet tegen bestand is, moet er overbiddelijk u.it Zijn ze eenmaal op Mars, dan gaan ze daar oorlogje spelen, tot ze elkaar finaal hebben doodgeslagen. Als je dit zuiverings-proces daar beneden tbij jullie op Soest in werking stelt, zul je binnenkort van 'n hoop dwaasheid en onzin verlost zijn en zal je ergernis als sneeuw voor de zon wegsmelten. DIXI. KOLONISATIE IN NIEUW-GUINEA. Met belangstelling en tevens met ver wondering heb ik kennis genomen van het mgezonden stukje „Kolonisatie Nieuw- Guinea" in de Soester No. 73. De inzen der was namelijk bij mij naar aanleiding van mijne waarschuwing tegen emigratie naar Nederlandsch-Irdië. Ik moet al dadelijk beginnen met te zeggen, dat het schrijven van dr. Kamer ling geen argumenten bevat, die mijne waarschuwing kunnen weerleggen. Blijk baar heeft dr. Kamerling mijn artikel zeer oppervlakkig gelezen en praat er maar wat omheen, ten einde zijn figuur te red den. Dr. Kamerling vergist zich in dit ge val met te zeggen, dat men ,op geologische exploratietochten alleen maar naar mine ralen zoekt en de voor landbouw geschikte terreinen voorbijgaat. Onze taak was volgens opdracht ook ons oog te vestigen op eventueel voor landbouw geschikte terreinen, die helaas niet werden aangetroffen behalve dan de reeds door mij genoemde Sentani-vlakte en de hoogvlakte van het Anggi-merenge- bied. Verder had ik het in mijn afkeurend artikel wel degelijk over „kleine land bouw' en niet over groote terreinen voor cultuur-ondernemingen. Dr. Kamerling wil toch zeker niet beweren dat de geologen minder verstand van landbouwgronden hebben dan een zendeling. De bewering van dr. Kamerling, dat alleen op Nieuw- Guinea de gelegenheid bestaat, om met 'n minimum van kosten en een minimum van tijdsverlies de beschikking van kleinere perceelen woeste grond te krijgen is, is te absurd, om er verder op ,in te gaan. Er is in die twaalf jaren niets verbe terd en heeft men het land ,ook geen haar beter leeren kennen. Door wie? Het laatste groote onderzoek, van regeerings- wege ingesteld, had plaats in de jaren 1917 tot 1922. De oud-zendeling van Hasselt, die volgens dr. Kamerling ze ker beter dan iemand anders tot oordeelen bevoegd is, kent het binnenland niet, en over de kuststreken heb ik reeds meer dan voldoende gezegd. Overigens laat de heer van Hasselt zich zeer voorzichtig en weifelend uit door te zeggen „dat hij kolonisatie voor Europe anen op Nieuw-Guinea niet onmogelijk acht, al ontveinst hij zich de moeilijkhe den niet." Ik begrijp zeer goed dat de heer van Hasselt uit te groote bescheidenheid de consequentie's van een positief oordeel nig uitnoodigend uit! Ik heb vroeger gezegd, dat, als het mijn eigendom was geweest, ik het dan zeker met den grond zou hebben laten gelijk maken en de boomen zou ik hebben laten kap pen. Verder spraken de heeren over de jacht en nog juist bijtijds waren ze thuis voor de thee, die lady Elinor schonk in den grooten salon. Zij nfaakten hun opwachting aan miss Fairlie, terwijl Mary Fenwick ge- leelten van een nieuwe operette speel de. Het gezelschap ging uiteen, toen Colin en Rokeby binnentraden, maar Je gunst bij de gastvrouw. Mary Wenyss stond niet zoo bijzonder in Fenwick begroette hem ook zeer koel, tot verbazing van haar echtgenoot, die er haar later, toeni ze zich aan het klee- den waren, naar ondervroeg. Hoe kwam je zoo op een afstand tegen Wenyss. Mfiry? Je kenlt hem toch niet? Ik heb hem in Londen wel eens ontmoet op een bal. Hij maakte veel werk van Monica Fitzegerald. Zoo waren er meer. En hij gaf haar maar niet op. Ik zat eens naast haar, toen zij hem een dans weigerde, maar toen had je die oogen eens moeten zien'! Ik zei tegen haar: Wat een' ongunstig uiterlijk heeft die man! en zij meende dan ook, dat hij tot alles in staat kon zijn. Je weet, hij is de neef van Dorothy Wenyss. Ik heb mij naderhand dikwijls afge vraagd, wat Monica eigenlijk bedoeld niet wenscht te aanvaarden, want hij mocht later als de schuldige worden aan gezien. Heeft dr. Kamerling wel geluisterd naar de radio-rede van den heer van Lonk- huijzen, Voorz. der Federatie van Werk nemers in Nederlandsch-Indië? De heer van Lonkhuijzen zeide met recht: „Kolonisatie is voor Europeanen degeneratie" en waarschuwde tegen de op touw gezette emigratie_aciie. Nederlandsch Indië is voor Nederlanders geen land om eigenhandig land. en tuinbouw te bedrij ven, ten einde in eigen behoefte té voor zien. Ik veronderstel, dat de heer van Lonkhuijzen meer afweet van de toestan den in Nederlandsch Indië dan het ge- heele bestuur der Nederl. Emigratiever- eeniging Nieuw-Guinea. Heeft de heer Kamerling verder gele zen. dat door de commissie, die voor he'. Indisch Comité voor Wetenschappelijke Onderzoekingen honderden grondmonsters van de gronden uit de omgeving van he Sentani-meer verzameld heeft, en dat deze grondmonsters door het laboratorium van bodemonderzoek te Buitenzorg alles behalve schitterend bevonden werden? De meeste waren, kortweg gezegd. Uecht. Zeker weet dr. Kamerling dit allemaal, maar toch willen blijven doorrijden op zijn stokpaardje. Wanneer dr. Kamerling zoo veel voor Nieuw-Guinea voelt, waarom gaat hij dan niet alleen Hij kon dan met een zelf uitzoeken, of de moeilijkheden veel meer van psychologischen dan van agrononischen of geneeskundigen aard zijn. Omdat dr. Kamerling alles van hooren- zeggen heeft, kan hij van zijn kant niet over deze zaak objectief oordeelen. Met het bouwen van luchtkasteelen en fata morgana's zien, bereikt men niets. Dr. Kamerling zegt (na de audiëntie bij den Minister van Koloniën) „dat heel Nieuw-Guinea ter beschikking staat, van af de kust tot aan het Sneeuwgebergte". Weet dr. Kamerling wel, hoelang de laatste, van regeeringswege ingesteld^, expeditie naar het Sneeuwgebergte heeft geduurd en hoe lang men er over gedian heeft, om tot de Swart-vallei i|e komen? Ik raad dr. Kamerling aan, om dit eens na te lezen. Of denkt dr. Kamerling soms dat de Indische Regeering voor hem en een paar door hem overgehaalde slachtof fers een expeditie zal gaan uitrusten met de noodige militaire dekking, ten einde hem in de gelegenheid te stellen, een paar vierkante meters grond te bemach tigen in de binnenlanden van Nieuw-Gui nea? Daargelaten het feit, dat er in Neder landsch Nieuw-Guinea werkelijk een paar lapjes grond bemachtigd kunnen worden, ten einde door een schamel en pover bestaan in eigen behoefte te kunnen voor zien, zoo blijft er in de tropen altijd nog de klimatorische factor, die emigratie voor kleinboeren illusorisch maakt. Nederlanders! Ik waarschuw U allen nog eens! A. F. W. Wunsch. M. de Hoofdredacteur, Onderstaand stukje zag ik gaarne ge plaatst, waarvoor mijn beleefden dank. Zaterdags is het op den Rijksstraatweg altijd druk tijdens de colportage van blaad jes, door de Fascisten. Waarom zijn toch nog altijd zoovelen daar bijeen, om derge lijke onbelangrijke dingen, als colpoftage te kunnen gadeslaan? Of is men soms op relletjes belust, om dan de politie te kun nen tegenwerken, zooals in andere plaatsen? Van dergelijke kinderachtige en flauwe itooneeltjes is de politie wel op de hoogte, en met het „publiek" zal zeker geen par don worden gebruikt. De autoriteiten moes ten van het recht van verbod van samen scholing gebruik maken, uit overweging van gevaar voor ordeverstoring. Het be treffende wetsartikel is zoo ruim, dat hier mede veel zal kunnen worden bereikt. Het Verkeer en de politie zijn er mede gebaat. Jin de Rijksweg blijft dan schoon van nieuwsgierigen. Zooals het Zaterdag 9 Sep tember was, geleek het een bespottelijke jvertooning, die niet voor het eergevoel der betrokken vereeniging pleit. Ik had ze nog voor een weinig verstandiger aangezien. Uw lezer B. kan hebben. Pff, k-ind! Monica is een Iersche, dus is ze bijgeloovig. Maar steek je hand niet in een wespennest. Tom! Ja, bedenk, dat je beleefd moet zijn tegen hem in het huis van Colin. 't Schijnt, dat ik nog goede ma nieren moet leeren, mr. Fenwick! En Mary deed dan ook haar best, om strikt beleefd te zijn tegen We nyss, ofschoon ze steeds op een af stand bleef. Toen zij dan ook op den Zaterdag na zijn komst aankondigde, dat zij van plan was, een tochtje te organiseereit, deed Rokeby in 't minst geen moeite, om mee uitgenoodigd te wordeni Alleen zij, die werkelijk graag gaan, moeten zich bij ons aansluiten, zei Mary. Het is een heele klimpartij, naar ik hoor, en in den winter heb je er stevige schoenen voor noodig en ook een stok. En wat is de belooning om zulk een geweldige klimpartij? vroeg Lucy Fairlie. Dat je een kasteel te zien; krijgt, een kasteel met den roinantischen naam van „Schaduw" en waaraan een legende verbonden is en vanwaar je van een prachtig uitzicht kunt genie ten op het platte dak. Wij zullen daar lan ook gaan theedrinken. En zijn er cavaliers, die ons hel pen bij die klimpartij? Er volgde onmiddellijk een bevesti gend antwoord van drie van de heeren Geachte Heer Hoofdredacteur, Gaarne zag ik het onderstaande stukje in l w veelgelezen blad opgenomen, waarvoor hartelijk dank. Waanneer men zoo hier en daar Soestdijk eens doorkruist, dan ontwaart een scherp opmerker onmiddellijk, dat de trottoirs niet overal even keurig zijn afgewerkt; tot de straten, waar zulks het geval is, beliooren in meerdere of mindere mate de Lange en Korte Bergstraat, de Wilhelminalaan, de Julianastraat, de Spoorstraat, en veel meer in deze omgeving. En dan springt in 't oog, dat, op den Eng b.v., de daar reeds aangelegde en geprojecteerde straten reeds van een keurigen beton trottoirband zijn voorzien, die het stukrijden van de randen voorkomt, terwijl bovenvermelde wegen maar immer nog blootstaan aan het stuk rijden van de kanten der straat! Mij dunkt, dat de bewoners wel voldoende straatbe lasting betalen, om recht te hebben op net te straten voor hunne huizen. Allerlei ve hikels rijden de boel stuk en doorploegen het met diepe voren» Op een vroegen mor gen zag ik toch een met twee paarden be spannen wagen met mest, die terzijde van de Lange Bergstraat reed, zoodat de gras rand nog juist werd platgereden. Dat is af breken, wat de Gemeente met zorg heeft in orde gemaakt, hoewel 't nog beter en hech ter moest zijn! En waarom maakt men we gen op den Eng nu al in zoodanig netten staat, als er toch nog haast geen mensch woont.-' Daar zijn de bewoners niet op zul ke hooge lasten. Dan geloof ik ten slotte wel te kunnen begrijpen, hoe de gemeente Soest nog wel goed kan rondkomen). B. en \V. zijn volgens art. 179 der Gemeentewet echter verplicht tot onderhoud van de open bare, aan de Gemeente toebeihoorende, we gen. plaatsen, pleinen, enz., en dus ook van de bovenomschreven straten. Vooral de Lange Bergstraat, rijdende van boven naar de Kondnginnelaan, is nu niet bepaald aan genaam te berijden. Een kleine hoop blijft me over, dat, nu de Rijksweg bestraat schijnt te worden, ook der autoriteiten aan dacht wel op de door mij bedoelde wegen zal vallen, temeer waar ook bij de Becke ringstraat druk wordt gewerkt. De Rijks weg laat echter lang op zich wachten; als de „steenengeruchten" maar geen waarheid bevatten?! Ik hoop echter bescheiden lijk de aandacht er op te hebben gevestigd, dat zorg voor verbetering van de met name genoemde (en nog andere) wegen noodzakelijk is, en, voorhands nog, blijft. De bewoners van de Lange Bergstraat zullen het hiermede wel eens zijn; men zen- de mij een bewijs van sympathie en we zul len verdere stappen ondernemen! Hoogachtend, Uw getrouwe lezer, W. Boekhoudt. Lange Bergstraat 25. N V. 1ste SOESTER ELECTR. DRUKKERIJ Van Weedestraat 7 Telefoon 962 er* -Colin keek op van zijn koffie met de \vaarscliuwing Ik kan mij pas later bij je voegen, Mary. Ik moet een vergadering bij wonen over dien nieuw aan te leggen weg in het dorp, maar ik zal jullie la ter toch komen» halen. Mooi zoo! En u, lady Elinor? U gaat toch ook mee? Ja, ik zal ook van de partij zijn. Heb je al met mrs. Martin over het thee-drinken gesproken? O, neen, ik heb Colin geraad pleegd en toen heb ik mrs. McDougall geschreven, de vrouw van den huisbe waarder op het kasteel. Ik heb haar gevraagd, of ze Schotsche wafels voor ons bakken wilde en zorgen voor cake er* frambozenjam en thee mét room, ze houden daar ook een koe, en lat heeft zij beloofd. Nu, dat klinkt allemaal zóó uit lokkend, dat ik de verzoeking niet kan weerstaan. Dat is nog eens aardig van u! Wij gaan dadelijk na den lunch; u, Lu cy en ik, Tom, mr. Campbell, mr. Courtenay en mr. Mclvor. En u, mr. Wenyss? Op mij moet u liever niet reke nen; ik houd niet van kasteelen en ruïnes. U gaat natuurlijk weer liever op de jacht! Mhar als het kasteel waar lijk de moeite waard is, dan moet u er mij toch nog eens een anderen dag heen geleiden. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Soester | 1933 | | pagina 4